GS Ede Verslag 06-415/MV ZHT APPEL
D.J. Bolt
19-04-14
Vrijdag 11-04-14 worden een drietal onderwerpen behandeld:
- Een oriëntatieronde over de vrouw in het ambt.
- Het werk van de deputaten Zending, Hulpverlening en Training
- Appelzaken.
Stuk voor stuk belangwekkende zaken die het waard zijn veel aandacht te krijgen.
Van appelzaken kon (uiteraard) alleen het publieke deel worden bijgewoond. Naast de algemene besluiten m.b.t. het werk van de deputaten kreeg ook een appelschrift van br. H.J. van Dijk te Steenwijk de nodig aandacht. En dat is interessant omdat het schuurt tegen de zaak van de vrouw in het ambt. Het gaat deze broeder om de rol van vrouwen in de eredienst en dan m.n. hun optreden in het zgn. kindermoment.
Hieronder worden uitgebreide verslagen geboden.
Op zaterdag 12-04-14 waren als onderwerpen geagendeerd:
- Vervolgen appelzaken in besloten zitting.
- Bijbelvertaling
- Evangelie en Moslims
M/V in de kerk
Documenten:
- 32 Beleidsrapport 2014 deputaten M/V in de kerk
- 32 Uitleg van deputaten MV bij het rapport samen verder in dienst van het evangelie
- 32 Reactie op toelichting samen verder in dienst van het evangelie
- Commissierapport MV – 11-04-14
Deze stukken zijn te vinden op de synodesite http://www.synode.gkv.nl/beleidsrapporten/. Documenten 3 en 4 zijn ook als bijlagen 1 en 2 bij dit verslag opgenomen.
Opening
De vergadering wordt op christelijke wijze geopend door afgevaardigde br. B. Zuidhof.
Preses dr. P.L. Voorberg
Ik heet deputaten M/V welkom. Als deputaten zijn aanwezig:
Br. P.G. Bakker
Prof. dr. P.H.R. van Houwelingen
Br. J. van Leeuwen
Dr. J.H.F. Schaeffer
Br. D.A.C. Slump
Zr. H.A. Vlieg-Kempe
We hebben veel waardering voor uw werk dat met veel inzet is gedaan. Maar er is ook veel kritiek op uw werk en dat is een pijnlijk gebeuren. Het maakte dat er schaduw over de buitenlandweek lag.
Er is een belangrijke niet-publieke ‘hei-sessie’ geweest over de zaak van vrouwelijke ambtsdragers. Vandaag houden we een publieke opiniërende ronde. De bespreking is voorbereid door een synodecommissie bestaande uit de brs. H.H. Bouma, Kruse, ds. L.W. de Graaff en ds. Van der Schee. [zie het voorbereidende document Bijlage 1, djb]
Er zal een nadere toelichting door deputaten worden gegeven. En vervolgens krijgt br. Slump de gelegenheid te reageren. Verder zijn er door de synodeafgevaardigden 144 vragen gesteld en voor een deel ook al beantwoord door de deputaten.
Wij wensen de deputaten veel wijsheid om in deze gevoelige materie op een zorgvuldige manier te communiceren, zie Jacobus. We hebben daarvoor ook gebeden en rekenen op verhoring.
We vragen van de pers om op een goede en opbouwende wijze deze bespreking te verslaan. Uw verantwoordelijkheid is niet gering. Het komt op fijnzinnigheid aan.
De bespreking is als volgt gestructureerd:
- Inleidend woord van deputaten MVzS [geeft aan het deputaatschap zonder br. Slump, djb]
- Inleidend woord deputaat MV br. Slump
- Vijf gespreksonderwerpen. Per onderwerp:
- Reactie deputaten MVzS
- Reactie deputaat br. Slump
- Reactie synodeafgevaardigden
- Extra plenaire bespreking
OPINIERENDE RONDE M/V IN DE KERK
Deputaten MVzS – Br. J. van Leeuwen
Dank voor uw waarderende woorden. We hebben het werk met plezier gedaan. Er is ruim twee-en-een-half jaar aan gewerkt. We hebben op een hartelijke manier kunnen samenwerken, inclusief br. Slump.
We beseffen dat het een lastig en heikel punt is. Er is gevraagd om een knoop door te hakken. Het is aan u om dat te beoordelen.
We danken de Heer en weten ons geleid door de Geest.
Er ligt hier een unieke kans om in het geheel van de kerken op een broederlijke manier met elkaar om te gaan ondanks de verschillen.
Deputaten MV – Br. D.A.C. Slump
Ik heb nooit kunnen bevroeden dat ik hier alleen zou staan in mijn verdediging.
De vraag was vrij scherp. Mij is niet overtuigend bewezen dat we mogen afwijken van het onderwijs van Paulus. Hij geeft een grondlijn, en het zou mij een lief ding waard zijn om aan die grondlijn vast te houden. Hoe bakenen we de visie af en begrenzen die? Daar moet nog verder over worden nagedacht.
1 – OPDRACHT, UITVOERING, VOORGESCHIEDENIS, SAMENHANG
Deputaten MV – Br. Van Leeuwen
Het is een lastig probleem. In de 20ste eeuw hebben we geleerd in termen van gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen te denken. Dat gaat nog steeds door in de maatschappij. Vrouwen hebben geen achtergestelde positie meer, denk aan actief stemrecht, juridische bekwaamheid. Dat proces is onomkeerbaar.
Vrouwen hebben hun plaats in raden en commissies, geven catechisaties, lezen voor in kerkdiensten. Binnen en buiten de kerk heerst onbegrip dat ze niet mogen dienen in de ambten van de kerk.
Er zijn al twee deputaatschappen hiermee bezig geweest. De vorige synode zocht naar een oplossing voor het probleem en splitste de vraag uit naar diakenen en ouderlingen/predikanten. Wij zijn daar anders mee omgegaan.
Het proces dat we doorgemaakt hebben wordt heel belangrijk gevonden. Wij zijn begonnen met iedereen zijn mening te laten verwoorden. Al discussiërend ontstond een richting waarin te gaan. Het zijn goede gesprekken geweest. Ergens in het proces koos br. Slump een andere richting. Maar we zijn wel steeds in gesprek gebleven.
De synode moet nu een beslissing nemen. Zo’n proces zou ook in de gemeenten moeten plaatsvinden.
In 2011 is begonnen volgens de lijn van Frans Wisselink. Maar dat leidde tot patstellingen. Verder hebben we ook kennisgenomen van CGK en NGK stukken.
In het stuk van de Mennenrode sessie wordt ook iets gezegd over beeldvorming. Er is een verschil tussen beeldvorming en wat werkelijk wordt gezegd. We stellen niet voor de ambten voor vrouwen open te stellen. Maar wél dat die visie mag bestaan, dat die past binnen de gereformeerde bandbreedte. Er is dan dus geen belemmering meer bij gemeentestichtingen en bij kerkelijk overleg. Maar er moet voor de praktijk nog wel verder naar gekeken worden.
Ons rapport is niet het eind van alle tegenspraak. Maar wel vinden we dat de visie erin in de kerken een legitieme plaats mag hebben. De praktische consequenties komen later.
Deputaten MV – Br. Slump
We hebben gezocht naar een eenduidig antwoord. Hamvraag is: hoe lezen we de Bijbel en vertalen die naar deze tijd. En verder hoe gaan we recht doen aan vrouwen én Paulus' grenzen. De vraag naar Schriftverstaan ligt op tafel. Daarmee ontstond wel een probleem. De brede visie slokt de nauwe visie op. Daarom overtuig je die mensen die bezwaar hebben niet. De discussie zal op dit punt beslissend zijn. Op dit punt ben ik dan ook afgehaakt, door de meerderheid van de deputaten wordt een verkeerde weg gevolgd m.i. Daarbij moeten we wel personen en zaken uit elkaar houden.
BESPREKING RONDE 1
Br. Van Leeuwen
Ik heb waardering voor het vele werk, het rapport en de uitleg en kan met de conclusie van deputaten om ruimte te scheppen voor geboden visie, instemmen. In de discussie is helder geworden dat de scheppingsorde niet voor alle tijden een belemmering mag vormen om zusters in het ambt te laten dienen. Daarvoor is dus ruimte in alle kerken. Vergelijk maar de CGK die er tegen zijn, terwijl ze de andere visie legitiem achten. In de NGK is de meerderheid er voor en zijn de ambten opgesteld. En onze deputaten DKE achten het besluit VOP niet schriftkritisch.
Het is Pinsteren geweest, volgens Joël 3 is de Geest op alle vlees, zonen en dochters uitgestort. Dochters zullen profeteren, zij het in Paulus’ dagen met gedekt hoofd.
Ds. W.L. de Graaf namens vier afgevaardigden Groningen
MV rapport p8, 1.3.
Deputaten geven aan (p8, 1.3) dat de Bijbel duidelijk is over het feit dat vrouwen alles mogen doen in de kerk behalve het vervullen van het (leer)ambt. Dat veroorzaakt ongemakkelijkheid, verlegenheid en ongeloofwaardigheid: dit is een pastoraal, geen theologisch, exegetisch of hermeneutisch probleem.
Echter, is dat 'pastorale' ongemak en die verlegenheid een niet veel te magere basis om via verschillende contexten Paulus iets anders te laten zeggen dan we vanuit de tekst horen?
Deputaten hebben opdracht 2a van de synode van Harderwijk op een eigen wijze geïnterpreteerd en geen beschouwing van de afzonderlijke ambten geboden. Daarmee zijn ze een te smal spoor gaan berijden. Dat is een groot tekort en het werkt door in het hele rapport. Kortom wat wij sterk missen is dat niet ingegaan wordt op de ambtsleer of een mogelijke herijking van aspecten daarvan.
Br. De Jong
Het rapport van de commissie zou eerst over het proces moeten gaan. Niet over gezelligheid maar hoe het proces leidde tot dit rapport. Daar hebben we nog niet veel over gehoord.
Br. Van Arkel
Er is een proces doorgegaan om tot dit resultaat te komen. En de deputaten wensen dat alle kerken toe. Maar de visie ligt er al. Hoe kun je dan het proces in de gemeente nog vorm gaan geven?
Br. Poutsma
Ik ben blij verrast met het aanvullende rapport, het is helder en inspirerend. Ik ben ook geraakt door het toneelspel van Shakespeare. Je zou kunnen zeggen: deputaten hebben vier bedrijven geschreven, nu gaan wij het vijfde bedrijf spelen.
Ik was nogal gefixeerd op mijn eigen interpretatie maar nu meer op de situatie waarin Paulus verkeerde en wij nú verkeren. Daar heeft het rapport mijn ogen voor geopend.
Br. Van Oudheusden
De gevolgde methode in het rapport laat zien dat de deputaten naar hun standpunt hebben toegeschreven.
Br. K. Bouma
Ik heb veel waardering voor het rapport. Vrouwen doen al veel in de kerk. Waarom zouden vrouwen geen preek mogen lezen? Vroeger hadden we problemen met zegende ouderlingen maar dat is ook voorbij.
We hoeven ook helemaal geen moeite met vrouwelijke diakenen te hebben, denk aan Lydia, Phebe, Aquila en Priscilla. Hoewel vrouwen toen in een zwakke positie verkeerden kregen ze toch alle waardering. Zie ook Joël bijvoorbeeld. Soms zou ik in de kerkenraad inbreng van vrouwen willen hebben. Zouden vrouwen soms niet wijze woorden kunnen spreken?
Ds. Voorberg [als afgevaardigde]
In onze geschiedenis zijn er altijd argumenten aangevoerd tegen de openstelling van het ambt voor vrouwen. En er zijn argumenten aangedragen waarom vrouwen geen hoedje meer hoeven dragen. Waarom zijn de vroegere argumenten, b.v. van Van Bruggen niet verwerkt? Deputaten gaan niet met hem in discussie. Zijn visie wordt niet beschreven noch bestreden. Dat klopt niet want de regel is dat bestaande argumenten voor of tegen een zaak moeten worden getoetst.
2 - VRAAGSTELLING
Deputaten MVzS – Br. Van Leeuwen
De vraag is: Verbreden we het probleem niet onterecht door uitbreiding naar hermeneutiek? Maar dat doen we niet zonder Bijbel.
Dit concrete probleem MV is maar het topje van de ijsberg want er is een grote verlegenheid over het gebruik van de Bijbel, en dat niet alleen wetenschappelijk maar ook kerkelijk.
We moeten niet toegeven aan de wens om een pragmatische oplossing te zoeken. Dan lopen we van het ene probleem in het andere. De oplossing moet op een dieper niveau worden gevonden en niet in een ad hoc oplossing.
Deputaten MV – Br. Slump
Dit algemene probleem is een opgedrongen probleem. De uitleg van heel veel zaken in de Bijbel is geen probleem. Het gaat er te snel over hoe we de Bijbel in deze tijd moeten lezen.
Br. Poutsma
We moeten een diepgaand gesprek over hermeneutiek voeren, maar niet nu. Want dan staan eens en niet-eens tegenover elkaar. Nu is een geloofsgesprek nodig om elkaar te vinden.
We moeten nagaan hoe Paulus het onderwijs van Jezus in de Bergrede toepast in zijn tijd. Wat waren de waarden en normen toen. Het gaat primair over Jezus' onderwijs en wat zijn waarden betekenen voor ons. En zo heen leven naar Gods volmaakte koninkrijk.
Ds. Voorberg [als afgevaardigde]
Voor wat betreft de positie van de vrouw in de kerk worden twee punten te sterk neergezet waardoor een te sterke conclusie wordt getrokken die verder dan de Bijbel gaat.
Ondergeschiktheid wordt door de meerderheid van de deputaten als rangorde beschouwd terwijl het gaat om volgorde. Zoals in 1Kor. 15 staat dat de Zoon zich onderwerpt aan de Vader is dat geen rangorde maar volgorde.
En het is ook gechargeerd dat een vrouw geen onderwijs zou mogen geven. Dat leert de Schrift niet maar het geldt wel in de eredienst, zie 1Tim. 2 en 1Kor. 14. Het gaat dus niet om een algemeen zwijgen.
De meerderheid van de deputaten doet dus op deze punten geen recht aan wat de Bijbel zegt.
3 – CONTEXT (CULTUUR) EN HERMENEUTIEK
Deputaten MVzS – Br. Van Leeuwen
Om een buitenstaander, Maarten Wisse, te citeren, het spannendst is niet of vrouwen tot de ambten worden toegelaten maar of we de moed en het geloof hebben om op een nieuwe open manier met de Bijbel om te gaan. Want we moeten toegeven dat we veranderd zijn als het gaat over de relatie tot de NGK, over echtscheiding, over samenwonen, over liturgie. Daar praten we nu heel anders over. Onze standpunten zijn niet meer in beton gegoten maar vloeibaar geworden. Dat geldt ook t.a.v. de positie en emancipatie van de vrouw. Daar is ook onder ons veel waardering voor en daar kan iedereen het er mee eens zijn.
Men zegt: Paulus’ verbod staat er toch gewoon? Maar dan is al meer gedaan dan alleen constateren. Ook de culturele context speelt een grote rol. De rol van mensen in de maatschappij en in de kerk is niet sterk te scheiden. Het onderliggende probleem is het groeiende verschil tussen cultuur en kerk en hoe daar mee om te gaan. Wij gaan niet eenzijdig met de cultuur om.
We voeren ook geen nieuwe hermeneutiek in. Die 'hermeneutische driehoeken' [zie voor een toelichting Hamilton en Hermeneutiek (4) – Vrouw in ambt, rubriek Rond de Schrift, djb] waren er altijd al. Wij pretenderen ook niet het laatste woord te hebben.
Belangrijk is tegen misbruik af te grenzen: als de vrouw in het ambt kan wat kan dan nog meer? Maar dichttimmeren helpt niet. Het is geen academische discussie, we moeten nu een geloofsstap zetten. Kijk naar de tekst, naar de context toen, en kijk dan naar onze context.
