Ethiek

Ethiek

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Ophouden!

 

D.J. Bolt

20-05-23

 

Regelmatig wordt in NgK kringen met verachting gesproken over het vrijgemaakte kerkelijk verleden. De tijd toen in vrijgemaakte kerkgebouwen de vieze lucht van de 'alleen zaligmakende ware kerk van Nederland' zou hebben gehangen, zo kun je horen en lezen.

Een paar voorbeelden.

 

Voorbeeld 1 - Luchten

Het kerkgebouw van GKv Onnen (Groningen) gaat na 87 jaren dicht. Erg?

De vrijgemaakte, nu Nederlands gereformeerde ds. J. van der Wal verwacht 'dat het de dorpsbewoners niet veel uitmaakt, ook al is het het laatste kerkgebouw wat de deuren sluit hier'.

Maar hij zou toch wel graag zien dat er 'ooit een kerk voor christenen' in dit kerkgebouw een thuis vindt'. Maar 'dan moet wel eerst de GKV-geur het gebouw uit' en het gebouw 'een tijd gelucht' worden', zo vervuilt hij in de bron waaruit hij gedronken heeft[1].

 

Voorbeeld 2 – Ware kerk gedachte

Dominee W.L. de Graaff probeert te definiëren wat volgens hem 'echt gereformeerd' is.  Daarbij behoort nu ook de acceptatie van vrouw-in-ambt en homoseksuele relaties als vrucht van 'voortschrijdend inzicht in Bijbelteksten'. Vroeger was daar geen plaats voor want toen moesten we allemaal 'gelijk denken', volgens de dominee.

En onverhoeds bespringt hij in dit kader de lezer met zijn vermeend 'vrijgemaakte ware kerk' denken:

 

'Nu kennen de GKv in hun verleden wel een periode waarin die gelijkheid de norm leek te zijn. Het was ook de tijd waarin al dan niet expliciet de 'ware kerk'-gedachte werd uitgedragen. Terugkijkend was dat wel een uitzonderlijke periode.

Bij (gereformeerd) kerk zijn, hoort vrijheid van exegese. De vrijheid voor iedereen om de Bijbel te mogen lezen en toe te passen.' [2]

 

Voorbeeld 3 – Keurtroepen

Ter gelegenheid van het ontstaan van de NgK is een boek uitgegeven, getiteld Niet zonder elkaar. Daarin mogen toeschouwers en betrokkenen van allerlei kerkelijke komaf de nieuwe wereldkerk bejubelen.
Het koor wordt aangevoerd door dr. A. van Langevelde. De historicus geeft ook een uitgesproken visie op het vrijgemaakte kerkzijn-verleden. Citaat:

 

'Ten slotte werden de confessionele normen voor het kerk-zijn uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis radicaal geïnterpreteerd én kerkhistorisch concreet gemaakt. De GKv vormden in Nederland de ware kerk, met de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) als een goede tweede hoewel die hadden gefaald toen ze in 1892 zich niet wensten te verenigen met de dolerenden. Maar van meet af aan streefden de GKv na de vrijmaking naar kerkelijke eenheid met de CGK. De GKv zagen zichzelf als keurtroepen van Jezus Christus.'

 

Het sarcasme druipt er van af.

Even tussen haakjes, we hebben eerder een confrontatie met Van Langevelde gehad toen we zijn boek In het klimaat van het absolute bespraken[3] en tot de conclusie kwamen hoe eenzijdig hij de historie van de vrijgemaakt-gereformeerde kerken weergaf. En ook uiting gaven aan onze grote verbazing, ja ontsteltenis, dat juist hij, nog voor kort Tehuis-gemeentelid, de officiële opdracht kreeg om een biografie over prof. J. Kamphuis te schrijven. Hoe is het in de vrede mogelijk!

 

Het boek Niet zonder elkaar geeft wat ons betreft, voor nu maar even kort samengevat, hoe vrijgemaakten in de NgK hun gereformeerde afkomst hebben verloochend. We hopen dat in een andere verhaal nog breedvoerig en beargumenteerd te onderbouwen.

Vele schrijvers in dit boek wentelen zich in emotioneel zelfbeklag over het 'benauwde' vrijgemaakte ware-kerk verleden. In de eerste 50 pagina's gaat het al niet minder dan tien keer expliciet over de vroegere 'ware kerk'. En hoe afschuwelijk dat 'ware kerk denken' was met vooral die J. Kamphuis als radicale voorman ervan.

Maar laten we nu eens luisteren naar deze hoog te achten broeder en zijn collega prof. dr. C. Trimp waarvan we zoveel hebben geleerd.

 


 

Ware kerk – prof. J. Kamphuis (1921-2011)

 

We vonden een artikel van prof. J. Kamphuis in het Nederlands Dagblad van vrijdag 7 december 1984(!). Onder de titel Verzet tegen pluriformiteit zonder verabsolutering kerkelijk instituut licht de hoogleraar (Kerkgeschiedenis/Dogmatiek & Symboliek) in een interview het synodebesluit van Heemse toe m.b.t. afwijzing van de kerkleer van ds. J. Hoorn. We geven de tekst van het artikel in extenso weer.

