Cruciale kritiek 4
D.J. Bolt
07-03-15
We danken dr. Burger hartelijk dat hij heeft willen ingaan op vragen die we hem in een vorige aflevering in deze serie artikelen stelden (Cruciale kritiek 2). Zijn omgang met het meest centrale deel van het evangelie namelijk, kortgezegd, verzoening door voldoening zoals hij daarover publiceerde in het boek Cruciaal vormt een van onze grootste moeiten met het GKv-kerkverband[1]. Daarom waarderen we het dat hij een poging doet om ons daarvan af te helpen.
We hebben zijn antwoorden op onze vragen intensief overwogen. Zijn we verder gekomen en is de lucht op dit punt geklaard? We zouden dat heel graag willen. Want afscheid nemen van ons kerkverband is op zo'n cruciaal punt dubbel pijnlijk.
We gaan zijn antwoorden wegen en vervolgens proberen een eerlijke conclusie te trekken of we op dit punt weer door één deur kunnen.
Dr. Burger geeft in zijn reactie de belangrijke vragen zoals we die (ongeveer) eerder hebben gesteld en gaat daar vervolgens op in. Net als de vorige keer willen we opnieuw daar ons commentaar bij geven. Zijn betoog dat we steeds cursief afdrukken, onderbreken we dan met korte vragen of opmerkingen om vervolgens waar nodig er uitgebreider op in te gaan. De vragen zoals hij die heeft geformuleerd zijn vet gedrukt.
1. Waarom zeg ik dat Jezus’ dood in strikte zin geen offer was?
Waarom dat zo is, zeg ik kort op p. 54.
Wanneer we vanuit het Oude Testament nadenken over een offer, wat is dan een offer?
Bij de meeste offers kwam iemand met een dier naar de tabernakel of de tempel. De offeraar legde zijn handen op de kop van het dier en droeg zo als het ware zijn identiteit over aan het dier. Dat gebeurde bij een brandoffer, een vredeoffer, een schuldoffer, een zondoffer – de gave van het offer als dank, toewijding, verzoening van zonde was een gave namens de offeraar. Daarna was de priester aan zet, een officiële ambtsdrager uit de familie van Aäron. Hij slachtte het dier en verbrandde het helemaal of gedeeltelijk, en wat overbleef aan vlees werd opgegeten, door de priester of door de offeraar bij een offermaaltijd. Strikt verboden was het om een mens te offeren: het offeren van zonen en dochters is de HEER een gruwel (Deut. 12,31).
In strikte zin, dus volgens de letter van de wet, was Jezus’ dood geen offer. Niemand heeft Jezus de handen opgelegd. Hij heeft zich wel met ons geïdentificeerd, wij identificeren ons met hem. Maar dat gaat anders: doordat God zich in zijn Zoon één maakt met ons, via zijn incarnatie, via de doop, via zijn veroordeling door het Sanhedrin als godslasteraar en door Pilatus als opstandeling (zie p. 62). Bovendien was misschien wel niemand zich dit bewust toen Jezus stierf: hij sterft in mijn plaats. Pas achteraf, in geloof, belijden wij dat. Jezus werd gedood, maar niet op een gewijde plaats in een tempel. Hij werd opgehangen als een gevloekte, want wie aan een paal hangt is vervloekt (Gal. 3,13). Een altaar was nergens te bekennen. Hij werd overgegeven aan de heidenen en door ongewijde soldaten gedood, niet door een gewijde priester. Een offermaaltijd was er niet, of het moest die maaltijd zijn die vooraf al gehouden werd, bij het Pesachmaal de avond tevoren. En sowieso een mens offeren, het is de HEER een gruwel.
Aan de hand van de beschreven rite, dus de handelingen van de priester en de hele entourage waarin de offerhandeling plaatsvond, komt dr. Burger tot de conclusie dat de dood van Jezus naar de letter van de wet geen offer was.
Dit is gelijk een belangrijk punt dat hij ook al maakte in zijn boek en hier opnieuw verdedigt. Maar is het nu wáár dat Jezus' dood in strikte zin geen offer was? We hebben nogal wat bedenkingen tegen deze uitspraak.
In de eerste plaats, Burger ijkt offeren aan de rituelen van de Levitische eredienst. Maar dat is toch tamelijk willekeurig? Want deze offerdienst werd bij de Horeb ingesteld terwijl er in de Schrift al véél eerder sprake was van offer(en) en altaren. Denk aan Abraham, zelfs de zonen van Adam offerden al! Waren dat dan ook geen offers in strikte zin omdat ze niet voldeden aan de latere Levitische maatstaf? Het lijkt dus nogal arbitrair om uit de Levitische riten te concluderen: Christus' dood en bloedstorting is eigenlijk geen offer.
Vervolgens, als we offers uit de verschillende perioden van de geschiedenis willen vergelijken, moeten we dan niet primair kijken wat zij bedoelden te doen, namelijk verzoenen door bloedstorting? Kijk naar het kindoffer dat Abraham bijna had gebracht: Toen nam Abraham zijn mes om zijn zoon te slachten, Gen. 22:10! Kennelijk is bloedstorting een hoofdkenmerk van de offerdienst door Gods volk.
Maar, in de derde plaats en dat is het belangrijkste, als we ons afvragen wat het eigenlijke, het ware offer is dan moeten we niet kijken naar offers in het Oude Testament maar naar het enige zuivere offer in het Nieuwe Testament, namelijk Jezus' offer van zijn lichaam, Heb 10:10. Dat is het ijkpunt, dat is de standaard. De brief aan de Hebreeën put zich uit dat duidelijk te maken. En niet alleen t.a.v. het offer maar ook m.b.t. de Offeraar en Tempeldienst. Het gaat om de echte, ware Hogepriester in de hemelse Tempel Die dagelijks onze zonden verzoent. Dat is het echte pure offerritueel.