Deputaten MV – Br. Slump
Het cultuurargument vormt het grote punt. Dat heeft een overheersende invloed. Maar we hebben te maken met een gesloten canon. De kerk is gebouwd op de leer van apostelen en profeten.
Waarom zouden we het oude gereformeerde standpunt in onze cultuur niet meer kunnen uitleggen? Tim Keller en Bottenbley staan in onze cultuur en hebben geen vrouwen in de ambten. Bovendien lijkt de Amsterdamse cultuur meer op die van Paulus' tijd, terwijl die van Urk een cultuur is waar mannen én vrouwen samen het werk doen.
Br. Olde
De sociale context brengt deputaten in de redenering tot hun ultieme stellingnamen. Deputaten bedoelen dat ieder in Gods wereld zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Ook vrouwen kunnen zich inzetten in Gods wereld. Dat is het axioma, het uitgangspunt.
Ds. Bomhof
Vorige synode gaf opdracht om te onderzoeken of vrouwen tot de ambten van diaken- en/of ouderling zouden kunnen worden toegelaten. Maar hermeneutiek heeft een veel bredere scope. Deputaten lijken daar een voorschot op te hebben genomen. Kunnen we de zaak van hermeneutiek weer niet uit de discussie halen en dus teruggaan naar de oorspronkelijke opdracht?
Ds. W.L. de Graaff
"De Bijbel is niet aan een parachute uit de hemel komen vallen. Het is een reëel gegeven dat zij in wisselende contexten op andere manieren gelezen wordt." (rapport p9). Dat is waar. Tegelijk is de Bijbel juist sterk verbonden aan de context van haar herkomst. Dat hij niet aan een parachute uit de hemel is komen vallen doet veel meer ter zake als het gaat om de herkomst van de Bijbel.
Vertalingen, schriftuitleg en onderzoek naar de context van de tekst worden mede bepaald door ónze vragen. Daarna komt het toepassen en mogelijk vertalen van de boodschap naar onze cultuur. Er gaat een belangrijke wissel om wanneer je eerst methodisch ruimte schept voor je eigen context die (geheel) je verstaan bepaalt, voordat je aan de slag gaat als exegeet.
Een beschrijvende discipline (hermeneutiek als metawetenschap) wordt hier volgens ons als een voorschrijvende discipline ingevoerd binnen het hermeneutische proces als exegetisch ambacht. Gaat op deze manier niet alles schuiven?
Br. Poutsma
Moet hermeneutiek wel centraal staan? Wordt het sanerende werk van Christus door br. Slump wel voldoende in rekening gebracht? We leven immers in een door Hem herstelde tijd. Dat moeten we steeds opnieuw ontdekken want het is al begonnen. Daarom moeten alle krachten worden gemobiliseerd voor zijn werk.
Br. K. Bouma
De geschiedenis laat zien dat het van Alette Jacobs, Anna Maria van Schuurman, Wilhelmina Drucker naar het moderne feminisme is gegaan. En in de zestiger jaren is er veel door nozems, provo's en kabouters aan waarden en normen gesloopt in onze samenleving. Ik voel me ongerust over de ontwikkeling die wij op gang gaan brengen. Feminisme en emancipatie mogen niet leidend zijn. Ik ben huiverig deze als uitgangspunt te nemen. Dat heeft niet met in beton gegoten standpunten te maken.
Br. Van Oudheusden
Wat ik m.b.t. hermeneutiek in herinnering wil brengen is wat we belijden in art 1 NGB: 'Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er één God is, een geheel enig en eenvoudig geestelijk wezen. Hij is eeuwig, niet te doorgronden, onzienlijk, onveranderlijk, oneindig, almachtig. Hij is volkomen wijs, rechtvaardig en goed, en een zeer overvloedige bron van al het goede.'
We moeten ons lezen van de Schrift niet aanpassen aan de huidige cultuur, en die ineens heel anders lezen dan aangegeven. We moeten juist weleens afstand nemen van de huidige decadente cultuur, ook met betrekking tot de verhouding tussen mannen en vrouwen. Daar zouden we eens heel goed naar moeten kijken.
Ds. Boerma
Hebben de deputaten ook het boek van Piet Dorland bij hun overwegingen betrokken?
Is er verschil in gezag van Jezus Christus en dat van Paulus? Wat betekent precies dat toneelspel van Wright?
Alles is op drift. We kunnen moeilijk tegenwicht bieden. Durf ik nog piketpaaltjes zetten?
Ds. Van Wijnen
Het seculiere gelijkheidsideaal van man en vrouw heeft niets te maken met wat Paulus in Galaten zegt. Man en vrouw delen allebei in het heil.
Maar het seculiere ideaal om alles gelijk te maken, streeft naar een oeverloze gelijkheid.
Er is veel verwarring en afbraak, het huwelijk is gedevalueerd. Dat leidt ook tot grote moeite voor onze opgroeiende jeugd. Hoe beoordelen we een zondige cultuur? En hoe werken we daar positief op in?
Ds. Beiboer
Ik heb Dorland gelezen. Om teksten te lezen zijn heel verschillende benaderingen nodig.
Ds. Voorberg [als afgevaardigde]
Volgens Van Leeuwen zegt Maarten Wisse dat we een nieuwe fase van hermeneutiek ingaan. Maar deputaten ontkennen dat. Wie heeft gelijk?
In de Bijbel is de regel dat de vrouw ondergeschikt is aan de man. Dat is ook te zien in de offerdienst in het Oude Testament. Maar in de offerdienst geldt dat nu niet meer. Dat is door God zelf teniet gedaan. De vraag nu is: Waar staat in de Bijbel dat de onderschikking in andere situaties niet meer zou gelden?
Deputaten geven vijf argumenten in een cluster voor het apostolisch gezag van Paulus' verbod: drie Bijbelse argumenten en twee die tijdsbepaald zijn. De Bijbels argumenten poetst u weg met de twee tijdsbepaalde. Waarom poetst u de tijdsbepaalde niet weg met de Bijbelse?
4 – AMBTEN, DIFFERENTIATIE EN EIGENHEID
Deputaten MVzS – Br. Van Leeuwen
MV heeft te maken met ambt en ambtsopvatting. Ambt is een bulkbegrip, er komen tal van functies in de Schrift voor. Is het niet mogelijk de ambten opnieuw in te richten, zodat we gemakkelijk verder kunnen gaan, is de vraag. Maar de synode van Harderwijk had twee vragen: of vrouwen categorisch moeten worden uitgesloten van het ouderlingenambt en/of ook van het diakenambt. Wij hebben niet voor een korte termijn oplossing gekozen en wilden het probleem ook niet uit de weg gaan.
Bestaat er zo iets als een genderrol? Denk aan vrouwen- en mannendagen. Wat voor beeld kunnen we ons daarbij vanuit de Bijbel vormen? We zouden het toejuichen om daar met andere christenen studie naar te doen.
Deputaten MV – Br. Slump
Dat is wel nuttig maar wat is de kern van de zaak? Het gaat om de begrenzing van de taak van vrouwen en wat specifiek toegestaan is aan mannen. Het gaat om elementen van de leer- en regeertaak, om dienen en regeren. Het gaat om de visie op het ambt. Die lijkt te verschuiven van opzicht naar pastoraal werk. Een taak hebben m.b.t. opzicht en tucht wordt niet meer zo gevoeld.
Zie ter illustratie bijvoorbeeld www.vrouwensynode.nl.
Ds. Sytsma
Ik wil mijn ongenoegen uiten over de gang van zaken. Deputaten herhalen in hun tweede stuk hun oorspronkelijke rapport, soms zelfs letterlijk en gaan niet op vragen in terwijl er al vele schriftelijke vragen zijn gesteld. Dat is jammer. Er moet meer pit in.
De nota stelt dat we vrouwen niet langer mogen uitsluiten van de ambent en dat de visie van de deputaten valt binnen de gereformeerde bandbreedte. Dus de nieuwe visie is normatief. Maar dan past de andere visie er niet meer in.
Ik voel naar twee kanten huiver: huiver om met Gods woord aan de haal te gaan, en huiver voor geboden die niet meer gelden, die 50% van de kerkleden uitsluiten. Overigens ben ik er niet huiverig voor dat vrouwen als ze worden toegelaten tot de ambten die ketterijen zouden verkondigen, zij zullen zich niet anders dan mannen gedragen.
Ds. Soepenberg
Voelen deputaten ook sympathie voor het model van Erik de Boer dat hij ontwikkelde in zijn boek Zij aan Zij? En opent dat misschien een goede weg naar de toekomst?
Ds. Bomhof
De ambtsopvatting als ingang voor deze zaak was misschien heel erg aardig geweest. Dan hadden twee sporen kunnen worden bereden. Misschien kan dat alsnog?
Br. Poutsma
Ik mis een visie op het ambt. Maar het gaat in het rapport impliciet wel over het huidige ambt. Waarom wordt het ambt van ouderling en predikant aan regeren gekoppeld? Welke belemmeringen zijn er dan voor de vrouw in het ambt?
Differentiatie is wel een issue.
Br. Huisman
Ik bespeur een trend: de eisen aan ambtsdragers zakken, als het maar een man is. Dat geeft wrevel bij zusters als het gaat om mannen waarbij het t.a.v. kerkgang en meeleven niet in orde is.
Ds. W.L. de Graaff
N.a.v. rapport p26. We missen een bredere aanzet tot het opnieuw vanuit de Bijbel doordenken van onze praktijk en invulling van de ambten. Zouden we die stap niet eerst moeten doen vóórdat we Paulus’ boodschap aanpassen aan onze verlegenheid en ongemakkelijkheid met onze praktijk? Wat is het specifiek eigene van het ambt van ouderlingen en predikanten waarom het alleen door mannen bekleed mag worden? Moeten we het diakenambt een andere plaats geven en het nadrukkelijk niet gelijkstellen met het ambt van ouderling/predikant?
We zien ruimte om voortaan nog maar van één ambt nl. dat van oudsten/opzieners te spreken. Bij deze bezinning kunnen we Ambten in de Apostolische Kerk, J. van Bruggen en Zij aan Zij, E.A. de Boer, goed gebruiken.
Ds. Boerma
De vrees is dat als vrouwen gaan werken in de ambten mannen zich massaal terugtrekken. Wat denken de deputaten daarvan?
Ds. Van den Geest
De deputaten vragen een minimale uitspraak namelijk ruimte om elkaar niet te veroordelen. Maar het gaat om niet minder dan het eren van Gods schepping waarin hij mannelijk en vrouwelijk schiep. We moeten streven naar een positief verhaal voor komende generaties.
Deputaten willen in hun overwegingen de huidige ambtsvisie bewust niet meenemen, dat zou een vluchtweg zijn. Maar dat is het níet want het is iets fundamenteels. We hebben behoefte aan een nieuwe verantwoorde ambtsvisie. De Roomse zuurdesem in onze visie moeten we opruimen want dat is een splijtzwam en blijft leiden tot verzet. We praten wel over het priesterambt aller gelovigen en over het lichaam van Christus waarin man en vrouw kunnen dienen, maar verbinden dat aan hét ambt. Dat is de grote denkfout. Daarop blijven we botsen.
Wat betekenen de charisma, de gaven in de gemeenten? Om die vraag te beantwoorden moeten we nú de ambtsdiscussie aangaan want hier zit het probleem.
Preses
Misschien moeten we om het probleem dat Sytsma noemt straks nog een algemene discussie houden.
5 - OMGAAN MET VERSCHILLEN, VERVOLG, ROL VAN DE SYNODE EN IMPLEMENTATIE
Deputaten MVzS – Br. Van Leeuwen
In de kerken is er verschil over de rol van vrouwen. Dat is tot schade van de gemeenten. Er zijn grote verschillen. In sommige gemeenten zijn er vrouwen die graag in de kerkenraad willen. Soms acht men de discussie een achterhoede gevecht. Dat moeten we ruiterlijk erkennen en daar mee leren omgaan. Gespierde en versluierende taal helpt niet. Wél een diep geworteld verlangen elkaars overtuiging te proeven. Dat helpt tegen onverschilligheid en rancune. De zaak gaat om vertrouwen, gegeven zijn aan elkaar, bescheidenheid. Het gaat om 'zelf de koers uitzetten' of 'God volgen'. Er is geen eenduidige oplossing nodig. Wij zijn als deputaten blijven spreken met elkaar en bij elkaar gebleven tot het einde, ook bij verschillen van mening.
Deputaten MV – Br. Slump
Hoe gaan we om met verschillen? Het gaat om onderwerpen aan de Schrift. Dat bindt samen. Misschien moeten we andere definitie vinden voor ambtsdragers en niet-ambtsdragers, maar alleen als dat klip en klaar duidelijk wordt uit de Schrift.
We moeten onze moeiten niet transponeren naar plaatselijke kerken, modaliteiten of andere kerken maar hier bespreken en besluiten.
Ds. Van Wijnen
We laten elkaar beslist niet los als we een besluit nemen.
Br. Poutsma
Moeten we serieus wegen hoeveel gewicht allerlei argumenten hebben in de besluiten? We moeten niet de kool en de geit proberen te sparen. Wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid die ons dringt tot een antwoord. Het vraagstuk of vrouwen ambtsdrager mogen worden is bij 30- en 40-jarigen nauwelijks een thema. Dat dringt ons besluiten te nemen in gebed en onder leiding van de Heilige Geest.
Ds. Sytsma
Ik wil benadrukken dat we nu al heel goed omgaan met verschillen in de kerken. Want met de grote bestaande verschillen kunnen we prima leven, bijvoorbeeld het duizendjarig rijk, Genesis 1, de Tien Geboden, Israël, Vierde Gebod. Vrouw in ambt moet hier prima bij kunnen. In vergelijking, de consequenties van Genesis 1 zijn groter.
Br. Verkade
Deputaten hebben gezegd en geschreven dat de verschillen MV niet kerkscheidend zijn als we de zaken in de juiste proporties zien. Het zou niet om leergeschillen gaan en het gezag van de Heilige Schrift is niet in geding. Maar Jeremia 36 leert ons dat je maar niet met Gods Woord kunt doen en laten wat je maar wilt. Daarom is een bredere bezinning nodig en een gesprek met elkaar, zeggen ook de deputaten. Maar dan moeten zij niet eerst besluiten willen nemen. Dat is een verkeerde volgorde. Daarom moet deze opdracht worden terugverwezen, en eerst het gesprek over hermeneutiek die eraan ten grondslag lig, voltooid. Want het lijkt wel op een aardverschuiving wat hier plaatsvindt.
Ds. Van den Geest
Ik wil kwijt dat ik mij schaam. Een catechisante van mij, begaafd en kritisch, wilde predikant worden. Ik heb haar vraag ontweken. Inmiddels is zij predikante in NGK.
Het Appel is uitvoerig gehoord maar zijn de vrouwen in déze zaak ook betrokken? Verschillenden hebben de kerk al verlaten.
Ik schaam mij dat mannen de plek voor vrouwen met gaven bepalen. Het is een belediging voor God de Schepper zelf. Vrouwen zijn ook mensen.
Ik schaam mij dat twee ingezonden brieven over deze zaak onder service materiaal zijn geplaatst.
Ik schaam mij dat over MV alleen 36 mannen spreken.
Ds. Voorberg [als afgevaardigde]
Deputaten constateren grote verschillen in de gemeenten. Kan het kerkverband een positief besluit wel dragen? Als de gemeenten het onschriftuurlijk vinden? En hoe zullen we elkaar dan ontmoeten in kerkverband, ook in internationaal verband?
Preses
De brieven van de zusters kwamen te laat binnen en kunnen dan niet meer als ingekomen stuk worden behandeld. Dus komen ze bij het servicemateriaal.
