GS Ede Verslag 10-420 - MV 2
D.J. Bolt
03-06-14
Opnieuw vroeg het onderwerp vrouw in het ambt, want daar gaat het eigenlijk om, alle aandacht van de synode. De meeste vergadering van de kerken trok er de hele zaterdag voor uit.
Is er dan nog niet genoeg over gepraat? Tot nu toe was de synode vooral informatief bezig, vragend, zoekend, confererend, overwegend. De laatste bijeenkomst over de vrouw in het ambt had een opiniërend karakter. Dus vooral nog onderling beïnvloedend, nog aftastend. Maar in de deze nieuwe sessie werd verwacht dat de synodeleden hun visie zouden geven en daarbij het achterste van tong laten zien. En niet alleen zij, de synode gaf ook gelegenheid aan adviseurs, deputaten en een afgevaardigden van de Christelijke Gereformeerde Kerk gelegenheid om hun opvattingen kenbaar te maken.
En daar werd door vrijwel ieder gebruik van gemaakt.
Bijzonder is dat er ook van een zevental hoogleraren advies is gevraagd en gekregen voor deze zaak. Ze laten zien hoe er op hoog theologisch niveau over de vrouw in het ambt wordt gedacht. Duidelijk is geworden dat hun visies niet congruent zijn. Integendeel.
Er was geen beperking aan de spreektijd. Dus werd uitgebreid de tijd genomen visies op deze brandende kwestie weer te geven en toe te lichten, veelal zorgvuldig voorbereid.
Maar ook nu weer bleek de tijd te kort om alle synodeleden het woord te geven. De zitting werd daarom verdaagd naar dinsdag 20 mei. Ook die vergadering woonden we bij en hopen daarvan ook verslag te doen.
We naderen de 'ontknoping', of het punt waar knopen zullen worden gehakt. De synodeleden is gevraagd concrete voorstellen in te dienen voor de besluitvorming. Die finale is gepland op donderdag 5 juni. Wellicht dat dan dit dossier gesloten kan worden. Maar hoe dan ook deze kerkmuis zal hoogstwaarschijnlijk staarten krijgen.
M/V in de kerk 2
Zaterdag 17 mei 2014
Documenten:
- 32 Beleidsrapport 2014 deputaten M/V in de kerk
- 32 Uitleg van deputaten MV bij het rapport samen verder in dienst van het evangelie
- 32 Reactie op toelichting samen verder in dienst van het evangelie
- Commissierapport MV – 11-04-14
- Adviezen van hoogleraren
- 144 vragen en antwoorden.
Deze stukken zijn te vinden op de synodesite http://www.synode.gkv.nl/beleidsrapporten/.
Opening
Ds. J. Sytsma opent de vergadering op christelijke wijze, spreekt n.a.v. Hebr 13:1-9.
Preses dr. P.L. Voorberg
Ik heet deputaten M/V, adviseurs, CGK en buitenlandse afgevaardigden allen hartelijke welkom:
Deputaten M/V
Br. P.G. Bakker
Prof. dr. P.H.R. van Houwelingen
Br. J. van Leeuwen
Dr. J.H.F. Schaeffer
Br. D.A.C. Slump
Zr. H.A. Vlieg-Kempe
Adviseurs
Prof. dr. A.L.Th. de Bruijne
Prof. dr. M. te Velde
CGK afgevaardigden
Ds. De Jong
Ds. W. van 't Spijker
Ds. Visser
Appel nominaal
Br. Huisman vervangt br. P.G. Bakker.
Br. Van Leeuwen is 's middags afwezig.
Preses
We spreken nu voor de derde keer over deze zaak. We hebben de deputaten 144 vragen gesteld die zij hebben beantwoord. Onze dank.
Van zeven hoogleraren is advies gevraagd en gekregen.
Vandaag gaat het om de meningsvorming, nog niet om besluitvorming.
De zeven adviezen zijn ten onrechte al gepubliceerd. Andere stukken komen na a.s. dinsdag in de publiciteit.
Ik draag de leiding over aan de assessor br. Wezeman.
Informatieve ronde
Preses br. Wezeman
Van de zusterkerk van Uganda is een brief ontvangen over de rol van women in the church. Die komt bij de stukken.
CGK – Ds. W. van 't Spijker
[in extenso, djb]
Een paar inleidende opmerkingen
Als in september 2013 het rapport ‘mannen en vrouwen in dienst van het evangelie’ verschijnt is de generale synode van de christelijke gereformeerde kerken net aan de gang.
In mijn eigen omgeving wordt naar aanleiding van dit rapport met enige zorg een aantal opmerkingen gemaakt over de ‘timing’. We zijn als deputaten eenheid bezig geweest met een zoektocht hoe samenwerkingsgemeentes gediend kunnen worden door een goede oplossing te vinden voor het (CG) vraagstuk betreffende de afvaardiging naar de classis vanuit die samenwerkingsgemeentes. We merkten in het contact met het deputaatschap waarmee we die opdracht moesten uitvoeren (kerkorde en kerkrecht) dat er genuanceerd gedacht werd over de vraag of een CG-classis niet-christelijke gereformeerde ambtsdragers zou moeten ontvangen. Degene die de opmerkingen maakte over de timing van het m/v rapport vreesde dat dit rapport van grote invloed zou zijn op de stemming die hierover binnen de synode zou heersen. Ik vrees dat zij gelijk gekregen heeft.
In het eerste gesprek dat wij als deputaten eenheid hebben met de synodale commissie wordt als (voorlopig) laatste vraag aan ons gesteld: ‘Hoe beoordeelt u de verschijning van het rapport 'Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie'? [De vraag luidt verder: Heeft de verschijning van dit rapport dat besproken zal worden op de generale synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), invloed op de voorstellen die u in uw rapport doet ten aanzien van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), inclusief betreffende de afvaardiging van niet christelijk-gereformeerde ambtsdragers naar classisvergaderingen?]. Met name in de besprekingsronden tijdens de plenaire zittingen van de synode komt dit rapport ook nogal eens langs.
Het zijn twee voorbeelden van het stof dat ook binnen de CGK omhoogkwam naar aanleiding van het verschijnen van dit rapport.
Wij zijn als deputaten door u uitgenodigd om deel te nemen aan een consultatieronde van zusterkerken. Ik heb vorige week al gezegd dat wij dat willen doen vanuit het feit dat wij u en uw kerken liefhebben en dat wij samen met u in deze wereld willen leven van de liefde van de Here. Ik heb ook gezegd dat u van ons geen reactie zult krijgen op basis van datgene wat wij uit de pers of uit de gesprekken op onze synode over dit rapport hebben vernomen, maar dat wij met u zullen meedenken vanuit een goede en gedegen kennisname van het beleidsrapport. Wellicht hebben die woorden bij u bepaalde gedachten en verwachtingen losgemaakt. Ik kan u verzekeren dat er vanuit onze eigen kerken wel een weging zal komen van onze bijdrage aan deze consultatieronde, waarin de vraag aan de orde zal komen: namen die deputaten werkelijk gedegen kennis van dat rapport en deden ze het op een goede manier.
De spanning van vandaag
Het rapport begint met de waarneming ‘Steeds meer wordt door kerkleden een spanning ervaren tussen de mogelijkheden voor vrouwen in het maatschappelijke leven en de in vergelijking daarmee beperkte ruimte voor vrouwen in het kerkelijke leven. Waarbij tevens spanning wordt ervaren tussen ‘de leer’, dat wil zeggen het officiële standpunt aangaande de geslotenheid van de ambten voor vrouwen, en ‘het leven’, dat wil zeggen de manier waarop vrouwen momenteel in de kerken hun gaven inzetten en daarbij ook leidinggevend en onderwijzend optreden (blz. 5)’. Uit een enquête die in 2005 werd gehouden bleek dat er verschil van mening was en verlegenheid over de uitleg van Bijbelse voorschriften rond mannen en vrouwen. Deze verlegenheid wordt in het vervolg aangeduid als een reële verlegenheid. Die verlegenheid komt aan de oppervlakte in gemeentestichtingsprojecten in met name Amsterdam, in kerkelijke contacten met de Nederlands Gereformeerde kerken en in de geschiedenis die de behandeling van dit vraagstuk in uw kerken in de voorgaande jaren heeft gekregen.
De vragen die hier aan de orde gesteld worden zijn reële vragen. U wordt daar in uw kerken mee geconfronteerd, we komen ze ook tegen binnen de CGK. We zien hoe mensen – vooral vrouwen maar zij niet alleen – in de knoop raken: doordat er geen weg gevonden kan worden om hun gaven volledig in te zetten, doordat zij geen manier hebben om hun verlangens na te volgen, en ook doordat zij hun gevoel om geroepen te zijn tot een bijzondere ambtelijke dienst niet gerealiseerd kunnen zien worden binnen het kader van onze kerken. Het is waar wat uw deputaten in hun nadere verantwoording stellen: De interactie tussen cultuur (als algemeen gedragspatroon in de samenleving) en kerk is immers groot: dezelfde mensen die zondag in de kerk zitten, gaan maandag aan het werk en participeren volop in de westerse cultuur in Nederland, waarmee zij op een dinsdagavond ook hun commissie- of kerkenraadsvergadering bijwonen. De grens tussen cultuur en kerk is niet scherp te trekken. Als een soort uitweg lezen we dan verder, met een verwijzing naar G. Dekker: Bovendien: er zijn in de cultuur ook positieve sporen van Gods Koninkrijk te vinden. Invloed van de cultuur is immers niet per definitie negatief. In die laatste zin zien we een poging om boven de verlegenheid uit te komen. Uw deputaten zeggen dat niet met zoveel woorden, maar denken vermoedelijk wel die richting uit: Ontwikkeling in de West-Europese maatschappij kan ook een teken zijn van de doorwerking van de bevrijdende kracht van het Evangelie. De verwijzing naar de afschaffing van de slavernij, honderdvijftig jaar geleden, die hier en daar in de discussie gemaakt is, is daar wel een illustratie van. Dat betekent dat de reële vragen wellicht in een iets ander licht bekeken mogen worden?
Maar er liggen andere vragen achter en onder. Het louter en alleen stellen dat er een verlegenheid wordt ervaren is niet voldoende als niet een stevige reflectie plaatsvindt op de vraag hoe het echt komt dat er spanning wordt ervaren tussen enerzijds wat in de West-Europese maatschappij op gang gekomen is als gevolg van de emancipatiebeweging en anderzijds de manier waarop er in een groot deel van de kerken geen ruimte wordt geboden voor vrouwen om volledig in alle ambten te functioneren. Heeft die ervaren spanning echt te maken met het feit dat de emancipatie van de vrouw trekken heeft van een voortgaande doorwerking van de bevrijding die in en door het Evangelie een werkelijkheid mag zijn voor wie gelooft? Het is dan wel bijzonder wrang om op te merken dat in het front van deze beweging van bevrijding maar zo weinig zichtbaar wordt van de bevrijdende doorwerking van het Evangelie – en dat in het spoor ervan in de West-Europese samenleving ontwikkelingen op gang kwamen die allerminst als tekenen van de bevrijdende kracht van het Evangelie kunnen worden gezien. Waar emancipatie ruimte vroeg voor zelfontplooiing moest ook ruimte komen voor keuzes die soms letterlijk tegen het leven waren. Wat daarmee gezegd wil zijn is het volgende: is de hele ontwikkeling in de cultuur die er vandaag in de kerken voor zorgt dat er een reële verlegenheid wordt ervaren ten aanzien van de onderhavige vragen, is heel die ontwikkeling wel zo gunstig dat we daar ons zoveel door moeten laten zeggen? Rechtvaardigt die ontwikkeling dat we vanuit de kerk zeggen: oef, de kerken die het ambt voor de inzet van vrouwen gesloten verklaren, hebben echt heel wat uit te leggen? En omdat die ontwikkeling uiteraard niet aan kerkleden voorbijgaat – wij ademen allen de lucht van onze cultuur in – is het vandaag nodig om ‘inspirerend onderwijs te geven om uit te leggen dat vrouwen zich uit liefde voor God overal mogen inzetten behalve in de ambten’. Een antwoord als ‘het staat er toch gewoon’ voldoet kennelijk niet meer.