Als we dan in de tijd terugkijken verdienen ook de offers in de oude tempeldienst de kwalificatie offer. Niet omdat ze zo Levitisch-ritueel werden gebracht maar omdat ze heen wezen naar het pure volmaakte offer van onze Heiland, dit afschaduwden, zie Heb.10, NGB art.25. En nu Hij zijn eenmalig offer heeft gebracht zijn de schaduwoffers ('noodoffers', zegt de CNT) niet meer nodig.
Iemand attendeerde op de dissertatie van dr. J. de Vuyst “Oud en nieuw verbond” in de brief aan de Hebreeën. De Vuyst schrijft daarin, p233:
"Derhalve wanneer Christus Ps. 40:7-9 vervúlt (cf. vs.9: Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden”), door Zichzélf te offeren (cf. vs.5: Gij hebt Mij een lichaam bereid”), in volmaakte gehóórzaamheid aan Gods wil (cf. vs. 7: “om uw wil o God te doen”), brengt Hij het enige offer, dat én om de aard van het offer én om de gezindheid van de offeraar de Here geheel behaagt. Hiermee is bereikt wat de oudtestamentische verzoeningsoffers niet bereiken kónden en wat de Heere in Christus bereiken wilde; krachtens die wil – door Christus volbracht – ‘zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus” (vs.10). (NB alle accenten zijn van de Vuyst - DJB).
Jezus' offer ligt dus geheel in de lijn van de offers van het Oude Testament. Juist omdat Jezus zijn lichaam als volkomen offer geeft kan Hij de wil van God doen: in gehoorzaamheid de schuld door de zonde verzoenen. Zo komt er een eind aan de oudtestamentische offers die onvolmaakt zijn. Noem je het lijden van Jezus geen offer zoals in het Oude Testament offers gebracht werden (namelijk offers om God te behagen) dan valt de grond onder de verzoening weg. Vergelijk De Vuyst: ‘Hij brengt het enige offer, dat én om de aard van het offer én om de gezindheid van de offeraar de Here geheel behaagt’.
Zouden we tussen de Levitische offerdienst en Christus' offer toch ook niet verder prachtige parallellen kunnen zien? Inderdaad stierf Hij niet in de Jeruzalemse tempel, maar Hijzelf was de tempel, Joh.2:19-21. De oudtestamentische bok werd de woestijn in gestuurd, symbolische beladen met schuld. Beeldde dat ook niet uit dat Christus beladen met onze zonden buiten de poort heeft geleden, Hebr.13:11,12, buiten de verbondsgemeenschap en zo a.h.w. de woestijn ingestuurd werd? Was het kruis niet het altaar waarop zijn lichaam werd geofferd? En was Hij ook niet de Hogepriester naar de orde van Melchizedek, priester van eeuwigheid?
Het voert te ver om het hier nu verder uit te werken. Maar de conclusies van Burger gaan ons veel te snel, meer nog, vinden we onjuist.
Burgers bijdrage in het boek staat in de 'contekst' van de offerkritiek, namelijk dat moderne mensen niets meer hebben met bloedige offers en zeker niet met een God die daarin een behagen zou hebben. Daarom lijkt hij opgelucht hen te kunnen verzekeren dat Jezus' kruisdood strikt genomen niet zo'n vreemd bloederig oudtestamentisch offer was maar volmaakte toewijding. Dát is zijn offer, zegt hij letterlijk en met nadruk op pagina 59.
Maar wij willen daar tegenover met alle kracht vasthouden aan het enige echte offer van Christus' lichaam en bloed en daar niets aan afdoen. De verzoening van onze zonden hangt er van af.
Tenslotte, als je Psalm 40/Hebreeën 10 leest dan zie je volgens dr. Burger 'hoe dicht' de moderne offerkritiek bij Jezus' kritiek op de oudtestamentische offers staat, p59. Maar volgens ons gaat het over heel verschillende kritieken en gaat deze vergelijking geheel mank. Immers de moderne offerkritiek verafschuwt het offer an sich, begrijpt de eis tot bloedige genoegdoening niet. Maar in Ps. 40 en Hebreeën gaat om het ontoereikende van de OT offers, hoe perfect ritueel ze ook werden gebracht (en dat vroeg de Here ook!).
Schieten we niet te scherp? We laten Burger weer aan het woord
Natuurlijk is hiermee niet alles gezegd. Alles wat in het artikel volgt, laat zien wat het dan betekent dat Jezus’ dood wel een offer was en ook zo moet worden genoemd. De letter doodt, de Geest maakt levend. Naar de letter van de Thora is Jezus’ dood geen offer, naar de Geest is Hij met zijn dood er de vervulling van. Dat begrijpen is lastig voor ons, maar dat iets lastig is, is geen reden om de Bijbel aan de kant te zetten.
Het kan een moment lijken dat we Burger toch verkeerd hebben begrepen. Want hij zegt hier toch maar onomwonden Jezus' dood wel een offer is en zo moet worden genoemd. Het offer als vervulling van de oudtestamentische offers dus. Maar juist dát zegt Burger toch weer niet maar 'Jezus' dood is naar de Geest vervulling'. We kunnen deze formulering tegen de gegeven achtergrond van de offerkritiek niet anders zien als een ontkenning van het bloedig offer van Christus' lichaam aan het kruis als de daadwerkelijke fysieke vervulling van bloedige oudtestamentische offers. Dat zou maar 'letterdodend' zijn, zie lezen we[2]. Hiermee spoort dan ook weer Burgers opvatting dat Christus' offer zijn toewijding aan God is. Dus niet een echt fysiek offer maar zijn geestelijke of Geestelijke overgave als offer. Maar de brief aan de Hebreeën spreekt daar heel anders over, zie maar 7,27; 9,14,25,26; 10:10,12. Daar wordt gesproken over het offer van zijn lichaam, zijn bloed.[3]
Waarom het benoemen van problemen opgevat wordt als het weglopen voor de problemen, snap ik niet. Ik zie problemen, maar probeer ze ook aan te pakken. En daarom schrijf ik een artikel om te laten zien: wat betekent het, dat Jezus’ dood door Jezus’ leerlingen wel als offer wordt gezien.