De deputaten mogen nog eens reageren op krenten in de pap.
Deputaten MVzS – Br. Van Leeuwen
Ds. Van Wijnen spreekt over loslaten maar dat hangt af van welk besluit wordt genomen. Als onze visie wordt aanvaard dan laat je elkaar niet los.
En wat Voorbergs vraag betreft: met ons besluit gebeurt er nog niks in de praktijk.
Deputaten MV – Br. Slump
Ik wil reageren op Van den Geest. Er is spanning tussen wat er in de maatschappij en in de kerk gebeurt. Dat ervaar ik ook. En soms doen vrouwen het beter, zie de vrouwen in Christus' tijd. Maar het gaat om gehoorzaamheid aan de Schrift. Het is ook iets te goedkoop dat alleen vrouwen moeite zouden hebben met Paulus' standpunt. Er zijn ook veel vrouwen die moeite zouden hebben met vrouwelijke ambtsdragers. Paulus laat zien hoe God het bedoeld heeft. Vervolgens moeten we gaan nadenken over ambtsinvulling. Het gaat hier niet om de geschiktheid. Het gaat om de overtuiging verantwoord te zijn voor de Here.
Deputaten MVzS – Prof. dr. P.H.R. van Houwelingen
We hebben ons een mening gevormd en gaan ons niet verdedigen.
De Bijbel lezen los van een eigen vooroordeel is onmogelijk. Dat leer ik mijn studenten ook. Stel eerst je eigen vragen aan de tekst. Dan luisteren naar de tekst. Misschien stelde je de verkeerde vragen. Het is onmogelijk je bril af te zetten. Een tekst kan verschillende betekenissen hebben. Wat kan bijvoorbeeld een psalm een (andere) impact hebben bij een ziekenhuis opname, een andere betekenis krijgen. Als je je daarvan niet bewust bent gaat het mis.
Sommigen zeggen: Jullie laten Paulus iets anders zeggen dan hij zegt, wij nemen hem serieus. Maar wij zeggen dat we in een andere tijd leven. Toen werd de gevoeligheid in de verhouding tussen mannen en vrouwen meegewogen. Dat is nu totaal anders.
Het toneelspel van Tom Wright heeft vijf bedrijven. Het vijfde bedrijf is onze tijd. We hebben al twee duizend jaar gehad om het spel uit te spelen. Daarvoor hebben we regels gekregen en we kennen de afloop. Wat we moeten doen is ons de Bijbel eigen maken, hem in ons hoofd laden om er in de huidige tijd wat mee te doen. De canon is gesloten maar we moeten wel onze context verwerken, zie de driehoeken.
Er is kritiek op Wright. Want we moeten erbij bedenken dat we onze rol niet in onszelf kunnen vinden maar moeten zoeken in Christus! Dat is ook steeds belangrijk in Paulus' brieven.
Deputaten MVzS – Dr. J.H.F. Schaeffer
Cultuurbepaaldheid is er al sinds de Reformatie. Calvijn heeft de kerkregering vormgegeven in de stadsstad, in een nieuwe relatie van kerk en overheid. Dat gebeurde dus al in de afgelopen eeuwen. De grote vraag is of de ambtsleer niet opnieuw te bediscussiëren is. Ja dat moet in de kerken maar niet in dit gremium. En dat geldt bijvoorbeeld ook het gendervraagstuk. De moeite is dat deputaten de ruimte, de bevlogenheid en de tijd missen om daar een oplossing voor te vinden. Tegelijk hebben we het er wel over.
De vraag is: Hoe frame je deze discussie? Want je komt de zaak overal tegen. Leiderschap heet dat in de wereld, in de kerk ambt. Vooral het gesprek vanuit de bijbel. over waar het ambt uit voortkomt is belangrijk. Het is moeilijk hier nu een uitsluitsel over te geven.
Niet alle culturele ontwikkelingen zijn goed. Maar we moeten er wel over nadenken. Niet alle emancipatie is goed. Maar als we eerlijk in de spiegel kijken hebben we wel overal op puur pragmatisch gronden vrouwen een andere plaats gegeven. Dat moeten we verantwoorden, vergelijk slavernij.
Het zijn goede zaken waar we eerst fel op tegen waren en daarna de vrucht van de Geest er in ontdekten. Gesprekken erover moeten samen met vrouwen en in alle openheid worden gevoerd.
Preses
We hebben Gods Geest nodig om tot een goede uitwisseling van gedachten te komen.
Er wordt een dagverslag gemaakt voor de buitenlandse kerken.
Zaterdag 17 mei, 's morgens en 's middags zal de bespreking worden voortgezet, mogelijk komt er nog een tussenvergadering.
Zending, Hulpverlening en Training - ZHT
Documenten:
- 73 Beleidsrapport 2014 deputaten zending, hulpverlening en training
- 73 Bijlage 6 bij beleidsrapport: Samenwerken in mission.
- Conceptvoorstellen, zie Bijlage 3.
De stukken 1 en 2 zijn te vinden op de synodesite http://www.synode.gkv.nl/beleidsrapporten/.
Preses
Het deputaatschap ondersteunt al zo'n 30 jaar actief kerkelijk en maatschappelijk werk. Daarin weten we ons afhankelijk van God. Dat bindt ons ook samen.
Deputaten ZHT – Ds. M.J.C. Blok (Nijkerk)
Ons doel is meer eenheid en samenwerking te bewerken om leerlingen van Jezus Christus te maken en de liefde tot de naasten te stimuleren. Dat is een kerkelijke taak en hoort bij de core business van de kerk. We zijn gezegend om tot zegen te zijn. Om dat handen en voeten te mogen geven wordt beleefd als een voorrecht.
[Een filmpje wordt getoond met diverse activiteiten in dit kader]
Zending wordt door zendende instanties gedreven en daarbij biedt De Verre Naasten (DVN) maatschappelijke hulp. Woord en daad spelen door elkaar heen. Het gaat om wederkerigheid en daarom spreken we van mission. We letten op de tijd op de klok van God. Er komen wereldwijd steeds meer zelfstandige kerken die elkaar wederzijds versterken. De centrale vraag is hoe we als volgelingen van Jezus Christus elkaar kunnen inspireren en versterken.
Vroeger werd in regionaal verband samengewerkt om zending te drijven. Het alternatief is dat te doen via de landelijke synode met gemandateerde deputaten. Maar gezien de opdracht die gericht is aan plaatselijke gemeenten, richten we ons primair op gemeenten en doen daar zaken mee.
De structuur van de nieuwe organisatie typeren we als 'vrijheid in verbondenheid'. Het is de roeping en verantwoordelijkheid dicht bij de kerken te blijven. De DVN faciliteert dat en levert diensten, en zet zich in voor haar missie wereldwijd.
Het is een heel proces om tot een nieuwe organisatie te komen. Op de tweedaagse conferentie kwamen DVN en de Samenwerkende Regionale Instanties soms tot andere keuzen maar ze wilden zich wel gezamenlijk inzetten voor een landelijk samenwerkingsverband. Dat levert veel winst op. Het maakt het delen van informatie mogelijk, er is een centraal loket, er kunnen beleidsafspraken gemaakt worden en activiteiten afgestemd.
Kerkleden zullen dit ook gaan merken. Er zijn drie financiële stromen, twee landelijke en een regionale. Die zullen in elkaar worden geschoven. Dat levert beter overleg, minder overlap, en eenduidigheid in de presentatie naar kerken toe op. Het kan meeleven en meebidden stimuleren.
Over de conceptbesluiten is overleg geweest met F&B en moderamenlid ds. Vreugdenhil maar dat heeft niet tot verandering geleid. De brieven van Leiden en Kampen-Noord hebben geresulteerd in Voorstel 5.
We stellen niet dé oplossing te hebben gevonden maar wel dat belangrijke stappen vooruit zijn gedaan. Nu zullen we moeten optimaliseren om de betrokkenheid van de kerken te vergroten.
Preses
We gaan over tot besluitvorming.
ALGEMEEN
BESPREKING RONDE 1
Br. Kruse
ZHT begint met het woord 'zending' maar de indruk wordt gewekt dat zending als brengen van de blijde boodschap niet meer voorkomt. Heeft de bewuste keuze om niet meer te spreken van zending te drijven te maken met het feit dat er minder belangstelling is voor dit werk?
Ds. Van Wijnen
Medewerkers leverden jaarlijks salaris in voor de doelstelling van DVN. Wat blijft daar van over?
De verwachting is dat het landelijke quotum kan vervallen en de regionale quota daarmee opgeplust zullen worden. Is dat reëel?
Ds. Tigelaar
Ik heb waardering voor de rapportage en de vragenbeantwoording.
Br. De Jong
We gaan naar een landelijke samenwerkingsverband. Is deze bespreking in ZHT verband nu de laatste keer?
Ds. Heida
Ik vind het indrukwekkend wat is gepresenteerd. Het is de missie van onze God waar onze kerken bij ingeschakeld zijn.
Het voordeel van het Landelijk SamenwerkingsVerband is duidelijk. Het streven is uitgroei van deputaatschappen terug te dringen. Zo komt er ook een zekere stroomlijning van stukken naar de synode.
'Zending' is beladen want het is eenzijdig. We moeten genieten van elkaars inbreng. Er is geen principieel verschil tussen binnen- en buitenland wat betreft evangelisatie. Maar zouden we toch niet 'zending' moeten handhaven? Waarom zou 'mission' wel die tweezijdigheid hebben?
Over de verbinding van Woord en daad in missionair werk zou wat meer onderbouwing moeten worden gegeven. Het zou één moeten zijn.
Ook particuliere initiatieven krijgen een loket. Bent u over zulke initiatieven positief? Onttrekken die niet middelen aan de financiële bronnen?
Br. H.H. Bouma
'ZHT' dekt niet activiteiten daarom wordt de naam 'mission' voorgesteld. Wilt u dat nog eens toelichten?
Moeten de regionale samenwerkende instanties niet verplicht worden zich aan te sluiten bij het Landelijke SamenwerkingVerband?
Is het in het rapport genoemde 'Kennis- en ondersteuningscentrum' hetzelfde als DVN? Maar die naam is niet bekend. Daarom is het beter de naam DVN te handhaven
Ds. Zomer
Het is mooi werk. Ook is 'mission' een mooi woord. Maar wat is het nu: een houding of een opdracht?
Er werden vroeger grote woorden gesproken: bijvoorbeeld volken tot bekering en gehoorzaamheid brengen, schuldig staan tegenover de levende God. Dat wordt nu te stoer gevonden. Maar het is wel de taal die ontzag voor God weerspiegelt. Het gaat niet zozeer om mijn houding, om 'delen' en 'communiceren'. Daarom toch graag naar die aloude invulling vanuit de gereformeerde achtergrond van evangelisatie en zending waar we aan hechtten.
Br. Judels
Ik heb respect voor het werk van de deputaten.
Medewerkers hebben salaris ingeleverd voor de doelstelling van DVN. Gaat het om totaal 240.000 euro?
De kosten van de reorganisatie bedragen 180.000 en dan nog eens 3x50.000. Zijn die kosten niet te hoog? Zijn de kerken tekort geschoten, hebben ze dit wel ingecalculeerd?
In het besluit 5 over de brief van Leiden staat dat de winst van de nieuwe structuur wel duidelijk uit het ZHT rapport blijkt. Dat moet weg want anders hadden ze het niet gevraagd.
Deputaten ZHT – Ds. Blok
Het brengen van de boodschap aan degenen die daar nog nooit gehoord hebben, verdwijnt niet helemaal uit de besluiten. In besluit 4 wordt het algemene beleid 'mission' duidelijk gemaakt. Het gaat om evangelie van Jezus Christus.
De organisatieverandering is niet gekoppeld aan mindere bereidheid om te geven.
Medewerkers hebben passie voor hun werk en daarom hun eindejaarsuitkering laten korten. Het is niet de bedoeling dit te blijven doen. Het moet goed worden geborgd.
De landelijke en regionale quota kunnen we optellen. De stromen zullen blijven lopen, dat gaat lukken.
Benoeming van een nieuw deputaatschap is nog wel nodig, in elk geval tot het Landelijke SamenwerkingsVerband is er is, zie besluit 6. Dus de volgende synode zitten we hier wel weer.
Het voordeel van het Landelijke SamenwerkingsVerband is dat er minder deputaatschappen zijn en de mensen elkaar meer zullen ontmoeten.
We stappen af van 'ZHT' omdat het misverstanden wekt. Daarom hebben we voor 'mission' gekozen. Het gaat nu meer om contacten tussen zelfstandige kerken. We zijn niet meer zo gericht op kerkplanting.
Het brengen van de Boodschap is in binnen- en buitenland niet principieel verschillend. De insteek is de liefde van Christus. Die tonen we door Woord en daad. Die twee kun je niet ontkoppelen, het gaat de Here God om de hele mens.
Er komen steeds meer particuliere initiatieven. Je kunt die niet ontkennen en je moet de realiteit onder ogen zien. We bieden er een loket voor om eigenaarschap en duurzaamheid te waarborgen en om mee te denken. Dat kan inderdaad wel gelden wegtrekken voor het gezamenlijk werk.
Mensen willen persoonlijk betrokken zijn. We gaan dat niet primair beoordelen maar zoveel mogelijk faciliteren.
De naam zou kunnen luiden mission buitenland, dat is geen groot punt.
We moeten regionale zendende instanties niet verplichten onderdeel van het Landelijke SamenwerkingsVerband te worden want dat gaat niet werken. Opdrachtgevers voor het verband zijn classes en groepjes kerken. Uit de samenwerking kunnen we winst halen en daarmee overtuigen.
Het kennis- en ondersteuningscentrum is een interne werknaam.
In onze opdracht staat het woord verkondiging. Dat heeft te maken met het feit dat we een woord voor de wereld hebben. Het gaat bij wederkerigheid niet om elkaar te aaien en naar de mond te praten. De opdracht staat voorop en is uitgangspunt. Die bepaalt onze houding.
De financiële bijdrage van de medewerkers komt door hun betrokkenheid en passie.
Het bedrag van 150.000 euro voor de herstructurering in besluit 9 is geen bezwaar. Maar het moet niet hoger worden.
Voorstel 5 over de brief van Leiden: de woorden 'voldoende duidelijk' mogen eruit.
BESPREKING RONDE 2
Ds. W.L. de Graaff
De organisatiestructuur is een stuk duidelijker. Is het bestuur van het Landelijk SamenwerkingVerband ook bestuur van DVN? Zitten de organisaties niet te dicht op elkaar en is het niet beter DVN te laten vertegenwoordigen in het Verband?
De benaming 'mission' komt uit de lucht vallen. Het is beter een Nederlands woord te gebruiken.
Deputaten ZHT – Ds. Blok
We willen geen verantwoordelijkheden mixen. De regionale samenwerkingsverbanden oefenen hun verantwoordelijkheid door verkiezingen voor het landelijk verband.
'Mission' is landelijk een heel bekende benaming.
BESLUITEN
Besluit 2
AMENDEMENT
Br. H.H. Bouma
'Mission' wordt 'Mission buitenland'.
Deputaten ZHT – Ds. Blok
Is het wel handig die toevoeging 'buitenland' als aanduiding van 'buitengebied'? Straks krijgt bovendien de nieuwe structuur nog weer andere naam. Op dit moment dus niet veranderen.
STEMMING
Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 3
BESPREKING RONDE 1
Br. Kruse
Het is ingewikkeld om te onderscheiden wat de kerken doen en de deputaten. Ik dien daar een amendement op in. [zie cursief gedeelte in Bijlage 3.
Ds. De Rijke
Wat doen wij nu precies? Als wij de kerken oproepen dan moeten we daar ook een vervolg aan geven.
Br. Poutsma
Het gaat er om het draagvlak te versterken. Ik heb gemerkt dat er behoorlijk aan gewerkt wordt. Jongeren krijgen er meer aandacht voor. Ook via de social media.
