Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Verbond en doop - 4

 

D. J. Bolt

09-03-24

 

4 Het verbondsteken voor de kinderen

 

Het is nu niet moeilijk meer om het vanzelfsprekende van de kinderdoop aan te tonen.

Want als Gods verbond met zijn volk in wezen alle eeuwen hetzelfde is gebleven kan het natuurlijk niet worden ontkend dat ook de kinderen bij dat verbond behoren. Het is trouwens ook vreemd om te spreken over een 'volk' als je kinderen er buiten laat. Als we over het volk van Nederland spreken dan horen daar natuurlijk de kinderen bij, op grond van het feit dat ze uit Nederlandse ouders zijn geboren.

 

We zetten het nog even op een rij.

Het verbond met Abraham en zijn kinderen ('zaad') omvat in eerste instantie voornamelijk het volk Israël. Dat verbond wordt (ver)nieuw(d) als de Heere Jezus er de basis onder legt: zijn eigen leven. De schuld betaalt met zijn bloed. Dan wordt het geheim ontsluierd: niet alleen voor Israël maar het heil is voor de hele mensheid. Voor ieder die God liefheeft en Jezus Christus als zijn verlosser aanvaardt. De zegen voor de vele volken die al aan Abraham was beloofd gaat in vervulling. Christus wordt de gezalfde koning van het nieuwe rijk, het Koninkrijk der hemelen. Ieder die zich daardoor laat regeren hoort bij dat volk, zowel Joden als heidenen.

 

Laten we eens vergelijken hoe Abraham in Gods verbond 'stond' en wij daarin 'staan'.

Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. Met andere woorden, door het geloof ontving Abraham gerechtigheid (zijn verhouding met God werd weer recht, de schuld is weer verzoend).

Het werd hem toegerekend, hij ontving het uit genade. Als teken en zegel bij dat verbond heeft de HEERE de besnijdenis ingesteld. Die was het teken en zegel van de verbondsbeloften die Abraham gelovig aanvaardde.[1] Het bloed-ceremonieel verwees naar het bloed dat moest vloeien omdat zonder bloedstorting geen vergeving mogelijk is[2]. Zijn kinderen ('zaad') waren in dat verbond begrepen. Zij behoorden immers mede tot het volk van God. Zij hadden ook de verbondsbeloften. En dus ontvingen zij het verbondsteken ondanks dat zij op de achtste dag nog echt niet konden geloven. Toch echte kinderen van God.[3]

 

En wij?

We kunnen de vorige paragraaf vrijwel geheel overschrijven.

Wij geloven in God en het wordt ons tot gerechtigheid gerekend. Met andere woorden, door het geloof worden wij gerechtvaardigd (onze verhouding met God wordt weer 'recht', onze schuld is weer verzoend).

Het wordt ons toegerekend, dus wij ontvangen het uit genade. Als teken en zegel bij dat nieuwe verbond heeft de HEERE de doop ingesteld. Die is het teken en zegel van de verbondsbeloften die wij gelovig aanvaarden. Het water-ceremonieel verwijst naar de afwassing van onze zonden door het bloed van Christus dat moest vloeien omdat zonder bloedstorting geen vergeving mogelijk is.[4] Onze kinderen ('zaad') zijn in dat verbond begrepen. Zij behoren immers mede tot het Koninkrijk der Hemelen[5]. Zij hebben ook de verbondsbeloften. En dus ontvangen zij het verbondsteken ondanks dat zij op de dag van de doop nog echt niet kunnen geloven. Toch echte kinderen van God.

 

We zien het verbondsteken niet van betekenis veranderen. Het gaat steeds om de liefdesrelatie tussen God en zijn volk. Het bevestigt nog steeds de beloften die er aan verbonden zijn. Het verbond eist de Heere met een volkomen toegewijd hart te dienen. En we zullen zijn toorn en wraak ervaren als we zijn verbond verachten. Dat wordt zo kernachtig verwoord in Col. 2:11,12:

 

'In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop.'