Om dat te doen, gebruiken ze alle offers. En je hebt Hemelvaart en Pasen erbij nodig. Jezus is het lam zegt Johannes de Doper al. Jezus zelf claimt de nieuwe tempel te zijn. Voor zijn dood geeft hij brood en wijn en trekt daarmee alle lijnen van uittocht en Pesachfeest naar zichzelf toe. Daarom wordt hij het Paaslam genoemd; hij is zoenmiddel (Rom. 3,25); de hele grote verzoendag uit Leviticus 16 wordt op Jezus betrokken in de Hebreeënbrief. Hij is de ware hogepriester die niet sterft maar eeuwig leeft (Pasen), die door de Geest zich aan de Vader geofferd heeft (Goede Vrijdag als climax) die met zijn bloed het echte heiligdom in de hemel is binnengegaan (Hemelvaart). Alles uit de Thora wordt uit de kast getrokken om te laten zien: de Messias Jezus is de vervulling van al die offerwetten. Hij is de nieuwe tempel, Hij is het ware offer.
Burger probeert het eigene van het werk van Jezus uit te tekenen, zoals Jezus’ dood door zijn leerlingen werd gezien. De discipelen, de apostelen zien door de Geest, dat het werk van Jezus verzoening is voor hen is. En om dat duidelijk te maken ‘halen de discipelen alles uit de kast’. Het taalveld van de offers kan dan passend gebruikt worden om het unieke van Jezus' werk te verwoorden. Zoals hij hieronder ook zegt: 'De leerlingen hadden niet meteen door wat de impact van Jezus’ dood is. Zij moesten Jezus’ dood als offer leren zien'. Later gaan ze als het ware met de 'toolkit' van het offertaalveld de verzoening beschrijven.
Op dit moment van Burgers betoog zijn we geneigd te zeggen: we zijn elkaar dicht genaderd. Zegt hij niet: Jezus is de vervulling van de offerwetten? Mogen we dan ook niet samen zeggen: Jezus' offer aan het kruis is de vervulling van al die oudtestamentische offers? Is dat equivalent? Of moeten we hier toch weer iets anders tussen de regels denken?
Maar laten we eerst verder lezen voordat we ons verblijden.
Waarom dan moeilijk doen? Waarom is het belangrijk te zien dat Jezus’ dood in strikte zin, volgens de letter van de wet, geen offer was? Omdat je dan ook eerlijk kunt zien wat er gebeurt als een Jood zoals Paulus tot bekering komt, en Jezus niet meer naar het vlees kent, maar naar de Geest (2 Kor 5,16). De leerlingen hadden niet meteen door wat de impact van Jezus’ dood is. Zij moesten Jezus’ dood als offer leren zien. Als wij begrijpen welk proces Jezus’ leerlingen doorgemaakt hebben, kunnen wij ook zelf meer met die offerwetten. Als wij gaan zien hoe ze wel en niet van toepassing zijn op Jezus, op welke manier Hij er de vervulling van is, dan gaan ze des te meer spreken over Hem. Het lezen en christelijk begrijpen van de offerwetten is er dus bij gebaat om te zien langs welke weg je van deze offers bij Jezus uitkomt. Ik ben bang dat de offerwetten ons anders niets meer zeggen. Het gaat mij erom, te laten zien wat die offerwetten ons te zeggen hebben, ook als ze op het eerste gezicht ver van ons af staan.
Eerlijk gezegd vinden we dit inderdaad wel wat 'moeilijk doen'. Op zichzelf is er lijkt ons niets op tegen om na te gaan hoe de offerwetten naar Jezus verwijzen en in Hem vervulling ontvangen, integendeel. Overpeins en predik bijvoorbeeld Hebreeën 4 waar Jezus Christus de Zoon van God onze hooggeplaatste Hogepriester in de lijn van Aaron wordt genoemd, maar dan als de vervulling en met de afbouw van het oudtestamentische hogepriesterambt. En dat ambt niet zonder offers ‘functioneert’.
Maar daarvoor hoeven wij de weg van de discipelen toch niet over te doen? We hebben immers die machtige brieven aan de Romeinen, Efeziërs en de Hebreeën zodat wij weten hoe het 'geheimenis' in elkaar steekt. Als wij dan vervreemding voelen bij offers ligt dat aan ons.
Bovendien is het gaan van de weg van de discipelen voor ons ook niet adequaat. Zij waren immers wél gewend aan offers en bloedstorting! Juist het probleem van moderne mensen met hun offerkritiek was de apostelen vreemd. Zij hebben van jongs af aan de dienst in de tempel vele malen bijgewoond en vonden offeren 'heel gewoon'. Daarom kunnen wij dus moeilijk de ontwikkeling van hun 'theologie van het offer' na spelen of herbeleven omdat we in geheel verschillende schoenen staan.
Maar dat is ook in het geheel niet nodig. Het boek Hebreeën alleen al geeft zoveel rijk inzicht hoe de verhouding van het Oude Testament en Nieuwe Testament is voor al die begrippen als hogepriester, bloed, plaatsvervanging, offer, tempel, etc. Daarvoor hebben we toch het trage begrip en de ontwikkeling van inzicht van discipelen ook niet nodig? De wenselijkheid ervan lijkt ons haast al een belediging van de helderheid en volkomenheid van de Schrift.
Dr. Burger besluit de beantwoording met
Dat Jezus’ dood in strikte zin geen offer was, is een Bijbels-theologische waarneming, die niets te maken heeft met het volgende, een theologie-historische waarneming.