Deputaten ZHT – Ds. Blok
N.a.v. de opmerking van br. Kruse, er is een begripsverwarring. Het gaat om samenwerken met partners in het buitenland en niet in het binnenland.
Een algemene oproep heeft geen zin maar de aansporing heeft wel te maken met vasthoudende liefde. Het blijft nodig aan draagvlak te werken. We moeten ons niet rijk rekenen. Er ligt een grote uitdaging. Daarom hechten we aan besluit 3.
Preses
Deputaten hebben het wijzigingsvoorstel van ds. De Rijke overgenomen. Voorstel 3 is nu opgedeeld in een onderdeel a en b.
BESPREKING RONDE 2
Br. Kruse
Er vindt een grote organisatie verandering plaats. a is onderdeel van het beleid buitenland, dat smokkel je in in besluit 3. Maar daarover gaat besluit 4, samenwerken met kerken en christenen in het buitenland.
Ds. Boerma
Waarom die woorden eruit halen?
Br. H.H. Bouma
Met wie ga je dan samenwerken, alleen onderling? Het besluit zegt met het amendement niet veel meer.
Deputaten ZHT – Ds. Blok
Er is een misverstand. Het gaat in besluit 3 over de core business, dus over samenwerken met het buitenland. Dat houdt verband met de klok van God. Het gaat om ondersteunen van kerken in het buitenland.
STEMMING
Amendement Kruse: OV08T26, verworpen.
Besluit 3: Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 4
STEMMING
Besluit 4: Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 5
BESPREKING
Preses
Deputaten akkoord met 'voldoende duidelijk' eruit.
STEMMING
Besluit 5: Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 6
STEMMING
Besluit 6: Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 7
BESPREKING
Br. K. Bouma
We moesten absoluut niet in zee gaan met de Nederlandse Zendingsraad zeiden we vroeger. Wat is nu het voordeel en wat zijn de consequenties? Ik heb er de laatste tien jaar weinig van gehoord. Kunnen we het lidmaatschap ook weer beëindigen?
Deputaten ZHT – Ds. Blok
Het voordeel van de Zendingsraad is dat het een platform is waar we kunnen netwerken, informatie uitwisselen en gebruik te maken van elkaars kennis en kunde.
STEMMING
Besluit 7: Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 8
BESPREKING
Ds. Sytsma
Ik wil mijn vreugde uiten over de besluiten. Na zeven jaar missionaire predikant in Gent te zijn geweest merk ik hoe rijk we zijn in Nederland. Wat hebben we veel geld, contacten en middelen. We zijn onvoorstelbaar gezegend. Wat mij betreft mag er nog wel een nulletje extra achter.
STEMMING
Besluit 8: Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 9
Br. Kruse
Ik heb moeite met de grootte van het bedrag. Maar goed, de F&B heeft er kritisch naar gekeken. Zijn die onkosten al gemaakt?
Deputaten ZHT – Ds. Blok
We hebben van GS Harderwijk de opdracht gekregen om aan die nieuwe structuur te werken. Een deel van het geld is al uitgegeven maar het loopt nog door in de komende jaren.
Besluit 1
STEMMING
Met algemene stemmen en applaus aangenomen.
Appelzaken
Documenten:
- 42 Beleidsrapport 2014 deputaten appelzaken
- 41-D-1 Conceptbesluiten algemeen
- 41-Z-2 Conceptbesluit appelschrift br. H.J. van Dijk te Steenwijk.
Document 1 is te vinden op de synodesite http://www.synode.gkv.nl/beleidsrapporten/. Documenten 2 en 3 zijn als bijlagen 4 en 5 bij dit verslag opgenomen.
Deputaten Appelzaken – Br. L. Bezemer
Het beleidsrapport geeft voldoende informatie. We wachten de bespreking af.
ALGEMEEN
BESPREKING
Br. H.H. Bouma
Hartelijk dank voor heel veel werk.
We zien een bezwaarschrift met 174 bijlagen. Aan het eind van het liedje wordt het onontvankelijk verklaard. Juridisch begrijp ik dat helemaal maar is er geen andere weg om er mee om te gaan?
Ds. Boerma
Ik wil me daar graag bij aansluiten. Soms is er wel iets aan de hand en moeten we daar iets van vinden. Zou het niet beter kunnen worden georganiseerd zodat eerder kan worden gereageerd met 'onontvankelijk'?
Ds. W.L. de Graaff
Ik sluit me aan bij sprekers. Voor de goede orde, wordt document 41d2 apart besproken?
Preses
Ja.
Deputaten appelzaken – Br. J. Storm
We zien zaken die al meerdere keren besproken zijn. Mensen zijn inmiddels zo geharnast bezig dat ze niet meer kunnen abstraheren en zich afvragen: Waar zijn we mee bezig?
Wij kunnen niet anders dan formeel behandelen. Mediation stuit ook al weer gauw op problemen. Dan kan niet anders dan formeel worden gehandeld. Onze rol in de oplossing van het probleem is maar heel beperkt. Je weet soms: deze appellant ga je verliezen maar het hangt ook van de mensen zelf af. Als de problemen eenmaal op de GS landen is er geen openheid meer. Daarom heeft de classis een veel grotere verantwoordelijkheid om er uit komen. Daar is misschien ook nog meer te bereiken met mediation.
BESLUITEN
Besluit 2
STEMMING
Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 3
BESPREKING
Br. De Vries
Is uit het oude besluit 3 de appelprocedure art. 31 verdwenen?
Het voorstel van het moderamen moet verwerkt worden in een totaalbesluit en vervolgens door de deputaten HKO. Dat is met hen overlegd.
STEMMING
Met algemene stemmen aangenomen.
Besluit 4
BESPREKING
Br. Kruse
Wat voor zin heeft het een kerkelijke jurisprudentie te ontwikkelen. Dat vraagt heel veel inspanning en kosten. En wat is de verwachte opbrengst? Veelal gaan kerkelijke procedures om unieke zaken.
Ds. Van der Schee
Waaraan denken deputaten bij jurisprudentie? Iedere zaak is redelijk uniek. Het gaat om wijsheid.
Br. P.G. Bakker
Wat is de omvang van deze klus? Is die voldoende bemand? Wat gaat dit wel niet kosten?
Deputaten Appel – Br. Storm
Br. J.P.A. Boersma verlaat het deputaatschap en wil de ontwikkeling van jurisprudentie op zich nemen. Hij doet het gratis.
De zin van dit werk is dat er in heel veel zaken al uitspraken zijn gedaan volgens de Acta. Soms wordt op classisniveau het wiel weer uitgevonden.
We willen beginnen op GS niveau, dan PS en daarna classis. Daar valt het een en ander van te leren, er kan kennisoverdracht plaatsvinden. Realisatie in een databank is handig. Wellicht kan worden aangesloten op de bestaande kerkrechtdatabank. Ook voor de HKO is het handig om eerdere besluiten terug te kunnen vinden.
Preses
Mooi dat br. Boersma dit wil doen.
STEMMING
Met algemene stemmen aangenomen.
APPELZAAK TEGEN PS OVERIJSSEL
Preses
Deze zaak kan publiek worden behandeld.
De afgevaardigden van Overijssel doen niet mee met de bespreking.
De leiding is in handen van br. Wezeman.
Preses br. Wezeman
Aan de orde is de zaak van br. H.J. van Dijk te Steenwijk tegen de PS Overijssel.
Deputaten Appelzaken – Dr. A. Bas
Het gaat om de vraag of het verzorgen van een kindermoment door een zuster in een eredienst onder leiding van een predikant in strijd is met wat Paulus leert in 1Tim 2. Appellant ziet in 1Tim. 2 een algemeen en blijvend gebod voor vrouwen om te leren in erediensten en verwijst daarbij naar Paulus' referentie aan de scheppingsorde (vss 13,14). Maar hierover kunnen wij geen uitspraak doen in een appelzaak.
Het gaat in het kindermoment niet om 'gezag van de vrouw over de man'. Daarom is het appel afgewezen. De bewijslast ligt bij de broeder. Hij is er echter onvoldoende in geslaagd zijn bezwaar te staven.
Ds. Boerma
Ik vind de uitleg van de deputaten goed. Op wat voor manier weeg je zulke omstreden dingen? Het gaat hier niet over inhoudelijke zaken. Of wel?
Ds. Zomer
Daarbij aansluitend, zou het ook met minder besluittekst kunnen? Moet hier wel uitleg van Bijbelteksten worden gegeven? Bijvoorbeeld in de zin dat de broeder 'niet dwingend heeft aangetoond dat …'?
Ds. Vreugdenhil
We moeten zo helder mogelijk formuleren waarom we het appel afwijzen. Misschien moeten we het nog op een andere manier neerzetten.
Br. Van Dijk geeft drie gronden, door de deputaten weergegeven op p4. Maar de derde grond heeft br. Van Dijk niet aannemelijk gemaakt. Die vormt de kern. Het gaat niet om de twee andere argumenten, over wat zegt Tim. 2. Daarom wil ik een amendement indienen om de gronden te herschikken om zoveel mogelijk helderheid te creëren.
Deputaten Appelzaken – Br. Bezemer
Hoe ga je om met appelzaken die als sturend kunnen worden ervaren? Voor teksten kiezen we meestal een negatieve formulering. Dus bijvoorbeeld 'niet aangetoond'. Als je het positief formuleert schamp je tegen leeruitspraken aan.
Deputaten Appelzaken – Dr. Bas
Ds. Zomer wil voorzichtiger formulering. Maar er is hier al een heel proces aan vooraf gegaan. Geen uitleg geven is nogal verkeerd gevallen. We wagen ons niet aan exegeses want welke exegese zou je dan moeten kiezen?
We hebben geen probleem met het amendement Vreugdenhil.
Ds. Bomhof
In het besluit wordt 1Tim 2:12 genoemd. Maar de andere verzen 13 en 14 noemt de broeder ook. Daarom deze tekst weglaten of de andere teksten ook noemen.
Deputaten Appelzaken – Dr. Bas
Geen probleem mee.
STEMMING
Met algemene stemming aangenomen.
Preses
De vergadering voor de afhandeling van verdere appelzaken vervolgd in besloten zitting.
Bijlagen
BIJLAGE 1 – Commissierapport MV – 11-04-14
Notitie commissie opiniërende ronde Rapport deputaten m/v 11 april 2014
Herman Bouma
Lucius de Graaff
Chris Kruse (voorzitter)
Wim van der Schee (rapporteur)
0. Inleiding
0.1. Verbreding en concentratie
De opdracht die wij als commissie van het moderamen gekregen hebben is ons niet eenvoudig gebleken. Misschien meteen wel bewijs dat het idee van het moderamen om een eerste ronde gesprek met deputaten m/v te laten voorbereiden nuttig en noodzakelijk was. Alleen al de massa en de diversiteit van de vragen van de afgevaardigden maakt zonder selectie en structurering elk zinnig gesprek onmogelijk. Daarmee bezig zijn bracht ons echter op een nog belangrijker punt: we moeten als synode nu de overgang maken van een verbredende oriëntatie naar een gesprek met deputaten over hun rapport en verantwoording. Dat vraagt om een serieuze omschakeling.
In de eerste verkennende ronde over de thematiek van het rapport op Mennorode hebben we vooral een verbredende beweging gemaakt: extra informatie over hermeneutiek en aanverwante zaken. Daarmee hebben we de beweging gevolgd die na het verschijnen van dat rapport en de verantwoording van br. Dick Slump in en rond de kerken heeft plaats gevonden. Naar aanleiding van dit rapport ging de discussie heel diverse kanten op: exegeses, hermeneutiek, visie op ambt en ambten, allerlei meningen over de verhouding tussen vrouwen en mannen, gevolgen voor kerkelijke verhoudingen, en nog veel meer. Je zou kunnen zeggen dat de tendens van de bespreking tot nu toe zich vooral verwijderd heeft van het concrete rapport en de even concrete verantwoording die voorliggen. Daar is niets mis mee, integendeel, het is in veel opzichten nuttig en waardevol geweest.
Nu we met deputaten in gesprek willen over hun rapport en verantwoording moet die tendens echter heel bewust omgedraaid worden: vanuit al die andere informatie hebben we ons te focussen op het rapport zelf, inclusief bijlage 2. De beweging kan niet meer verspreidend zijn, zich uitstrekkend naar van alles en nog wat, maar moet zich concentreren op waar het allemaal mee begon: het rapport en de verantwoording van br. Dick Slump.
0.2. Onderdelen en betoog
We beginnen heel bewust met het signaleren van de noodzaak van deze omschakeling omdat we aan de vragen van de afgevaardigden merken dat die niet vanzelf plaats vindt. Wie de vragen doorneemt merkt dat ze in grote meerderheid gaan over punten waarop afgevaardigden het oneens zijn met of in ieder geval vragen hebben bij onderdelen van het rapport of de verantwoording. Ook daarvan geldt dat er niets mis mee is, integendeel. De hele vragenlijst wordt dan ook als bijlage bij deze notitie verzonden en wordt daarmee aan deputaten doorgegeven.
Wat echter opvalt is dat er relatief weinig aandacht is voor het betoog dat deputaten voeren in hun rapport, en waarvan br. Slump verantwoordt waarom hij er niet in mee kan gaan. Allerlei onderdelen staan in dienst van dat betoog en het is uiteindelijk dat betoog dat leidt naar de voorgestelde besluittekst. Wil een gesprek vruchtbaar zijn dan moet het verder komen dan debat over details, maar uiteindelijk zich richten op het betoog, de redenering als geheel. We hebben als commissie daarom geprobeerd uit de vele vragen gesprekspunten te destilleren die helpen het gesprek op het niveau van de hoofdlijn uit het rapport te brengen. Of het (zelfs fysiek) mogelijk is dat deputaten op de vele vragen-op-onderdelen ingaan is een afweging die zij zelf moeten maken en vervolgens verantwoorden. We verwachten van deputaten in ieder geval geen schriftelijke bijdrage voorafgaand aan het gesprek op 11 april.
0.3. Ieder voordeel heeft zijn nadeel
Wat in dit geheel mee een rol speelt is de keuze die deputaten gemaakt hebben om na de publicatie van hun rapport en verantwoording in het publiek te zwijgen en pas ter synode te reageren. Dat lijkt ons een verantwoorde keuze, die we in het vervolg ook niet ter discussie stellen. Het nadeel ervan is echter geweest dat er tot nu toe in de publieke discussie weinig aandacht is geweest voor wat deputaten nu eigenlijk zelf betogen in hun rapport. Iedereen merkt dat het moeilijk is je nog los te maken van die publieke discussie in allerlei media, en opnieuw fris te luisteren naar waar het deputaten om gaat. Wij sluiten onszelf daar graag bij in: wij vinden dat ook moeilijk.
Het meest opvallende punt dat hier aandacht vraagt is het verschil tussen de beeldvorming van wat het rapport zou voorstellen en de werkelijk voorgestelde besluiten. Wat rondzingt is dat deputaten zouden voorstellen dat de ambten van predikant, ouderling en diaken opengesteld kunnen worden voor zusters. Wat in werkelijkheid wordt voorgesteld is uit te spreken dat de visie dat deze ambten kunnen worden opengesteld voor zusters ‘past binnen de bandbreedte van wat als schriftuurlijk en gereformeerd kan worden beschouwd’ (besluit 2a); per consequentie kan dit punt dan geen belemmering meer vormen in kerkelijke contacten en bij gemeentestichtingsprojecten (besluit 2b). Verdere consequenties zijn aan de synode om te trekken (besluit 4).
Van dit soort verschillen tussen beeldvorming en werkelijkheid (er zijn er meer) zullen wij ons als afgevaardigden bewust moeten maken, wil er een vruchtbaar gesprek met deputaten mogelijk zijn.