 

De kinderen van God in het nieuw-testamentische tijdperk worden óók besneden. Natuurlijk want Gods verbond met Abraham is eeuwig. Maar niet met de bloedige besnijdenis van Abraham. Die werd uitgevoerd met een mes in mensenhanden. Nee, onze besnijdenis is die van Christus. Zijn besnijdenis is de doop waardoor ons alles wordt beloofd wat Hij via dood, graf en opstanding voor ons heeft verworven.

Deze symbolische aanduiding van de doop als Christus' besnijdenis moet ons niet verbazen. Want dat gebeurde reeds in het Oude Testament. Daar vraagt de Heere van het volk zijn hart te besnijden en dat van hun kinderen(!) zodat zij de HEERE hun God zullen liefhebben met heel hun hart en met geheel hun ziel, opdat zij leven[6]. Je hoort dit echoën in het Nieuwe Testament.

 

Zo is het ook vanzelfsprekend dat in het Nieuwe Testament gezinnen[7] worden gedoopt. Immers als de HEERE vader en moeder in zijn verbond opneemt en zo hen in zijn volk inlijft horen de kinderen daarbij. Het was precies evenzo in Abrahams tent: Hij en allen die bij hem hoorden werden besneden, zélfs degenen die niet biologisch van hem afstamden maar door hem voor geld waren gekocht en zo zijn 'eigendom' werden![8] Zouden wij dan armer zijn terwijl wij onder de zoveel rijkere werkelijkheid van het Nieuwe Verbond leven?

Bovendien, Jesaja profeteerde er al van dat de komende Herder Jezus Christus die met grote kracht zijn koninkrijk zou vestigen, zijn kudde liefderijk zou weiden. Dezelfde arm die heerschappij oefent koestert lammeren![9] De lammeren, ze horen bij de kudde, dat kan niet missen.

 

Het is dus cruciaal dat wij het Oude en Nieuwe Testament niet uit elkaar trekken, en biblicistisch afvliegen op een verzameling losse teksten. Maar dat we de eenheid van Gods grote heilswerk zien dat alle eeuwen omspant. En ontdekken dat al die verbondssluitingen vernieuwingen zijn van dat ene genadeverbond dat God sloot in het paradijs nadat de mens in zonde was gevallen. Bij de ontwikkeling van de geschiedenis zien we een steeds verdere ontvouwing van de rijkdom van Gods verbond, zeg maar net zoals bij een kind dat naar de volwassenheid toegroeit. God geeft naar draagkracht.

 

Baptisten menen dat wij twee 'dopen' kennen, een kinder- en een volwassendoop. Hoe komen ze erbij! We kennen slechts één doop die behoort bij het éne verbond. Dat verbond is de liefdesrelatie tussen de ene HEER en zijn ene volk uit alle stammen en talen.

Éen doop in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De inhoud van het teken en de bezegeling van de beloften zijn precies dezelfde.

 

Maar de doperse leer miskent de eenheid van de Schrift. Daardoor wordt de toepassing van de doop eigenwillig beperkt tot een deel van Gods volk. De leer fragmenteert Gods ene volk op aarde in een gelovig Joods volk en een christenvolk. De 'doperse doop' heeft bovendien een ingrijpende inhoudelijke betekenisverandering ondergaan: hij is niet teken en zegel van Gods beloften maar proclamatie van eigen zielstoestand! Hun bediening zou daarom eigenlijk ook niet 'doop' mogen heten want deze dekt de Bijbelse lading niet.
 

5 Ernst

 

Verbond en doop zijn geen triviale onderdelen van ons geloof. Het gaat om niet meer of minder dan het kindschap van God. Om het maar even heel duidelijk te stellen: als de leer van de baptisten juist is dan behoren wij niet tot Gods verbond. De dominee heeft dan destijds wel wat water op onze voorhoofdjes gesprenkeld en een formule uitgesproken maar het was geheel onterecht. Wij konden nog niet geloven en dus is die hele doopceremonie een farce geweest. Ontroerend en vertederend misschien, maar zonder inhoud.