(van onze redactie kerkelijk leven)

 

NIJKERK – „De vraag is dus niet: wil iemand wèl of niet vrijgemaakt worden, maar: wil iemand wèl of niet samen vergaderen. Of anders geformuleerd: wil iemand wel of niet waarachtige oecumene. Waar wij nee tegen zeggen, is tegen het berusten in de kerkelijke verdeeldheid vanuit een praktische of theoretische pluriformiteit, maar zonder dat we willen vervallen in de verabsolutering van een kerkelijk instituut."

 

Dit zegt de Kamper hoogleraar prof. J. Kamphuis deze week in het reformatorisch opinieblad Koers naar aanleiding van een aantal vragen die het blad hem voorlegde in verband met de uitspraak van de synode van Heemse inzake de opvattingen van ds. Joh. Hoorn.

Prof. Kamphuis zegt erg blij te zijn met deze uitspraak, om de zaak zelf, maar ook vanwege de beeldvorming naar buiten. Prof. Kamphuis:

 

„De moeilijkheid bij ds. Hoorn is hierin gelegen, dat hij zegt dat buiten de kerk geen gelovigen zijn. Nu heeft hij een heel eigen opvatting over 'kerk'. Bij hem betekent het de bijeenkomst, de samenkomst, zoals die vooral 's zondags plaatsvindt, zoals die vooral wordt 's zondags plaatsvindt. Dat wordt dan geconcretiseerd voor Nederland in de bijeenkomsten van in de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerken. De oproep van art. 28 van de NGB richt zich zijn aanziens alleen tot de gelovigen binnen deze kerk, omdat er buiten de kerkelijke bijeenkomst geen gelovigen kunnen zijn".

 

Dat is naar uw mening niet de intentie van art. 28?

 

"Nee, art. 28 wil dat niet zeggen. Art. 28 wil gelovigen buiten de kerk oproepen zich bij de kerk te voegen."

 

Welke kerk is dat?

 

"U dat mij vraagt, als vrijgemaakte, dan zeg ik: in Kampen is dat de Vrijmaakte Kerk. Daar wil de Here zijn kinderen hebben, het is het wettige kerkadres. Maar als u dat bijvoorbeeld aan een Christelijk Gereformeerd persoon vraagt, dan zal hij toch zeggen, dat het de Christelijke Gereformeerde Kerk is".

 

Zal iemand die Christelijk Gereformeerd is dat met dezelfde stelligheid zeggen als een Vrijgemaakte?

 

"Er is natuurlijk een verschil in optreden. Wij zeggen dat naar buiten toe misschien met meer stelligheid. Maar ik vind dat we eerlijk tegen elkaar moeten zeggen: 'ik vind jouw kerkelijke positie fout, dat veroorzaakt een smartelijke verdeeldheid, laten we samen de wil van de Here zoeken om te zien wat Hij ons in deze te zeggen heeft'. Zo zal een Christelijke Gereformeerde het ook tegen mij zeggen."

 

Er zijn dus gelovigen buiten Vrijgemaakte Kerk?

 

"Ik zou het nog veel breder willen zeggen en deze zaak willen brengen bij de barmhartigheid en soevereiniteit van God. Als de Here door zijn Woord en door het werk van de Heilige Geest iemand buiten een kerk tot bekering brengt, dan doet Hij dat soeverein, dan is daar al een begin van kerkvergadering. Zo iemand zal een tijd, als gelovige, zoekende zijn. Hij zal ook de stand van zaken op gaan nemen op het kerkelijk erf: maar dat kan jaren duren. Vroeger of later zal hij dan tot een kerkelijke positiekeuze komen. Maar laten we goed onthouden, dat het werk van de Here in het toevergaderende werk breder is dan wij denken."

 

Gehoorzaam

 

Wanneer Koers vervolgens het verschil tussen ds. Hoorn en de synode als volgt formuleert: 'Volgens ds. Hoorn zijn er geen gelovigen buiten de Vrijgemaakte Kerk en volgens de Vrijgemaakte synode zijn er wèl gelovigen buiten de Vrijgemaakte Kerk, maar zij dwalen zolang ze niet Vrijgemaakt zijn', reageert prof. Kamphuis:

 

"Namens de synode kan ik natuurlijk niet spreken. Maar ik zou willen zeggen: zo gesteld is het nog te eenzijdig gezegd. Het is de verantwoordelijkheid van de gelovigen, van de kinderen Gods, om gehoorzaam de weg te zoeken om samen de dood van de Here te kunnen verkondigen. Ter plaatse, waar je gesteld bent, moet je daarin je verantwoordelijkheid betrachten, tenzij je geen mogelijkheid overhoudt de kerkzaak aan orde te stellen.