0.4. de ‘Mennorode-vragen’
Het moderamen heeft ons gevraagd ook de vragen uit Mennorode te verwerken. Dat hebben we geprobeerd. Ze zijn als vragen van ‘Mennorode’ opgenomen in de vragenlijst van de afgevaardigden (bijlage). Tegelijk moeten hier twee opmerkingen bij gemaakt worden: 1. de vragen van Mennorode waren bedoeld voor de adviseurs die we daar gehoord hebben; en 2. op die vragen is door hen ook ingegaan. Het is niet in te schatten in hoeverre de reacties van Ad de Bruijne en Gert Kwakkel mensen gerust gesteld hebben of juist extra verontrust. We hebben in ieder geval geen extra gewicht gegeven aan de collectieve vragen van Mennorode ten opzichte van de individuele vragen waar ze nu tussen staan.
0.5. andere vragen uit het publieke debat en brieven
In de vragenlijst wordt een aantal keren verwezen naar publicaties. Dat lijkt ons voldoende. In ieder geval was het ons niet doenlijk om bij de aangegeven gesprekspunten ook nog eens naar (onderling tegenstrijdige) literatuur te verwijzen. Voor zover wij konden zien is het materiaal uit de brieven van diverse kerkenraden al in de vragen van de afgevaardigden verwerkt. Daar moet bij gezegd worden: voor zover in deze fase van de behandeling relevant. De opvallende brief van de kerkenraad van Kampen-Noord bijvoorbeeld vraagt extra aandacht bij de verwerking door de synode van het voorgestelde besluit 4. Hetzelfde geldt voor de brieven van deputaten BBK en DKE. Dat hoort echter thuis bij een andere fase van de behandeling en eventueel uitwerking van de voorgestelde besluiten dan nu in een eerste gesprek met deputaten m/v aan de orde is.
0.6. besloten en publiek
Het moderamen heeft ons gevraagd een eerste publieke discussieronde met deputaten m/v voor te bereiden. Dat hebben we dan ook gedaan. Voor zover wij kunnen inschatten zou het mogelijk moeten zijn de voorgestelde gesprekspunten met deputaten te bespreken in publieke zitting en in aanwezigheid van de pers. Tegelijk zijn we ons met de inventarisatie van de vragen des te meer bewust geworden van de risico’s daarvan. Het is duidelijk dat er een fors en soms emotioneel verschil van mening is op allerlei punten tussen deputaten en in ieder geval een aantal afgevaardigden. Dat maakt een publiek gesprek niet makkelijk. Des te minder omdat we ermee moeten rekenen dat verschillen van mening in de pers nog eens kunnen worden uitvergroot en dat wij zelf misschien kunnen onderscheiden tussen personen en zaken, maar dat veel anderen dat niet (meer) doen. We doen daarom (hopelijk ten overvloede) een extra appèl op wijsheid en zelfbeheersing.
Het heeft een eigen waarde om de complete vragenlijst van de afgevaardigden richting deputaten ook maar de eigen directheid te laten houden. Er is niet in gecensureerd of serieus herschreven, hoogstens geredigeerd. Maar we trekken uit bovenstaande wel de consequentie dat we deze notitie met haar bijlage u als vertrouwelijk doen toekomen. Die vertrouwelijkheid geldt voor de notitie in ieder geval tot 11 april.
0.7. Meerderheid en minderheid
Bij de keuze van de gespreksonderwerpen is niet gedifferentieerd tussen het rapport van de meerderheid van deputaten en de verantwoording van br Dick Slump. We gaan er niet alleen van uit dat ieder van de deputaten de schoen zal aantrekken die hem of haar past, maar zijn ook nieuwsgierig naar de mening van br. Slump over vragen die vooral het rapport van de andere deputaten raken — en andersom.
Er wordt in deze notitie gesproken over het rapport (van deputaten) en de verantwoording (van br. Dick Slump). Dat is overeenkomstig de manier waarop de teksten zichzelf presenteren. Er is in strikte zin geen sprake van een meerderheids- en een minderheidsrapport. Er is sprake van een rapport met een bepaald betoog en van een verantwoording in bijlage 2 bij dat rapport waarin br. Slump verantwoordt waarom het betoog van het rapport hem niet overtuigt en hij gedachten aanbiedt over hoe het anders zou kunnen en volgens hem moeten. Het rapport en de verantwoording worden beide even serieus genomen.
1. Gespreksonderwerpen
1.1. Opdracht, uitvoering, voorgeschiedenis en samenhang
1.1.1. Opdracht — Op pag. 5 van het rapport vertelt u hoe het moderamen van de GS 2011 mee een rol heeft gespeeld in uw interpretatie van uw opdracht. Hoe heeft u de betrokkenheid van het moderamen ervaren? Hoe heeft de tweede lezing in de context van de opdracht van het moderamen (pag. 5 eerste alinea) uw eigen eerste lezing van de opdracht van de GS veranderd?
U beschrijft uw uiteindelijke lezing van de opdracht van de GS op pag. 5 als: ‘Het is niet de bedoeling alle bezinning op dit onderwerp binnen en/of buiten onze kerken opnieuw te doen. Op basis van het beschikbare materiaal moeten de vragen die ons als opdracht zijn gegeven worden beantwoord. Daarbij moet nadrukkelijk aandacht gegeven worden aan de manier waarop deze antwoorden kunnen worden geïmplementeerd in de kerken.’
In de verdere uitwerking blijkt dat u de vragen die als opdracht zijn gegeven zeer terughoudend beantwoordt: de visie dat het op grond van de Schrift geoorloofd is, naast broeders ook zusters uit de gemeente te benoemen in het ambt van diaken, ouderling en predikant is in het licht van de Schrift legitiem (pag. 4 io 32). Dat is bewust (pag. 9) geen ‘ja’ of ‘nee’. De implementatie van dit terughoudende antwoord vraagt om voortzetting van het gesprek en aanwijzingen hoe dat goed te voeren (vgl. hoofdstuk 6).
Voor de verhouding van dit terughoudende antwoord tot de voorgeschiedenis en samenhang van uw opdracht, zie verderop. Hier komt vooral de vraag op naar de verhouding tussen uw uitvoering van de opdracht van de GS en wat u de opdracht van het moderamen noemt. Wat het moderamen nodig acht (een heldere afronding van het theologisch verhaal en anderzijds een zoektocht naar wat bestuurlijk gezien opportuun is) acht u kennelijk (nog?) niet mogelijk. Hoe diep gaat dat kennelijk (nog?) niet mogelijk zijn voor u? Als een één-op-één toepassing van de bijbelse voorschriften niet mogelijk is (pag. 7), hoe zijn dan de vragen rond vrouwelijke ambtsdragers nog wèl ‘op grond van de Schrift’ te beslissen? Of moeten we volgens u zelfs constateren dat dit niet ‘op grond van de Schrift’ mogelijk is? Hoe verklaart u dat het moderamen van de GS 2011 op grond van hetzelfde beschikbare materiaal etc. nodig (en dus mogelijk) vindt wat u (nog?) onmogelijk vindt?
Tenslotte bij dit punt: zie beneden bij onderdeel 1.5.
1.1.2. Uitvoering — Het gegeven dat er nu zowel een rapport als een verantwoording daartegenover op tafel ligt geeft aan dat er binnen het deputaatschap op enig moment een verschil van inzicht en overtuiging is ontstaan dat niet meer overbrugbaar was. Wat zijn daarbij naar uw ervaring de breekpunten geweest? Hoe hebt u geprobeerd daar (toch) overeenstemming over te bereiken? Zijn er tussenvoorstellen geweest of andere pogingen een compromis te bereiken? Zo ja, wat zorgde er voor dat die niet konden slagen?
In hoeverre ervaart u het gegeven van verschil van mening en overtuiging al binnen het deputaatschap zelf als een extra argument voor de positie die u uiteindelijk gekozen hebt?
1.1.3. Voorgeschiedenis en samenhang — U bent het derde deputaatschap dat zich sinds 2005 met de thematiek van m/v en ambt hebt beziggehouden. Hoe verhoudt uw rapportage zich tot die van de beide vorige rapportages en de besluiten en overwegingen van voorgaande generale synodes? Waar en waarom trekt u lijnen door en waar en waarom kiest u voor een andere benadering?
Het gesprek over dit onderwerp speelt niet alleen in onze kerken. U hebt ervoor gekozen om niet inhoudelijk in te gaan op de diverse rapporten van onze meest genabuurde kerken in Nederland (NGK VOP 2004, CGK 1998 en 2001) en u volstaat ook bij onze buitenlandse zusterkerken met een overzicht en typering van hun posities. Kunt u toch in ieder geval iets meer vertellen over hoe uw rapport zich inhoudelijk verhoudt tot de rapporten uit NGK en CGK?
1.2. Vraagstelling
1.2.1. U kiest ervoor het probleem waar een oplossing voor gezocht wordt te benoemen als ‘hoe lezen wij de Bijbel?’ (pag. 5). Verderop noemt u dit de onderliggende theologische kwestie: ‘Op welke manier zijn de bijbelse voorschriften, gegeven in een concrete culturele situatie, van toepassing op onze huidige situatie?’ (pag. 7). Daarmee maakt u een concreet probleem met de interpretatie en toepassing van een aantal bijbelse teksten tot een algemeen probleem. Wat zijn uw beweegredenen geweest voor deze keuze?
Ter toelichting: De keuze is in ieder geval niet vanzelfsprekend. In de kerken wordt in het algemeen helemaal geen probleem ervaren met het lezen en toepassen van teksten waarin de andere setting van de bijbelse voorschriften doorklinkt. Het is zelfs te verdedigen dat er in de Nederlandse gereformeerde traditie, in onderscheid van de reformatorische of evangelische, een brede consensus bestaat over hoe met dergelijke teksten om te gaan. In feite verwijst u bovenaan pag. 9 van het rapport zelf naar die consensus. Ook zonder ons bewust te zijn van allerlei finesses van wat er in de uitleg en toepassing speelt weten we als gereformeerden in de praktijk prima een weg te vinden met dergelijke teksten. Alleen in sommige concrete discussies ervaren we problemen. De discussie over het toegestaan zijn van vrouwelijke ambtsdragers is daar een voorbeeld van. Het is in ieder geval de moeite waard te vragen naar de redenen waarom in dit concrete geval mensen een uitzondering maken op hun ‘normale’ manier van omgaan met teksten, vóór er een algemeen probleem van gemaakt wordt.
1.2.2. Het effect van uw keuze lijkt te zijn dat een relatief beperkte discussie over de toepassing van een aantal teksten in een specifieke vraagstelling over m/v en ambt nu belast wordt met een zware hypotheek: de manier van omgaan met de Bijbel als goddelijke boodschap voor ons komt in het algemeen ter discussie te staan, complexe hermeneutische vraagstellingen moeten behandeld worden, en dergelijke. Was het niet mogelijk geweest om aan uw opdracht te voldoen zonder een dergelijke zware hypotheek te nemen?
Inderdaad kunt u voor deze verbrede en verzwaarde vraagstelling verwijzen naar de voorgaande discussie. Vanuit het verleden is o.a. het thema van vrouwelijke ambtsdragers een signaal-thema geworden dat de grens tussen orthodox en vrijzinnig aangaf; het is daarmee voor veel mensen ook een taboe-thema geworden. Dat neemt niet weg dat de vraag blijft of het wel terecht is door te vragen naar een algemene onderliggende theologische kwestie van de orde van grootte van manier van Bijbel lezen en hermeneutiek. Is de werkelijke problematiek niet veel beperkter en dus gerichter op te lossen?
1.2.3. Door uw algemene vraagstelling maakt u het zichzelf effectief onmogelijk nog een beroep te doen op de bovengenoemde consensus. Tussen voor- en tegenstanders van vrouwelijke ambtsdragers is in de gereformeerde traditie een veel grotere gemeenschappelijkheid in Bijbel lezen dan nu in het rapport blijkt. Het gericht beargumenteren waarom het goed is op te houden met een uitzondering op hoe we gewend zijn met sociaal-cultureel bepaalde teksten omgaan vraagt in ieder geval om een veel kleinere omschakeling dan het pleiten voor een nieuwe/andere/betere manier van Bijbel lezen of hermeneutiek. Wat is uw afweging geweest om een dergelijke route niet te kiezen?
1.3. Context (cultuur) en hermeneutiek
1.3.0. Exegese van bepaalde teksten — We hebben ervoor gekozen in deze fase van het gesprek geen exegetische vragen bij de uitleg van bepaalde teksten in te brengen. Zoals in de bijlage te lezen is zijn die vragen er vele. Het zal deputaten niet verbazen. Maar bespreking ervan draagt niet bij aan een gesprek over het betoog van deputaten m/v in hun rapport (waar br. Slump afstand van neemt in zin verantwoording). En dat is waar het nu eerst om gaat.
1.3.1. Context (cultuur) — N.B. Effectief lijken de begrippen context en cultuur in het rapport uitwisselbaar te zijn. De verantwoording van br. Slump stelt vragen bij het gebruik van het complexe begrip cultuur en is daarin niet de enige. Om verwarring te voorkomen en ook om te voorkomen dat we ons verliezen in allerlei discussies over ‘cultuur’, stellen wij voor verder over context te spreken.
In hoeverre hebben we een reëel inzicht in de context waarin de boeken van het Oude en Nieuwe Testament geschreven zijn?
In hoeverre wordt wat wij de context van de boeken van de Bijbel noemen door ons zelf geconstrueerd?
Is bovendien zo’n context niet altijd een kluwen van goddelijke en anti-goddelijke invloeden, wat een globaal beroep op ‘de’ context tot een riskante strategie maakt?
Is zo’n context niet per definitie te gedifferentieerd om er eenduidige conclusies aan te verbonden, zowel voor toen als voor nu?
In hoeverre leeft de kerk in een ‘eigen’ context van de kerk van alle tijden en plaatsen en de doorgaande lijn in de Schrift, en is zij van daaruit geroepen ook op de man-vrouw-verhouding een eigen ‘way of life’ vorm te geven, desnoods als ‘tegenover’ van de algemene context?
Als illustratie bij de laatste twee vragen hierboven kan gewezen worden op de moeite die u aanhaalt uit de praktijk van onze kerken om het verschil in toegestane taakvervulling tussen vrouwen en mannen uit te leggen aan nieuwe generaties en aan jonge christenen (bijv. pag. 6). Kennelijk wordt die moeite niet algemeen ervaren: de grote Vrije Baptisten gemeente rond ds. Orlando Bottenbley kent een mannelijke raad van oudsten en vindt het zelfs niet nodig dat te verantwoorden (tenminste niet al te vindbaar online). Hetzelfde geldt voor Redeemer Presbyterian Church in New York, de gemeente van ds. Tim Keller, die een inspiratiebron vormt voor veel gereformeerde gemeentestichtingsprojecten.
1.3.2. Hermeneutiek — In het algemeen blijkt in de discussie tot dusver en blijkt ook uit de vragen van de afgevaardigden dat de uitleg en de hantering van wat deputaten ‘hermeneutiek’ noemen meer vragen oproepen dan beantwoorden. Ook zonder analyse van waar dat aan ligt kan geconstateerd worden dat de voorgelegde visie op en hantering van ‘hermeneutiek’ niet overtuigt. Het gaat daarbij bovendien niet alleen om ‘tegenstanders’ van het openstellen van de ambten voor vrouwen, maar ook om ‘voorstanders’ die niet overtuigd zijn. U biedt uw visie als geheel aan als een voorbeeld van ‘zo zou het kunnen’, maar ze roept in ieder geval op het onderdeel ‘hermeneutiek’ breed de reactie op van ‘zo kan het in ieder geval niet’. Hoe taxeert u deze reactie zelf?
