Ethiek

Kerkrecht

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

De Herziene Kerkorde - De klauw van het beest

 

D.J. Bolt

04-04-15

 

We willen opnieuw aandacht geven de actuele en brandende kwestie van de Herziene Kerkorde in de GKv. Want inmiddels zijn er veel reacties binnengekomen en weten we van verschillende kerkenraden dat ze de zaak op de agenda hebben geplaatst en beslissingen hebben genomen. Soms wordt het kerkvolk op dit punt misleid, we zullen de volgende keer er een voorbeeld van laten zien.
Nu gaan we nog wat dieper in op de omslag die heeft plaatsgevonden in de overgang van de Dordtse Kerkorde (DKO) naar de Herziene Kerkorde (HKO).

 

Inmiddels zonden de deputaten Herziene Kerkorde als reactie op onze 'brandbrief' een schrijven aan alle kerkenraden, zo vernamen we. Daarin wordt getracht onze bezwaren te ontzenuwen. We hebben ons voorgenomen de argumenten van de deputaten grondig te wegen en onze bevindingen z.s.m. te publiceren.

 

Maar eerst nu een korte terugblik op de geschiedenis van onze gereformeerde kerken 'onderhoudende art. 31 DKO'.

 

Een stukje kerkgeschiedenis

 

In 1980 publiceerde de onder ouderen zeker bekende ds. C.G. Bos een lezenswaardig boek over de kerkgeschiedenis na 1945. Daarin bespreekt hij onder meer het handelen van de synoden in de aanloop en ten tijde van de Vrijmaking en daarna. We willen een gedeelte daaruit citeren. Ds. Bos schrijft onder de kop Consolidering van de synodocratie[1] het volgende.

 

Synodocratische praktijk

 

Wij hebben vanouds een kerkorde, die alle synodocratie afwijst. Dat was m.n. uitgedrukt in art. 85 K.O. (nu art. 83)[2], waarin gesteld wordt, dat geen kerk over andere kerken ook maar enige heerschappij mag oefenen. Dit beginsel beheerst de hele kerkorde. Maar in 1926 is de synode tucht gaan oefenen over dr. J.G. Geelkerken. terwijl alleen zijn kerkeraad daartoe bevoegd was. Slechts enkelen hebben hiertegen be­zwaar gemaakt, o.a. prof. Greijdanus[3]. Maar dit bezwaar vond niet ge­noeg klankbodem om het kwaad te keren, vooral omdat de afwijzing door de svnode van de aanranding van het Schriftgezag door Geel­kerken zoveel instemming vond.

Maar tien jaar later reet deze 'klauw van het beest' gapende, bloedende wonden in ons kerkelijke leven. Toen de kerkeraad van Haarlemmer­meer 0/Z om rapporten en openbare behandeling vroeg van de zaken van de leergeschillen kreeg hij een bestraffend antwoord: dit was een blijk van wantrouwen! Zo werden in 1942 de leerbeslissingen 'van bovenaf' aan de kerken opgelegd. De synode pretendeerde te spreken met profetische autoriteit: de kerken hadden maar te gehoorzamen. Ook continueerde de synode zichzelf langer dan drie jaar, terwijl na die drie jaar al weer een nieuwe synode samengeroepen had moeten zijn. Als een permanent regeercollege trok de synode telkens nieuwe zaken aan zich. De synode schorste en zette ambtsdragers af, zonder zelfs de kerken waaraan zij verbonden waren er in te kennen. Zo werden vastge­legde rechtsregels, door deze machtsaanmatiging geschonden. Naast art. 85 moeten m.n. ook genoemd worden art. 30, 31, 50 (nu 46), 79 en 80 K.O. "Hij verwachtte goed bestuur, maar zie het was bloedbestuur; rechtsbetrachting, maar zie het was rechtsverkrachting", Jes. 5 : 7b.

 

Tot zover ds. Bos in 1980.

 

Fundament

 

Wij hebben in vorige publicaties[4] aangetoond dat art. 31 DKO in de HKO mist. De bovenstaande perikoop uit het boek van ds. Bos laat ons zien dat de gereformeerde kerkorde een diepe(re) achtergrond heeft en het niet alleen gaat om art. 31 DKO maar niet minder om art. 83. Dát artikel is fundamenteel voor een gereformeerde kerkregering. Laten we eens zien. Art. 83[5] luidt

 

Geen kerk mag over andere kerken, geen ambtsdrager over andere ambtsdragers, op welke wijze ook, heersen.

 

Dit funderende beginsel wordt nog wat indringender verwoord in de oude tekst van het artikel

 

Geene Kerk zal over andere Kerken, geen Dienaar over andere Dienaren, geen Ouderling of Diaken over andere Ouderlingen of Diakenen eenige heerschappij voeren.