Wat is er aan de hand met ons dat wij moeite hebben met deze zaken? Wat is er met ons gebeurd dat wij deze spanningen ervaren? Waarom is hiermee een teer punt geraakt en komt de vraag naar voren of er wellicht een pastoraal probleem onder ligt? Dat lijkt in het antwoord van uw deputaten op die vraag niet het echte punt te zijn: de reële vragen willen een antwoord en de oude antwoorden bevredigen - een deel van – de kerkleden niet meer. In hun nadere toelichting lezen we: De meerderheid van deputaten is gaandeweg onze bezinning tot het inzicht gekomen dat zij een dergelijk overtuigend verhaal niet kunnen vertellen. En wij horen steeds meer kerkelijk meelevende christenen verzuchten dat zij het hun kinderen niet meer kunnen uitleggen.
Is dat niet des Pudels Kern? In de discussie op uw synode is de vraag aan de orde gesteld: als dit anders gelezen kan (en moet) worden, wat zal dan het volgende onderwerp zijn dat ‘op de helling’ gaat? Er werd in de vragen die vanuit uw vergadering gesteld werden verwezen naar ‘schepen op het strand’. Ook in de adviezen van één van uw hoogleraren kwamen wij dat tegen. Wellicht dat dit ook de zorgen zijn die binnen de synode van de CGK werden verwoord toen gesproken werd over ‘ontwikkelingen’ binnen de GKV waar grote zorgen over zijn. We zijn reëel genoeg om te beseffen dat dit niet alleen zaken zijn die bij u spelen. Ook binnen de CGK worden de vragen gesteld zoals ze gesteld worden en worstelen velen met de vraag: hoe leggen we het vandaag de dag nog uit? Tegelijk: in de richting die onze synode gekozen heeft in 1998 zit wel iets van: ook al is het lastig, we willen niet via de hermeneutische binnenbocht die ons vertelt dat het niet meer in deze tijd past en dat antwoorden van vroeger niet meer bevredigen meebewegen met de samenleving. Liever dan door die bocht te snellen leggen wij ons – de een aarzelend de ander overtuigd en met stelligheid – neer bij het feit dat wij de gegevens van de Schrift op dit punt niet op een zodanige manier kunnen lezen dat wij met vrijmoedigheid de ambten open zouden stellen voor zusters in de gemeente.
Is daarmee alles gezegd? Ik hoop daar straks nog iets over te zeggen. Het lijkt mij nu goed om – de lijn van het rapport volgend – hier en daar een paar opmerkingen in de kantlijn te plaatsen of vragen te stellen.
De Schrift
In het hoofdstuk waar gesproken wordt over de teksten en de lijnen die uit de Bijbel naar ons toekomen wordt kortheidshalve verwezen naar eerdere rapporten en ook naar studies die in het kader van de opdracht van uw synode in deze richting zijn gedaan.
Het korte betoog over de zwijgteksten en de andere gegevens uit Efeze en Galaten loopt uit op een heldere conclusie: ook al wordt er enige diversiteit gevonden in de gegevens uit Galaten en Efeze, het mag op basis van de teksten gesteld worden: Paulus vraagt een vrouw zich te onderschikken aan haar man. Volgens de voor het rapport kennelijk fundamentele dissertatie van mevrouw Klinker-de Klerck en de studie die zij in datzelfde kader gedaan heeft onder de titel ‘Als vrouwen het woord doen’ gebruikt Paulus een aantal argumenten om dit begrip ‘onderschikking’ of onderdanigheid te motiveren en hij gebruikt die ‘ad random’ maar het dient allemaal de voortgang van het Evangelie, want, zo lezen we: ‘De manier waarop een vrouw haar man te schande kan maken, wordt bepaald door de culturele gewoonten uit die tijd. Zich voegen in de bestaande ordening is heilzaam voor de verspreiding van Gods evangelie bij buitenstaanders’. Zo gezegd lijkt het of het hierbij die onderwerping niet gaat om een specifiek christelijke term, maar om een term die in de cultuur van Paulus algemeen geldend is. Daar is tegen in gebracht dat dit wel heel kort door de bocht is en dat ‘Paulus oproept om zich te voegen in bestaande verhoudingen, om zó duidelijk te maken dat het nieuwe van het Evangelie niet in andere structuren gelegen is, maar in de liefde die binnen de bestaande structuren het geschenk van Gods genade in Christus laat zien. Die liefde – denk aan de Brief aan Filemon – laat die structuren overigens niet onaangetast’. [Dr. Gerard C. den Hertog, Wat betekent ‘onderdanigheid’? in Nederlands Dagblad, 13 mei 2011]
Uit de manier waarop in het rapport omgegaan wordt met de verschillende motieven die de apostel Paulus gebruikt lijkt het of er één motief is, waaraan alle andere motieven ondergeschikt zijn en dat motief is bevordering van het evangelie. Zo ‘ad random’ lijken de verschillende motieven van Paulus dus niet te zijn.
Maar: welke willekeurige keuze het rapport ook maakt, er wordt met helderheid gesteld dat de Schriftgegevens helder zijn. Het is goed dit op te merken. In het VOP-rapport uit 2004 werd minder stellig gesproken dan hier het geval is. Over dat VOP-rapport zou ik in het kader van het volgende onderdeel zo meteen iets meer willen zeggen.
Hoe lezen wij de Schrift?
Het hoofdstuk over de hermeneutiek speelt een centrale rol in het rapport naar onze waarneming. In dat hoofdstuk worstelen uw deputaten met de vragen van het verstaan van de Schrift. Nadrukkelijk wordt gesteld dat het niet gaat om een nieuwe manier van omgaan met de Bijbel. Dat lijkt in de discussie die op uw vergadering hierover al is gevoerd niet te overtuigen. Wij kwamen al een voorstel tegen om uw deputaten te vragen dit hoofdstuk terug te nemen. Wij lezen ook in de adviezen die door de pre-adviseurs gegeven werden zinnen als: deputaten werken met een reconstructie van de context en van de argumentatielijnen bij Paulus die niet overtuigt.
Het heeft er veel van dat het rapport wil aantonen dat Paulus er een groot belang bij heeft om de kerkelijke en de maatschappelijke orde te bewaken. Maar in ieder geval blijkt daar niet veel van als hij in Efeze 2 stelt dat er scheidsmuren afgebroken zijn in Christus en ook zijn brief aan Filemon lijkt geen onderbouwing van dit motief te zijn. Dat alleen al leidt tot de vraag of de samenleving en het beeld dat buitenstaanders hebben of krijgen van de kerk wel zo leidend is voor Paulus als het rapport waar wil hebben. Na een instemmende lezing van de manier waarop in 2011 deputaten kerkelijke eenheid verslag deden van hun bezinning op het verstaansproces stellen uw deputaten de vraag aan de orde: betekent ‘hermeneutiek’ zo niet dat ons eigen leeskader de kracht en het gezag van de Bijbel als Gods Woord gaat overheersen? Met grote stelligheid wordt gezegd dat het gezag van de Bijbel en van de apostel Paulus voor uw deputaten niet ter discussie staan.
Toch blijft er iets wringen. In de vragen die vanuit uw vergadering aan deputaten zijn gesteld komen op dit punt zaken aan de orde die moeite geven. Eén van die vragen (88) stelt: Is het toegestaan en te verdedigen om een eeuwenlange uitleg van de Bijbel over de verhouding man/vrouw te wijzigen uitsluitend op grond van onze cultuur? (Peter van Oudheusden) Uw deputaten geven daar antwoord op: Dat is niet toegestaan, maar dat doen deputaten dan ook niet. Vandaar de uitgebreide bespreking van bijbelteksten in ons rapport. Daar is wel wat bij te zeggen. Over die Bijbelteksten zegt u in de conclusie op bladzij 16: de Bijbel is duidelijk, het kan niet. Vervolgens zegt u (omdat dit eigenlijk niet meer kan, vandaag de dag): maar we moeten dat tegenwoordig anders lezen: er staat niet meer wat er staat – en Paulus zou tegen ons ook iets anders gezegd hebben…
Een andere vraag aan uw deputaten gesteld stelt een aantal oudere gereformeerde leesprincipes aan de orde, zijnde: de Schrift moet met de Schrift vergeleken worden en de Schrift is haar eigen uitlegster. In de beantwoording geven uw deputaten aan dat deze principes onverkort overeind blijven. Daarbij zouden wij de vraag willen stellen: Als deze principes onverkort van kracht blijven, dat de Schrift met de Schrift vergeleken moet worden en dat de Schrift haar eigen uitlegster is, wat is dan het probleem? Het probleem is blijkbaar dat wij die uitleg die de Schrift geeft of nog niet ten volle hebben gevonden – en daarom moeten we langer luisteren; of het probleem is dat wij die uitleg van de Schrift eigenlijk niet lusten. We zeggen dat niet zo, we zeggen: je kan het niet meer goed uitleggen. Maar welk tegenwicht heb je dan nog tegen het verwijt van Schriftkritiek?
We hebben overwogen uitgebreid uit de reactie van uw deputaten DKE te citeren die zij gaven op het rapport VOP van de NGK uit 2004. De vragen en punten van kritiek die zij bij het VOP-rapport hebben zouden zonder al te veel moeite ingebracht kunnen worden tegen dit onderhavige rapport, met dit verschil dat waar de NG commissie in het VOP rapport stelde dat de weg van de exegese vastloopt in teksten die elkaar lijken tegen te spreken (mijn weergave) en dat daarom de weg van de hermeneutiek moet worden gegaan, uw deputaten met zoveel woorden zeggen: de weg van de exegese bevredigt niet en we kunnen (of willen?) vandaag die antwoorden niet meer geven die jaren lang voldaan hebben. Het lijkt er op dat er nogal een verschuiving heeft plaatsgevonden. Wij zijn niet de eersten die dat opmerken. Het blad ‘Nader Bekeken’ opent de maand na het verschijnen van het M/V rapport met de kop: ‘aardverschuiving’.
Wanneer u als synode een besluit neemt in de zin zoals dat door uw deputaten wordt voorgesteld – en u in uw fundering voor de beantwoording van de vraag of het binnen de bandbreedte van wat schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld past deze hermeneutische binnenbocht neemt zult u op zijn minst iets hebben uit te leggen over de knoop die u doorhakte. Niet alleen binnen onze kerken zullen onwelwillende luisteraars zijn, op dat moment. Binnen de kring van ons deputaatschap werd op een gegeven moment bij de voorbereiding van deze bijdrage gezegd: als je al ruimte ziet om zusters in het ambt te hebben, dan toch alsjeblieft niet met een beroep op de cultuur die het vandaag van ons eist! Het was in dat kader bijzonder om te lezen hoe in de Presbyteriaanse kerk van Egypte gesteld wordt: de Schriftgegevens geven ons alle ruimte, maar laten we met een beroep op de cultuur geen ruimte nemen om vrouwen te laten dienen in alle ambten. Waar op die manier de cultuur een rol speelt in het besluit om iets – wat wel kan – toch niet te doen werkt het cultuurberoep gans anders dan wanneer je zegt: eigenlijk kan het niet, maar dat kunnen we vandaag de dag niet meer verkopen.
