Nieuwe weg of oude paden (1)
D.J. Bolt
11-01-14
In mei 2010 verscheen de brochure De Weg, tien stellingen over de bijbel van de hand van de Nederlands gereformeerde predikant drs. H. de Jong te Zeist[1]. De brochure bevat een bewerkte lezing die hij in 2010 in Zwolle voor een aantal CGK predikanten heeft gehouden. En ook al is hij van zijn gedachten "niet zo zeker als het hier en daar lijkt" toch is het ontdekkend te lezen hoe deze Nederlands gereformeerde predikant met de Bijbel omgaat. Dat is te meer van belang daar hij (mede[2]) al vanaf het begin van het ontstaan van zijn kerken in 1969 studiebegeleider was en zo een belangrijke bijdrage leverde aan de opleiding, vorming en toerusting van Nederlands gereformeerde theologiestudenten.
We geven deze informatie ook omdat het goed is in het kader van het streven naar eenheid van GKv en NGK kennis te nemen van wat er van NGK zijde aan leer en schriftkritiek, aan moderne hermeneutiek meekomt.
De tien stellingen die drs. De Jong poneert vatten we hieronder uitgebreid en nauwkeurig samen. We volgen daarbij de lijn van zijn brochure op de voet.
De weg
Tien stellingen over de bijbel
Ds. H. de Jong, NGK Zeist
Voorwoord
Er is een probleem. We hebben in de bijbel te maken met een heel oud boek dat we niet rechtstreeks naar onze tijd kunnen overbrengen. Wel is het voor ons onmisbaar en blijvend geldig maar het blijvende en niet-blijvende is zo zeer verweven dat hele stukken een sterk gevoel van vervreemding kunnen oproepen.
Daarom heb ik de bijbel leren zien als de doorlopende Weg, vergelijk Hand. 9:2. Dat betekent niet dat alles in onrustige beweging is want door al het fluctuerende heen is Gods eeuwige genaderijk de rustgevende constante.
In het gebodene, een proeve, is niet alles zo zeker als het hier en daar lijkt. Het heeft meer het karakter van 'maar eens proberen waar we ermee terechtkomen'. Het Apostolisch Credo staat als een paal boven water maar er zijn daarnaast zoveel details ... De brieven in het Nieuwe Testament bijvoorbeeld hebben iets tijd- en situatie-bepaalds. Lopen we er niet mee vast in de ingrijpende veranderingen van onze tijd? Raken vandaag zoveel mensen door al onze onnodige ouderwetsheid niet hun geloof kwijt?
1 – De bijbel schrijft meer inhoudelijk dan formeel over zichzelf
In teksten als 2Tim. 3:16, 2Pet. 1:20/21, Joh.10:35, Mat. 5:18 en Openb. 22:18-19[3] gaat het niet om een formele afgeronde schriftleer maar om het inhoudelijke van de profetie. Het praktische nut daar gaat het om. De bijbel als gebruiksvoorwerp en vraagbaak voor gelovigen. Elke tekst waarop je je kunt beroepen is een woord van God maar de genoemde teksten bewijzen niet dat dit voor elk detail in de Schrift geldt. Het gaat meer om het inhoudelijke dan om het formele. Je kunt hier niet Openb. 22:18-19 tegenin brengen, want dat woord geldt strikt genomen alleen voor dat bijbelboek. En Matt. 5: 18 is een doorzichtige overdrijving van de Here Jezus. Het gaat de Heilige Geest om de inhoud. En dus kan niet uit genoemde teksten worden opgemaakt dat de Schrift Gods Woord is, maar mag de voorzichtige slotsom zijn dat in de Schrift Gods Woord is. Wij hebben zelf uit liefde tot het Woord de geïnspireerdheid aan de hele bijbel toegekend. Zo zijn we tot een welomschreven schriftleer gekomen.
Maar hoewel je wel mág zeggen dat de bijbel Gods Woord is kunt je dat niet gebruiken om allerlei plooien in de bijbel glad te strijken. Zo mag je ook art. 5 NGB niet gebruiken om mensen in moeilijkheden te brengen die bijvoorbeeld bij het lezen van Genesis 1 hun verstand niet op nul willen zetten.
2 - De bijbel is over de goddelijke afkomst van de Tien Geboden duidelijker dan over de geïnspireerdheid van de rest.