We hebben naar onze overtuiging aangetoond dat Jezus' offer wél Bijbels én theologisch (geen tegenstelling) in strikte zin een offer was: krachtens Jezus' wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus (Heb.10:10). En we hebben de ontwikkelingsgang van de discipelen niet nodig om het geheimenis van het unieke offer van onze Heiland te kennen. Die geloofskennis ontvangen we door de Heilige Geest uit het Woord.
2. Waarom zeg ik dat een dogmatische verwoording als
‘Jezus brengt een offer door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze zonden. Zo geeft hij de geëiste genoegdoening aan God en verwerft Hij ons heil’
op deze manier niet in het Nieuwe Testament terug te vinden is?
Eerst even over de formulering van deze vraag. De kernuitspraak in het boek Cruciaal is anders dan Burger hier weergeeft. In zijn boek zegt hij:
Jezus brengt een offer door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze schuld. Zo geeft hij de geëiste genoegdoening aan God en verwerft hij ons heil.' Deze gedachtegang vind je in het Nieuwe Testament namelijk zo niet terug. p54.
In het boek spreekt Burger dus over gedachtegang. Dat is o.i. wezenlijk verschillend van dogmatische verwoording dat hij hier bezigt. 'Verwoording' kun je wat aanpassen, dat is vorm, terminologie. Maar een 'gedachtegang' geeft inhoud, betekenis. Ik houd Burger dus aan zijn boek, omdat hij ons desgevraagd heeft verklaard daar geen afstand van te willen nemen. Het geeft naar hij zelf zegt zijn overtuiging weer. Het is dan terecht dat je daar achter blijft staan ook al komt er veel en zware kritiek.
Dr. Burger voert een aantal argumenten aan voor zijn stellingname. We willen die achtereenvolgens bespreken.
Argument 1
Het is nu eenmaal zo dat er dingen zijn waar na de afsluiting van de canon over doorgedacht is. Daardoor zijn er formuleringen gegroeid die je zo niet in de Bijbel terugvindt. Nergens in de Bijbel staat letterlijk dat God ‘drie-enig’ is. Nergens in de Bijbel staat letterlijk dat Jezus een goddelijke en een menselijke natuur heeft. Begrippen als ‘drie-eenheid’ en ‘natuur’ worden door theologen bedacht om iets in de Bijbel op formule te brengen, maar ze staan niet zelf in de Bijbel. Zo staat ook het woord ‘genoegdoening’ niet in de Bijbel. Als ik me niet vergis, wordt het woord genoegdoening (satisfactio) sinds de kerkvader Tertullianus gebruikt, en komt dat woord uit de context van het boete-sacrament. Dat wil niet zeggen dat met dit begrip niet dingen uit de Bijbel op formule gebracht kunnen worden. Maar letterlijk komt dit woord niet in de Bijbel voor.
Ja, het is waar dat bepaalde woorden die niet in de Bijbel voorkomen die we toch gebruiken om de leer van de Schrift te duiden. Maar een aantal opmerkingen.
-
In Burgers aandeel in het boek staat het woord en begrip offer centraal. En juist dat woord komt wél overvloedig voor in het Oude en Nieuwe Testament. En ook wordt het begrip op haast uitbundige manier verklaard en toegelicht. Daar hoeft dus nauwelijks iets dogmatisch voor te worden uitgevonden.
-
Maar ook als een bepaald woord als genoegdoening niet letterlijk in de Schrift voorkomt dan kan de zaak die het aanduidt nog wel voluit schriftuurlijk zijn. Dat geldt bijvoorbeeld ook van het woord plaatsvervanging, denk alleen al aan Jes. 53, en ook in het NT bijvoorbeeld aan Hebr. 9:28, 10:10.
-
Bovendien wie zou het t.a.v. de Drie-eenheid aandurven om te zeggen: God is een enig God waarin drie Personen zijn, Vader, Zoon en Heilige Geest, 'maar deze gedachtegang vinden we zo niet in de Schrift terug?' Maar dat is wel precies wat dr. Burger doet t.a.v. het plaatsvervangend lijden en sterven aan het kruis, zie boven.
- Tenslotte, dogmatiek die zich niet op de Schrift baseert is niet te handhaven. Hetzelfde geldt voor onze belijdenis. Woorden en uitdrukkingen die we gebruiken omdat de leer van de Schrift te verwoorden en te verduidelijken moeten in overeenstemming met haar inhoud. Daartoe verplicht ons de eerbied voor Gods eigen heilig Woord. Daar gaat het ons om.
Argument 2
Een ander punt is dat het beeld van ‘betalen’ in het Nieuwe Testament net als in Zondag 1 van de HC een persoonlijk beeld is: er worden mensen vrijgekocht. We zitten hier primair in de sfeer van de slavenmarkt: je wordt vrijgekocht uit de slavernij van de zonde. Het gaat daarbij over onszelf. Ik ben zelf gekocht. Nu heb ik een nieuwe Heer en eigenaar. Ik ben niet meer van mezelf. Maar nergens staat letterlijk in de Bijbel dat Jezus de ‘schuld van onze zonde’ betaald heeft. De gedachten dat Jezus niet alleen onszelf, maar daarin ook ons ‘heil’ gekocht (verworven) heeft, of dat hij ‘weldaden’ van heil verworven heeft, stamt uit de tijd van de Reformatie. Melanchton en Calvijn zijn deze manier van zeggen gaan gebruiken.
Maar je kunt toch het feit dat Jezus ons losgekocht heeft uit de slavernij van de zonde en de duivel niet losmaken van 'ons heil' en Christus' 'weldaden' voor ons? Vergelijk Romeinen 3:23-26. Is het eigenlijk überhaupt niet biblicistisch zó met de Bijbel bezig te zijn, om steeds te proberen iets letterlijk te willen vinden in de Schrift en het anders als dogma-historisch te betitelen, te verwijzen naar de Middeleeuwen, als een specialité de Reformatie? Daar voelen we ons nogal ongemakkelijk onder.