 

We gaan in dit verhaal niet verder in op de wederzijdse relatie tussen kerk en ambtsdrager. Het gaat ons er nu vooral om hoe het precies zit met het gezag van kerkelijke vergaderingen, met name over de zeggenschap die een synode heeft over een kerkenraad.

De kerkenraad en zijn ambtsdragers hebben in hun gemeente gezag dat zij rechtstreeks van Christus Die het Hoofd van zijn kerk is, ontvangen. Ze oefenen ambtelijk gezag uit over hun gemeente en daar alleen.

Kerken komen bijeen in 'meerdere' vergaderingen. Het 'meerdere' betekent niets anders dan een vergadering waar meer kerken in zijn vertegenwoordigd. Zo is een generale synode de 'meeste' vergadering van de kerken omdat daar alle kerken (soms getrapt) zijn vertegenwoordigd.

In meerdere vergaderingen helpen de kerken elkaar in zaken die ze niet zelf konden afhandelen of zaken waarvoor gemeenschappelijke afspraken moeten worden gemaakt. En ook heel belangrijk, ze fungeren als beroepsinstanties in de kerkelijke rechtsspraak.

 

Maar wat is nu het gezag van zo'n meerdere vergadering?

Deze bijeenkomsten, zoals classes en synoden, hebben slechts, wat wel genoemd wordt afgeleid gezag[6]. Ze hebben geen rechtstreeks van God ontvangen gezag zoals de kerkenraad maar zeggenschap voor zover kerken(raden) haar zeggenschap gegeven of toegestaan hebben. Haar zeggenschap berust dus op onderlinge menselijke afspraken en is dus beperkt van aard. De leden van meerdere vergaderingen zijn afgevaardigden van de kerken en zitten daar niet als ambtsdragers die bijvoorbeeld tucht zouden kunnen oefenen over kerkleden[7].

 

Tegelijk zijn besluiten van meerdere vergaderingen niet vrijblijvend. Zij hebben rechtskracht voor de kerken. Er werd immers afgesproken dat deze vergadering van afgevaardigden voor de afgesproken zaken de bevoegdheid had? Het is dus woordbreuk en getuigt van independentisme als een kerk zich niets gelegen laat liggen aan besluiten die gemeenschappelijk zijn genomen en deze niet uitvoert.

Maar …. er is altijd één uitzondering: als de kerkenraad voor zich bewezen acht dat een besluit in strijd is met Gods Woord (of de kerkorde zelf) dan hoeft hij het niet, beter mág hij het niet uitvoeren. Dat regelt artikel 31 DKO dat iedere vrijgemaakte uit zijn hoofd kent.[8]

 

Dit is fundamenteel voor een gereformeerd kerkelijk samenleven. Daarom nogmaals, meerdere kerkelijke vergaderingen hebben geen enkele eigen bevoegdheid of zeggenschap, macht van regeling, ingrijpen, censuur, schorsing, afzetting, in of over enige kerk. Alleen over zaken waarover de kerken van te voren bevoegdheid hebben verleend[9].

 

Een subtiele veelzeggende verandering

 

In vorige artikelen hebben we uitvoerig aangetoond dat met het vervallen van art. 31 in de nieuwe kerkorde er iets fundamenteels is veranderd. Preciezer gezegd, de art. 31 tekst komt nog wel voor in bepaalde bewoordingen maar niet meer als een bepaling waar een kerkenraad een beroep op kan doen, zoals we bewezen hebben.

Als dus nu meerdere vergaderingen de uitvoering van besluiten onvoorwaardelijk (het 'tenzij van art. 31KO' is er niet meer) kunnen afdwingen[10] stellen zij zich boven de kerkenraden. Er is een hiërarchisch kerkregeringssysteem ontstaan. Kerkelijke vergaderingen hebben het laatste woord en niet meer de kerkenraden.

 

Het zal duidelijk zijn dat dat in strijd is met art. 83 van de DKO. Immers dat bepaalt zoals we al zagen:

 

Geen kerk mag over andere kerken, geen ambtsdrager over andere ambtsdragers, op welke wijze ook, heersen. Art. 83 DKO, vroeger art. 85.

 

Ieder kan voelen dat er met dit artikel, als het zó zou zijn overgenomen in de HKO, daarin moet gaan wringen. Want een meerdere vergadering 'heerst' immers wél over een kerkenraad als die tegen zijn op Gods Woord gegronde overtuiging in, toch besluiten van meerdere vergaderingen zou moeten uitvoeren. Dat is precies het dodelijke gevaar van de hiërarchie. De 'klauw van het beest', zegt ds. Bos.