Het is opvallend hoe vaak de bijbel zegt dat God de Tien Geboden met eigen vinger schreef. Maar dat kan niet letterlijk worden genomen, vergelijk maar de tekst van Ex. 20 met die van Deut. 5. Er wordt mee aangegeven dat het om een extra gezaghebbende tekst gaat. Uit Deut. 4:13,14[4] kunnen we leren dat er een opmerkelijk verschil is tussen de Tien Geboden en de inzettingen en geboden (op met kalk bestreken stenen) van Mozes. Er is dus gradatie in gezaghebbendheid: duurzaam tegen tijdelijk, universeel tegen nationaal. Paulus zegt later dat niet naar die oude wetgeving moet worden teruggekeerd[5]. Zo'n 'gelaagdheid' drukt Paulus ook uit met: zeggen wij met een woord des Heren[6]. Die kwalificatie zou immers overbodig zijn als álles 'een woord des Heren' was. Zonder de toevoeging zit er kennelijk meer mening van hemzelf bij.
Natuurlijk kunnen we zo het evangelie niet Paulinisch of menselijk maken. Dat rust immers in de opstanding zelf.
Ook de NGB maakt in art. 3 verschil tussen de Tien Geboden en de bijbel want daar wordt 'als klap op de vuurpijl' Gods eigenhandig schrijven genoemd, hoewel er niet mijn conclusie wordt getrokken. Ik ga dus verder dan de confessie en beroep mij op de Heer die ook sprak over zwaar en minder zwaar[7]. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen hoofd- en bijzaken.
3 – We kunnen niet zonder schriftkritiek
Ik ben wat vrijer over schriftkritiek gaan denken dan de Catechismus[8]. Want bekende kritische bijbelgeleerden leveren toch wel mooie preken. De bijbel geeft ook zelf aanleiding tot kritische vragen. Paulus spoort in 1Cor. 11:13[9] zelfs aan tot een lichte vorm van schriftkritiek. Weliswaar in situaties die er niet zo toe doen, maar toch. Het gaat mij om onregelmatigheden die iedere bijbellezer tegenkomt als die de bijbel onbevangen leest.
Vroeger sprak ik over een 'rand van onzekerheid' rond de bijbel. Daarmee ging het mij vooral om overvraging. Men kan zich bij een rotsvaste zekerheid over het midden van de bijbel zo'n rand niet voorstellen. En dus probeert men die weg te werken. Maar daarmee wordt het bijbelgezag eerder verzwakt dan verstevigd. Want men komt met gezocht oplossingen, onwaarschijnlijkheden. Bijvoorbeeld dat Jesaja heel het gelijknamige boek zou hebben geschreven, of Mozes Deuteronomium. Terwijl het daarin gaat om de geest van de genoemde auteurs.
En wat het zondevalverhaal betreft, de Geest heeft met oud traditiegoed deze vorm gegeven. Misschien heeft Adapa uit de oude Babylonische mythe model gestaan voor Adam, zij het zonder het tragische levensbesef uit die tijd.
Het gaat in het verhaal over Adam niet enkel om geschiedenis in de gebruikelijke manier van het woord. Het gaat immers om ha'adam dat duidt op iets als: 'had ik daar gestaan dan had ik hetzelfde gedaan'. Het geeft meer onze menselijke conditie[10] aan. Deze hoofdstukken kunnen dus moeilijk worden gebruikt voor een reconstructie van de geschiedenis. Vergelijk ook Ezech. 28:11-19 dat een op de handel gebaseerd alternatief voor het scheppingsverhaal doet vermoeden. Dat maakt het vaststellen van de exacte feitelijkheid van Genesis 3 vrijwel onmogelijk.
Zo gaat het in Gen. 1-11 wel om een beschrijving van de historische werkelijkheid, maar dan wel op de wijze van profetie: geestelijk, symbolisch, met gebruikmaking van eigentijdse beelden en sterk samenvattend. Dus niet als in onze natuur- en geschiedenisboeken. Ik geloof dat als we alles zouden weten van het ontstaan van de wereld wij nog meer de bijbelse voorstelling in Genesis zouden prijzen. En dat in een vertrouwende naïviteit die door de kritische bijbelwetenschap is heengegaan.
Eigenlijk geldt dat profetische karakter voor alle geschiedschrijving in de bijbel, zie maar de vier verschillende evangeliën met hun grote verschillen in allerlei details. Denk bijvoorbeeld aan de verschillende momenten waarop de tempelreiniging wordt geplaatst. Harmoniseren hiervan is absurd.
Zulke verschillen zijn veelbetekenend voor de hele bijbel. De Geest heeft een eigen schikkingsprincipe. De bijbel vertelt ons het verleden en stelt ons zo voor God die meester over de geschiedenis is terwijl de beperkte menselijke geschiedschrijver slechts geschiedenisdienaar is.
We moeten niet vooringenomen zijn, ook geen wonderen ontkennen. Maar we hoeven ook niet van ons stuk te raken door wat met gelovige redelijkheid over de bijbelse geschiedenisvoorstelling naar voren wordt gebracht.