U signaleert zelf al (pag. 20) als belangrijkste vraag die u te beantwoorden heeft: ‘betekent “hermeneutiek” zo niet dat ons eigen leeskader de kracht en het gezag van de Bijbel als Gods Woord gaat overheersen?’ Korter gezegd: kan de tekst van de Bijbel ons in onze context nog tegenspreken? U brengt daar tegenin dat u juist probeert recht te doen aan wat de Schrift zelf als context aanreikt (pag. 20), en dat ook de manier waarop Paulus met zijn context omging voor ons richtinggevend moet zijn (pag. 21). Tegelijk blijkt o.a. uit uw ‘driehoeken-schema’ (pag. 17) dat voor u de context van de Schrift toch een zelfstandig gegeven is tegenover de tekst en met die tekst niet samenvalt (wat de Schrift zelf ons als context aanreikt). Wat u zelf her en der beschrijft als context van de Schrift heeft behoorlijk wat meer bronnen dan alleen de Schrift. Het is die zelfstandige rol van de context die de vraag levend houdt: welk verweer hebben deputaten nog als mensen dezelfde redenering toepassen op andere onderwerpen waarbij ook ingrijpend verschil speelt tussen de context van toen en die van nu (gemengd huwelijk, [homo]seksualiteit, wonderen, engelen en ‘goden’, en zelfs de persoonlijkheid of het bestaan van God)? Gaat op deze manier niet alles schuiven?
Paulus geeft zelf niet aan wat voor hem het zwaarst weegt in het hele palet aan aanwijzingen en argumenten dat hij gebruikt (pag. 22). U gebruikt dat bijvoorbeeld als argument tegenover mensen die extra waarde hechten aan de verwijzing naar de geschiedenis van Adam en Eva in het paradijs (pag. 23). Intussen geeft u voor uzelf wel aan wat voor u het zwaarst weegt in het palet: de hoofdzaak is en blijft voor alle tijden: verspreiding van het evangelie in en door de kerk (pag. 23). Die hoofdzaak weerspiegelt zich in een lezing van Paulus waarbij u steeds aandacht vraagt voor wat hij communicatief in zijn context aan het doen is (aansluiting of kritiek). Paulus geeft intussen zelf nergens met zoveel woorden aan dat hij zich in feite aansluit bij of kritiek oefent op zijn context als zodanig (en kan dat ook niet doen, de hele vraagstelling is niet de zijne, maar de onze). De duiding komt dus geheel voor uw rekening en lijkt een sterk voorbeeld van hoe de eerste lezing altijd vanuit een latere lezing geconstrueerd wordt. In ieder geval geldt zowel voor de selectie in het palet als voor de communicatieve duiding van Paulus instructies dat beide niet uit de teksten voortkomen. Hoe kunt u beide toch tegenover de teksten verantwoorden?
1.4. Ambten, differentiatie en eigenheid
1.4.1. Differentiatie — U geeft aan dat de eerste twee vragen van de GS 2011 (waarin tussen diakenen en ouderlingen/predikanten onderscheiden wordt) op fundamenteel niveau onlosmakelijk bij elkaar horen, hoewel het wellicht uit praktische overwegingen zinvol is om tussen deze ambten te onderscheiden (pag. 9). U werkt dit ‘op fundamenteel niveau onlosmakelijk bij elkaar horen’ uit via een visie op wat die ambten tot ambt maakt: de roeping om de gemeente door Woord en sacrament bij Christus te houden en daarin Christus te representeren (pag. 25). Het zinvol zijn van onderscheiding uit praktische overwegingen lijkt samen te hangen met de verschillen tussen concrete taken en verantwoordelijkheden (pag. 25).
U volgt daarmee niet de benadering die doorklinkt in de opdracht van de GS 2011 en die in de discussie tot nu toe wel een rol speelt (en in de praktijk van diverse [buitenlandse] kerken vorm heeft gekregen), om namelijk voor het functioneren van vrouwen in de ambten te letten op a. de verschillen die er bestaan in de taakstelling van met name diakenen ten opzichte van ouderlingen en predikanten, en b. de verschillende componenten binnen de taakstelling van de ambten van ouderling en predikant (bijv. pastoraat, leiding geven). Deze keuze impliceert aan uw kant de stelling dat er geen taken zijn die als zodanig door mannen moeten en niet door vrouwen mogen worden uitgevoerd. Het is nu juist de kern van de traditionele positie dat er wel degelijk taken zijn die niet door vrouwen mogen worden uitgevoerd (leren, regeren). In dit verband verwijst u echter alleen naar de praktijk: ‘Deze taken wórden in de praktijk op allerlei manieren al door vrouwen uitgevoerd zonder dat dit op principiële bezwaren stuit.’ (pag. 25). Kunt u de geïmpliceerde stelling (er zijn geen taken die als zodanig door mannen moeten en niet door vrouwen mogen worden uitgevoerd) nader onderbouwen en u daarbij confronteren met de traditionele positie?
De differentiatie tussen diakenen en ouderlingen/predikanten is voor het tot stand komen van de praktijk in veel kerken die vrouwelijke ambtsdragers kennen (PKN, NGK, CRC) belangrijk geweest als een eerste stap. Het valt u toe te stemmen dat daarmee geen wezenlijke oplossing wordt geboden voor de vragen rondom de ambtsdienst van vrouwen (pag. 29). Intussen is het wel een relatief makkelijk te nemen stap om het diakenambt voor vrouwen open te stellen (zie o.m. wat u zelf aandraagt op pag. 28/29). Moet die stap volgens u wachten tot er wel een ‘wezenlijke oplossing’ is, en zo ja, waarom?
1.4.2. Eigenheid — U typeert het gemeenschappelijke van de diverse ambten in de kerk (‘het ambt’) als de roeping om de gemeente door Woord en sacrament bij Christus te houden en daarin Christus te representeren. Daarin past u een omschrijving die is ontworpen voor een specifiek ambt (het geordineerde ambt van bisschop, predikant [?] e.d., in onderscheid van ‘gemeentefuncties’ als ‘onze’ ouderling en diaken) zonder meer toe op de onder ons bestaande drie ‘ambten’. Kan dat zomaar?
Dezelfde vraag anders gesteld: de onder ons bestaande ‘ambten’ worden in de gereformeerde traditie vanouds gefundeerd via een vrij (te?) direct beroep op de Schrift: een aantal functies die in het Nieuwe Testament voorkomen worden van blijvende waarde geacht en daarom voorgeschreven in de orde van de kerk. Het accent ligt op deze manier vanouds meer op het specifieke van de verschillende functies dan op het gemeenschappelijke (‘het ambt’). Het vrij (te?) directe Schriftberoep geeft daarbij de ruimte voor vrouwelijke diakenen, maar niet voor vrouwelijke ouderlingen en predikanten. De omschrijving die u geeft is gevormd vanuit het concept opzien, opziener (episkopein, episkopos [bisschop]), wortelt in de traditie waarin de diverse ambten worden gezien als ‘afsplitsingen’/onderdelen van het ene apostolische ambt en lijkt in ieder geval niet van toepassing op ‘onze’ diaken — wellicht zelfs niet zonder meer op ‘onze’ ouderling. Vanuit de door u gegeven omschrijving zou met hetzelfde recht een betoog op te zetten zijn om in ieder geval ‘onze’ diaken geen ambtsdrager meer te noemen. Dus nogmaals: kan dat zomaar?
Terugkoppeling: wanneer er geen taken zijn die als zodanig alleen door mannen moeten en niet door vrouwen mogen worden uitgevoerd, of anders gezegd: wanneer bij de roeping tot een taak alleen de door God gegeven gaven een rol spelen en niet het geslacht van degene die geroepen wordt, impliceert dit dat het doorgaande gesprek over de ambten en de invulling daarvan geheel los staat van de discussie over al dan niet vrouwelijke ambtsdragers: wat voor eventuele andere uitkomsten het gesprek over de ambten ook heeft, er kan dan nooit een invulling uit voortkomen met een taakstelling die voor vrouwen gesloten moet blijven. U voert intussen wel een pleidooi om beide discussies te blijven combineren. Kunt u daar meer argumentatie bij geven?
1.5. Omgang met verschillen, vervolg, rol van de synode en implementatie
1.5.1. Vervolg — Hoe verhoudt zich uw zeer terughoudende beantwoording van de vragen van de GS 2011 en uw bepleiten van een voortgaand gesprek zich tot de door u voorgestelde besluiten 3 en 4? Pleit uw rapport in feite niet juist voor de benoeming van een nieuw deputaatschap m/v, nu bijvoorbeeld ten dienste van de coördinatie van dat voortgaand gesprek? Wat voor soort kerkrechtelijke consequenties ziet u zelf volgen uit het door u voorgestelde besluit 2a? Heeft u op grond van uw taxatie van de stand van het gesprek bepaalde wensen voor of overwegingen bij mogelijke afspraken die over het thema van m/v en ambt in de kerken te maken zijn?
1.5.2. Rol van de synode — U stelt terecht de vraag (pag. 8), of een generale synode gehouden kan zijn in inhoudelijke theologische vragen één bepaalde visie goed of af te keuren. ‘Dit geldt des te sterker wanneer zo’n generaal-synodale standpuntbepaling tegelijk ook het doorhakken van een gordiaanse knoop is. Is het werkelijk in het belang van de kerken om de overtuiging van één (groter of kleiner) deel van de kerkleden kerkelijk te ijken en daarmee onherroepelijk een ander (kleiner of groter) deel van zich te vervreemden?’
Tegelijk impliceert de door u voorgestelde besluittekst dat u van de synode vraagt de standpunten van de voor- en tegenstanders in die inhoudelijke theologische discussie wel degelijk te kwalificeren: ze vallen beide binnen de bandbreedte van wat als schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld. Dat vraagt in ieder geval van de tegenstanders het opgeven van de normatieve claim van hun standpunt: zij moeten toegeven dat er een reëel probleem is en niet maar een pastoraal probleem (pag. 8), zij kunnen er niet meer zomaar van uit gaan dat God in de Bijbel vrouwelijke ambtsdragers verbiedt of een bepaalde verhouding van vrouwen en mannen voorschrijft, maar moeten omschakelen naar de positie dat het hun overtuiging is dat God in de Bijbel .... etc.
Kunt nu nog eens apart voor ons uitwerken op grond waarvan u een synode wèl geroepen acht een dergelijke kwalificatie van theologische strandpunten te geven, maar niet geroepen om de theologische gordiaanse knoop door te hakken?
1.5.3. Implementatie — Hoe kunnen we volgens u voorkomen dat ook de implementatie van de door u voorgestelde terughoudende besluiten in de kerken toch het effect krijgt van een ‘fragmentatiebom’? Het terugplaatsen van de discussies over m/v en ambten in de lokale gemeenten heeft bepaald risico’s.
In hoeverre moet naar de mening van deputaten de invoering van welke besluit dan ook hierover, wachten op reacties van zusterkerken in binnen- en buitenland?
2. Gespreksvoering
Op het moment van afsluiting van deze notitie stellen wij ons de gang van zaken op 11 april ongeveer zo voor: bij elk van de vijf gespreksonderwerpen krijgen deputaten gezamenlijk (dus inclusief br. Dick Slump) maximaal 10 minuten voor hun reactie, gevolgd door maximaal 15 minuten plenaire discussie met de afgevaardigden (één ronde). Wanneer de tijd het toelaat wordt het gesprek afgesloten met een extra plenaire discussie over het geheel. Het is aan het moderamen om te beslissen over wie het gesprek technisch zal leiden.
Vóór 11 april zal nog een gesprek plaats vinden tussen de commissie en het deputaatschap. Het is mogelijk dat in dat overleg besloten wordt een andere aanpak van het gesprek voor te stellen. Het is uiteraard aan het moderamen om daarin de laatste beslissingen te nemen.
BIJLAGE 2 – Korte reactie Slump op 'uitleg'
Korte reactie op “Samen verder in dienst van het evangelie”, uitleg van deputaten mv in de kerk voor de GS Ede 2014, tevens toelichting op mijn ‘Verantwoording’, bijlage 2 bij ‘Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie’, Rapport deputaten M/V in de kerk.
dick slump
9 april 2014
De (meerderheid van) deputaten hebben in een nader stuk “enige toelichting” op het rapport van deputaten geschreven. Ik geef een – vanwege de tijd korte – reactie, waarbij ik me beperk tot hetgeen wat mij betreft de kern van de zaak is.
-
Vooraf: Het lijkt me volstrekt legitiem dat de vraag gesteld wordt of de Here vandaag van ons vraagt zusters uit te sluiten van het vervullen van de ambten in de kerk, m.n. die van ouderling en predikant. Het stellen van deze vraag is op zichzelf geen reden om argwanend te doen. Zoals in het rapport is beschreven, heeft de ontwikkeling in de laatste halve eeuw niet stil gestaan. Niet in de maatschappij en niet in de kerk. Dat er spanning wordt gevoeld tussen de positie van vrouwen in de samenleving en in de kerken, en tussen feitelijke veranderingen binnen de kerken en de ‘leer’ is duidelijk[i].
-
Ik heb moeite met de suggestie dat er in essentie verschil bestaat tussen een bevestigend antwoord op de vraag die de Generale Synode 2011-2012 ons heeft gesteld (Is het op grond van de Schrift geoorloofd naast broeders ook zusters te benoemen in de ambten?) en de vraag die deputaten u voorstellen positief te beantwoorden (Mag onze visie - dat ook vrouwen in de kerkelijke ambten mogen dienen - binnen de kerken legitiem bestaansruimte hebben? Past deze visie binnen de bandbreedte van wat als Schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld?). Dat tussen deze vragen in essentie geen verschil bestaat erkennen deputaten zelf ook, wanneer zij op blz.7 van de ‘uitleg’ hun visie verwoorden: “Het is bijbels gezien geoorloofd dat ook vrouwen deze ambten vervullen”. De visie die in de Gkv de heersende is/was (de vervulling van een regeer- of leerambt komt niet aan vrouwen toe) verdraagt zich moeilijk met de door deputaten voorgestane visie. Als beide visies legitiem zijn, verliest de visie die geen ruimte voor vrouwelijke predikanten en ouderlingen ziet haar betekenis. Of in de plaatselijke kerken de ‘ruime’ visie ook wordt omgezet in de praktijk van de ambtsvervulling, is een vraag van uitvoering en dus principieel van een andere orde. Het lijkt me daarom eerlijk om vast te stellen dat deputaten u voorstellen de vraag van de GS aan deputaten, die eeuwenlang door de kerken ontkennend is beantwoord, thans positief te beantwoorden. Dat is een principiële breuk met het verleden en dat verklaart ook de heftigheid van bepaalde reacties.
-
Zoals ik in mijn ‘Verantwoording’ heb proberen duidelijk te maken, vind ik de argumentatie in het rapport niet overtuigend. De nadere uitleg heeft dat niet anders gemaakt.
Daarbij gaat het me niet om het etiket ‘nieuwe hermeneutiek’, maar om de zaak zelf.
Ook ‘de uitleg’ maakt duidelijk dat in essentie de veranderde omstandigheden in maatschappij en kerk ons er toe moeten brengen de ambten niet langer gesloten te houden voor zusters in de gemeente. Blz. 4 is in dit opzicht duidelijk en inzicht gevend. Gelet op wat onze zusters allemaal doen in de kerk, vinden deputaten het moeilijk, zo niet onmogelijk uit te leggen waarom de ambten voor hen gesloten moeten blijven. De bewijslast wordt omgekeerd, zou een jurist zeggen. De kerkelijke praxis is veranderd onder invloed van de cultuur en daarom heeft de kerk heel wat uit te leggen als het ambt voor zusters gesloten blijft. “Er zal een overtuigend en inzichtgevend verhaal verteld moeten worden waarom dit niet zou mogen. Er zal inspirerend onderwijs moeten plaatsvinden om vrouwen die zich geroepen weten tot dienst aan het Gods Koninkrijk zó te vormen dat zij zich uit liefde voor God overal inzetten behalve in de ambten” (citaat, blz.4).
