Oer nader bekeken
D.J. Bolt
03-10-20
In het blad Nader Bekeken (september 2020) schreef prof. dr. C.G. Kruse een recensie over Oer, het boek van de schrijfster Corien Oranje, prof. dr. Cees Dekker en prof. G. van den Brink. Omdat we zelf ons ook intensief met het boek hebben beziggehouden en er in ons magazine over hebben geschreven[1], lazen we zijn verhaal met meer dan gewone belangstelling.
Emoties
Prof. Kruse ervoer een viertal 'emoties': waardering, instemming, teleurstelling en vervreemding bij het lezen van het boek. We willen daar iets van laten zien en er wat opmerkingen bij maken.
Waardering
Prof. Kruse waardeert de 'moed', 'professionaliteit' en 'bewonderingswaardige creativiteit' van de auteurs in hun 'knap geschreven en meeslepend' verhaal.
We delen dat, even afgezien van de inhoudelijke waarde van het verhaal. Voor wie geïnteresseerd is in het onderwerp Schepping en evolutie is het natuurlijk ook boeiend om met een elementair deeltje miljarden jaren mee te reizen: vanuit de knal van het oer-ei tot in de wandelstok die Jezus in Gethsemané zou zijn kwijtgeraakt. Daar is heel wat inventieve fantasie voor nodig. Het zal ook vast niet meegevallen zijn om de 13.800.000.000-jarige ontwikkeling van het heelal en ook nog de Bijbelse geschiedenis van zeg 10.000 jaar in een boekje van 160 pagina's samen te vatten.
Instemming
Niet alleen waardering maar Kruse kan ook 'van harte instemmen met enkele van hun positiekeuzes'. Wat zijn die dan? We lopen ze langs.
Positiekeuze 1
Een rode draad in het boek is volgens de recensent 'de eerbied voor God als Schepper', die zich uit in 'prachtige bewoordingen'. Christenen zijn 'per definitie schepping-adepten' en 'vanzelf aanhangers van intelligent ontwerp', want 'God is de grote Ontwerper'.
We willen hier enkele kanttekeningen bij maken. Want met het proton Pro meereizend kregen we meer en meer het nare gevoel dat die 'prachtige' bewoordingen eigenlijk niet passen bij de vermeende evolutionaire gebeurtenissen. Het bekende gênant gevoel dat ontstaat als iemand uitbundig geprezen wordt voor iets waaraan hij niet heeft gewerkt en waar hij niet verantwoordelijk voor was, maar anderen. De woorden zijn wel prachtig maar de lof slaat als een tang op een varken. Eigenlijk zo ook in Oer: God werd geprezen voor iets waar Hij zijn hand niet in heeft gehad, maar wat steeds toevallig ontstond.
Immers het boek is puur gebaseerd op het uitgangspunt dat God alleen aan het begin stond: Hij schiep het micro-ei waarin alles verpakt zat, liet het barsten en vervolgens was de ontwikkeling van 'het al' een zaak van Tijd & Toeval. Gods stond er buiten, keek er naar en was blij verrast als er toevallig na miljarden jaren weer iets was ontstaan dat paste in 'zijn plan'.
Dat wringt toch?
Gezien zijn noot 3 kent Kruse het fundamentele verschil tussen de visie van de Oer-schrijvers en het geloof in de Schepper als een Intelligente Ontwerper. We herinneren ons ook maar al te goed, wat hij in de noot vermeldt, namelijk hoe Oer-auteur Cees Dekker 'na zijn aanvankelijke steun, na heftige kritiek van het seculier establishment, zijn steun [aan Intelligent Design] schielijk heeft ingetrokken'.
We hebben het zeer betreurd.
Positiekeuze 2
Prof. Kruse stemt in met een evolutie waarin 'krachten werkzaam zijn waardoor uit eenvoudige (levensvormen) door verdere ontwikkeling (evolutie) binnen de biologische families aangepaste vormen ontstaan'.
Wij delen dat. Maar let op dat 'binnen de biologische families'. Terecht vermeldt Kruse eerlijk dat 'deze beperking door de auteurs niet zal worden onderschreven' (noot 4).
En dus begrijpen we dan zijn instemming met de positiekeuze van Oer niet.
Immers, als er één ding helder is in het Oer-boek dan is dat wel het uitgangspunt dat universeel hogere uit lagere levensvormen ontstonden. Inclusief de mens uit de aap, of zoals men graag formuleert, mens en aap uit een gemeenschappelijke voorouder.
Onze verwonderde vraag is dan ook, hoe kan de hoogleraar zijn positie hier onder instemmingen rubriceren. Had hij juist hier niet moeten vermelden dat naar zijn overtuiging - evolutie alleen binnen de biologische soort - haaks staat op het door de Oer-auteurs aangehangen evolutie-geloof m.b.t. de ontwikkeling van de soorten?