 

De vraag is nu hoe art. 83 DKO in de HKO is terecht gekomen. Is het ongewijzigd overgenomen en is dus een inconsistentie, een strijdigheid ontstaan in het nieuwe herziene kerkrecht?

Laten we eens nauwkeurig kijken naar de verwerking van art. 83 in de HKO:

 

Allen staan onder de ene Heer, Jezus Christus, het hoofd van zijn kerk. Geen persoon of kerk mag een andere persoon of kerk overheersen. Art. A2.2 HKO.

 

Is dit nu inhoudelijk hetzelfde? Nee! Er zijn naar onze mening in elk geval twee in het oog lopende verschillen.

Enkele jaren geleden is er al op gewezen dat dit nieuwe artikel gaat over alle relaties in de kerk (let op 'allen') terwijl het artikel 83 DKO spreekt over de onderlinge relaties van kerken en van ambtsdragers![11]
Natuurlijk is het waar dat ieder onder ons Hoofd Jezus Christus staat. Maar het gaat in art. 83 over zeggenschap, autoriteit van kerkelijke ambtsdragers en instanties onderling. En dan zegt het oude artikel: die is er níet, 'op welke wijze ook'!, kijk maar:

 

Geen kerk mag over andere kerken, geen ambtsdrager over andere ambtsdragers, op welke wijze ook, heersen, art. 83 DKO.

 

Het tweede verschil zit in hetgeen afgewezen wordt. Het oude artikel spreekt over heersen, het nieuwe verwoordt overheersen. Dat lijkt veel op elkaar maar er zit toch opnieuw een subtiel verschil in. Want 'heersen' is volgens het woordenboek: heerschappij voeren, macht doen gelden. Er wordt zelfs naar Spr. 16:32 verwezen![12] Terwijl 'overheersen' is: 1/ beheersen, 2/ van overwegende invloed zijn, en bij 'overheersing': onderdrukking. Vergelijk maar overrulen, overschreeuwen, overstemmen. Het is 'te', het 'over' duidt een negatief aspect aan van een overigens positief begrip of handelen.

 

Wat maakt het uit? O.i. iets wezenlijks. De nieuwe tekst van de HKO regelt goede omgangsvormen: niet domineren, niet elkaar onder druk zetten. Op zich prima aanbevelingen[13] maar dat is niet het doel van de oude redactie. Daar ging het om de relaties tussen ambtsdragers, kerken en meerdere vergaderingen waarbij nadrukkelijk werd aangegeven dat er geen enkele sprake was van een onderlinge gezagsverhouding. Dus op geen enkele wijze heersen, regeren of bevoegdheid hebben op het terrein van de ander(e, instantie).

 

Zoeken we geen spijkers op laag water? We denken van niet. Het oude art. 83 DKO past gewoon niet bij een hiërarchische kerkorde als de HKO. Dan zou het gewoon niet consistent, niet eenduidig zijn. Daarom moest ook dit artikel op de helling en getransformeerd worden in A2.2 HKO. De nieuwe tekst past wel weer harmonieus bij het schrappen van art. 31 DKO. Het bevestigt dat de HKO een fundamenteel principe van gereformeerde kerkregering schendt.

 

De klauw van het beest

 

Het oordeel van ds. Bos over het handelen van de synodes ten tijd van de Vrijmaking is niet gering. Hij ziet het als 'de klauw van het beest', het beest dat hiërarchie heet. We denken dat hij daar niets teveel mee heeft gezegd. Altijd in de geschiedenis is aan te wijzen hoe onbeteugelde macht corrumpeert. Dat is niet alleen zo in de profane maar ook in de kerkgeschiedenis. Zodra kerkelijke vergaderingen en instituten hun grenzen en bevoegdheden uit het oog verliezen loopt Christus' kerk een dodelijk gevaar. In de tijd van de Grote Reformatie was het de roomse kerk die met galgen en brandstapels het geloof van Gods kinderen in het keurslijf van haar dwalingen trachtte te persen. De Nederlands Hervormde Kerk probeerde het bij de Afscheiding in 1834 door ambtenaar J.D. Janssens reglementen en dragonders. In 1944 knechtte een eigenmachtige synode de vrije gewetens van kerken en ambtsdragers.

Kennelijk is het een oerzonde om te heersen. Dat hebben gereformeerden van meet af aan onderkend en dat voor hun kerkelijk leven aan banden gelegd met art. 83 DKO.