Het is bijvoorbeeld onterecht het bijbelse scheppingsbericht als afdoende tegenover elke vorm van evolutie te stellen. Het relaas van het eerste bijbelhoofdstuk heeft iets huiselijks, iets domesticerends. Het schetst de wereld als een gestoffeerd huis met lichten, een dak, een vloer waarin mens en dieren mogen wonen. Waarin de mens als beeld van God mag heersen. Een geruststellend verhaal tegen onze menselijke bestaansangst. Het gaat erom de vrees van mensen voor zijn plaats in de oneindige ruimten weg te nemen. Het is immers het huis van Vader?
De gedachte aan evolutie is niet vreemd aan Genesis 1, zie bijvoorbeeld vers 24[11]. Daar is sprake van indirectheid in Gods scheppen. Hij besteedt een deel van zijn scheppingswerk uit aan de aarde waar hij overigens wel zijn hand in heeft[12]. Schepping en evolutie staan dus niet tegenover elkaar. De horizontale miljarden jaren van de evolutie zijn in het scheppingsverhaal tot een paar verticale dagen teruggebracht. De schepping leidt tot lof aan God en maakt nederig. Het bemoedigt ons en maakt vrij van vrees. Terwijl het 6x24uur-geloof alleen maar afstand kan houden tegenover alle natuurwetenschap. Dat geloof maakt strikt genomen zelfs ruimtevaart onmogelijk.
Helaas spreekt Genesis 2-3 ook van de zonde en zijn nasleep. Verhaalt van de mens die zichzelf groot maakt. Van verwoestend kwaad en een duivel die alles verstoort. Genesis 1 en Genesis 2-3 benaderen dezelfde schepping van twee verschillende kanten. De mensen wisten niet beter dan dat Genesis 1 de precieze gang van zaken weergaf, zie b.v. Ex. 20:11. Maar dat lukt ons die zoveel meer weten, niet meer. Het gaat ook niet om exacte informatieverstrekking. Dat kon trouwens al eerder afgeleid worden uit het alternatieve scheppingsverhaal in Genesis 2.
4 – Niet alles over boven is van beneden, maar er is wel meer van beneden dan wij altijd gedacht hebben.
Ik heb veel te danken aan een groot theoloog als Kuitert. Maar hoe heeft hij ooit kunnen formuleren dat alles over boven van beneden komt, zeker als Boven daar ook onder valt? Boven zelf is toch niet van beneden? Hoe zouden mensen zelf een Boven verzinnen? De vrijheidslievende mens komt toch niet uit zichzelf tot een almachtig wezen dat hem kan maken en breken? Hoe zou ongeloof zeggen 'er is geen god' als er geen god is en geen enkele aanleiding voor deze gedachte? Zelfs dieren zijn eerbiedig stil bij onweer.
Wel is nu de invloed van beneden groter dan vroegere generaties geloofden. Daar valt vergaand over te spreken. Maar boven zelf is boven elke discussie verheven.
5 – Misschien dat het onderscheid tussen sterken en zwakken waar Paulus mee werkt ons kan helpen wat genuanceerd met de bijbel om te gaan.
Paulus maakt in Romeinen 14 verschil tussen sterken en zwakken. Mijn vraag is: Wat is de bijbel voor u, een huis om in te wonen of een weg om op te gaan?
In het eerste geval bent u een zwakke. U neemt met de boodschap van de bijbel ook zijn hele cultuur over. Zijn gewoonten en zeden zijn leidraad voor uw opstelling in het moderne leven. Het ideale beeld van de samenleving wordt dan gevormd door de bijbelse heerschappij van onderschikking van de ene mens aan de andere zoals bij bijvoorbeeld de vrouw aan de man. U hebt dan geen aardigheid aan de huidige maatschappij.
Maar als de bijbel voor u de weg is dan geeft die weg leiding om van de ene naar de andere cultuur en levensorde te brengen. Dan hebt u als sterke moed en vertrouwen dat de Here wel een begaanbare weg zal wijzen.
Ik reken mijzelf tot de sterken maar zou het wel jammer vinden als de zwakken zouden verdwijnen. Zij vervullen een gewetensfunctie en nopen tot voortdurend zelfonderzoek als in Ps. 139:14 OB. Ook in achterhaalde standpunten zit wijsheid opgesloten. Zo bijvoorbeeld in bijbelse bepalingen t.a.v. homoseksualiteit. Die hebben mij er altijd van weerhouden homoseksualiteit als iets volstrekt normaals te zien. Het gaat om een diepingrijpend afwijkend gedrag, het is een deviant.
Sterken en zwakken hebben elkaar dus nodig. De zwakken zijn zwak omdat ze niet de moed hebben één stap buiten de bijbel te doen. Terwijl sterken juist de beweging in de bijbel volgen en van bepaalde dingen in de bijbel afscheid durven nemen. Denk aan de spijswetten, slavernij, achterstelling van de vrouw. Sterken moeten zwakken niet verachten, zwakken sterken niet veroordelen.