Niet-in-het-verbond-zijn betekent ook geen beloften hebben. Eigenlijk behoren wij dan nog tot de heidenen. Is er dan wel redding voor ons leven? Want als wij de tekst uit Marc 16:9-20 net zo letterlijk lezen als baptisten dat doen dan zijn wij niet behouden. Of we moeten ons snel laten overdopen. Dat is dus nogal ingrijpend!

 

En verder, hoe moeten wij als ouderen met deze brandende vraag omgaan: Wie zorgt er al de tijd voor onze kinderen tot het eindelijk na jaren (misschien) tot geloof komt? Als het kind niet tot het verbond behoort, als de verbondsbeloften niet voor ons kind zijn, heeft het dan wel vergeving van zonden en eeuwig leven als het overlijdt vóór aanvaarding van het geloof? Het is toch niet voldoende dat 'Jezus kinderen aardig vindt'? Want ook onze kinderen zijn in zonden ontvangen en geboren en verdienen de hel. Tenzij God ze in zijn genade aanneemt om Christus' wil. Want dat is de enige weg ten leven! Maar dat zijn verbondsbeloften die zij níet hebben volgens wederdopers. Éerst geloven immers?

Verterende onzekerheid!

 

Denk ook aan mentaal gehandicapten kinderen, 'Koningskinderen'. Velen zullen nooit tot een bewuste aanvaarding van Christus komen. Geen geloof, geen wedergeboorte. Dus voor éeuwig verdoemd…?

Hoe hard zijn de consequenties van dat evangelisch-doperse geloof toch.

 

Is die onzekerheid er ook ten diepste niet voor volwassenen die de leer van de baptisten aanhangen? Want jóuw geloof en jóuw wedergeboorte waren toch bepalend voor toetreding tot Gods verbond? Maar als het nu moeilijk wordt in je leven, het gaat stormen, of als je je van God verlaten voelt? Was dan misschien jóuw geloof toen toch niet 'van voldoende niveau' om toe te treden tot het verbond? Had je wel écht geloofd, was je wel écht wedergeboren? Stond jouw hart wel voldoende open? Behoor je eigenlijk wel bij het volk van God?

Ten diepste word je zo toch weer op jezelf teruggeworpen.

 

Maar nog veel ernstiger is dat met de verwerping van de kinderdoop onze God onthouden wordt wat Hem toe komt. Daarmee treffen we Hem diep in zijn liefde voor zijn (ook kleine) kinderen. Want Hij vergadert zich een volk in zijn Koninkrijk. En wil daar nadrukkelijk de kinderen bij hebben: Laat de kinderen tot mij komen![10] Zouden wij dan zeggen: Nee, God, wacht met uw beloften tot het kind zelf tot aanvaarding is gekomen; onze kinderen horen niet bij U, niet bij uw volk, U hebt daar (nog) geen zeggenschap over? Dan wordt Gods recht op zijn kinderen ontkend!

Zou dat de HEERE niet zeer vertoornen?

 

Wat zijn wij dan blij met ons 'gereformeerde geloof' dat gebaseerd is op het hele Woord van God. Zodat we onbekommerd kunnen ervaren bij elke kinderdoopplechtigheid: zie toch het grootse wat daar in die eenvoudige ceremonie gebeurt: de hoge en heilige God verbindt zich aan een klein mensenkind. En de HEERE zegt: Je bent van Mij, Ik heb je in mijn handpalmen gegraveerd[11]. Ik geef je de goddelijke verzekering dat Ik, evenals voor jouw ouders, jouw God ben en voor je wil zorgen. Je zonden vergeef Ik in het bloed van mijn Zoon, hoe klein je ook nog bent en al begrijp je er nog niets van. En Ik zal je leiden door mijn Geest. Die zal je niet verlaten in al de jaren dat je groter gaat groeien.