 

Het is zo tragisch dat juist kerken die zo te lijden hebben gehad onder kerkelijke hiërarchie dat beest nu vrijwillig (en slapend?) verwelkomen in hun kerkregering. Wat is er toch veranderd in het denken van vooraanstaande en geleerde broeders in onze kerken dat dit bijna geruisloos zijn beslag lijkt te krijgen als God het niet verhoedt?

 

Een oplossing van dit raadsel zou kunnen zijn dat er een zekere 'wetmatigheid' is tussen afval en machtsdenken. Want het is opmerkelijk dat hiërarchie in de kerk vrijwel altijd binnensluipt tegelijk met aantasting van het gezag van Gods Woord. Of misschien moeten we het omdraaien: afval in de kerk heeft ook machtsdenken en beheersingsdrift tot gevolg. Want afvallig denken blijft niet beperkt tot de belijdenis en dogma's maar beïnvloedt ook het denken over kerkregering, hoe zou het ook anders kunnen.
We denken hierbij ook aan de steeds maar groeiende invloed en macht van deputaatschappen die bijna niet te stuiten zijn in hun 'ondernemingsdrift'.

 

Afval van het levende Woord van God veroorzaakt verwarring, divergentie, chaos, losbandigheid. Wat ligt er meer voor de hand dan te grijpen naar het middel van de macht? Om de boel nog wat bij elkaar te houden? Dat is toch een nobel streven en een valide legitimatie tot machtsuitoefening? We zien het voor onze ogen gebeuren. We zullen er in een volgend artikel nog verdere aandacht aan geven.

 

Een laatste waarneming.
In het bovenstaande ging het vooral over de hiërarchische verhouding tussen meerdere vergaderingen en kerkenraden. Maar deze zieke ontwikkeling vergiftigt ook de interne verhoudingen in de kerkenraden. Want hoe langer hoe meer is er daar ook sprake van hiërarchische verhoudingen. Boven de 'brede' kerkenraad wordt een, wat men noemt, kernkerkenraad ingesteld, of een college van bestuursouderlingen. Zij maken de dienst uit, bepalen het beleid in de gemeente. 'Gewone' ouderlingen hebben veelal niet meer de verantwoordelijkheid voor de koers van de gemeente en kunnen dat nauwelijks nog direct beïnvloeden. Niet zelden, zo horen we, moeten zij via een gemeentevergadering of  de gemeente zelf horen wat er precies is besloten door het 'kerncollege'.
 

Gereformeerd denkende ambtsdragers krijgen terecht hier hoe langer hoe meer moeite mee, signaleren we. Zij zijn toch door Christus zelf aangesteld om voor hun deel ook leiding te geven aan en verantwoordelijkheid te dragen voor de schapen die hun zijn toevertrouwd? Zo is/was het toch ook vastgelegd in die eeuwenoude fundamentele regel van art. 83 DKO:

 

… geen ambtsdrager mag over andere ambtsdragers, op welke wijze ook, heersen.

 

 

Wordt vervolgd

 

NOTEN

[1] Ds. C.G. Bos, Nederlandse Kerkgeschiedenis na 1945, p65.

[2] De versie van de DKO na de herziening van 1978, djb.

[3] Prof. S. Greijdanus was hoogleraar aan de Theologische Universiteit in Kampen ten tijde van de Vrijmaking. Hij werd ook geschorst en ging met de Vrijmaking mee.

[4] Zie De Herziene Kerkorde - Brandbrief aan kerkenraden, De Herziene Kerkorde - Vraag en antwoord, beide in de rubriek Kerkrecht.

[5] Nummering in de versie van de DKO na de herziening van 1978.

[6] Ook de term eerst- en tweedehands gezag werd wel gebruikt na de Vrijmaking.

[7] Een van de grove kerkrechtelijke fouten ten tijde van de Vrijmaking is geweest dat synoden kerkenraden en ambtsdragers gingen schorsen en afzetten.

[8] Niets voor niets werden deze kerken vroeger aangeduid met 'gereformeerde kerken onderhoudende art. 31 KO'. Of in de volksmond de artikeltjes.

[9] Dr. S. Greijdanus, Schriftbeginselen van Kerkrecht inzake meerdere vergadering, p14. Vergelijk ook Joh. Jansen Korte verklaring van de kerkenordening, p356v.

[10] Tegengeworpen zou kunnen worden dat gereformeerde vergaderingen dát natuurlijk niet doen. Maar degene die dit inbrengt is wel heel naïef en kent de (recente) kerkhistorie niet.

[11] Dr. H.J.C.C.J. Wilschut, De Werkorde nagerekend, p58.

[12] Koenen, Handwoordenboek der Nederlandse Taal, 1980.

[13] Overigens, moet dat in een kerkorde die het verkeer tussen kerken regelt?