Ik vind deze benadering niet overtuigend om de switch te rechtvaardigen. Eeuwenlang hebben vrouwen zich geroepen geweten tot dienst aan Gods Koninkrijk zonder dat de ambten voor zusters werden opengesteld. En dat is gelukkig vandaag de dag in Nederland en op veel andere plaatsen in de wereld nog zo[ii]. Ook in de bijbel zelf zijn vele voorbeelden te vinden. De inbreng van vrouwen in dienst van het koninkrijk is enorm en veelkleurig. Hoe die inbreng precies gestalte krijgt kan naar plaats, tijd en cultuur verschillen, ook als geen leer- en regeerambt voor zusters is opengesteld.
-
In dit verband heb ik me overigens wel afgevraagd wat de betekenis is van de drie voorbeelden die op blz. 4 genoemd worden in het kader van de vraag of bepaalde ontwikkelingen in het proces van emancipatie zouden moeten worden teruggedraaid. Wie bepleit er afschaffing van het actieve kiesrecht voor vrouwen, terugkeer naar de situatie dat vrouwen nog handelingsonbekwaam waren, of dat vrouwen weer een hoofdbedekking moeten dragen tijdens de kerkdienst en eigenlijk ook doordeweeks op straat? Je hoeft niet het proces van emancipatie over de hele linie af te keuren om je af te vragen of we niet – bewust of onbewust – bij dit proces de vraag hebben laten liggen of de bijbel over de verhouding M/V ook voor vandaag wellicht een boodschap heeft die in meer of mindere mate spanningen oproept met de geleidelijke ontwikkeling die zich heeft voorgedaan in Nederland. Die culturele ontwikkeling is niet waardenvrij[iii]·.
-
De kernvraag is of de beperkingen die in de bijbel – vooral in de brieven van Paulus – worden aangegeven voor vrouwen ten opzichte van mannen nu niet meer zouden gelden. Dat raakt het Schriftverstaan en daar zit de kern van mijn probleem om het rapport te volgen. De kerk is gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten. Paulus schrijft aan Timotheüs dat hij dit alles (ook 1 Tim. 2: 11,12) heeft geschreven opdat Timotheüs weet hoe men zich moet gedragen in het huis van God dat wil zeggen de kerk van de levende God, fundament en pijler van de waarheid. De brieven van Paulus behoren tot de gesloten canon. Ze zijn de vrucht van de belofte van Christus aan zijn discipelen/apostelen dat de Geest hen zou leiden in de volle waarheid (Joh. 16:13). In de klassieke gereformeerde leer is er geen ruimte voor voortgaande, aanvullende openbaring na Pinksteren buiten de Schriften om. God openbaart zich nog steeds door Zijn Geest, maar hij doet dat in Zijn Woord[iv]·.
Daarom heb ik ook moeite met de benadering van de onder huidige theologen populaire N.T. (Tom) Wright, waarnaar in de ‘uitleg’ wordt verwezen en die raakvlakken vertoont met de benadering van deputaten. Wij spelen niet in de laatste akte van de wereldgeschiedenis met slechts aanwijzingen over de afloop daarvan. Wij hebben ook tamelijk concrete aanwijzingen meegekregen van de apostelen hoe we ons persoonlijk en als gemeente moeten gedragen in de periode van Pinksteren tot de wederkomst. Een belangrijke aanwijzing is ook om te blijven bij hetgeen door hen is geleerd. Maar ook als we meegaan in de metafoor van Wright, dan is zijn eerste voorwaarde om de vijfde akte te kunnen spelen “ons eigen maken wat in de Bijbel voorhanden is”: Het lijkt mij dat daaronder zeker moeten worden begrepen de aanwijzingen van de apostel Paulus over hoe het behoort toe te gaan in de christelijke gemeente, juist als hij in zijn (normatief) spreken op het punt van de verhouding man/vrouw in de gemeente verwijst naar niet- cultuurgebonden feiten in schepping en zondeval en de verhouding Christus- man en man-vrouw (Ef.5:21-24; 1 Kor.11).
-
Het probleem dat ik heb met de benadering van het meerderheidsrapport is, dat ondanks het feit dat over de exegese van verschillende relevante delen van de bijbel over de positie van mannen en vrouwen in de kerk, eigenlijk geen erg grote verschillen lijken te bestaan, toch de toepassing in de concrete situatie van de Gkv tot een diametraal andere uitkomst leidt. De kern van het onderwijs van Paulus is duidelijk. Over de precieze toepassing in concrete situaties is altijd discussie geweest. Die toepassing zal, met behoud van de grondlijn, in de verschillende konteksten ook wel verschillen kunnen vertonen. De ambtelijke structuur in de Gkv is niet één op één overgenomen uit het Nieuwe Testament. Het staat vast dat Paulus onderscheid maakt, bv. als het gaat om spreken in de samenkomsten van de gemeente. Een onderscheid dat hij niet maakt tussen heren en slaven, al zou daar cultureel gezien alle aanleiding voor zijn geweest. Ook bij de aanstelling van apostelen en oudsten worden slaven niet uitgesloten.
De grondlijn heb ik in mijn verantwoording proberen aan te geven als “gezaghebbend spreken en geestelijk leiding geven in de gemeente” (blz.41), uitgewerkt voor de taak van de ambtsdragers en de kerkenraad onder punt 3 van mijn “Contouren van een andere benadering M/V” (blz. 42).
-
Voor deputaten is de (voornaamste?) reden waarom Paulus zich zou aansluiten bij wat in zijn context maatschappelijk gangbaar is ten aanzien van vrouwen, dat de voortgang van het evangelie niet belemmerd mag worden. Bij mannen gaat hij in tegen wat (over het algemeen) maatschappelijk gangbaar was. Maar dat zou geen aanstoot geven bij buitenstaanders (Rapport, blz.22). Opvallend is echter dat Paulus nergens aangeeft dat een mogelijk ‘cultureel bepaald onbegrip’ in de maatschappij van zijn tijd hem ertoe heeft gebracht de eerste christelijke gemeenten op te roepen de principiële gelijkheid van man en vrouw in Christus (Gal.3:28), niet al te zeer te etaleren door geëmancipeerd gedrag van de zusters. Paulus motiveert zijn onderwijs juist mede met principiële, niet cultuurgebonden, argumenten, zoals verwijzing naar schepping en zondeval in 1 Timotheüs 2 en de notie dat de man het hoofd is van de vrouw, zoals Christus het hoofd is van de man.
-
De bijbel laat ons zien dat vrouwen in de christelijke kerk uitermate belangrijk waren en ook in ere werden gehouden. Ze profeteren en zijn zeer actief in en rond de gemeente. Daar zit het probleem niet. De vraag die ons gescheiden houdt is of er ook grenzen zijn die bij de toedeling van taken en verantwoordelijkheden in de gemeente in acht genomen moeten worden. Paulus beantwoordde die vraag zonder twijfel met ja. Mij is niet duidelijk waarom die vraag nu andersluidend zou moeten zijn.
-
Ik zie Paulus, dwars tegen de cultuur in, mannen onderwijzen over hun houding tegenover vrouwen. Hij gaat daarmee in de lijn van Jezus, die in zijn omgang met vrouwen menige wenkbrauw deed fronsen. Hij toont zich ook een leerling van Christus als hij laat zien dat leiding geven, gezag uitoefenen, samengaat met dienen, voeten wassen en de minste willen zijn. Zoals ik in mijn verantwoording heb proberen aan te geven, meen ik dat Paulus hier aansluit bij de oorspronkelijke bedoeling van God bij het scheppen van man en vrouw en dat hij strijdt tegen misvormingen in de verhouding man – vrouw als gevolg van de zondeval. Het onderscheid tussen mannen en vrouwen ligt, behalve in de geslachtelijkheid, ook in de positie die ze bij de schepping van God hebben gekregen. Juist in het verdisconteren en handhaven hiervan ligt de mogelijkheid om beeld van Christus en dus beeld van God te zijn, zoals het oorspronkelijk bedoeld was. Als in de christelijke gemeente hieraan gestalte wordt gegeven kan dat, in deze tijd die arm is aan symboliek, van symbolische betekenis zijn voor de wereld. En dat is meer dan ‘symboolpolitiek’. Mannen nemen de leiding zoals Christus de leiding neemt in zijn dienende zelfovergave. Vrouwen erkennen het hoofd-zijn van de man, zoals Christus het hoofd-zijn van God erkent. Dit is niet iets van marginale betekenis, maar het is onderdeel van de kern van het evangelie: herstel van de oorspronkelijke verhoudingen.
[i] Zie echter al de rede van Prof. H. van Riessen bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in de wijsbegeerte aan de VU, gehouden op 17 april 1964 (NB 50 jaar geleden!), Knooppunten der moderne cultuur, blz. 26: “Zo begint onder deze omstandigheden de feitelijkheid normatieve kracht te verkrijgen. Er ontstaat een sterke neiging tot accommodatie bij de feitelijke gang van zaken en tot een vlucht in het conformisme.” Daar moeten we in de kerk voor oppassen.
[ii] “Het geheel van onze buitenlandse kerken overziende wordt duidelijk dat geen van de zusterkerken vrouwen in een regeer- of leerambt kent, of daartoe momenteel neigt” (Rapport deputaten, blz.6, laatste tekstblok). Tegelijk zien we heel veel vrouwen die zich met hart en ziel inzetten voor Gods kerk en koninkrijk.
[iii] Bij het schrijven van deze ‘verzuchting’ heeft meegespeeld dat ik in het kader van mijn opdracht als deputaat M/V de studie van prof. dr. J. van Bruggen, Emancipatie en Bijbel.Kommentaar uit 1 Korinthe 1 (Amsterdam, 1984, 5e druk) heb gelezen. Ik was onder de indruk van de diepgang van deze studie. Wij doen onszelf als kerken tekort als wij ons bij het nadenken over de verhouding van man en vrouw in de gemeente niet confronteren met studies als deze. Die hoeven we niet klakkeloos te volgen, maar kunnen we ons wel rekenschap geven van het feit dat we kennis hebben genomen van hetgeen onze ‘voorgangers’ uit de Schriften hebben verstaan.
[iv] Twee voorbeelden van deze ‘klassieke opvatting’ naar aanleiding van Joh. 16:13:
- “…deze belofte is gesproken tot én vervuld aan de discipelen. De vervulling van deze belofte is ons gegeven in de brieven van de apostelen en de Openbaring van Johannes. De toekomende tijd van de belofte (‘zal u de weg wijzen tot de volle waarheid’) is voor óns geworden tot de voltooide tijd van de vervulling der belofte: het in de Bijbel geboekstaafde Woord”. (Dr. C Trimp, Betwist Schriftgezag. Een bundel opstellen over de autoriteit van de bijbel, Groningen, 1970, blz.136v.)
- “Het gaat niet om aanvullende openbaring na Pinksteren, maar om het herinneren en begrijpen door de leerlingen van wat hun Meester eerder gezegd had. Hij heeft de Vader immers volkomen geopenbaard”; “De Heilige Geest heeft niets nieuws te vertellen”. (Dr. P.H.R. van Houwelingen, Johannes. Het evangelie van het Woord, CNT, Kampen 1997, blz. 322; 323);
Zie ook: Johannes Calvijn, Institutie of onderwijzing in de christelijke godsdienst, Vertaling dr. C.A. de Niet, Houten 2009, Boek 4, hoofdstuk 8,8); B. Kamphuis, Klare taal. De duidelijkheid van de Schrift, De Vuurbaak 1988, blz. 41-45; AN Hendriks, Die Here is en levend maakt. Schriftstudies over de Heilige Geest en zijn werk, Kampen 1984, blz.44;
BIJLAGE 3 – Conceptvoorstellen ZHT
(toelichtingen vormen geen onderdeel van de besluittekst, maar zijn bedoeld voor de synodeleden)
Materiaal:
- rapport van deputaten zending, hulpverlening en training (ZHT) (15-10-2013);
- aanvullend rapport “Samenwerken in mission” (28-01-2014);
- brief van de Gereformeerde Kerk te Leiden (08-01-2014) waarin zij kanttekeningen plaatst bij de redactie en de opbouw van het rapport, en vraagt om expliciete motivatie waarom de nieuwe structuur een verbetering is;
- brief van de Gereformeerde Kerk te Kampen-Noord (31-01-2014) waarin zij vraagt om wat de term ´mission´ betreft aan te sluiten bij andere termen die in christelijk Nederland worden gebruikt als ´zending´ en ´evangelisatie´;
- advies deputaten financiën en beheer over de meerjarenbegroting 2015-2017 (30-01-2014);
Besluit 1:
deputaten voor zending, hulpverlening en training decharge te verlenen.
Besluit 2: unaniem
opnieuw deputaten voor zending, hulpverlening en training (Amendement HHBouma: mission, ingetrokken) te benoemen.
Besluit 3:
de kerken op te roepen tot vasthoudende liefde voor de naaste (binnen én) buiten de context van de Nederlandse taal en cultuur en de kerken aan te sporen, met het oog op verspreiding van het Evangelie, samen te werken met kerken en christenen in het buitenland via Regionale SamenwerkingsVerbanden en het Landelijk SamenwerkingsVerband. Tegelijk de deputaten (in samenwerking met de Regionale SamenwerkingsVerbanden/Landelijk Samenwerkingsverband) op te dragen zoveel als mogelijk is te doen om het draagvlak te versterken voor dit mooie werk.
Amendement JBdeRijke (overgenomen door deputaten) OVT unaniem
- de kerken aan te sporen, met het oog op verspreiding van het Evangelie, samen te werken met kerken en christenen in het buitenland via Regionale SamenwerkingsVerbanden en het Landelijk SamenwerkingsVerband;
- deputaten (in samenwerking met de Regionale SamenwerkingsVerbanden/Landelijk Samenwerkingsverband) op te dragen zoveel als mogelijk de kerken te motiveren tot vasthoudende liefde voor de naaste (binnen én) buiten de context van de Nederlandse taal en cultuur met het oog op de versterking van het draagvlak voor dit mooie werk.
34 leden
CGKruse OV8T26
Cursief vervalt
Besluit 4: unaniem
- dankbaarheid uit te spreken voor wat in samenwerking met de Zendende Instanties is bereikt in het werken aan eenheid van opvatting, consistentie van beleid en een eenvoudige, adequate structuur;
- in te stemmen met het beleid zoals verwoord in de nota 'Algemeen Beleid Mission';
- met waardering kennis te nemen van het Organisatieplan;
- deputaten op te dragen mee te werken aan de geplande herstructurering.
toelichting:
Het is de verantwoordelijkheid van een synode om beleid vast te stellen, niet om organisatiestructuren vast te leggen. Daar komt bij dat het Organisatieplan een structuur beschrijft waarvoor de verantwoordelijkheid niet ligt bij de generale synode, maar bij de samenwerkende kerken in het Landelijk SamenwerkingsVerband.
Besluit 5: unaniem
- niet te voldoen aan het verzoek van de kerk te Leiden om expliciet te motiveren waarom de nieuwe structuur een verbetering is;
- niet te voldoen aan het verzoek van de kerk te Kampen-Noord om de term ´mission´ te veranderen.
Gronden:
- de winst van de nieuwe structuur blijkt voldoende duidelijk (verwijderd) uit het rapport;
- de term ´mission´ is een adequate eigentijdse aanduiding voor het werk van zending, hulpverlening en training zoals we dat tot op heden kennen. De term ´zending´ zou een gedeeltelijke reductie van het werk suggereren, de term ´evangelisatie´ is geografisch te beperkt.
toelichting:
Deputaten ZHT bieden aan dat in de antwoordbrief aan Leiden vermeld wordt dat het gemeentelid dat het rapport voor de kerkenraad schreef (en/of kerkenraadsleden) uitgenodigd wordt voor een toelichtend bezoek aan De Verre Naasten.