Positiekeuze 3
Kruse vindt het 'hartverwarmend dat de auteurs wonderbaarlijke gebeurtenissen in de Bijbel, als de maagdelijke geboorte, wonderen van Jezus, etc, aanvaarden'.
Inderdaad, gelukkig doen zij dat nog wel en daar hoeven we ook niets van af te doen.
Tegelijk mag dat geen alibi vormen voor het laten vallen van de Bijbelse scheppingsgeschiedenis. Want de wonderen van de Schepper, Die 'sprak en het was er', wordt in hun boek genegeerd, ontkend, verfrommeld. Dat moet toch onze relatie met het Oer-verhaal in hoge mate verkoelen.
Positiekeuze 4
Ook kan prof. Kruse instemmen met de visie van een 'oude aarde'. Weliswaar gaan 'de gangbare tijdsrekeningen altijd wel uit van (betwistbare) aannames, en vindt hij hoe oud is 'niet belangrijk', maar toch: oude aarde.
Hoe oud precies, achten ook wij niet belangrijk. Maar we denken wel dat als je Genesis 1 serieus neemt, je een groot probleem moet hebben met een ouderdom van 13.800.000.000 jaren die dienen om de Schepper statistisch-evolutionistisch los te maken van zijn scheppingswerken als beschreven daar. Ons lijkt oude-aarde-positie te onbeschermd en een gemakkelijke invalspoort te vormen voor eerste stappen op de evolutie-weg.
Positiekeuze 5
Voorzichtig gaat de recensie-schrijver ook met Oer mee als het gaat over de dood in het paradijs. De dood zou er al vóór de zondeval kunnen zijn. Dat lijkt 'aannemelijk', volgens hem.
De Oer-auteurs zullen hier héél blij mee zijn want zonder deze fundamentele bouwsteen zakt hun verhaal als een plumpudding in. Jammer, dat Kruse zich hier niet confronteert met Rom. 5:12 waar Paulus toch echt zegt:
Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood, en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben.
Teleurstelling
Prof. Kruse constateert dat de visie van de bedenkers van het Oer-verhaal neerkomt op: God schiep aan het begin 'alle principes' en vervolgens 'ziet Hij aan hoe alles zich geleidelijk aan vormt volgens zijn plan'. Hij vindt het 'teleurstellend' dat de schrijvers 'het blijkbaar niet mogelijk achten serieuze bedenkingen tegen dit hele bouwwerk onder ogen te zien. Die zijn blijkbaar niet relevant'. Want als wetenschapper is er toch heus het een en ander tegenin te brengen. Hij noemt vier zaken.
Bedenking 1
Wetenschappelijk claims zijn mensenwerk, dus blijven onzeker.
Bedenking 2
Wetenschappelijke 'feiten' zijn 'extrapolaties van waarnemingen' of wel, 'conclusies op basis van veronderstellingen'. De hedendaagse wetenschap stelt volgens Kruse 'fundamentele vragen bij zaken als de oerknal, miljarden jaren, ontwikkelend leven uit RNA kopieerfoutjes etc. In een noot (8) stelt hij dat de in Oer gepresenteerde weergave van het mechanisme van evolutie op instorten staat.
Op instorten staat!
Als dit waar is (en we hebben redenen de recensent bij te vallen) waar is Oer dan toch mee bezig? Want op basis van een vervallen(de) theorie zet het quasiwetenschappelijke boek ons met vrome taal op een volstrekt verkeerd ongelovig been, ondermijnt het ons geloof in het goddelijk geïnspireerde Woord.
Bedenking 3
Waarom verwerkt Oer 'angstvallig' de zondvloed niet die een catastrofale invloed heeft gehad op het leven terwijl men wel uitvoerig aandacht geeft aan een meteorieteninslag die het uitsterven van veel diersoorten tot gevolg zou hebben gehad?, zo vraagt Kruse zich teleurgesteld af.
Dat is zeker ook onze vraag. Want zoals creationisten die de geschiedenis van de zondvloed serieus nemen, aantonen, verklaart deze veel van de verschijnselen waarvoor de evolutietheorie heel veel fantasie nodig heeft.
Bedenking 4
En waarom kunnen we niet blijven erkennen dat God zich openbaart zowel in de Schrift als in de natuur, en dat dit complementair, aanvullend is. Laten we, zo verzucht de hoogleraar, ons niet gedragen als 'dreinende kinderen die maar blijven vragen' maar 'beide Godsopenbaringen in hun eigen waarde laten en ons eigen onvermogen erkennen om alles aan elkaar te knopen'. Er zijn toch dingen die ons verstand te boven gaan?