Het beroep op de schepping
Net zoals het algemene hoofdstuk over de hermeneutische driehoeken weinig overtuigt, slagen uw deputaten er niet in om ons mee te krijgen als het gaat om een weging van de manier waarop de apostel Paulus verwijst naar de gegevens uit Genesis 1 en 2. In adviezen van verschillende hoogleraren wordt daar al breed naar verwezen. Hoezeer ook een begrip als ‘scheppingsorde’ een theologische constructie is, waar het rapport met klem zegt dat als het een argumentatiepunt van Paulus is, het één van de argumenten is die hij gebruikt om zijn punt te maken, is wel de vraag te stellen: waarom is een argument ‘het moet de voortgang van het evangelie dienen’ dan wel een doorslaggevend en leidend argument? Daar komt nog een punt bij: in de discussie die op bladzij 24 van het rapport gevoerd wordt lijkt het erop of er een andere constructie wordt ingevoerd door uw deputaten. Paulus zou de scheppingsgeschiedenis gebruiken als een vergelijkend argument en dat is wat anders dan een beroep op bepaalde Schriftgegevens. Hij roept de geschiedenis in herinnering, maar dat is geen normatief beroep op Gods voorschriften. Hier worden wel diepzinnige filosofische onderscheidingen aangebracht en het lijkt er haast op dat wij in de gedachten van Paulus zijn gekropen. Hoe laten wij meewegen dat we – ook al komt de Schrift niet aan een parachute uit de hemel vallen maar is zij ontstaan in een periode van ruimt 1400 jaar in verschillende culturele situaties – in de Schrift – en dus ook in de woorden van Paulus – te maken hebben met de stem van de Here die ook vandaag tegen ons nog iets wil zeggen? Het is niet zo moeilijk om van dit rapport een klein stapje te zetten en te zeggen: ja, dat zei Paulus.
Met name in dit onderdeel van het rapport zien wij hoe vlak langs – en misschien wel net er over heen – de afgrond van de Schriftkritiek wordt bewogen. Er staat letterlijk in het rapport dat het niet zo is, dat het gezag van de Bijbel en van de apostel Paulus niet ter discussie staan, maar met name in het meebewegen van de cultuur heeft het rapport toch wel heel sterk de wind tegen…
Ambt
In het hoofdstuk over het ambt is iets grappigs aan de hand. In de discussie die uw deputaten voeren op bladzijde 26 gaan zij in op de trend van wat zij noemen de feminisering. Nadat uitgelegd is wat dat is en wat dat kan betekenen, wordt een korte conclusie getrokken die de moeite waard is genoemd te worden: Voor nu volstaat de conclusie dat de christelijke kerk moet laten zien dat zij zich niet door de culturele context de wet laat voorschrijven. Ik moest bij eerste lezing even mijn ogen uitwrijven: staat dat er werkelijk? En ik dacht nou net uit het eerdere van het rapport begrepen te hebben dat je heel goed moet luisteren naar wat leeft in de cultuur, want dat deed Paulus ook…
Reeds meermalen is in de vragen vanuit uw synode als ook vanuit de adviezen die vanuit de kring van de hoogleraren gekomen zijn, gesteld dat het hoofdstuk over de ambtsvraag diepere doordenking vraagt. Wij zouden dat krachtig willen onderstrepen. Hier ligt een veld van vragen waar vanuit een rapport dat in onze kerken in 2001 is aangenomen een begin van een antwoord op is gegeven. Het zal niet het laatste zijn wat er over te zeggen is, maar het geeft een aantal concrete handvatten met het oog op de vraag die voorhanden is. Het wil – in lijn met het rapport uit 1998 – vasthouden aan het gegeven vanuit de Schrift dat het leer- en regeerambt in ieder geval niet open staat voor vrouwen maar geeft allerlei mogelijkheden aan zusters der gemeente om betrokken te zijn in pastoraat, catechese en op andere manieren.
Uw deputaten schrijven over de gedachtevorming die dienaangaande in uw kerken op plaatselijk niveau hier en daar op gang komt. De terloopse opmerking van uw deputaten in het hoofdstuk over het ambt ‘Vrouwen kunnen evengoed als mannen Jezus Christus representeren in hun ambtsdienst’ werd in eerste instantie als een boude bewering gezien. Wij blijken hem evenwel te moeten lezen als een door argumenten onderbouwde stelling. Wanneer de verwijzing naar het feit dat in Romeinen 16 sprake is van de diakones Febe (op bladzij 23) moet dienen als onderbouwing voor de stelling op bladzij 26, dan zouden wij dat wat magertjes willen noemen. Wij menen tevens dat de behandeling van de vragen rond het ambt wat ons betreft een prealabele kwestie zijn – voordat er over het toelaten van zusters tot het ambt gesproken kan worden.
Omgaan met verschillen
In het zesde hoofdstuk van het rapport wordt ingegaan op allerlei verschillen: verschillen tussen kerken in buiten- en binnenland, maar ook verschillen tussen kerken in één kerkverband. We lezen dat wij als Christelijke Gereformeerden leven met een synodebesluit waarbij een meerderheidsrapport werd aanvaard ten koste van een minderheidsstandpunt. Het is goed om op te merken dat de synode in 1998 geen expliciete uitspraak heeft gedaan over het minderheidsrapport en geen van de predikanten die het minderheidsrapport ondertekend hadden hebben te maken gekregen met kerkelijke procedures. Gemeentestichtingsprojecten vanuit de CGK gaan op een creatieve manier om met datgene wat sinds de synode van 2001 mogelijk is en de regionale kerken zien daar op toe: de moeiten die uw rapport tekent ten aanzien van Stroom zijn binnen onze kerken niet op die manier bekend. Toen in 1998 het diakenambt werd opengesteld voor vrouwen binnen de NGK heeft dat geleid tot een besluit van de synode waardoor nieuwe plaatselijke contacten niet langer mogelijk waren. Bestaande contacten werden niet opengebroken. Of het feit dat een kerk vrouwelijke ambtsdragers kent kerkscheidend is voor de CGK is op dit moment niet actueel, wel voorwerp van onderzoek.
Wat in dit hoofdstuk verder gezegd wordt over het omgaan met verschillen is waardevol – met name het feit dat het uiteindelijk gaat om de identiteit die in Christus veilig is. Maar de verscheidenheid die er kan zijn – binnen de kring van hen die belijden dat Jezus hun Heer is – zal wel een daardoor bepaalde verscheidenheid moeten zijn.
Hoe nu verder?
U zult het begrijpen dat wij het beeld dat geschetst wordt bovenaan hoofdstuk 7 niet helemaal meemaken. Immers, de fundering die uw deputaten in hun rapport leggen onder de bewering dat wat de Schrift leert over de man-vrouwverhouding geen belemmering vormt om vrouwen tot de ambtsdienst toe te laten heeft ons niet kunnen overtuigen. Het heeft er alles van dat er een knoop werd doorgehakt. Maar daarmee is onhelder geworden of de Schrift wel het voor het zeggen heeft. Is het uiteindelijk toch niet de cultuur geweest die de doorslag gaf?
Uw deputaten houden rekening met de mogelijkheid dat dit rapport nog niet iedereen overtuigt. Wij hebben proberen aan te geven dat dit wat de CGK betreft inderdaad het geval is. Wat hoopvol is, is dat zij voor dat geval hopen dat een gezamenlijke zoektocht naar wat Christus van ons vraagt geproefd wordt. Wat spreekt van realiteitsgevoel is dat gezegd wordt: om die gezamenlijkheid te vergroten is meer bezinningstijd nodig.
Dat gezegd zijnde, is het zinvol om een aantal zaken in uw overweging nadrukkelijk mee te nemen. Ik doe dat aan de hand van een aantal vragen die uw synode al stelde bij dit rapport.
Op Mennorode werd de vraag gesteld: 55 — Wat is het criterium om je aan te passen aan de cultuur of juist tegendraads te zijn? (Mennorode) Dit is niet vooraf te bepalen, dat is een zaak van priesterlijke wijsheid. Wij zouden willen vragen: Hoe priesterlijk is de wijsheid die zegt: het kan niet, maar het moet – ook als het ten koste zou gaan van relaties met zusterkerken in binnen- en buitenland? Hoe verhoudt zich dat tot de extra bezinningstijd die nodig geacht wordt om gezamenlijkheid te vergroten?
Een vraag die gesteld werd gaat over de katholiciteit. 143 — katholiciteit — kan een positief besluit standhouden bij toepassing van de katholiciteitseffectsrapportage (B. Kamphuis)? In contacten met kerkgenootschappen in binnen- en buitenland hoeft het m/v standpunt geen belemmering meer te zijn, waardoor wij met een groter deel van orthodox-christelijke gelovigen in gesprek zouden kunnen komen dan nu. Onze opmerking hierbij zou zijn: U zult ongetwijfeld niet alleen op de hoogte zijn van het antwoord van DKE op het VOP-rapport maar ook van de besluiten die de synode van de CGK nam naar aanleiding van de openstelling van zelfs al het diakenambt voor vrouwen binnen de NGK. Heel concreet kan de keuze die u aan de synode voorstelt – en dan met name de manier waarop u het voorstelt, met deze onderbouwing – betekenen dat u het de samenwerkende en samenwerkingsgemeenten waar een CGK bij betrokken is op termijn flink lastig maakt en dat – wanneer de CGK een vergelijkbare reactie zou geven op uw besluit – er wellicht een flinke hypotheek genomen wordt op de oecumenische contacten.
Wij noemen deze dingen niet om oecumene met het mes op tafel te bedrijven. Het zou evenwel niet van veel realiteitszin getuigen om te denken dat – zoals het staat in uw rapport – dit punt geen obstakel (meer) hoeft te vormen voor het contact met andere kerkgemeenschappen. De manier waarop tijdens onze laatste synode zorgen zijn geuit doet juist denken dat dit besluit wel die effecten zal hebben. Omdat het gevoel bestaat dat er een knoop is doorgehakt die niet doorgehakt moest worden, maar ontward. Onze kerken zijn – na een poging daartoe in 1998, opgehouden met het ontwarren van die knoop omdat het een schier onmogelijke opgave leek. Daarbij hebben de CGK toen gezegd: laten wij dan niet zeggen: het kan niet, maar het moet wel. Waar wij geen vrijmoedigheid zagen, namen we die niet, maar zochten we naar een andere benadering.
In gezamenlijkheid zouden deze vragen verder doordacht moeten worden - en daartoe zouden we ook willen uitdagen. Laat er een uitdagende en goede uitnodiging komen van uw zijde aan onze kerken om de onderhavige vragen van ambt en vrouw nog weer eens te doordenken – en vraagt u aan de NGK om daarin mee te willen doen en kijkt u of er vanuit de Gereformeerde Bond ook niet nog eens over deze vragen nagedacht kan worden.
Laten wij samen liever langer luisteren dan knopen door te hakken.
Preses
Dank u voor uw indringende woorden. Ook wij willen u en de buitenlandse kerken graag vasthouden. Laten we zingen Ps. 139:1.