Deputaten ZHT stellen het ook op prijs dat de kerk te Kampen-Noord bedankt wordt voor de herkenning en ondersteuning van de algemene lijn van het rapport en de voorgestelde besluiten;
Besluit 6: unaniem
- ermee in te stemmen dat deputaten het bestuur van het instituut voor zending, hulpverlening en training “De Verre Naasten” blijven vormen tot het moment dat de verantwoordelijkheid voor het instituut wordt overgedragen aan het Landelijk SamenwerkingsVerband, zoals beschreven in ‘Samenwerken in Mission’;
- deputaten op te dragen tot die tijd het instituut voor zending, hulpverlening en training “De Verre Naasten” te besturen binnen de kaders van het door de generale synode goedgekeurde beleid.
Besluit 7: unaniem
deputaten ZHT op te dragen het lidmaatschap van de Nederlandse Zendings Raad (NZR) te continueren.
Besluit 8: unaniem
- ermee in te stemmen dat deputaten, in samenwerking en overleg met de Zendende Instanties komen tot stapsgewijze afbouw van het landelijk quotum, zodanig dat er met ingang van (uiterlijk) 2018 binnen de GKv voor dit doel enkel quota worden geheven via de Zendende Instanties;
- deputaten voor de periode 2015–2017 een garantstelling te verlenen voor inkomsten uit quota van € 340.000,-- per jaar (in totaal € 1.020.000,--).
Toelichting:
Het doel is om het dan benodigde quotum geheel te heffen via de regionale zendende instanties (ZI's). Dit (ook) ter stimulering van de nauwere betrokkenheid. Dit betreft derhalve geen vermindering van de kerkelijke financiële lasten, doch een verschuiving van landelijk naar regionaal niveau. (Bijlage 7).
Besluit 9: unaniem
deputaten voor de periode 2015–2017, met het oog op het proces van herstructurering, een eenmalige tegemoetkoming te verlenen van 3 x € 50.000,-- (in totaal € 150.000,--). (Bijlage 8).
BIJLAGE 4 – Conceptbesluiten appelzaken
Voorstel: moderamen
Materiaal:
rapport deputaten appelzaken (18-10-2013)
Besluit 1:
deputaten appelzaken decharge te verlenen.
Besluit 2: unaniem
opnieuw een deputaatschap voor appelzaken bij de generale synode te benoemen, dat de behandeling van bezwaarschriften op de generale synode voorbereidt. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de herziene kerkorde krijgt het deputaatschap de naam: deputaten hoger beroep.
Besluit 3: unaniem
het deputaatschap opdracht te geven om – mede in verband met en vooruitlopend op de inwerkingtreding van de herziene kerkorde - een bijdrage te leveren aan kennisoverdracht en verbetering van de behandeling van ingesteld beroep bij meerdere vergaderingen.
Besluit 4: unaniem
het deputaatschap opdracht te geven om plannen te ontwikkelen en uit te voeren om de kerkelijke jurisprudentie (in geanonimiseerde vorm) op enigerlei wijze te publiceren.
Besluit 5: unaniem
deputaten een budget te verlenen van € 5000 per jaar (in totaal € 15.000).
BIJLAGE 5 – Conceptbesluit appel H.J. van Dijk
Besluit DAZ Z2
11april 2014
Besluit inzake het appelschrift van broeder H.J. van Dijk te Steenwijk, lid van de gemeente Steenwijk, tegen het besluit van de Particuliere Synode van Overijssel van 16 mei 2012 over het door een zuster verzorgen van een kindermoment in de kerkdienst.
Materiaal:
- appel d.d. 18 augustus 2012;
- uitspraak PS Overijssel d.d. 16 mei 2012;
- aanvullende stukken, inclusief bijlagen.
Procesverloop
1.1. Op 12 september 2010 verzorgt een zuster van de gemeente van Steenwijk een kindermoment in de eredienst. Daarbij vertelt ze de kinderen waar de preek over zal gaan en geeft ze hen enige uitleg.
1.2. Op 13 september 2010 tekent br. H.J. van Dijk bezwaar aan tegen het optreden van de zuster. Daarbij stelt hij dat zij in feite gedaan heeft, wat de apostel Paulus in 1 Timoteüs 2:12 verbiedt: leren of onderwijzen. Omdat de apostel zich in vers 13 beroept op de scheppingsorde, kan zijn verbod niet als tijdgebonden worden beschouwd.
1.3. Op 18 oktober 2010 krijgt van Dijk schriftelijk antwoord van de kerkenraad. Deze legt uit dat het bewuste kindermoment een poging was om in het kader van een gemeenteproject ook de kinderen van de gemeente daar meer bij te betrekken. De uitleg aan kinderen wordt door de kerkenraad niet gezien als ‘leren’ in de zin van 1 Timoteüs 2:12 of als ambtelijk werk.
1.4. Op 13 december 2010 gaat Van Dijk in appel bij de classis Kampen. Kern van zijn bezwaar is, dat de kerkenraad verzuimd heeft om te onderbouwen waarom het optreden van de zuster geen ‘leren’ zou zijn in de zin van 1 Timoteüs 2:12. Hij vraagt alsnog om zo’n onderbouwing.
1.5. Op 11 februari 2011 besluit de classis Kampen, op advies van deputaten appelzaken, om het appel van Van Dijk ‘gegrond te verklaren, namelijk te honoreren de klacht dat de kerkenraad van Steenwijk onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom het optreden geen leren is in de zin van 1 Timoteüs 2, met verzoek aan de kerkenraad om deze duidelijkheid alsnog te geven.’ Van Dijk wordt dringend opgeroepen in gesprek te blijven.
1.6. Op 21 maart 2011 bericht de kerkenraad Van Dijk schriftelijk, dat hij zich hogelijk verbaasd heeft over het bezwaar: er was immers nog maar één keer contact geweest over de betreffende zaak. Desalniettemin is de kerkenraad bereid om de door de classis gevraagde toelichting te geven, en geeft hij die in de brief ook. De achtergrond van Paulus’ oproep in 1 Timoteüs 2:8-13 is, dat hij onrust in de samenkomsten van de gemeente wil voorkomen en daarom zich provocerend gedragende vrouwen terugwijst.
Het gewraakte optreden van de zuster tijdens het kindermoment beschouwt de kerkenraad niet als leren in de zin van 1 Timoteüs 2:12. Een zuster die optreedt tijdens een kindermoment vervult op dat moment niet (zelfstandig) een lerende taak ten opzichte van de hele gemeente. Zij legt aan een deel van de gemeente, de kinderen, op hun niveau iets uit over het onderwerp van de preek. En dat onder verantwoordelijkheid van de predikant.
Een en ander heeft niets te maken met het provocerend optreden van de zusters waar Paulus in zijn brief aan Timoteüs over schrijft, en de kerkenraad heeft dan inmiddels ook besloten om vaker zulke kindermomenten in de eredienst een plaats te gaan geven.
1.7. Op 11 april 2011 reageert Van Dijk schriftelijk op het schrijven van de kerkenraad. Daarbij stelt hij, dat er in 1 Timoteüs 2:12 sprake is van een algeheel verbod op leren voor vrouwen in de openbare godsdienstoefening van de gemeente. Omdat Paulus zich daarvoor beroept op scheppingsorde en zondeval, is zijn verbod geldig tot aan de wederkomst.
1.8. Op 10 juni 2011 doet de kerkenraad uitspraak op de bezwaren van Van Dijk in zijn brief van 11 april. Opnieuw wordt sterk de context van Paulus’ verbod benadrukt. ‘Kijkend naar de context maken exegeten ons duidelijk dat in Paulus’ dagen een publiek optreden van een zuster in een eredienst aanstoot zou geven en als provocatie kon worden uitgelegd. En dan zou de eredienst z’n doel missen: het eren van God. Daarom roept Paulus de zusters in zijn dagen op tot bescheidenheid en staat hij hen niet toe zelf te onderwijzen of gezag over mannen te hebben.’ In 2011 is de context een andere, en bestaat er geen bezwaar meer tegen een optreden van een zuster in een openbare eredienst.
Het leren in 1 Timoteüs 2 interpreteert de kerkenraad als ‘als ambtsdrager lerend optreden’, en daar is bij het bewuste optreden van de zuster tijdens het kindermoment geen enkele sprake van geweest. Het spreken was afgestemd met de voorganger en viel ook geheel onder zijn verantwoordelijkheid.
1.9. Op 7 september 2011 gaat Van Dijk voor de tweede keer in appel bij de classis Kampen. Hij brengt een tweetal bezwaren in tegen het kerkenraadsbesluit en de onderbouwing daarvan:
- ‘De kerkenraad beweert dat het leerverbod van 1 Tim. 2:12 vandaag niet meer letterlijk geldt. Dit is in strijd met de Schriften.’ Als argument voert Van Dijk aan, dat de kerkenraad ten onrechte niet in rekening brengt dat Paulus zich in vers 13 en 14 voor het verbod uit vers 12 beroept op scheppingsorde en zondeval.
- ‘De kerkenraad erkent niet dat het in 1 Tim. 2:12 om een algeheel verbod op een vrouw om te ‘lere’ (onderwijzen) in de openbare godsdienstoefening van de gemeente gaat. De argumenten van de kerkenraad zijn in strijd met 1 Tim. 2’. Hiervoor voert Van Dijk drie argumenten aan:
- de bewering van de kerkenraad dat het bij leren om ‘als ambtsdrager lerend optreden’ gaat, wordt niet bewezen en is in strijd met de Schrift. In 1 Timoteüs 2 gaat het namelijk niet om een vrouwelijke ambtsdrager, maar in het algemeen over een vrouw.
- het argument van de kerkenraad dat de betrokken zuster slechts met een deel van de gemeente, te weten: de kinderen, praat, is niet steekhoudend. Het verbod van 1 Timoteüs 2:12 is een algemeen verbod voor een vrouw om te leren in de openbare godsdienstoefening.
- het argument van de kerkenraad dat de inhoud van het spreken van de zuster met de predikant is afgestemd en onder zijn verantwoordelijkheid valt, is evenmin steekhoudend. Ook hier wordt weer het algemene karakter van het verbod tegen in stelling gebracht.
1.10. Op 3 november 2011 doet de classis, op advies van deputaten appelzaken, de volgende uitspraak: ‘De classis acht het bezwaar van de broeder ongegrond, omdat de argumentatie die hij inbrengt tegen de uitleg die de kerkenraad van 1 Timoteüs 2:12 geeft, naar het oordeel van de classis ontoereikend is. De broeder plaatst tegenover het ‘ja’ van de kerkenraad in de argumenten 1 t/m 3 niet meer dan zijn eigen ‘nee’.’
1.11. Op 11 april 2012 gaat Van Dijk bij de PS-Overijssel in appel tegen de uitspraak van de classis Kampen. Hij brengt hier twee bezwaren tegen in:
1. uit het feit dat de classis enkel ‘de argumenten 1 t/m 3’ als ontoereikend beoordeelt, trekt hij de conclusie dat zij zijn eerste bezwaar niet beoordeeld heeft. Volgens hem heeft hij daar wel recht op, en moet dat ook alsnog gebeuren.
2. de classis heeft het oordeel ‘ontoereikend’ niet onderbouwd. Ook daar heeft hij recht op, en ook dat moet dus alsnog gebeuren.
1.12. Gedateerd 16 mei 2010 (lees: 2012) besluit de PS-Overijssel het bezwaarschrift van Van Dijk ontvankelijk te verklaren, en verder: ‘het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en daarom af te wijzen en aan het verzoek van broeder Van Dijk niet te voldoen.’ Als gronden worden hiervoor door de PS aangevoerd:
1. De classis Kampen heeft in één antwoord zowel bezwaar 1 als bezwaar 2 van broeder Van Dijk tegelijk en samen beantwoord. Bezwaar 1 en 2 betreffen namelijk inhoudelijk dezelfde zaak: de uitleg en toepassing van 1 Timoteüs 2:12.
2. De classis geeft in haar weergave van het bezwaar van broeder Van Dijk met een drie keer nee niet een letterlijke weergave van het bezwaar van broeder Van Dijk maar zijn inhoudelijk daarop neerkomende argumentatie.
3. De classis heeft het bezwaar van broeder Van Dijk terecht als niet voldoende gegrond beoordeeld.’
1.13. Op 18 augustus 2012 gaat Van Dijk bij de GS in appel tegen de uitspraak van de PS-Overijssel. Hij vindt dat hij recht heeft op een gefundeerde weerlegging van de argumenten die hij heeft aangedragen tegen het kerkenraadsstandpunt, verzoekt de GS zijn klacht te honoreren, en
1. De Particuliere Synode Overijssel te verzoeken mijn bezwaarschrift gegrond te verklaren. Als de PS dat niet wil, verwacht ik van de PS een onderbouwd antwoord op mijn weerlegging van Steenwijks Kerkenraads argumenten. Daar heb ik recht op.
2. Classis Kampen te verzoeken mijn bezwaarschrift gegrond te verklaren. Als de classis dat niet wil, verwacht ik van de classis:
- Dat mijn bezwaar in Bezwaar 1 wél behandeld wordt, en dat de classis goed onderbouwde argumenten zal gebruiken waaróm de classis het niet met mij eens is.
- Goed onderbouwde argumenten waaróm de classis het niet met mij eens is, als antwoord op mijn Bezwaar 2.
3. De kerkenraad van Steenwijk te verzoeken om een vrouw niet te laten onderwijzen in de eredienst. Dus niet een vrouw te laten onderwijzen tijdens het “kindermoment”, omreden die in de eredienst plaatsvindt.’
2. De hoorzitting
Partijen hebben afgezien van een hoorzitting. Het deputaatschap heeft de zaak op de stukken beoordeeld.
3. Samenvatting van het geschil
Kerkenraad en appellant verschillen van mening over de vraag, of het in overleg met en onder verantwoordelijkheid van een predikant verzorgen van een kindermoment tijdens de eredienst valt aan te merken als het leren in de zin van 1 Timoteüs 2:12 en of het juist is dat een zuster in de eredienst een dergelijk ‘kindermoment’ verzorgt.
Besluit:
de Particuliere Synode heeft terecht het appel tegen de uitspraak van de classis afgewezen.
Gronden:
Procedureel:
niet in alle stukken is de verwoording van de geschilpunten door de meerdere vergaderingen even helder. In wezen gaat het om de vraag zoals onder 3 verwoord.
Daarbij is van belang dat artikel 31 van de KO bepaalt dat een uitspraak als bindend moet worden aanvaard, tenzij degene die in appel gaat bewijst dat die uitspraak in strijd is met het Woord van God. In zoverre ligt het niet op de weg van de kerkenraad om in een zaak als deze te bewijzen dat zijn beslissing met betrekking tot het optreden van de zuster juist is maar op Van Dijk om te bewijzen dat het standpunt van de kerkenraad onjuist is;
Inhoudelijk:
Van Dijk heeft niet aannemelijk gemaakt dat 1 Timoteüs 2 uitsluit dat de kerkenraad door een zuster het kindermoment in de eredienst laat verzorgen;
- in 1 Timoteüs 2:12 staat Paulus het een vrouw niet toe om te onderwijzen. Gezien de door Paulus in vers 13 en 14 gebruikte argumenten, in combinatie met vers 8, gaat het er hem om dat een vrouw in de openbare samenkomsten van de gemeente geen onderwijs geeft aan of gezag heeft over mannen. Tijdens het kindermoment in de eredienst heeft de betrokken zuster zich uitdrukkelijk tot een deel van de gemeente gericht, te weten: de kinderen;
- uit 1 Timoteüs 2:8 en volgende valt niet af te leiden dat een zuster van de gemeente, onder verantwoordelijkheid van de voorganger, geen bijdrage mag verlenen aan de eredienst;