Maar zouden we niet het 'primaat' aan de Schrift moeten geven? En ons inderdaad er rustig bij voelen dat allerlei theorieën in strijd zijn met God openbaring. Er op vertrouwen dat vroeg of laat duidelijk zal worden dat 'de Schrift toch gelijk heeft'. Dat hoeven we niet te bewijzen, dat is zo en zal zo blijken te zijn.
En, het lijkt ons goed om die christenen te waarderen en te steunen die uitgaande van geopenbaarde feiten zó lezen in Gods natuurboek.
Vervreemding
Ondanks waardering en gedeelde positiekeuzen komt prof. Kruse toch tot een nogal negatief oordeel over het boek. Hij laakt het dat het scheppend spreken van God in o.a. Genesis 1, geen plaats kreeg in Oer. En hij heeft bedenkingen bij de stelling van de auteurs dat de eerste hoofdstukken van Genesis 'niet zomaar geschiedschrijvend van aard zouden zijn, ook al staan ze ook niet los van de geschiedenis'. Want zo wordt twijfel gezaaid over het geschiedeniskarakter van het hele Bijbelboek. Wel vindt ook hij dat Gen. 1 -2:3 een 'taalkleed' heeft dat afwijkt van de rest van het boek.
We vragen: dat mag zo zijn maar welke conclusie moet daaruit worden getrokken? Dáár gaat het om immers. Is het alleen maar een 'poëtische vertolking van Gods grote daden in een miljardenjaren-evolutie óf is het een verwoording van onvergelijkelijke geopenbaarde geschiedenis van Gods sprekend scheppen? Feiten waar geen mens bij is geweest en die alleen maar door de Schepper zelf zo kunnen zijn geopenbaard? En die we dus als feiten hebben te geloven?
Kruse heeft grote moeite met het 'Womuntu & Maisha'-verhaal als plaatsvervangende fantasie van de schepping van Adam en Eva. Volgens hem wordt dáármee 'een wissel gepasseerd'. Want zo geeft men 'fundamentele noties over vergelijkbare posities van Adam en Christus prijs'. Hoe kan men, kritiseert hij, 'wat de Geest de bijbelschrijvers heeft ingegeven, terzijde schuiven?
We kunnen alleen maar instemmen met zijn kritiek.
Uitleiding
In een 'uitleiding' vat de recensent zijn eindoordeel samen. Dat is vernietigend. Want ondanks alle waardering die hij heeft 'komen we met dit boek verder van huis'. En zelfs: met dit boek 'zullen we eerder meer dan minder reden hebben om de Bijbel en het geloof vaarwel te zeggen'! Kan het erger?
Hoe wil Kruse verder? Hij zegt daarover:
Het blijft nodig dat we als christenen elkaar respecteren en serieuze gesprekken (liever dan discussies) met elkaar voeren, zonder vooroordeel met veel gebed om de leiding van de Geest. Dat zou ons verder kunnen helpen.
Onze conclusies
We delen het eindoordeel van prof. Kruse. Dit boek helpt ons niet verder, integendeel. Zoals we in onze eigen bespreking hebben aangegeven, we vinden het product een gevaar voor onze jongeren maar ook voor ouderen als ze denken hier betrouwbare antwoorden te vinden voor het ontstaan van de wereld.
Onderweg door deze recensie hebben we ons commentaar gegeven. Dat hoeven we niet te herhalen. We willen tenslotte er nog wel een vraag aan toevoegen: biedt prof. Kruse met zijn positiekeuzen toch niet (ongetwijfeld ongewild) opening naar aanvaarding van evolutionistisch denken? Want als je een 'oude aarde' aanvaardt, ervan uitgaat dat de dood een onderdeel is van de goede schepping en ook instemt met de ontwikkeling van levensvormen (zij het met mogelijk een restrictie), hoe ver ben je dan nog verwijderd van de uitgangspunten van de Oer-schrijvers? Dat maakt ons onrustig.
Prof. Kruse wil over en weer respect tussen voor- en tegenstanders van de ideeën in Oer. Om zo zonder vooroordeel serieuze gesprekken in te gaan. Zeker, elkaar respectloos bejegenen is onbijbels. We zullen onze best moeten doen om waardig met elkaar te spreken. Maar o.i. kan dat niet zonder vooroordeel, d.w.z. zonder geloofsvooroordeel. Want wat ons betreft dwalen de schrijvers van Oer, misbruiken ze de Schrift (denk aan het alternatieve zondeval-verhaal) en doen ze tekort aan de eer van de almachtige Schepper van hemel en aarde.
Daar valt toch geen respect voor op te brengen.