Adviseurs – Prof. Te Velde
Ik wil even iets zeggen hoe de vijf preadviezen zich verhouden tot het rapport van de deputaten. Er kunnen in een gezond en nuchter academisch klimaat verschillen blijken te zijn, ook publiek. Voorwaarde is wel dat er fair en respectvol met elkaar worden omgegaan. Vooraf hebben we het rapport gezien, en ieder van de docenten was vrij om zijn mening te geven. Dit is een goed voorbeeld van pluraliteit. Niet alleen voor ons maar ook voor anderen.
Ik wil onderstrepen dat je kritisch over het rapport kunt zijn maar tegelijk het vakmanschap en de eerbied voor Schrift van de schrijver erkennen. De conclusie van het rapport kan theologisch onjuist zijn maar de gevolgde methode goed. Bij 1Kor. 11 is dat in onze kerken eerder ook gebeurd. Wij menen zo te moeten antwoorden op de scherp geformuleerde vragen van GS 2011, daar zijn we voor gevraagd. Nu liggen de resultaten op tafel. Het is niet erg als er in Kampen een verschillende benadering hiervan is, want de verhoudingen in Kampen zijn goed. We houden elkaar vast. En we willen graag een stevig aandeel in de discussie.
Deputaten – Prof. Van Houwelingen
We willen iets zeggen over de adviezen die de hoogleraren gaven. Vooraf: als men zegt dat men iets gemist heeft, heeft men meestal gelijk, want je kunt niet alles zeggen. In het rapport is vaak een aanzet gegeven voor een verder gesprek.
Adviseurs dragen hun steentje bij als collegae. In goede sfeer kan dan verder worden gesproken. Want het moet klip en klaar worden dat de visie past binnen de gereformeerde bandbreedte. De Bruijne stelt dat er altijd in de gereformeerde kerken daarvoor ruimte is geweest. Ik waag dat te betwijfelen. Maarten Verkerk kwam het op een schorsing te staan, ik werd als predikant er op aangesproken, zie ook de reactie van de buitenlandse kerken, en ook hoe wij de NGK er op aangesproken hebben. Ook in de CGK gaat men hier heel magertjes mee om. Dus als die mening gelegitimeerd wordt is dat goed.
Kwakkel en Peels spreken over het verschil in positie van mannen en vrouwen bij de schepping. Daar moeten we verder over doorspreken. Maar wij kijken er wel gekleurd naar. De man gaat voorop maar kan niet zonder vrouw, dus hij is hulpeloos. Mijn vraag is: Hoe zit dat met alleen mannen in de kerkenraad? Vrouwen zijn niet gelijk aan mannen maar wat betekent dat voor hun positie daar?
Als het een scheppingsgegeven is, geldt het ook voor de samenleving. Maar Harmke Vlieg is wethouder in Assen. Kan dat eigenlijk wel, moet dat niet meneer Vlieg worden? En Nienke Buitendijk staat met haar meisjesnaam voorop.
We moeten er verder over doordenken. Als we kerk en maatschappij gescheiden houden moeten we dat wel verantwoorden. En is het wel iets dat je anderen kunt voorschrijven? Misschien moet je zelf wel de verhouding man/vrouw invullen.
Kamphuis' advies is een katholiciteit-effect-rapportage onderzoek te doen. Maar dat snijdt geen hout. Het gaat niet om de leer, maar om de inrichting van de kerk. Wij leggen nadruk op de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk. Misschien moeten we verschillen tussen kerken, regio's en landen accepteren.
Het advies van Van Bruggen vind ik geen goed voorbeeld van een discussie. Zijn bijdrage is suggestief, spreekt van misbruik van de Schrift. In onze context wekt dat vervreemding als je dat zegt en dat maakt mij boos.
Wij stáán voor de klassieke hermeneutiek en hebben de nieuwe hermeneutiek altijd bestreden. Maar hij ziet bij ons dwaling, zij het uit ondoordachtheid. Maar zijn opvolger hangt wel de klassieke hermeneutiek aan.
Leesbrief of toverstaf zijn valse dilemma's. In het rapport is de toegepaste hermeneutiek niet nieuw. Wel is er altijd hermeneutiek nodig.
Wat heeft Van Bruggen voor alternatief? Geen! Hij ziet geen probleem in de samenleving. Ziet niet de moeite van de christenvrouw als ze trouwt en wel de hypotheek mag meebetalen. Jongeren die aan Paulus voorbij gaan. We pleiten ervoor om daar aandacht aan te geven.
BESPREKING RONDE 1
Ds. Van der Schee
Is er ergens een plaats waar een kleine raad van wijze mannen ook werkelijk bestaat?
Br. Huisman
Er is advies gevraag aan zeven hoogleraren maar ik mis een bijdrage van de NGK. Is er naast ruimte voor bezwaarden maar ook ruimte voor anderen?
Ds. Sytsma
Ik vraag aan de deputaten om puntsgewijs kort aan te geven waarom de vrouw in het ambt niet tegen de bijbelse ambtsvisie ingaat. De zeven hoogleraren geven ook niet zo'n inhoudelijk antwoord. (v15)
Mijn vraag aan Slump is: Wat is gezaghebbend spreken en geestelijk leiding geven? Is dat leiding geven aan een gemeentevergadering? Wat is dat wat aan mannen is voorbehouden? (v137)
De Bruijne en Te Velde zien beiden ruimte voor preken door vrouwen.
Preses
Is nu niet aan de orde.
Ds. Zomer
De manier waarop boosheid werd geuit over een bijdrage van Van Bruggen doet mij vragen: Zit Van Houwelingen hier wel met een houding die een open communicatie mogelijk maakt?
Preses
Sytsma mag weer verder, mijn strengheid werd gecorrigeerd.
Ds. Sytsma
Hoe kunnen binnen de huidige structuur vrouwen preken?
Ds. Voorberg
Dank voor beantwoording van de gigantische vragenlijst.
Ik zou er wel nieuwe vragen aan willen toevoegen voor verheldering.
Deputaten stellen dat de man voorop gaat in 1 Tim. 2. Maar is dat ook rangorde? Als iemand verboden wordt te heersen, impliceert dat rangorde? De vrouw mag geen onderricht geven, in de context van ijdele vrouwen. Maar onderricht geven impliceert geen rangorde. Het is gewoon niet toegestaan. Waar komt die rangorde dan vandaan?
U spreekt over onderschikking aan de man in het algemeen. Maar het gaat om de man in de samenkomst, waar komt dan dat algemeen vandaan? Waarom veralgemeniseert u mijn vraag? De gangbare praktijk in Nederland wordt nergens in de Bijbel verboden, wel in de kerkdienst. Het antwoord van de deputaten is ongeloofwaardig. Ik heb hierop een antwoord nodig.
Hoe kunnen argumenten uit Gods Woord en argumenten uit de cultuur op één lijn staan (v39 en v40)? U geeft vijf argumenten in een cluster voor het apostolisch gezag van Paulus' verbod: drie Bijbelse argumenten en twee die tijdsbepaald zijn. De Bijbels argumenten poetst u weg met de twee tijdsbepaalde. Waarom poetst u de tijdsbepaalde niet weg met de Bijbelse? Ik heb daarop geen antwoord gekregen.
Waarom is een vergelijkend argument geen argument (v33)? Dat Sara Abraham heer noemde is geen argument want dat is geen gebod.
Alleen God is bevoegd om zijn eigen regels te wijzigen. Waar God bijvoorbeeld hertrouwen verbiedt hebben wij niet het recht dat te veranderen.
Als Paulus in 1Tim. 5 de heilige kus gebiedt dan gaat het niet om een taak maar om een begroeting, zie CNT/Anderson.
Als we Gods regels verwaarlozen dan zullen we moeten aangeven waar we dat op baseren want het gaat wel om een regel van God.
T.a.v. 1Tim. 2 zeggen deputaten consequent dat het geen regel is dat de vrouw niet onderwijs mag geven maar een argument. Maar als het een argument is, bij welke regel is dit dan een argument?
Br. De Vries
De Heilige Schrift is in vele eeuwen en culturen ontstaan. Steeds zie je weer dat er iets van leiding geven en verantwoording door mannen is. Hoe kan dat in onze cultuur nu ineens heel anders zijn? Daar heb ik geen antwoord op gekregen.
Joël wordt geciteerd in Handelingen, de bekende tekst over profetie. Maar toch ook in Handelingen is leidinggeven weer iets van mannen.
En kijk ook naar 1Tim. 3, daar staat aan het eind: ik wil dat het zo toegaat in Gods gemeente.
Deputaten – Dr. Schaeffer
Een samenvatting in een paar punten? Zie de opbouw van het rapport zoals dat op p10 is weergegeven. Dat is niet alleen een inhoudsopgave maar geeft een opbouw van argumentatie weer.
Is er een pastoraal of een reëel probleem? Wij vinden het laatste. Het is niet simpelweg een zaak van 'het staat er toch?' Het is duidelijk dat Paulus het niet wilde. De beweging zit in hoofdstuk 3: wat doen we daarmee in het verstaansproces. Wat gebeurt er precies? Dat is niet een zaak van een nieuwe hermeneutiek.
In hoofdstuk 4 gaan we er mee aan de slag. Nog niet alles is gezegd. Gaat het hier over 'in het ambt staan'? Daar moet nog het een en ander over gezegd worden, in een boeiend proces. Van de ambten is verantwoordelijkheid, leiding geven de kern. Daar kunnen vrouwen in participeren. De vraag is hoe gaan we daar mee om.
Hoofdstuk 7 geeft aan dat je het niet overal moet doen maar er genuanceerd mee om moet gaan.
Br. De Vries: Mannen gaan voorop, vrouwen volgen. Dat is helder, zo ging dat. De grote vraag is of er in 21ste eeuw niet een andere realiteit is dan toen. Dus niet toen zo en nu dus nog zo doen. Wat is het verhaal waarom het niet goed zou zijn om het continueren? Niet dat de context de wet voorschrijft. Maar de vraag is of we ons er voor zouden moeten schamen. Bijbel schetst een bepaald beeld, is dat normatief? Welke argumenten zouden we moeten aanvoeren, wat gaat er mis als vrouwen in het ambt zouden komen?
Deputaten – Prof. Van Houwelingen
Mijn boosheid ben ik kwijt. We kennen elkaar al heel lang en ik heb verder een uitstekende verhouding met mijn hooggeachte voorganger. Maar het kan echt niet wat hij mij in de schoenen schuift.
Voorberg heeft veel vragen.
Paulus ziet een rangorde, óf en hoe je dat in Gen 1 terugziet.
Veralgemeniseer je de regel voor de samenkomst niet? Wat Paulus in 1Kor. 14 zegt tegen de gemeente verschilt niet met wat gebruikelijk was bij buitenstaanders. Zij konden gewoon binnenlopen. Die interactie met buiten zijn we wat kwijt geraakt, helaas. Maar hij geeft hier geen voorschriften voor buiten. Maar nu doet het te veel schuren met de buitenwereld.
Vergelijkend argument? Normaliter zegt Paulus: de Schrift zegt dit en dan volgt een letterlijk citaat. Maar hier is het: 'dat gebeurde daar'. Het is niet het soort argumentatie dat Paulus normaal gebruikt.
Het voorbeeld van de heilige kus. We hebben overal wel een exegese voor om het niet meer te doen, een ontsnappingsroute, maar waarom niet voor MV? Geef daar nu eens rekenschap van. Ik wil daar graag input voor.
Als het gaat om Hand. 15 is het weer een ander verhaal. Vlees met bloed eten zou gaan over afgodendienst. Overigens zei Van Dam in Hamilton dat hij zich er nog wel aan gebonden acht. Echter het gaat om twee stromen die samenvloeiden: joden en heidenen. Dat gaf problemen en daarvoor moest iets worden geregeld. Maar later verdwenen de voorschriften, die werden door de tijd ingehaald want de kerk bestond voornamelijk uit heidenen. Regels die alleen niet meer zouden gelden als God die intrekt, dat is dus te kort door de bocht.