Maar wat belangrijker is, dat loskopen in verbinding met het verwerven van heil is dat niet 'gewoon' in de Schrift zelf te vinden? O.i. is daar niet zoveel diepzinnig dogmatisch beschouwen voor nodig.
Want in de eerste plaats, die verbinding ligt in Christus' bloed. Zijn bloed heeft ons losgekocht, 1Pet.1:19, Op.5:9. Tegelijk heeft zijn bloed ons ook gereinigd van de zonde, Heb.10:29, 13:12. Christus' vergoten bloed heeft een 'dubbelfunctie' om zo te zeggen. In zijn loskopen komen zijn weldaden van vergeving van de zonden en het eeuwige leven mee, HC v/a 1. Hij heeft toch geen twee soorten bloed of twee verschillende soorten offeranden gebracht?
Ter vergelijking een simpel voorbeeld. Als je een auto koopt betaal je ('offer je') een som geld. Daar krijg je de auto en het rijgenot voor. Hetzelfde geld maakt je eigenaar van de kar en doet je delen in het functionele plezier, onder andere mobiele vrijheid. Het een is niet los (verkrijgbaar) van het ander[4].
De Schrift laat ook nog op een andere manier die verbinding zien. Die wordt gegeven met het begrip erfgenaam. Door Christus' bloed verwerven wij het kindschap van God, Galaten 4:5. Heb. 9:16v. Tegelijk, als wij dan erfgenamen zijn delen we in Christus' heerlijkheid, Rom. 8:17. Alweer, het bloed dat ons loskoopt en ons als 'persoon' tot kind-erfgenaam maakt, doet ons delen in erfenis van Christus.
Waarom wil Burger deze twee zaken wel uit elkaar halen? Is het niet omdat hij het nodig heeft in 'zijn theologie van de toewijding' waarmee vermeden kan worden om te spreken van een God die een bloedoffer eist?
Maar wat ons betreft dus, niets losmaken tussen Christus' persoon en zijn weldaden, ze zijn gekoppeld in het ene offerbloed van onze Heiland zoals de Schrift laat zien.
Argument 3
Een derde punt is dat de verbinding tussen een offer en het plaatsvervangend dragen van straf niet direct gelegd wordt in de Bijbel. Er zijn wel teksten die daar aanleiding toe geven (Jes. 53; Rom. 3,25-26). De Bijbel zegt ook heel helder dat Jezus onze straf gedragen heeft (Jes. 53,5); dat hij voor ons een vloek geworden is (Gal. 3,13). Maar de verbinding leggen tussen een ‘offer’ en het ‘dragen van straf’ is iets wat de lezer, de theoloog doet. Er is alle reden om dat te doen, maar er is meer te zeggen over het offer, en de Bijbel zegt er ook meer over.
De grote vraag is natuurlijk: Wat doet die theoloog/die gelovige dan verkeerd als hij zich beroept op die Schriftplaatsen? Daar kun je je toch niet van afmaken zoals dr. Burger doet met frasen als 'verbinding niet direct gelegd' en 'er is wel aanleiding toe'? De Schrift legt hier immers dat verband? Dan kan de gelovige (theoloog) dit toch alleen maar constateren en beamen?
'Er is alle reden om dat te doen', zegt Burger wél. We zouden zeggen: doe dat dan ook. Beter: erken dat de Schrift dit koppelt. Is het in dit kader ook eigenlijk niet een vlucht als dr. Burger zegt 'dat er meer te zeggen is over het offer'? In dít kader is dat o.i. geen adequaat spreken, hoe waar het op zichzelf ook is. Als Burger iets fundamenteels van het evangelie (en onze belijdenis) ontkent, zal hij zich, zeker als dogmaticus verplicht moeten voelen met grondige bewijzen te komen.
Argument 4
Waarom benadruk ik dit? Omdat ik wil dat we echt de Bijbel lezen en niet omdat we vanuit de traditie al denken te weten wat er staat, voorbij gaan aan wat er echt staat. Als het spreken van de Bijbel rijker is dan wij denken, laten we daar dan toch naar luisteren!
Waarom dit in zou gaan tegen de vele teksten die Bolt noemt, snap ik niet. Natuurlijk zijn wij gekocht met Jezus bloed en is Jezus gestorven als een verzoening van onze zonden. Lees mijn artikel.
Hartelijk mee eens, de Bijbel is rijker dan wij denken en laten we er toch vooral gehoorzaam naar luisteren. Maar Burgers wat verwijtende opmerking verwondert ons op onze beurt. Want terwijl hij steeds stelt dat iets niet (zó) in de Bijbel staat, doen wij ons best om met veel tekstmateriaal het tegendeel aan te tonen. Dit artikel is nu inmiddels het vierde waarin we vanuit de Schrift proberen aan te tonen dat zijn stelling(en) niet houdbaar zijn.
Argument 5
En natuurlijk moeten we meer doen dan goed de Bijbel lezen en woorden onderscheiden. Lees de inleiding (p. 12-15): je kunt niet blijven staan bij het onderscheiden van taalvelden. Al die taalvelden samen zeggen iets over de betekenis van Jezus’ dood. En die taalvelden worden gecombineerd in het Bijbelse spreken, ze hebben elkaar nodig. Artikel 21 uit de NGB laat dat op een prachtige manier zien.
Inderdaad, art. 21! Dat hebben we de vorige keer geciteerd:
Wij geloven dat Jezus Christus een eeuwig Hogepriester is naar de orde van Melchisedek, wat God met een eed heeft bevestigd. Hij heeft Zichzelf in onze plaats voor zijn Vader gesteld, om door volkomen voldoening diens toorn te stillen. Daartoe heeft Hij Zichzelf aan het kruis geofferd en zijn kostbaar bloed vergoten, om ons te reinigen van onze zonden, zoals de profeten hadden voorzegd. NGB art. 21, eerste gedeelte.