Meestal stelt de bijbel zich op het standpunt van sterken maar geeft soms ook typische gevoelens van zwakken. Bijvoorbeeld Judas :23 'Haat zelfs de rok die van het vlees bevlekt is', zoals ook Corinthische gelovigen erover dachten[13]. Zo'n opmerking relativeert het Schriftgezag enigszins want het bewijst dat je niet door alles van de bijbel in geweten gebonden wordt. Kan zo ook Genesis 1 niet als een vrijere vormgeving van het geloof worden gezien i.p.v. het letterlijk te nemen? En zou je het zwak-sterk schema ook niet veel ruimer kunnen toepassen?
6 – De bijbel is in de loop van de geschiedenis als regel voor geloof en leven wel wat overvraagd.
Het is vooral in de kleine ethiek (groot: gij zult niet echtbreken, klein – echtscheiding geoorloofd?) dat we/ik de bijbel en de traditie ontgroeid zijn/ben. Kleine ethiek neemt vaak een overheersende plaats in, vooral te zien bij de opvoeding van kinderen: wat mag, mag niet, lijfstraffen[14]. Doordat de opgroeiende jeugd hier niets meer mee kan ontstaat er veel geloof- en kerkverlating.
De Schrift ontgroeien raakt natuurlijk niet de eigenlijke boodschap. Maar veel christelijk nadenken en actie gaat om in detail naar Gods Woord te reguleren en daar ben ik gaandeweg van losgekomen. Het kost teveel tijd en energie en wekt de indruk dat het om detaillering gaat. Jezus spreken over tittel en jota[15] heeft dat ook wel begunstigd. Ten onrechte werd die uitspraak echter kwantitatief en niet kwalitatief opgevat. Het leidde tot vele scrupuleuze spitsvondigheden en aandacht voor bijkomstigheden. Zo is de wereld gaan denken dat christenen mensen zijn die tegen abortus, euthanasie, homoseksualiteit en afschaffing van de doodstraf enzovoort, zijn. Maar christenen moeten meer genuanceerd over deze zaken leren denken. Neem euthanasie, dat is soms onvermijdelijk al was het maar om aan het medische rekken van leven paal en perk te stellen. En wat de doodstraf betreft, daar ben ik niet tegen maar betrek wel Ps. 6:2[16] daarin.
Ongenuanceerdheid in zulke zaken wekt terecht irritatie. Evenals de willekeur waarmee dingen vaak onbijbels worden verklaard. Vergelijk Deut. 22 over een akker met tweeërlei zaad bezaaien en vrouwen met manskleren aan.
We moeten onze verwachting van de bijbel lager stellen om zo de bijbel tegen dit euvel te beschermen. Het boek is immers duizenden jaren oud. Vraagt dat niet om een radicalere heroriëntering waarbij wel de oriëntatie op Christus' kruis en opstanding blijft? Daarbij hebben we alle teksten van de bijbel nodig. Die kunnen ons vormen en leren, ook al komt hetgeen ons opgedragen wordt, ons in deze tijd als onwaarschijnlijk en onuitvoerbaar voor. Ze geven nog wijsheid en intuïtie voor wat goed en kwaad is. Zouden we het daarbij dan ook maar niet moeten laten? Bijvoorbeeld, de beslissing van iemand die zich weloverwogen wil laten aborteren, aan haar geweten overlaten?
De bijbel is de weg waarop God zijn volk met gedetailleerde voorschriften heeft geleid tot het moment waarop het de weg naar Huis zelf wel kan vinden. Volwassen geworden kunnen we het geheel van de bijbel en ons verstand gebruiken om de weg te zien en in Gods kracht te gaan[17].
7 – Er zit in de bijbel een ontwikkeling van collectief naar individueel die ook voorbij de bijbel nog wel verder is gegaan.
Ter illustratie geef ik mijn ontwikkeling t.a.v. homoseksualiteit weer zoals ik die tegenkwam in Amsterdam. Ik merkte al gauw dat het hier niet gaat om wat Paulus over homoseksualiteit zegt. Het woord 'schandelijkheid' is krenkend voor de huidige betrokkenen. Het is geen smeerlapperij. Broeders en zuster hebben hier niet voor gekozen zoals Paulus suggereert in Rom. 1: 26,27. Wel blijft deze tekst bruikbaar voor homoseksuele hoererij. De Amsterdamse goot vormt immers zowel voor homo- als ook voor heteroseksuelen een bedreiging.