Paulus zegt: 'ik wil dat …'. Het is feministisch als je zegt: dat is dus een wens van Paulus. Daar ga ik niet in mee. Paulus zei het toen met apostolisch gezag tegen Timotheüs, toen in Efeze. Vervolgens moeten wij nadenken over wat God hierin tegen ons zegt. Het is als met een variofocus bril, met een leesgedeelte: kijk om je heen met het andere gedeelte. Dat willen ook de hermeneutische driehoeken aanduiden. Wat betekent de toptekst in wisselende contexten.
Deputaten - Dr. Schaeffer
Inderdaad variofocus. We zijn steeds bezig met aanpassingen, zie het nieuwe huwelijksformulier waarmee we een bepaalde eenduidigheid met onze context nastreven. Dat spoort ook niet een op een met Paulus' spreken. We willen ook niet meer precies hetzelfde als Paulus.
Preses
Dat we de NGK niet hebben uitgenodigd voor deze discussie is omdat we ons beperkt hebben tot zusterkerken. Maar in de bespreking van de relatie met de NGK komt het zeker nog aan de orde.
Deputaten – Br. Slump
Bij gezag en geestelijke leiding moeten we recht doen aan twee lijnen. Vrouwen mogen heel veel doen, en tegelijk is er heel duidelijk een begrenzing. Vrouwen kunnen ook gezaghebbend spreken, zie de geschiedenis in 1Sam. 25 van Abigaïl en David, waar zij hem weerhoudt van zonde. Dat is geestelijk leidinggeven. Maar de andere lijn, zie p42 punt 3, bevoegdheid, eindverantwoordelijkheid, gezag hebben, opzicht en tucht, openen en sluiten van het hemelrijk, dat komt mannen toe. Daarmee doen we recht aan de Schrift als in Hebr, 13: 7 bijvoorbeeld: Zij waken over uw leven. Dat is iets van het eigene van het ambt. Daar moet verder over worden doorgesproken. Hoe geven we daar goed gestalte aan.
Adviseurs – Prof. Te Velde
Zijn er voorbeelden van een kleine raad van oudsten? Sinds 1970 is er bij verschillende gelegenheden het aantal oudsten in de vrijgemaakte kerkenraden uitgebreid terwille van het pastoraat. Terwijl vroeger bijvoorbeeld 9 ouderlingen en een dominee 1700 gemeenteleden konden bearbeiden. Brummelkamp en 2 ouderlingen en 2 diakenen hadden zelfs de leiding over een gemeente van 2000 leden. Als we niet alle procesjes onder controle willen hebben kan de kerkenraad kleiner worden.
Dit soort bewegingen naar een kleinere aantal ouderlingen is al lang bezig. Een beperkt klein college van ouderlingen kan verantwoordelijke zijn voor de gemeente.
Wat preken betreft: we moeten dat zo goed en ordelijk mogelijk inrichten om aan meerdere dingen in de Schrift te voldoen. Maar die geeft geen blauwdruk. En we moeten ook oppassen voor systeemdwang. Vergelijk het oude NGB art 25: …het gebruik van zaken kan weggenomen worden terwijl toch de waarheid en substantie moeten blijven behouden.
Wat betekent dat nou t.a.v. Paulus' verbod? Calvijn zegt dat de profeet als ambt bestond tot de canon compleet was. Maar daarna kon God op sommige momenten nog wel profeten geven, zoals bijvoorbeeld Luther. Dat kan ook in een missionaire situatie. Als we vrouwen niet buitensluiten als getuigen, en dat doen we nu ook al niet, dan moeten nadenken hoe dat dan kan zonder tekort aan andere zaken te doen.
Adviseurs – Prof. De Bruijne
Er zijn voorbeelden van kleine colleges van oudsten en ouderlingen in de NGK en in de evangelische traditie. Maar in de laatste zijn de ambten wel anders georganiseerd.
Wat wij preken noemen komt niet zo precies in de vroege kerkdiensten voor. Troosten, de Bijbel uitleggen, is ook mogelijk voor vrouwen, bijvoorbeeld door een stichtelijk woord te spreken. Dat kan nu al.
Opinie ronde
Br. De Vries
Het rapport stelt: 'Herinneren aan een historisch gebeuren is niet hetzelfde als een normatief beroep op Gods voorschriften (descriptief vs. prescriptief)'.
Ik kan dat op dit moment niet volgen. De Bijbel is via 20 culturen ontstaan en nu zouden voor onze cultuur de voorschriften anders luiden?
Ik wil er sterk voor pleiten om de ambtsleer nog eens goed uit te leggen. Van Bruggen heeft dat in zijn advies buitengewoon goed uitgedaan. Daar zijn aanknopingspunten. Vrouwen van nu zijn ook profetessen. Er wordt al veel door hen gedaan. En kijk vooral in NT naar de oudsten en werk dat goed uit. Dan komt er een groeiende overeenstemming.
Is er niet sprake van een nieuwe hermeneutiek? Maar daar was al sprake van op de synode van Harderwijk. En die hermeneutiek doet wel zijn werk.
Onze PR is niet goed bij een Pauw en Witteman. Daar kunnen we veelal niet meedoen. En dus willen graag kijken of we met de nieuwe hermeneutiek daar wel uit de voeten kunnen. Maar dat is een valkuil. Net zoals we Efeze 5 weglaten uit de beloften in de huwelijksbevestiging en dan denken dat we zaak hebben opgelost.
Samengevat is mijn voorstel: laten we de ambtsleer eerst maar eens aandacht geven.
Ik denk niet dat we nu moeten aanvaarden dat bijvoorbeeld de vrouw als predikant past binnen de gereformeerde bandbreedte. Laten we eerst maar eens drie jaar nadenken, misschien groeit er overeenstemming.
Preses
U kunt nu uw mening geven over het rapport en een oplossingsrichting wijzen.
Commissie – Ds. L.W. de Graaff
Het rapport van deputaten is helder en dat vergemakkelijkt de discussie. De zaak moet ook voor een gewone dominee duidelijk zijn. Ik spreek mede namens br. Kruse.
De voorstelling van Paulus in 1Kor. 11 zou voor vandaag kunnen betekenen dat vrouwen juist wel moeten spreken. Tenminste als het schandemotief het enige zou zijn. Maar Paulus verwijst naar Genesis, en naar het hoofd zijn van de man. Dat is een verschil met de heilige kus, daarvoor wordt niet naar Genesis verwezen. Het rapport rijdt op het smalspoor van het missionaire element. Dat kan niet en ook voortaan als leeswijzer bij andere ethische zaken niet.
Deputaten concluderen uit 1Tim. 2 dat Paulus uit de schepping 'rangorde' interpreteert (p24). Dat kan ik volgen. Maar ook zijn interpretatie gebeurt met apostolisch goddelijk gezag.
Ik ben me er heel erg van bewust dat we een hermeneutische leesbril hebben (p 19). Die is een andere dan die van mijn jeugd. Tegelijk zijn er ook zaken die altijd en overal gelijk zijn. Denk aan de apostolische kerk van alle tijden en plaatsen. We hebben een geduldige en grondige exegese nodig. Ik ga dus niet mee met de deputaten maar sluit me aan bij Slump.
Er is verschil tussen gezag oefenen in de kerk en in de maatschappij. Zr. Vlieg is te feliciteren met haar wethouderschap, maar ze kan dus geen predikant worden.
Hoe verder? Het aanvullende rapport zegt (p7): 'Is het niet mogelijk om de ambten zó opnieuw in te vullen dat vrouwen zich op allerlei manieren en in allerlei functies inzetten voor Gods Koninkrijk, terwijl daarboven een structuur van zoiets als mannelijke oudsten gehandhaafd blijft?' Het is tijd om daarmee aan de slag te gaan.
Als het deputatenvoorstel er zo blijft liggen dan komt er een tegenvoorstel.
Ds. Beiboer
De ommezwaai wordt niet door het deputatenrapport geschraagd, dat moet duidelijker. Ik ben onder de indruk van het boekje van Dorland.
Het rapport maakt ons veel te onbeschermd. Met die variofocusbril kun je de dingen op z'n kop zetten.
Br. H.H. Bouma
Ik kan me niet vinden in de besluitteksten zoals die voorliggen ondanks dat we goed met elkaar overlegd hebben. Ik denk daar met plezier aan terug.
Ik had graag met de CGK, en misschien ook met NGK, diep willen doordenken over het ambt en niet de krenten uit de pap halen door nu al dingen te doen. Laten we tot een eensluidend verhaal komen en niet hakken. En daarbij handelen naar wat de vader van prof. Van Bruggen altijd zei: midden op de weg lopen en niet langs de randen. Het is goed ook de waarschuwing uit het buitenland ter harte te nemen, t.a.v. de invoering van vrouwelijke diakenen: 'If the camel once gets his nose in the tent, his body will soon follow'.
Ds. S.W. de Boer
Dr. Schaeffer vindt het geen pastoraal maar reëel probleem. Maar wat is het probleem? 'Emancipatie is in de man zijn plaasie'? Dat wordt het wel steeds meer, vrouw zijn op mannelijke wijze invullen. Zie naar seksualiteit. Daar moeten we wat steviger over doordenken.
Het ambt is wel degelijk een probleem. En een bepaalde inrichting van het ambt. Vroeger waren we er nogal stellig over wat gereformeerd was. We moeten daar verder over doordenken. We denken over een tegenvoorstel om dat als eerste te doen.
Het staat duidelijk in 1Tim. 2, ook volgens deputaten maar vervolgens leggen ze uit dat het staat er eigenlijk niet staat. Dat het er misschien over gaat hoe het eerder vorm werd gegeven. En die vorm verandert in de loop de jaren.
Ook de verwijzing naar Genesis is duidelijk. Maar hoe vullen we dat in, dat hoofd- en hulp-zijn? Het lijkt alsof de betekenis verschuift. Echter we moeten terug naar wat er staat in de Bijbel.
Dus eerst maar de ambtsleer, het leren en onderwijzen, de invulling van taken.
Ds. Poortinga
Mannen zijn oplossingsgericht. We willen wel maar het lukt nog niet. Het probleem is versimpeld als zou het gaan om vrouwen in het ambt. Maar het gaat er om hoe we samen God dienen. Dan moeten we dus niet bang zijn voor de versimpelde vraag. En intussen wel wat doen.
Zwolle-Zuid regelde preekbevoegdheid. Dat zou nu een aanvulling voor vrouwen kunnen krijgen op basis van de korte argumentatie. Het Woord is niet afhankelijk van de positie van de persoon die het brengt. Zo'n aanvulling geeft ruimte voor verder bezinning.
Overigens hebben we de Koreaanse kerken geen vermaning gestuurd omdat daar ook zusters preken.
Br. M. de Jong
We moeten het missionaire element niet onderschatten. Jezus Christus zendt ons om het Woord te brengen aan iedereen. Zie 1Kor. 9 Paulus heeft zich aan alles aangepast om enkelen te redden. Hoever kunnen we dus gaan in onze opstelling?
In NGB art. 2 wordt de natuur genoemd als middel om God te kennen. Dat betekent dat ook de wetenschap zeggenschap heeft.
Er staat veel waardevols in het rapport, maar het overtuigt niet t.a.v. van wat voorgesteld worden over de vrouw in het ambt. De leidende rol van mannen is in de Schrift diep geworteld, die kan niet op deze manier worden weggepoetst. Dus resoneer ik met wat br. Slump naar voren heeft gebracht.