En daarbij hebben we het tekstmateriaal opgesomd dat de belijdenis geeft: Ps. 110:4,Hebr. 7:15-17; Rom. 4:25; Rom. 5:8; Rom. 8:32; Gal. 3:13; Kol. 2:14; Hebr. 2:9,17; 9:11-15; Hand. 2:32; Fil. 2:8; 1Tim. 1:15; Hebr. 9:22; 1Ptr.1:18,19; 1Joh. 1:7; Open. 7:14; Luc. 24:25-27; Rom. 3:21; 1Kor. 15:3.
Maar wat is daar nu Burgers antwoord op? We hebben lang naar de zinnen van argument 5 gekeken. We vinden het knap om zo ingewikkeld te reageren op een simpele vraag als: stemt u geheel in met art. 21 NGB? En zo ja, moeten we dan ook niet met elkaar constateren dat die 'gedachtegang' wel in het Nieuwe Testament voorkomt?
Nog één punt in dit commentaar.
In onze kerken worden weer landelijke CNT-lezingen gehouden. Dr. H.R. van de Kamp geeft deze dit jaar en wel over het boek Hebreeën! Daar horen we heel enthousiaste geluiden over. Op een van bijeenkomsten stelde iemand schriftelijk en letterlijk deze vraag:
Gereformeerden leren dat Christus een offer heeft gebracht om daarmee plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling voor onze schuld; zo geeft Hij de genoegdoening die God eist en verwerft Hij ons heil (o.a. NGB art. 21,22).
Is deze leer wel in het Nieuwe Testament m.n. in de Hebreeënbrief te vinden? Zo ja, waar?[5]
Het antwoord van dr. Van de Kamp was volmondig en onvoorwaardelijk ja! Die leer kan gevonden worden in de boeken Romeinen, Efeze en Hebreeën zei hij en gaf daar een aantal tekstverwijzigingen voor.
Maar uit de bovenstaande argumentatie van dr. Burger begrijpen we dat zijn antwoord nee blijft.
3. De kern van de zonde is geen moreel probleem, maar ligt in onze relatie met God.
Onder invloed van de Verlichting zijn wij gaan denken dat zonde primair een probleem is van de ethiek. Zomaar wordt dan de tweede tafel van de wet leidend om te begrijpen wat zonde is; en dingen als vloeken, niet naar de kerk gaan. Maar als je echt wilt begrijpen wat zonde is, zul je toch moeten beginnen bij het eerste gebod: geen andere goden. Daar zit de kern van wat zonde is. Wie zonder God leeft, heeft maar niet een moreel probleem, die leeft zonder de levensbron, ver van God en zijn heerlijkheid (Rom. 3,23). We zijn in de macht van de zonde geraakt (Joh. 8,34) en moeten daaruit vrijgekocht worden. Dat probleem is veel groter dan een moreel probleem. Ons hart is een bron van kwaad geworden, leren we van Jezus. Het kwaad is niet buiten ons, het zit ons in het bloed, juist omdat onze relatie met God verbroken is. De enige oplossing om ons hiervan te verlossen, is radicaal: de doodstraf voor de zondaar en de opstanding van de gerechtvaardigde nieuwe mens: niet alleen dat Christus voor ons sterft, maar ook dat wij met Christus sterven en opstaan.
Er zijn veel mooie dingen die dr. Burger hier zegt. Er is een directe relatie tussen los van God en losheid van zeden, om zo te zeggen. En omgekeerd. En ons kwaad zit bodemloos diep. Alleen door met Christus te sterven en op te staan is er nieuw leven.
Maar de vraag naar het belangrijkste gebod is al eens aan de Here Jezus gesteld en kreeg een duidelijk antwoord, Mat.22:34, Mar.12:28. Wíj zouden misschien geneigd zijn om het eerste en grote gebod 'de Here liefhebben' als het allerbelangrijke te zien maar Hij leert ons dat het tweede gebod 'de naaste liefhebben' daaraan gelijk is. Zo spreekt Christus er zélf over. Het door Burger gemaakte onderscheid 'vind je dus zo niet in de Schrift terug'. Overigens hebben vloeken en kerkverzuim te maken met de geboden van de eerste tafel van de wet.
4. Het offer van Jezus is zijn levenslange toewijding aan God
Waar het mij om gaat, is om in termen van het taalveld van de offers in de tempel hetzelfde te zeggen als wat ook in termen van gehoorzaamheid gezegd kan worden: het offer van Jezus is zijn actieve en passieve gehoorzaamheid: zijn actieve gehoorzaamheid in heel zijn leven aan als Gods geboden, en zijn gehoorzaamheid in zijn lijden. Die volkomen toewijding, dat is dat Jezus zijn missie volbrengt en door zijn toegewijde leven en dood ons mensen te maken die aan God gewijd zijn (p. 59). Zo doet Jezus wat in de boekrollen geschreven is, en voert Hij Gods wil helemaal uit – oftewel, Hij vervult de Schrift door zijn missie volledig uit te voeren. Wat was zijn missie? Het hart van mensen zoeken en dat veranderen, een missie die voortkomt uit liefde voor mensen (p. 62). Wat is daarvoor nodig? Kijk op diezelfde pagina 62: dat Jezus zich een maakt met ons onheilige leven om ons daarvan te bevrijden, om ons gebrek aan toewijding mee te nemen in zijn dood, om onze onheiligheid weg te nemen, onze doodstraf te dragen. Zijn dood is de vernietiging van onze zonde en onze dood. Tegenover onze onheiligheid plaatst hij zijn volledige toewijding en heiligheid, de volledige toewijding waarmee hij zijn missie volbracht. En elders: Jezus ondergaat de veroordeling van de zonde en draagt de schuld ervan (p. 59). Want natuurlijk, God straft het kwade en ruimt de misdadigers op (p. 64). Maar wel zo, dat Hij in zijn Zoon mensen door de doodstraf heen trekt naar eeuwig leven. En zo, dat ons leven een aan God toegewijd leven kan worden, evenzeer een offer aan God.