Ik ging een verband zien tussen homoseksualiteit en onvermijdelijke individualisering in onze samenleving waarin ieder deelt. Seksuele verscheidenheid werd vroeger onderdrukt, nu komt ze vrij. Dat was in de oudheid in hogere cultuurkringen ook wel het geval maar niet in de eerste uiterst eenvoudige gemeenten. Kon aan homoseksuelen in een collectief denkende samenleving met een zeker recht gevraagd worden zich aan het collectief aan te passen, in onze samenleving met zelfstandige individuen gaat dat niet meer.
Paulus kon wel op de hoogte zijn van het individualiseringsproces maar niet met onze coming out van homoseksuelen. Ons antwoord daarop moet met het hoofdgebod tot naastenliefde in overeenstemming zijn. Het zal ons tot het inzicht brengen dat wij iets goed te maken hebben aangezien het heel lang heeft geduurd voor we hen in hun eigenheid hebben (h)erkend. Tegelijk moeten we ook niet te hard over vroeger oordelen, want het toepassen van hedendaagse maatstaven op het verleden zou niet eerlijk zijn.
Jonge culturen als het bijbelse Israël waren gericht op voortplanting en daarom fel tegen homoseksualiteit. Dat is ook bijvoorbeeld nog de diepste drijfveer van de Afrikaanse Anglicaanse bisschoppen die dreigen met afscheiding, en niet om de vrijzinnigheid van de kerkleiding. Maar onder invloed van het Europese en Amerikaanse individualisme zal het protest geleidelijk wel verstommen.
Homoseksualiteit is wel een beschadiging. Voortplanting is niet mogelijk, de ander is niet anders. Van het verschil van seksen kan niet worden genoten. Dat is een gemis. De ontdekking van homoseksuele geaardheid zal bij niemand vreugde geven. Tegelijk is het een van de vele beschadigingen in de menselijke samenleving. De homoseksueel kan hieruit troost putten, hij is met vele anderen, niemand is zonder gebreken. In de kerk moet ieder daar zo goed mogelijk mee omgaan. Waar liefde woont …
In onze tijd is seksuele eenwording losgekomen van voortplanting. Het is een genotmiddel geworden. Dat maakt verbieden van homoseksueel verkeer wat willekeurig. Dan moet je ook maar de pil verbieden.
Paulus spreekt over de gave van onthouding[18], daar moet geen opgave van worden gemaakt. En omgekeerd is er ook ruimte voor alleengang en onthouding.
Mij lijkt het homohuwelijk een stap te ver want het huwelijk weerspiegelt de relatie tussen Christus en de gemeente. Het wordt erdoor gevoed.[19] In een homohuwelijk zit te weinig polariteit. Laat men het bij een samenlevingscontract houden. We dienen zo normaal mogelijk met homoseksuele broeders en zusters om te gaan, zodat hun drang tot profileren afneemt. Zij komen voor elke taak in 'kerk, staat en maatschappij' in aanmerking.
Onze moeite hiermee komt door het niet goed zien van de overgang van collectief naar individueel in de samenleving. Dat zou ons voorzichtig moeten maken met toepassen van bijbelse verboden nu. Je ziet die ontwikkeling naar individualisering trouwens al enigszins in de bijbel: Israël trok collectief uit Egypte terwijl de terugkeer uit Babel meer individueel is geweest[20]. Dat laatste kwam door de prediking van profeten die uit het volkstotaal een overblijfsel van gemotiveerden deed ontstaan. En, werd in het OT Israël collectief aangesproken, in het NT zijn de brieven veelal aan gemeenten gericht. Jongens en meisjes worden in het NT gedoopt. Individualisering zie je ook in de afschaffing van slavernij en de vrouwenemancipatie. Nu zijn homoseksuelen aan de beurt. De leer van de bijbel is een doorlopende en niet een doodlopende weg.
Conclusie: in de bijbelse verboden is iets tijdgebondens, iets achterhaalds te zien. Dus geen teksten schrappen maar ze wel historisch lezen.
Intermezzo
De vraag rijst: hoe moet er dan gepreekt en onderwezen worden? De tekst moet zorgvuldig worden gelezen in de dubbelheid van herkenning en vervreemding, zonder inlezen van moderne inzichten. Vervolgens is de vraag wat we er mee kunnen.
Ik geef een voorbeeldanalyse zonder er een stelling van te maken.
De bijbel leert ons de vertegenwoordigingsgedachte: wij hebben IN Adam gezondigd. Dat was vroeger ook, maar zeker in onze tijd, moeizaam. Vergelijk bijvoorbeeld Davids zonde van de volkstelling[21]. Toch werd het volk 'in' David gestraft. Heerschappij heeft een verticale geleding, zo kan er onder één vertegenwoordigend hoofd worden samengebracht: een familiehoofd, een hoofd van de mensheid. Dat zie je in Romeinen 5: Adam tegenover Christus. In Gen. 12:3[22] - in Abraham, Gen. 22:18 – in zijn nageslacht, Ps. 72:17 – in de Messiaanse koning, en Gal. 3:16 – in Christus. Dat moet niet wegvertaald worden zoals in de NBV.