In de hermeneutiek schuilt een gevaar van subjectiviteit. Maar dat is geen argument om die weg niet te gaan. Vergelijk onze positie in de wereld, die is gevaarlijk, maar we moeten er toch niet uit gaan. Maar als we die weg gaan, dan wel met zijn allen. Dus ook een oecumenisch-effect-rapportage.
Maar nu nog niet deze kant op. Eerst verder nadenken hierover en over de culturele context. Die vrucht kan rijpen door de Heilige Geest.
Er zijn problemen met de invulling van de ambten. Misschien moeten we die anders invullen: ambten met en zonder gezag. Het boek van Van Bruggen is nog niet goed behandeld. Na herverkaveling van de ambten wordt de weg vanzelf duidelijker.
Nu kunnen we nog niets doen want de kerken hebben er niet om gevraagd. Tussen de synodes kan er in alle openheid gediscussieerd worden.
Br. Poutsma
Scheppingsgegeven. God schiep mannen en vrouwen die elkaar recht in de ogen kunnen kijken, hetzelfde niveau hebben en niet zonder elkaar kunnen. Zij zijn nevengeschikt.
De man is primus inter pares. Genesis 2 geeft prioriteit, geen superioriteit maar volstrekte gelijkheid, Adam ontdekte zelf wat hij miste. Eva helpt haar man. Zonder haar kan hij geen stap doen zijn taak niet uitvoeren. De zondeval doorkruist dat, maar Jezus herstelt het.
De man heeft de opdracht om in liefde voor te gaan in het dienen. Dat kan niet zonder vrouw. Vergelijk Debora, zij schetst het perspectief, Barak vult het in. Zie ook het
geslachtsregister van Jezus. De vrouwen verkondingen de opstanding.
We kunnen niet regeren en leiding geven zonder de vrouw met haar mogelijkheden. Dat ontdekte Adam al. Ook niet in de KR en op een synode. Het is tekenend dat we hierover geen vrouwen bevragen hier. Wij mannen kunnen geen stap doen zonder vrouwen. Willen we wel verlost worden van ons heersen over vrouwen?
Hermeneutiek. Ik zie dat het heel veel gaat over resultaten van het proces van de schrijver. Hoe heeft Paulus het onderricht van Jezus in de Bergrede concreet gemaakt? Hoe heeft hij dat vertaald? Dat proces bij Paulus moeten wij ook vanuit de Bergrede doen. Vergelijk het gesprek met Nicodemus. Je moet eerst opnieuw geboren worden. Hoe zitten wij aan de voeten van Jezus? Laten we ons onderrichten, zijn we dienstbaar? Hoe passen we genade en liefde in ons leven toe?
Het gaat om het voortgaande verlossingswerk van de Heilige Geest. Het herstellende werk van Jezus komt niet zo heel veel aan de orde. De duivel verstoort het steeds. De vloek van het heersen over de vrouw is nu al hersteld maar nu moet het concreet inhoud worden gegeven. We moeten niet meer het oude verhaal vasthouden. Zeker niet in onze maatschappij van gelijkwaardige vrouwen. De Geest van Jezus moet in onze samenleving doorwerken, vergelijk Luther met zijn 95 stellingen.
Het kwantitatieve aspect is niet bepalend. We moeten doorgaan in vertrouwen en
daarom instemmen met het advies van deputaten en elkaar daarop aanspreken.
Ds. W.L. de Graaff
Eerst schrik toen het rapport MV verscheen, breekt nu de pleuris uit? Na bestudering van het rapport is mijn brandende vraag: dient het de kerken op passende manier? Is de toon niet provocatief? 'Argumenten zouden zijn achterhaald'. Er is een wat laconieke toon, vergelijk het advies van prof. De Ruijter.
Ik mis referentie naar andere publicaties in onze kerken.
Hermeneutiek. Prima, die aandacht. De tekst is in een toenmalige context gemaakt. Akkoord, het is geen nieuwe hermeneutiek. Maar de onrust over de hermeneutiek is algemeen. Het gaat niet goed als een voetballer tijdens spel als coach het spel gaat analyseren. Er is veel wantrouwen dat met hermeneutiek getracht wordt uit de exegetische impasse te komen. We moeten naar een common sense in onze samenleven nu.
We moeten besluiten nemen die de vrede en de voortgang van het evangelie dienen. Besluit 2 is het intrappen van een open deur. En toch ook meer dan dat. De particuliere opvatting ontmoet geen censuur, dat is ook uit de boze. Maar je zet zo wel de deur open. De ruimere opvatting eet nauwere op, zei Slump al.
We moeten nu geen besluit nemen, want dat dient de vrede in binnen- en buitenland niet. Persoonlijk ben ik ook nog niet voor openstelling van de ambten.
Het huidige MV standpunt zou een hindernis kunnen zijn voor bepaalde zusterkerken, voor missionaire gemeenten. Ik kan me voorstellen dat er ruimte komt om die belemmering wegnemen. Maar dan is er wel het gevaar van de achterdeur. Tripartite overleg, CGK, NGK en GKV, lijkt zinvol.
Wij zijn zelf schuldig aan onze verlegenheid. We maken vaak seksistische grapjes over vrouwen in de Bijbel. Het besef van gelijkwaardigheid en voldoende inzet in de gemeente wordt gemist. Te lang hebben we dit door laten etteren.
Er is een nieuwe bezinning over het ambt, het geestelijk regeerambt, nodig. Daar is winst te halen. Het is de weg die De Ruijter wijst.
Br. K. Bouma
Het is moedig van de deputaten met zo'n rapport te komen. Ze zitten aan onze lievelingsteksten maar we mogen de Bijbel niet selectief gebruiken. Hoe zie ik dit rapport in dit kader van omgang van man en vrouw? De kerk zou ongeloofwaardig zijn in de ogen van de cultuur. Maar moeten vrouwen in de kerk dezelfde positie kunnen innemen als in de maatschappij?
In de PKN, in bijvoorbeeld een trouwdienst, zie je dat vrouwen de kar trekken. Waar zijn de mannen eigenlijk? Als wij daar ook aan beginnen zouden we er in de toekomst nog wel eens spijt van kunnen krijgen.
Vrijheid, gelijkheid, en broederschap, dat is baanbrekend humanisme. Aspecten daarvan sijpelen ook door in openen van het regeerambt voor vrouwen. Moeten we wel die kant opgaan?
Ds. Buitendijk
Dank U voor uw inzet en de tijd die u aan dit werk hebt moeten geven.
Van meet aan is mij duidelijk dat u niet zonder meer pleit voor openstelling van alle ambten voor mannen en vrouwen, maar dat u voorstelt uit te spreken dat die openstelling past binnen de bandbreedte van wat als schriftuurlijk en gereformeerd kan worden beschouwd. Niet dat vrouwen gelijk in alle ambten moeten worden toegelaten, kerken hoeven dat besluit niet meteen te effectueren.
Maar als we dit besluiten, spreekt de generale synode met uw besluittekst uit dat in principe alle ambten openstaan voor vrouwen.
Uw rapport dwingt tot doorvragen naar uw hermeneutiek en uitleg van diverse Schriftgedeelten. Ik ben erg teleurgesteld in de wijze waarop u enkele vragen die ik u gesteld heb in de schriftelijke vragenronde hebt weggezet. Ik vind dat u u daarvan en ook wel van die van anderen te gemakkelijk hebt afgemaakt. Enkele tegenvragen die u stelt acht ik beneden de maat.
U zou geen nieuwe hermeneutiek (willen) invoeren maar het bijbelgebruik volgen zoals wij dat in onze traditie gewend zijn, p6: "Lees de tekst, kijk naar de context waarin deze ontstond, bedenk wat deze tekst 'doet' in onze context en vraag je af: is dat wat wij uit het geheel van de Schrift als een gebod van de Heer moeten opvolgen?" (pag. 6)
Maar met de woorden "bedenk wat deze tekst nu 'doet' in onze context' zegt u iets nieuws ten opzichte van de klassieke gereformeerde hermeneutiek. Van Bruggen neemt dan ook afstand van uw suggestie dat u hetzelfde doet als hij. Hij wijst juist (in Het kompas van het christendom, pag 175-6) op het eminente belang van de exegese:
"… exegese (helpt) ons om niet overheerst te worden door eigen vragen, maar om de goede vragen te leren stellen die passen bij de tekst." Uw manier van bijbellezen is wel degelijk veranderd en ik stel voor dat u dat ook klip en klaar uitspreekt.
Ik heb grote vraagtekens bij uw nieuwe manier van bijbellezen. De voorstelling van Wright roept vragen op. De nadruk op de performance van het script (Bijbel) doet geen recht wat de taaldaad wordt genoemd. Als je spreekt dóe je ook iets. Iemand een belofte doen is wat anders dan degene tot wie de belofte gericht is aanmoedigen om zijn verbeelding te gebruiken en zich te verplaatsen in degene die de belofte doet (en de context waarin de belofte is gedaan) teneinde na te gaan of daar voor hem of haar nog iets 'waardevols' in zit. Voor een belofte maakt het uit wat degene die belooft werkelijk beloofde. Als God bestaat en Hij heeft ons zijn Woord gegeven dan is het juist van het grootste belang om heel precies te weten wat Hij zegt, belooft, vraagt, opdraagt.
De tegenwerping dat we allemaal met een bril op lezen is niet ter zake. De vraag is wélke bril. De gereformeerde bril is, zo zou je kunnen zeggen, het drietal Formulieren van Eenheid.
Ik betreur dat u niet volgens de gegeven opdracht onderscheid hebt willen maken tussen de ambten terwijl de Schrift wel verschillen in bedieningen laat zien. Duidelijk is in elk geval dat alleen mannen in aanmerking kwamen om als oudste te worden aangesteld. In het geheel van de Schrift heeft dat volgens mij te maken met de eigen plaats die de man heeft gekregen in het huwelijk, in de oudtestamentische eredienst en in de christelijke gemeente. U hebt zich in dit kader onvoldoende geconfronteerd met Paulus verwijzing naar wat Genesis 1 en 2 zegt.
U verwijt dat de voorstanders van alleen mannelijke ambtsdragers dat zij slechts één, belangrijkste, argument van Paulus naar voren halen maar dat is niet terecht. Want Paulus verwijst expliciet naar de wet, de schepping van de mens en de vrouw. Dat sluit aan bij de lijn die er vanaf de schepping loopt ten aanzien van de plek van man en vrouw. Ik sluit me daarom aan bij de opmerkingen van Kwakkel.
Br. T.A.G. Bakker
We moeten nu kleur bekennen en vooral over besluit 2 of de vrouw in het ambt past in de gereformeerde bandbreedte.
Ik kan me er niet in vinden. De argumentatie is te dun en te aanvechtbaar. Ik heb een heleboel argumenten, maar dat zou herhaling zijn van wat velen hebben gezegd, zie vooral Slump. Ook de adviezen van verschillende hoogleraren zijn te dun, te weinig overtuigend en ook aanvechtbaar.
De deputaten formuleren heel voorzichtig met die passende bandbreedte. Maar juist die voorzichtigheid maakt het minder overtuigend. Zijn de deputaten zelf ook niet overtuigd?
Als we het rapport afkeuren is dat armelijke afloop. Maar in de adviezen van hoogleraren zie ik een uitweg, namelijk door vrouwen veel meer en belangrijker werk te laten doen dan op dit moment. We komen verder als we de ambtsleer tegen het licht houden en voor vrouwen meer mogelijk maken.