Ook hier kunnen we instemmen met veel van wat Burger zegt. Toch lijkt hij vast te houden aan zijn ingenomen positie: Christus' offer is zijn toewijding. Maar wij blijven ons uitgangspunt nemen in Heb. 10:9,10 waar Christus zegt:
"Zie hier ben Ik om uw wil te doen. Hij heft het eerste op [OT offers, djb], om het tweede te laten gelden. Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus."
Hier staat toch letterlijk dat het Christus' wil was ons te heiligen door het offer van zijn lichaam, niet door 'toewijding'? Natuurlijk was die toewijding er, volkomen en volmaakt. Maar die toewijding an sich is toch niet de verzoening van onze zonden en herstel van de relatie met God? Christus als de Tweede Adam moest veel meer doen: zijn bloed storten, de dood sterven, de vloek ondergaan, en in totale gehoorzaamheid het heil verwerven voor ons ongehoorzame mensen. Daarbij behoort het heil van het nieuwe leven door de Geest in een nieuwe gehoorzaamheid.
Het is zo mooi wat in Ps. 40:9 staat: Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God. Zo te leven was geen offer maar Jezus' vreugde. Niets in Christus was er dat Hem van de gehoorzaamheid aan zijn Vaders wil doen afbracht. Maar zijn lijden met als dieptepunt zijn bloedende lichaam aan het kruis dát was zijn offer, door God gewild.
Waarom toch wil dr. Burger toch blijven bij zijn stelling? Kan hij zich niet meer losmaken van de offerkritiek waarbij wél volkomen toewijding goed is te 'verkopen' maar een God die het bloed van zijn kind vraagt als genoegdoening voor het kwaad en de schuld van mensen als vreemd zelfs afstotend wordt ervaren, hoe begrijpelijk ook?
5. Was het offer van Jezus nodig?
Nee en ja.
Nee: onze zonde is niet nodig. We maken God toch niet tot auteur van de zonde?
En wat al helemaal niet nodig is, is de manier waarop God erop reageert. God zou groot gelijk hebben gehad, als hij na het gouden kalf met Mozes alleen verder gegaan was om opnieuw te beginnen. Jezus zou groot gelijk hebben gehad als hij zijn volksgenoten spuugzat geweest was en elders met een groepje leerlingen opnieuw was begonnen. Niemand kon van Jezus eisen dat hij zou bidden ‘Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen’.
Het bijzondere is dat God zo níet heeft gereageerd. Niet voor niets staat er in Jesaja 53: ‘Wie gelooft wat wij gehoord hebben?’ Hoe God op mensen reageert is wonderlijk, verbazingwekkend, liefdevol. Voor we dingen gaan zeggen over ‘Jezus moest sterven om de Schrift te vervullen’, moeten we eerst andere dingen zeggen: wat noodzakelijk is, is dat onze wereld in de soep loopt. Zo, met deze in zonde gevallen mensen, kan het niks worden. Dat God met Adam, Abraham, Israël, bij Mozes, na Saul met David, na de ballingschap, bij Jezus, steeds weer verder gaat, is volstrekt niet noodzakelijk. Het is alleen dankzij een God die veel meer doet dan we van hem kunnen vragen en verwachten. Een ongekende wonderlijk liefdevolle God.
Ja: als je de Bijbel met de kennis van Christus leest, zie je inderdaad: God had een wonderlijk plan. God koos deze wonderlijke weg: steeds weer keert Hij het kwaad van mensen ten goede. God geeft zijn Zoon niet zomaar. In het verworpen worden, in het uit de weg ruimen van die lastige Jezus, in het oneerlijke proces, in de onterechte veroordeling, in de kruisiging door heidenen, daarin geeft God zijn Zoon en daarin geeft de Zoon zichzelf. Deze weg is de door God gekozen manier om te doen wat Hij (verbazingwekkend genoeg kennelijk) wil: zijn schepping en de mensheid niet opgeven, eerlijk en rechtvaardig zijn, trouw zijn aan de slachtoffers van onrecht, het kwade straffen, misdadigers opruimen (de oude mens sterft), vrede en recht brengen, zonder dat er een lege aarde overblijft (p. 64). Zo is er verzoening van zonde, zo komen hemel en aarde weer bij elkaar, zo kan God trouw zijn aan zichzelf, zijn liefde en zijn gerechtigheid. Maar dat mag je pas zeggen, wanneer je gezien hebt hoe God reageert op mensen die hem het bloed onder de nagels vandaan halen. Want pas dan kun je echt zeggen: zo wordt God geëerd – onze prachtige, machtige God.
Wij moeten, zegt Burger, nog niet over Christus' verzoening praten voordat we hebben ontdekt hoe God in de geschiedenis met de mensheid is omgegaan. Het kruis verschijnt pas aan de horizon nadat God al anticiperend op de zonde van de mensen steeds weer er voor bleek te kiezen om met hen verder te gaan. Nog korter, wij mensen moeten eerst daadwerkelijk zondigen (de wereld in de soep laten lopen) voordat er sprake kan zijn voor verlossing.
Dat lijkt logisch. En toch missen we hier een spreken over verbond en verkiezing. Want hoezeer de Here ook betrokken is op de gang van de mensen in de historie en daarop 'reageert', tegelijk weten we dat Hij zijn raad van eeuwigheid volvoert. De mensen-dingen 'overkomen' Hem niet. En Hij anticipeert ook niet op vooruitziene gevolgen van zijn verlossingsplan, zoals Burger stelt in zijn boek, p63. Hoe moeilijk de dingen ook voor het menselijke denken zijn te rijmen, wij houden vast aan hetgeen we leren uit Ef.1:4-12. En uit het gebed na de vrijlating van Petrus en Johannes, Hand.4:27,28:
"Want, in waarheid, tegen Uw heilig Kind Jezus, Die U gezalfd hebt, zijn Herodes en Pontius Pilatus samen met de heidenen en de volken van Israël bijeengekomen, om alles te doen wat Uw hand en Uw raadbesluit van te voren bepaald had dat er gebeuren zou."