Maar hoe hier nu mee om te gaan? De gemeente moet geduldig met de vertegenwoordigingsgedachte vertrouwd worden gemaakt als een gedachte die toen gangbaar was. Anders kun je het offer van Christus niet begrijpen. Daarbij kun je aanknopen bij zegswijzen die we ook nu nog gebruiken als in 'wij hebben een voetbalwedstrijd gewonnen', wij hebben destijds slavernij bedreven' zonder dat wij persoonlijk daarin een daadwerkelijk aandeel hebben gehad. In een maatschappij waarin veel minder structuur zit zullen we met andere middelen hetzelfde anders moeten gaan zeggen. Dat illustreert de moeite van de prediker in de moderne maatschappij.
8 – We hoeven de bijbelschrijvers niet 'meesters op alle wapenen' te laten zijn.
Ik lijk in conflict te komen met art. 3-7 NGB. Maar deze artikelen zijn geschreven in een tijd dat onze moderne vragen aan de bijbel nog niet of nauwelijks bestonden. Er was nog geen vergelijkende bijbelwetenschap die wijst op de sterke overeenkomsten (en ook diepe verschillen) tussen de bijbel en andere godsdienstige geschriften waardoor de bijbelse uniciteit onder druk komt te staan. Vaak is er ook te weinig steun in buitenbijbelse bronnen voor zaken die in de bijbel genoemd worden: bijvoorbeeld de verwoesting van Jericho bij de intocht, de volkstelling onder Quirinius, de rol van Jozef in Egypte. Dit soort frequent voorkomende zaken laat zich niet gladstrijken.
Ik zoek de oplossing vooral in de eigen doelstelling van de bijbelse geschiedenisvertelling. En ook in het bescheiden cultuurniveau van de milieus waarin de bijbel is ontstaan[23]. Dat moet je toch merken? Bijbelschrijvers hoeven niet meesters op alle wapenen zijn: literair begaafd, wetenschappelijk verantwoord, historisch betrouwbaar. Daarom stuit je gewoon wel eens op naïviteit en onbeholpenheid. Bijvoorbeeld in 2Kon. 6:23: Sindsdien kwamen de benden van Amra (syrie) niet meer in het land van Israël maar een vers later blijkt dat de oorlogsvoering gewoon doorgaat. Dat is enthousiast, maar geschiedkundig onbeholpen, net zo als het door elkaar halen van Micha ben Jimla en Micha de Morasjtiet in 1Kon 22:28, apert onjuist dat laatste. En zo is Num. 9:15-23 langdradig.
Volgens Ps 110:1 zou David over zijn grote Zoon gezegd hebben: De HERE heeft gezegd tot mijn heer: zet u aan mijn rechterhand…'. Maar is daar niet sprake van een hofprofeet die zich in Gods naam tot de koning richt, vergelijk Ps. 20: 'De HERE antwoorde u ten dage der benauwdheid…'? Het opschrift van David staat niet zo vast. Bovendien zat David in zijn paleis ook aan de rechterhand van God in zijn tempel. Heeft de Here Jezus in zijn gebruik van de tekst zich niet aangepast aan de toenmalige uitlegtraditie waarin het 'van David' nog te serieus werd genomen?
Wel kan zo'n tijdgebonden uitleg waarheid bevatten. Want de vraag is van wie die profeet het dán zegt. Zo verwijst Ps. 72 over Salomo heen toch naar een andere Koning? Dus Ps. 110 getuigt ook van een profetisch opgewaardeerde messias. Daar wijst ook Jezus naar, zij het dat de weg waarlangs hij dat doet de onze niet meer kan zijn.
Ik wil hiermee laten zien dat onze Heiland in bepaald opzicht een kind van zijn tijd was, terwijl omgekeerd de tijd ook zijn 'kind' is – anni Domini.
Het Nieuwe Testament citeert in veel gevallen het Oude op een vrije manier, naïef en op de klank af. Bijvoorbeeld in 2Cor. 4:13 waarin Paulus Ps. 116:10[24] - Ik heb geloofd zelfs toen ik sprak – citeert en de forse en hoogst opmerkelijke conclusie trekt dat het geloof hem tot spreken brengt. Maar het gaat Paulus er niet om de psalm recht te doen in het tekstverband maar om een willekeurige tekst te vinden waarin de woorden geloven en spreken vlak naast elkaar staan, woorden die in het wijdere schriftverband inderdaad bij elkaar horen. Maar hoe speels ook, dit kan naar gezonde maatstaven van Schriftverstaan niet volgens ons. Hetzelfde tref je aan in de Hebreeënbrief. Daar citeert hij Ps. 104 in 1:7 omgekeerd[25]. Vertaaltechnisch kan het wel, echter het hele verband van de psalm is losgelaten. Dit is geen uitleg en ook niet zo bedoeld denk ik. Paulus gebruikt de tekst als vehikel voor een schriftgedachte.