Beloofd!

 

En ook als de twijfel toeslaat in ons eigen volwassen leven, kunnen wij altijd terug vallen op de beloften die God ons bezworen heeft bij het doopvont: Ik blijf jouw God en houd je vast, wat er ook gebeurt! Als wij wankelen, Hij is trouw aan zijn verbond dat van geen wankelen weet.

Dat is zekerheid en diepe vreugde!

 

PSALM 87 [12]

 

Jeruzalem, de Godsstad hier beneden,

heeft Hij gesticht op bergen, Hem gewijd.

De HEER, die Zich in Sions heil verblijdt,

bemint haar meer dan één van Jakobs steden.

 

Men zegt van u voortreffelijke dingen,

o schone stad van Sions God en Heer.

Egypt’ en Babel meld Ik tot mijn eer

als volken, die Mij kennen en bezingen.

 

De Filistijnen, Tyriërs en Moren

zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht.

Van Sion zal het blijde nageslacht

eens zeggen: elk van hen is daar geboren.

 

De HEER zal haar bevestigen en schragen

en op zijn rol waar Hij de volken schrijft,

hen tellen als in Isrel ingelijfd

en doen de naam van Sions kind'ren dragen.

 

Dan wordt de lof van ’s HEEREN naam bezongen,

dan zullen daar de volken juichend staan,

de reien dansend de cimbalen slaan:

zie, al mijn bronnen zijn in u ontsprongen.

 

 

NOTEN



[1] Vergelijk Rom. 4:11: ..het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van zijn geloof…". Let op: van de gerechtigheid van het geloof! Het is dan ook een volstrekte miskenning van de diepe betekenis van de besnijdenis als die alleen maar gezien wordt als een teken van "joods-nationale betekenis".

[2] Heb 9:22.

[3] Ps.71:6,9; 139:13,16; Jes 46:3; 59:21; Jer 32:38-41. 

[4] Het is o.i. niet juist te spreken van het bloed van Christus als teken van het verbond zoals het 'Getuigenis' doet. Het bloed (echt bloed!) is de grond, de basis voor het verbond. Zonder zijn vergoten menselijke bloed zou er geen verbond, geen verzoening zijn.

[5] Het is opvallend dat het getuigenis (ook) stelt dat kinderen bij het Koninkrijk van God behoren. Maar is dat niet heel erg inconsequent? Want wie behoren daarbij? Jacobus zegt dat erfgenamen van dat rijk zij zijn die God liefhebben (Jak 2:5). Maar in de manier van denken van het getuigenis kunnen baby'tjes dat toch niet? Zulke kleintjes kunnen toch ook niet koningen en priesters zijn? Misschien dat een beroep op de uitspraak van de Heere Jezus wordt gedaan dat voor "zodanigen" (zulke kinderen) het Koninkrijk der Hemelen is (Mat 19:14; Mar 10:14). Maar de Heere zegt ook dat "tenzij iemand wederom geboren wordt, hij het Koninkrijk Gods niet zien of binnengaan kan" (Joh 3: 3, 5). Kleine kinderen, baby'tjes kunnen niet geloven, zijn niet wedergeboren, dus behoren ook dan toch ook niet tot het Koninkrijk?

W.J. Ouweneel meent dan ook (consequent!) dat je eerst moet wachten op het geloof van de kinderen (in "Sta op, laat je dopen", pag.115)

[6] Deut 10:16; 30:6.

[7] Zie o.a. 1Kor 1:16.

[8] Gen 17:13,23.

[9] Jes 40:11.

[10] Mar 10:14.

[11] Jes 49:16.

[12] Ps 87 berijmd in het Gereformeerde Kerkboek.