En het mooie is ook dat onmiddellijk hierna in dit gebed de Here gevraagd werd om actief te handelen in de grote bedreigingen voor de jonge kerk. In het christelijke geloof gaat dat samen. We begrijpen het niet en geloven het toch. En het vormt een bron voor lofprijzing en verheerlijking van Gods Naam!
6. Weten we nu hoe het offer werkt?
Nee, volgens mij niet. We zijn het helemaal eens dat er door Jezus' offer en bloed verzoening is: Christus heeft door zijn offer en bloedstorting aan het kruis onze zonden verzoend en zó ons van Gods toorn over onze zonden verlost. Maar dan blijft het toch nog een geheim?
We willen hier graag ja en amen opzeggen. Maar waarom doet Burger dan tegelijk zo 'moeilijk' door te ontkennen dat 'Jezus een offer brengt door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze schuld en daarmee de geëiste genoegdoening aan God geeft en ons heil verwerft' in het Nieuwe Testament wordt geleerd? Dat blijft toch vreemd. Het kan o.i. alleen maar verklaard worden doordat dr. Burger de begrippen rond de verzoening door voldoening een andere inhoud geeft. Bijvoorbeeld Christus' offer dat 'strikt genomen' geen offer is. In elk geval niet het bloedige offer aan het kruis maar volkomen toewijding, uitvoering van een missie.
Conclusie
Helaas moeten we constateren dat we niet nader tot elkaar zijn gekomen, hoe graag we dat ook hadden gewild. De toelichting die dr. Burger geeft maakt zijn standpunten helderder maar niet anders. Eerder lijken we er meer vragen door te krijgen. Het zou goed zijn als de kerken deze nieuwe dogmaticus eens grondig aan de tand voelen, meer dan waartoe wij in staat zijn. Want het gaat om de kern van het evangelie en daar kan het ook dogmatisch niet veel lijden! In de recente kerkhistorie zijn er grote ongelukken gebeurd op dit punt.
Het boek van dr. Burger vindt ondertussen wel zijn weg in de vrijgemaakte kerken. In de gereformeerde kerkbode van midden-Nederland wordt het zonder een enkel woord van kritiek of bedenking hartelijk aanbevolen als 'een diepzinnig en prettig leesbaar boek dat de lezer onder de indruk brengt van de rijkdom van de kruisiging van Christus'. En, 'Burger gaat uitgebreid in op de 'offerkritiek' en laat prachtig zien hoe het offer van Jezus niet een 'slachtoffer' was, maar een gezamenlijke actie van Vader, Zoon en Geest. Dan blijft nog de vraag hoe de kruisiging nodig was als verzoening'. Aanbevolen dus: 'In Cruciaal heb ik heel wat antwoorden gevonden. Ik wens dit boek veel lezers toe'….[6]
Burgers onderwijs werkt!
Tenslotte, de synode van Ede voerde het nieuwe Liedboek met zijn 1016 liederen in, vrijgegeven voor de gemeenten. Maar het is ons opgevallen hoeveel liederen[7] waarin gezongen wordt over kruis, bloed, lam, zonde en schuld niet uit het oude Liedboek zijn overgenomen. Alleen nog wat 'klassiekers' hebben deze kaalslag overleefd. Zou dit ook niet te maken hebben met die offerkritiek?
[1] Het gaat ons daarbij beslist niet om de persoon van dr. Burger maar om de zaak. Wel is het met zijn door de synode te Ede doorgezette benoeming als docent Systematische Theologie aan de TUK terwijl deze kwestie bekend was, een zaak van het kerkverband als geheel geworden.
[2] We hebben geen bijbelgedeelte kunnen vinden die deze gedachtegang zo ondersteunt. Het dichtst komt hierbij Hebr. 9:14 waar staat: … hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levend God te dienen. Maar dit zegt meer over de goddelijke kracht waarin Christus zijn offer heeft gebracht en is o.i. geen vergeestelijking van het offer van Christus' lichaam.
[3] Vergelijk ook zondag 15 antwoord 37 “Christus heeft heel de tijd van zijn leven op aarde, maar vooral aan het einde daarvan, de toorn van God tegen de zonde van het hele menselijke geslacht aan lichaam en ziel gedragen. Hij deed dit om door zijn lijden, als het enige zoenoffer, ons lichaam en onze ziel van het eeuwige oordeel te verlossen en Gods genade, gerechtigheid en het eeuwige leven voor ons te verwerven”.
[4] In onze zondige mensenwereld kan het enkelzijdig wel losgekoppeld zijn. Een malafide autoverkoper kan je een vehikel verkopen waar je niet ver mee komt.
[5] De vraag werd gesteld zonder enige referentie aan het boek Cruciaal of zijn schrijvers.
[6] Joke de Leeuw, Gereformeerde Kerkbode van het Midden, 27/02/15.
[7] De volgende liederen in het oude Liedboek die allemaal iets zingen over genoemde elementen hebben we niet meer kunnen vinden in het nieuwe Liedboek: 26,109,110,158, 146,160,175,191,179,180,181,187,188,189,190. En er zullen er nog wel veel meer zijn want we hebben maar een heel beperkt onderzoekje gedaan. Verdere analyse zou goed zijn. Onder de geskipte liederen zijn ook geliefde klassiekers als Noem d'overtreding mij, die Gij begaan hebt (181), Daar gaat een lam en draagt de schuld (187), O Lam van God, onschuldig (188), Mijn Verlosser hangt aan 't kruis (189).