Hieruit blijkt dus een zekere vrijheid om te citeren uit de Schrift. In Kampen leerden wij: de Schrift mag dit doen - wij niet. Maar dat was een doorzichtige poging om de foutloosheid van de bijbel veilig te stellen. Zo was men er ook vlug bij om onregelmatigheden in de tekst te verklaren als glossen.
Sommige bijbelse voorschriften maken een verouderde indruk wat de toepassing moeilijk zo niet onmogelijk maakt. Denk bijvoorbeeld aan de haardracht van vrouwen[26], slavernij – culturele en maatschappelijke achterhaaldheden.
Zulke vaststellingen, of voorzichtiger: vermoedens, leiden tot een zekere vermenselijking of vertijdelijking van de bijbel. Er hangt een niet te ontrafelen geheim om de bijbel waardoor je de ene keer zegt: goddelijk! en dan weer menselijk!, zonder dat je weet waar het ene begint en het andere ophoudt. Dat ontspant en maakt voorzichtig met het trekken van conclusies.
Eigenlijk zijn alle dominees schriftkritisch. Want wie preekt er nog over de uitglijder van Paulus als hij over judaïserende dwarsdrijvers zeg: Zij moesten zich maar laten castreren die u verontrusten[27]?
9 – Nu in onze tijd de koran naast de bijbel is komen staan is het belangrijk dat wij die twee met elkaar vergelijken om zo het eigene van de bijbel beter op het spoor te komen.
Uit vergelijking van deze boeken blijkt dat het 'weg-karakter' in de koran ontbreekt. De koran is een onbewegelijk huis, vrijwel gebouwd tijdens één mensenleven. Weliswaar wordt er gerefereerd aan de schepping, zondvloed, profeten en Jezus maar alles door Mohammeds Allah vanuit één tijdstip gezien. Het gaat in de Koran niet om geschiedenis maar om argumenten voor het conflict dat Mohammed c.s. en Allah met zijn mensheid heeft. Het gaat om òf bekering òf bestraffing. Er is geen groei of ontwikkeling, geen gaandeweg ontvouwen van Gods heilsplan door voortgaande profetie zoals die buitengewoon karakteristiek is voor de bijbel. Denk als voorbeeld aan geweldpleging. In de bijbel wordt die de mensen gaandeweg uit handen genomen[28]. Daarmee wordt de bijbel niet softer. De hel bijvoorbeeld, al dan niet vergeestelijkt, blijft een verschrikkelijk iets, bitterder dan de dood[29].
10 – De bijbel is Gods Woord en blijft dat.
Ik vind dat Gods Woord niet al te eenduidig is. Soms ben ik zo onder de indruk van de boodschap van de Schrift: de heiligheid van God, de ernst van het rechtvaardige oordeel, de diepe weg van het verzoenend en voldoenend lijden, de vreugde om de genade en de toekomst van Gods koninkrijk. Dan heb ik geen enkele behoefte aan aanmerkingen op Gods Woord[30] en vind ik alles wat ik tot dusver heb gezegd volkomen verwerpelijk. Ik durf er pas-gelovigen nauwelijks mee onder ogen te komen.
Maar een andere keer zie ik als modern mens de groeiende afstand tussen onze samenleving en die van de bijbel. Is die afstand nodig of overbodig? Ik word geprikkeld door overvragen van de bijbel als vooral normatief boek, door ongenuanceerd schriftgezag, de gebreken, beperktheden en ouderdom van de bijbel. Mijn wijzen daarop moet de eigenlijke bedoelingen beter tot zijn recht laten komen.
Ik krijg het niet met elkaar in overeenstemming. Mijn schriftleer vertoont lacunes maar mijn liefde voor het Woord lijdt er niet onder. Trouwens, gaandeweg zijn we in de reformatorische traditie ook rigoureuzer geworden. Calvijn durfde bijvoorbeeld nog rustig van een vergissing van Stefanus òf Lucas te spreken in Hand 7:16[31], terwijl ik dat niet durfde in mijn Handelingen 7.
De bijbel blijft voor mij Gods Woord waarbij ik vooral aan de hoofdlijn denk. Niet aan bijvoorbeeld Pred. 7:28[32]. Dat is een menselijk woord zonder goddelijk gezag. Het is te pijnlijk voor de dames en mijn ervaring met vrouwen is een andere. Maar wat meer is: zie de gesprekken die de Heiland heeft gevoerd[33].