Ds. Van der Geest
Ik ben dankbaar, beschaamd en verontwaardigd.
Ik wil de deputaten bedanken dat ze hun nek hebben uitgestoken en het debat op niveau hebben gevoerd. Soms is hun goede bedoeling uit het oog verloren en dat is beschamend.
De stellingen zijn al ingenomen. Ik blijf zitten met een groot onrecht. De vrouwelijke helft van onze kerken is niet aan het woord gekomen. Dat kan niet. Dat gaat in tegen wat de Schepper heeft gemaakt, het getuigt van geen respect en naastenliefde.
En zoveel afgevaardigden hebben geen antenne voor urgentie.
Ik ben verontwaardigd dat hier over nieuwe hermeneutiek wordt gesproken. Juist Van Bruggen heeft de ogen geopend voor de bril die we zelf niet zien. Bijvoorbeeld met onze kinderbijbelexegeses.
De kerk van Jezus is geen huis van debatten en argumentatie maar een huis van vrede en barmhartigheid. Jezus wil barmhartigheid en rechtvaardigheid. Gerichtheid op de verloren zondaar. Barmhartigheid voor de onbekeerde Farizeeër. Wil het harde verbreken. Zijn kerk is niet een kerk van synodes en rapporten. Maar van ieder met waar hij of zij goed in is. Een kerk met ruimte.
De bedieningen zijn ook voor vrouwen. Maar zij zijn met het ambt klem gereden. Een studie is nodig naar wat het ambt nu eigenlijk is.
Ik pleit ervoor verder te gaan, ruimte te bieden aan de vernieuwde werking van Gods Geest. Discussies en argumenten hier zijn voor 50+, die leerden argumenteren. Ze zijn uitdrukking van een andere planeet. Voor boosheid en passie zijn we bang maar tegelijk worden we veel meer door emoties bewogen dan we erkennen. In de toekomst zal het totaal anders werken.
We moeten groeien naar consensus door te luisteren naar elkaar. Hou op met die discussie. We proberen wel om het uit te leggen, maar het komt niet binnen. Kinderen zeggen: Waar heb je het over? En je moet hen serieus nemen. Zij staan voor andere dilemma's. De kerk als gemeenschap van gelovigen kiest koers in Gods koninkrijk. Dat is geen subjectivisme. In vertrouwen op Gods leiding zoeken we een weg.
We moeten de Bijbel meer missionair lezen. Vanuit het koningschap van Christus. Zie Abraham, Jesaja, Israël getuigen in de wereld. Paulus is de dienaar van de Heer. In zijn naam gaat de apostel de wereld in. Die strijd voeren onze jongeren. Die gerichtheid is nodig.
Mensen moeten kunnen pleiten voor de vrouw in het ambt. Daarom moeten we uitspreken dat dat binnen de bandbreedte past. We moeten de in beton gegoten ambtsopvatting openbreken. Vrouwen profeteren en hebben deel aan vele andere bedieningen. Het zijn allemaal ambten, gaven van de Heer.
Het missionaire is hoofdzaak van het evangelie
Br. Halma
Er is al veel vóór mij gezegd. Maar mijn kennis is te klein om dit allemaal te doorgronden van de broeders theologen. Maar we moeten wel besluiten. Ik ben nog niet overtuigd dat we het allemaal anders moeten lezen dan tot nu toe. Toch voel ik wel heel veel pijn dat de gaven van zusters niet allemaal benut worden. De intensiteit van het pastoraat wordt vaak veel sterker door werk van zusters in bijvoorbeeld psycho-pastoraal werk.
De ambtsleer moet opnieuw worden overdacht om ruimte voor andere talenten te maken. Daar kan ook het materiaal dat er al ligt voor worden gebruikt.
Ds. Tigelaar
Het dossier is moeilijk, maar hier ligt wel een taak. Ik ben nog niet overtuigd, maar dat is geen kwestie van wanvertrouwen.
Hermeneutische bezinning is onontkoombaar. Hermeneutiek is los komen te staan van exegese. Daardoor kan het tegenover elkaar komen te staan. Maar dat moet niet.
De schepping gaat via Christus naar de nieuwe aarde. Is er niet een ontwikkeling van gelijkwaardigheid naar steeds meer gelijkheid? Waarin dus ook die vraag van de vrouw in het ambt past. Die beweging is er wel degelijk. De eenheid in Christus is toch overweldigend groter dan eerder?
De bezinning moet verder komen, daartoe moet opdracht worden gegeven. En het gesprek in de kerken begeleid op gang brengen. Grote verschillen van inzicht doorspreken. Steeds weer opnieuw vanuit jouw situatie antwoorden proberen te krijgen. Soms confronterend, soms begeleidend. En zo luisterend naar die ander horen wat Christus ons vandaag door zijn Woord wil gaan zeggen.
Br. Kruse
Eindelijk kunnen we onze positie duidelijk maken en onze mening geven.
Ik heb bijzonder veel waardering voor het werk van deputaten. We hebben pittige interacties gehad. Het is belangrijk steeds weer na te denken over gaven die God aan mannen en vrouwen heeft gegeven. De vraag is: Mag er ruimte zijn voor vrouwen in de ambten?
Maar deze vraag is te massief. Er is teveel gefocust op de ambten zoals we die nu kennen. We moeten eerder nadenken hoe bijbelse gegevens leidend kunnen zijn.
Eerst kijken naar de positie van mannen en vrouwen en daarna kijken naar de ambten.
Daar hebben deputaten onvoldoende aan bijgedragen.
Tussen mannen en vrouwen is er sprake van gelijkwaardigheid en ondergeschiktheid. Zij vullen elkaar aan. Dat is de moderne mens een doorn in het oog en ontmoet steeds meer weerstand. Deputaten kunnen niet uitleggen dat er verschil is tussen de positie van vrouwen in de maatschappij en in de kerk. Dat is zeer teleurstellend, een gebrek aan onderscheidingsvermogen. Juist in de tempeldienst en in het huwelijk steekt het nauw. De Bijbel spreekt daarin van een onderscheid. Verschillen zie je ook in de onderlinge band in de Drie-eenheid. Dat onderscheid niet opmerken is niet zozeer een zaak van niet kunnen maar van niet willen. Deputaten zijn teveel beïnvloed door het culturele klimaat dat een grondhouding heeft van geen verschil willen zien. Elk voorstel dat in een richting gaat waarbij vrouwen van bepaalde taken worden uitgesloten willen we niet. Vergelijk ook de verwijzing naar Bram van de Beek die hedendaagse ambten open wil stellen voor vrouwen en homoseksuelen. Laten we ons liever oriënteren op Tim Keller en hoe zijn vrouw het volgen van haar man invult.
Deputaten proberen hun vooringenomen houding creatief te onderbouwen zodat het een bijbels antwoord lijkt. Maar met hun benadering kunnen ook andere zaken als engelen, wonderen, het bestaan van God worden geproblematiseerd. Deputaten willen dat niet maar het is wel een risico. Het deputatenrapport kan niet de toets doorstaan op het punt van de Schrift.
De vorige synode heeft de opdracht verstrekt de zaak apart voor ouderlingen en diakenen te onderzoeken. Maar deputaten hebben dat terzijde geschoven: pastoraat en diaconaat kan beide verricht worden door vrouwen. Maar bij ouderlingen gaat het ook om toezicht op de prediking, de tucht en het toezicht. Daarom kan dat ambt niet opengesteld worden voor vrouwen. De eindverantwoordelijkheid moet bij mannen blijven. De vraag is hoe we dat kunnen onderbrengen in een raad van oudsten. Daarin zouden beide lijnen recht kunnen worden gedaan.
Ik geloof er niets van dat de vrouw in het ambt noodzakelijk is. Vergelijk het maar met de situatie in grote gemeenten als van Bottenbley. En de gemeente van Keller met zijn young professionals waar ook alleen mannelijke ambtsdragers zijn. De Bijbel overstijgt de cultuur.
Ds. Van Wijnen
Er is zoveel samen te doen in kerk en koninkrijk. Gegeven talenten houden ons van de straat. Maar vrouwen komt het niet toe gezaghebbend te leren in erediensten. Daar kunnen allerlei vragen omheen zweven. Maar goede antwoorden hebben al eeuwen stand gehouden. Dat vrouwen als ambtsdrager kunnen fungeren komt nu pas op. Bijbels gezien is de grote lijn duidelijk toegespitst, niet geïsoleerd maar ingebed in Gen 1-3. Dat het anders is in de samenleving heeft zijn reden. Dat vrouwen in de samenleving ingeschakeld worden voor allerlei taken en dat wij dus daarom zouden moeten capituleren voor de vrouw in het ambt is een waardeloze redenering. Dat zij
inzet worden in een pastoraal team in Middelburg is prima. Laten vrouwen, barbaren en Scythen zo breed mogelijk worden ingezet maar wel onder gezaghebbende oudsten die de leiding hebben.
We zouden:
a duidelijk moeten uitspreken dat we de lijn van deputaten meerderheid niet volgen,
b een koers moeten aangeven met duidelijke begrenzing,
c aangeven wat de vrouw ten aanzien van het ambt wel en niet kan,
d duidelijker communiceren naar binnen- en buitenland.
Er is veel verwarring geschapen door deputaten. We zullen duidelijke besluiten moeten nemen en aangeven wat we bedoelen en waar we naar toe werken.
Br. Olde
Dank voor alle inspanning geleverd door adviseurs, deputaten en commissie.
Bij het gemiddelde gemeentelid is de (nieuwe) hermeneutiek onbekend en dus ook onbemind. Het enthousiasme ervoor kan vergroot worden door het deputatenrapport. Maar geen enkele hermeneutiek is legitiem waarin de eigen cultuur een zelfstandige rol speelt. In een concrete situatie moet dat worden getoetst en moeten alle factoren worden gewogen, zie advies van prof. Peels.
In het voorliggende rapport is het missionaire aspect dominant. Dat is het cruciale punt dat min of meer uit de lucht komt vallen terwijl Paulus motivering met Genesis weggeredeneerd is. Ik volg dan ook niet het voorgestelde besluit.
Prof. Van Bruggen heeft al lang geleden gesteld dat vrouwen ook pastorale en diaconale taken kunnen verrichten. Daarom moeten de ambten tegen het licht worden gehouden en de invoering van een kleine oudstenraad nader overwogen. Een kerkenraad van drie oudsten kan terzijde worden gestaan door een vrouw.
Dit kan leiden tot een grotere eensgezindheid, en brengt ons uit de crisissfeer. Daarbij is het van belang ook aandacht te geven aan het katholiciteitseffect.
Ds. De Rijke
Vanaf het begin heeft het rapport mij niet overtuigd. Maar ik geef het het voordeel van de twijfel. Maar voor een paradigmashift is meer nodig. Een kleine raad van oudsten zou een oplossing kunnen zijn. We moeten al wel een beweging maken.
In het rapport ligt het accent op de voortgang van het evangelie. Ik ben er niet van overtuigd dat het toen zo'n argument was en dat dat het grote kader was. En ook niet dat het vervolgens nu het kader zou moeten zijn. Dat kader moeten we niet plakken. Moeten we om missionair te zijn er op hameren enigszins te worden begrepen door de wereld? Het wordt in toenemende mate donker, een duisternis waarin de tegenstander rondsluipt als een leeuw. Alleen door het evangelie komen mensen tot geloof.
Het rapport heeft niet overtuigd. Ik worstel met het voorschrift van God maar heb geen vrijmoedigheid dat niet te aanvaarden.