Nog een kleinigheid. Het dragen van een jong door een moederarend[34] is nog nooit waargenomen. Een vergissing of onjuiste waarneming, een fabel? Als je er over valt kun je beter naar een fuut kijken die wel jongen op zijn rug laat meevaren.
Dit betekent dat we een stapje terug zullen moeten doen in onze schriftleer anders gaat die in onze tijd van veranderingen als een molensteen om de hals hangen. De hermeneutiek van de-bijbel-als-weg met relativering van wat daar in OT en NT meekomt.
Ik stel historisch en bovenhistorisch bijbellezen naast elkaar, ze zitten door elkaar heen. Hoofdkenmerk van de Schrift is een eeuwig heden. En daarbij is het onderscheid tussen zwakken en sterken welkom. Want niet ieder durft de vrijheid aan die ik me veroorloof en noodzakelijk acht. De vrijheid bijvoorbeeld om in Genesis 1 beeldtaal en concrete werkelijkheidsbeschrijving uit elkaar te houden. Daar is ruimte voor in de bijbel en moet er in de gemeente zijn. Zo kan ik dus het Schriftgezag enigszins nuanceren en teveel aan ouderwetsheid afschudden.
Paulus legde op het apostelconvent zijn prediking onder de heidenen voor 'opdat (zegt hij) ik niet vruchteloos liep of gelopen had'[35]. Hij vroeg geen goedkeuring maar stelde wel prijs op zoveel mogelijk overeenstemming, eventueel met behoud van persoonlijk gevoelen. Zo moeten wij ook ondanks meningsverschillen elkaar 'de rechterhand van de gemeenschap'[36] reiken. De sterken moeten de zwakken of angstvalligen niet verachten en de zwakken moeten de sterken niet veroordelen.
God heeft ons aan elkaar gegeven en samen moeten wij rondkomen.
***
Tot zover de samenvatting van opvattingen van ds. De Jong over de Schrift en het Schriftgezag. De volgende keer hopen we er enige opmerkingen bij te maken.
Wordt vervolgd.
Noten
[1] In eigen beheer uitgegeven, 52 pagina's. Ds. De Jong is inmiddels geëmeriteerd.
[2] Andere studiebegeleiders waren ds. O. Mooiweer en drs. H. Smit.
[3] 2Tim. 3:16 Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust.
2Petr. 1:20,21 Dit moet gij vooral weten, dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat; want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken.
Joh. 10:35 35 Als Hij hen goden genoemd heeft, tot wie het woord Gods gekomen is, en de Schrift niet kan gebroken worden,
Mat. 5:18 18 Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaan, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.
19 Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.
Openb. 22:18,19 18 Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek geschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.
[4] Deut. 4:13,14 13 En Hij maakte u het verbond bekend, dat Hij u gebood te houden, de Tien Woorden, en Hij schreef ze op twee stenen tafelen.
14 En mij gebood toen de HERE u inzettingen en verordeningen te leren, opdat gij die zoudt nakomen in het land, waarheen gij trekt om het in bezit te nemen.
[5] Gal. 4:3,9.
[6] 1Thes. 4:15. Vergelijk ook 1Cor. 7:12,40.
[7] Matt. 23:23.
[8] '… boze raadslagen die tegen Gods heilig Woord bedacht worden' (HC antw. 123)
[9] 'oordeelt zelf'.
[10] Condition humaine.
[11] "Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard…"
[12] Zie vers 25.
[13] 1Cor. 8:7.
[14] zie Deut. 21: 18-21.
[15] Mat. 5:18.
[16] Straf niet in toorn en kastijd niet in grimmigheid.
[17] Vergelijk Ps 119:17: 'met goddelijk licht bestraald', OB).
[18] 1Cor 7:7.
[19] Ef. 5:25-33.
[20] Ezra 1:5.
[21] IISam. 24:17.
[22] Vergelijk ook Gen. 18:18,22:18,26:4,28:14.
[23] Vergelijk 1Cor. 1:26: níet vele wijzen, … invloedrijken …
[24] Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak.
[25] Die zijn engelen maakt tot winden en zijn dienaars tot een vuurvlam.
[26] 1Cor. 11:2-16.
[27] Gal. 5:12.
[28] Vergelijk Deut. 32:35, Rom. 12:19 en Mat. 26:52.
[29] Vergelijk DL. V, 13.
[30] Zie Ex. 3:5, Joz. 5:15, Hand. 7:33.
[31] Vergelijk Gen. 23.
[32] … een slotsom te vinden, die ik nog altijd zoek zonder ze gevonden te hebben -; onder duizend heb ik één mens ontdekt, maar een vrouw heb ik onder deze allen níet ontdekt.
[33] Joh. 4, Mat, 15, Joh. 11, Joh. 20.
[34] Ex. 19:14.
[35] Gal. 2:2.
[36] Gal. 2:9.