Br. Van Oudheusden
Een opmerkelijke tweet van Rik Torfs, kerkjurist staat mij steeds voor ogen: De illusie van voortschrijdend inzicht. Misschien hadden we vroeger wel gelijk, en vergissen we ons vandaag. Een aantal punten.
De vraagstelling van de GS Harderwijk was al behoorlijk suggestief. Hebben de deputaten wel voldoende aandacht gehad voor uitspraken van verwante kerken in binnen- en buitenland? De deputaten stellen zelf in hun inleiding al dat het gesprek over vrouwen in het ambt lang niet altijd over de vragen zelf gaat, maar slechts over het al ingenomen standpunt. Daar gaan de deputaten zelf ook mank aan.
Met betrekking tot Genesis 1 en 2 sluit ik me aan bij wat de proff. Peels en van Bruggen daarover opmerken in hun advies.
In het rapport wordt veel aandacht gevraagd voor de cultuur in het Oude Testament. Maar het is opmerkelijk dat Abraham werd weggeroepen uit zijn omringende goddeloze cultuur om als vreemdeling te gaan wonen in een ander land.
Later werd ook Israël helemaal apart gezet van de cultuur van de volken om zich heen. God verbood vermenging met de heidense cultuur. Toen het dat toch deed volgde de ballingschap.
Priesters moesten nadrukkelijk mannelijke nakomelingen van Aaron zijn.
Diverse adviezen nemen afstand van de hermeneutiek die door de deputaten is gehanteerd. Daar sluit ik mij volledig bij aan.
Het is beter, net als de commissie aangaf, beter te spreken over de context waarin Paulus zijn geboden en voorschriften gaf dan over de cultuur. Een voorbeeld van de context is het bestaan van priesteressen in afgodstempels. Denk aan de godin Artemis van Efeze.
In de tempels van Artemis dienden bijna altijd priesteressen, soms onder leiding van één hogepriester.
In de Grieks/Romeinse cultuur waren er minimaal 10 godinnen die werden vereerd. In die cultuur kun je niet zeggen dat vrouwen werden onderdrukt, ze bepaalden in sommige opzichten de religieuze cultuur, speelden een vooraanstaande rol. In die situatie legt Paulus de Bijbelse regel op aan de gemeente, dus tegenovergesteld aan de gangbare religies. Zelfs in die cultuur van vrouwenverering gebiedt Gods Woord dat vrouwen een ondergeschikte rol in de gemeente moeten hebben.
Ik heb het gevoel dat de deputaten de zaken hierin volledig omdraaien.
Het deputatenvoorstel is om uit te spreken dat vrouwen volgens Gods Woord in het ambt mogen dienen. Echter dat is een principieel besluit dat eigenlijk de hele openbaring van God in Zijn Woord op z'n kop zet. Bijna 2000 jaar kerkgeschiedenis verdwijnt zo met één handomdraai in de prullenbak.
De consequentie is dat mogelijk de CGK afhaakt in onze gegroeide contacten, helaas. En hoe vele buitenlandse kerken hierover denken weten we ook.
Dit alles laat onverlet dat we trots zijn op onze vrouwen, zij zijn niet minderwaardig. Vrouwen betekenen vaak ontzettend veel, denk aan vrouwen van ambtsdragers.
Ds. Voorberg
Ik kan me goed vinden in de exegese zoals die in het begin van het rapport wordt geboden. Maar mijn grootste bezwaar is dat een regel van God door mensen terzijde wordt geschoven. God geeft regels met gezag: ieder moet de overheid erkennen, aan het Avondmaal mag niet onwaardig worden deelgenomen, de zon mag niet over een opwelling van boosheid ondergaan. We slagen er niet altijd in die regels te houden maar mogen ze niet buitenwerking stellen omdat ze in de cultuur van toen werden gegeven.
Alleen Hij mag dat doen. Vergelijk het eten van offervlees.
Zie ook 1Tim. 2 waar Paulus naar de schepping verwijst, zoals ook Jezus dat doet. Paulus maakt een onderscheid, niet wij. In de hermeneutische driehoeken staat de tekst wel bovenaan maar de toepassing wordt bepaald in onze cultuur. Daar zitten grote gevaren aan.
Wat is er mis met het advies van prof. Van Bruggen? Klopt dat niet? Hij gebruikt sterke kwalificaties als 'dwaling'. De consequentie is misschien wel het problematiseren van God, vergelijk Kuitert. Als we het niet met hem eens zijn zullen we Van Bruggen punt voor punt moeten weerleggen. Hij beschuldigt de deputaten niet van kwade wil, maar verwijt hun wel ondoordachtheid.
De voortgang van het koninkrijk van God krijgt in het deputatenrapport zo'n gewicht dat inhoud van tekst er voor moet wijken. Maar die stellingname heeft geen kracht want waar blijft het bewijs dat dát het hoogste doel is? Ik heb daarop geen antwoord gekregen. Natuurlijk gaat het om de voortgang van het koninkrijk, maar daarvoor heeft God wel regels gegeven.
Angst voor consequenties zou ons niet mogen leiden, maar ieder ziet waar dit op uitloopt, denk aan de acceptatie van homoseksuele relaties. Laten we waakzaam zijn.
Dit kan onmogelijk een vrije kwestie zijn want dat veroorzaakt scheuring, breuklijnen.
De vrouw in het ambt is een sjibbolet van vrijzinnigheid, dat vind ik zelf ook. Niet dat de vrouw in het ambt zelf zoveel gewicht heeft, maar het is niet meer een vrije kwestie.
Het rapport geeft goed aanzetten, maar de verwerking van de exegese heeft veel schade aangericht. Daarom moeten we ons openlijk van de onderdelen 2.6 en 4 distantiëren. Het is niet aanvaardbaar eigenmachtig regels van God terzijde te schuiven. Er is niet aangetoond dat ook vrouwen in het ambt mogen dienen. En dat het niet hebben van vrouwelijke ambtsdragers belemmerend voor de eenheid zou zijn.
Er is wel ondergeschiktheid van vrouwen maar daarmee is de vrouw in het ambt nog niet beslist. Ik verwijs naar de schepping. Je zou kunnen vragen hoe de vrouw als hulp tegenover de man moet worden vormgegeven. Vrouwen kunnen op allerlei terreinen meewerken in de kerken. Hoe dat precies t.a.v. de ambten moet zullen we samen moeten bespreken maar niet nu al in werking stellen.
Br. Van Arkel
De deputaten hebben eerst hermeneutiek en MV gekoppeld. Zij komen op basis van de gekozen hermeneutiek tot de conclusie dat de vrouw in het ambt mag. Maar als de gevolgde methode daarna niet verantwoord blijkt te zijn, hoe moet het dan verder?
In het rapport gaan de deputaten niet op de ambtsleer in. In de tijd vanaf de Reformatie tot nu is de positie van de vrouw sterk veranderd, denk aan de vroegere heksenwagen, de discussie of vrouwen een ziel hadden, vrouwen niet instaat zouden zijn te regeren. Onderzoek is nodig om te kijken hoe in de tijd van Calvijn geestelijk leidinggeven werd vormgegeven.
We moeten ons niet laten opjagen maar toch wel iets doen. Er moet meer duidelijkheid over hermeneutiek komen. Een onderzoek gedaan naar geestelijk leidinggeven in de kerk nu. Geeft Dorland een goede lijn?
En communiceren met de (zuster)kerken is belangrijk. We moeten ons ook realiseren dat we kerken zoals de NGK met de vrouw in het ambt, nu niet meer kunnen terechtwijzen.
We zullen het niet voor honderd procent eens worden maar wel in een proces komen tot besluiten die breed worden geaccepteerd. Het huidige besluit moet niet worden aangenomen, eventueel dien ik daarvoor een amendement in.
Ds. A.A.J. de Boer
Het proces is in een lastige fase gekomen. We moeten terug naar de basis en hierover verder doorspreken. Wat ik bijzonder van deputaten waardeer is dat zij trouw willen zijn aan Schrift en belijdenis. Er is geen sprake van onbetrouwbaarheid. We moeten de zaak niet opblazen. Serieus en in verbondenheid aan de Here moeten we onbevangen verder en daarbij naar 1Kor. 4 niet teveel op mensen en op de jeugd letten.
Zie het advies van prof. Van Bruggen, het is als balsem voor mijn ziel. Paulus, gedreven door de Heilige Geest heeft het voor ons te zeggen. Maar de deputaten lezen op zo'n manier de Bijbel dat Paulus nú zou zeggen dat de vrouw in het ambt wel kan. Dan kom je heel raar uit. Die manier van lezen wordt door ons afgewezen want dan wordt de Schrift ons ontnomen. In de schriftelijke ronde is dat ook tegen de deputaten gezegd.
Een voorstel is een kleine college van mannen te vormen die taken kan delegeren. Hoe dat georganiseerd moet worden zouden we nader moeten uitzoeken. Dan houden we norm in stand. Er is geen sprake van rangorde, wel van volgorde.
De deputaten hebben deze diplomatieke oplossing wel gezien, maar blijven toch bij hun standpunt dat Paulus nu 'ja' zou zeggen. Maar ik kan dat op dit moment niet volgen en herken mij helemaal in Slump. Als we die kant opgaan moeten we opnieuw de ambten doordenken en de vinger leggen bij het ambt als bulkbegrip nu. En met elkaar de betekenis van zondag 31 over de bediening van de sleutels van het koninkrijk, de tucht en de prediking buigen. Het leerambt is door de Here gegeven als een van de sleutels om het koninkrijk te bedienen. Ik zou dus een weg naar de ambten in willen slaan om niet het ambt te verspelen. Op die manier kunnen we elkaar vasthouden.
Preses
Nog negen sprekers te gaan maar we gaan daarvoor de vergadering verdagen. Alleen br. Van Leeuwen, zr. Vlieg en br. Slump komen nu nog aan het woord.
Deputaten – Br. J. van Leeuwen
Ik heb veel waardering voor reacties op onze antwoorden. Daaruit blijkt dat u intensief met MV bezig bent. We zijn ook blij met de opmerking van ds. De Boer dat de deputaten trouw willen zijn aan de Schrift en de belijdenis. We blijven daarop aan te spreken. We maken geen Kuitert-achtige bewegingen die ons helemaal wegleiden van de Schrift. Ik citeer van de vooravond: wat ons drijft is de liefde van Christus.
Deputaten – Zr. Vlieg
Een kleine raad van oudsten of een kernkerkeraad heeft risico's: er is weinig feeling met de gemeente, en het gaat als met een groepje managers, veel macht bij een kleine club. Zie bijvoorbeeld evangelische echtparen die een gemeente leiden.
Zo'n raad van oudsten kan wel een tussenstap zijn. Maar het is een pragmatische oplossing want het gaat uiteindelijk om een geestelijke antwoord hoe invulling aan de taken van mannen en vrouwen te geven.
Deputaten – Br. Slump
Een kleine raad is pleisterwerk. Het poogt nog iets voor de oudsten te bewaren naar het voorschrift van Paulus. Maar het moet vrucht van nadere bezinning zijn. Namelijk wat is de taak van mannen?
Zo'n kleine raad is een kerkelijk smaldeel. Maar het bevestigingsformulier waarschuwt tegen heerszuchtig optreden van enkelen. Daarom sluit ik me aan bij zr. Vlieg.
Preses ds. Voorberg
Hartelijk dank voor uw aanwezigheid en uw goede wensen.
Sluiting
De vergadering wordt op christelijke wijze gesloten door br. H.H. Bouma.