Stel dat een Christelijke Gereformeerde die verantwoordelijkheid ziet. Dan roep ik hem niet op om Vrijgemaakt te worden. Nee, dan moet hij in zijn kerk en dáár zijn verantwoordelijkheid betrachten. En nogmaals die verantwoordelijkheid is: zullen we niet met allen die het waarachtig geloof belijden, de weg zoeken om de dood des Heren samen te gedenken. Mijn leermeester, prof. dr. Schilder zei altijd: het eerste kenmerk van de kerk is het 'oecumenisch willen'."

 

Dus als dat oecumenisch willen er bij gelovigen uit verschillende kerken is, dan zult hen niet oproepen om Vrijgemaakt te worden en dan erkent u hen als gelovigen?

 

"Inderdaad, want dan zijn er wegen om met elkaar te spreken en dan moet je zeker de kerkvraag niet als eerste stellen, of liever niet geïsoleerd. Die kerkvraag is wel wezenlijk maar hij is niet los te maken van het totale belijden van de kerk. Ik geef toe er binnen de Vrijgemaakte Kerk in het verleden wel eens onverstandige dingen gezegd zijn over de kerkvraag, waardoor er misschien naar buiten een verkeerd beeld van ons gevormd is."

 

Maar als er nu complete oecumenische windstilte is. Zegt u dan wèl dat gelovigen in andere kerken dwalen?

 

”Ja, dan wel. Want Christus wil, dat zijn kinderen samen vergaderd zijn."

 

Dus moeten de gelovigen tòch Vrijgemaakt worden?

 

"Gelovigen moeten zich daar laten vergaderen, waar Christus het vraagt. Er moet zoals ik al zei een oecumenisch willen zijn. Een willen om de weg te gaan, om tot een eenheid te komen."

 

En die eenheid vindt dan aan het einde van het proces gestalte in de Vrijgemaakte Kerk?

 

"Zo mag u dat niet formuleren. Die eenheid vindt plaats, daar waar gelovigen samen in  gehoorzaamheid aan Gods Woord vergaderen en de dood des Heren gedenken. De vraag is dus niet: wil iemand wèl of niet vrijgemaakt worden, maar: wil iemand wèl of niet samen vergaderen. Of anders geformuleerd: wil iemand wèl of niet waarachtige oecumene.
Waar wij nee tegen zeggen is tegen het berusten in de kerkelijke verdeeldheid vanuit een praktische of theoretische pluriformiteit, maar zonder dat we willen vervallen in de verabsolutering van een kerkelijk instituut."

 

 

Tot zover prof. Kamphuis.

Inderdaad!, zó hebben we het altijd geleerd én geloofd én er over gesproken! Daar is geen woord Frans bij. We kunnen dit nog steeds hartelijk belijden en op deze basis aan kerkelijke eenheid werken.

 


 

Ware kerk – prof. dr. C. Trimp (1926-2012)

 

In 1998 publiceerde de vrijgemaakte hoogleraar dr. C. Trimp (Ambtelijke vakken) het boek Kerk in aanbouw. Daarin confronteert hij de lezer ook uitgebreid met het gedachtengoed van zijn leermeester prof. dr. K. Schilder over de ware kerk. Laten we het een en ander horen uit de paragraaf De degeneratie van het kerkbesef, pag. 85 ev. Daarin vraagt zich af hoe het verwijt zich laat verklaren dat Schilder de gere­formeerde kerk als 'enig-ware kerk' zou hebben gepropageerd. 'Welk mis­verstand ligt aan zo'n verregaand verwijt ten grondslag?'

We citeren.

 

'Naar ons inzicht hebben wij hier te maken met een gebrek aan inzicht in Schilders duidelijke intentie. Wanneer in één plaats kinderen van God zich iedere zondag in allerlei richting 'ter kerke' begeven en elkanders wegen kruisen, dan is dat een gruwelijke zaak. Een zaak waarmee wij de Heilige Geest bedroe­ven, Gods eer tegen staan en Christus' gebod negeren. Het schandaal van deze situatie mogen wij niet afdekken met mooie woorden als 'pluriformiteit' of 'pluraliteit'. De kerk van Christus draagt de eenheid als eigenschap bij zich - dat is één van haar geheimen krachtens haar gemeenschap met Christus. Niets is meer vanzelfsprekend dan dat deze eenheid ook zichtbaar en institutair wordt gepresenteerd voor de ogen van God en de mensen.

Wanneer dan als conclusie uit deze gedachtegang de stelling te voorschijn komt 'in één plaats mag slechts één kerk (instituut) zijn', resp. 'mag slechts één ware kerk zijn' - dan is dat een uitspraak die diepe wortels heeft en zich slechts laat verstaan vanuit de kennis van Christus' wil en beleid.

Wie die uitspraak verwerpt, omdat zij zo verontrustend of rust-verstorend is, mag zichzelf wel eens ernstig beproeven terzake van het ge­halte van zijn geloof in de levende Christus, die één katholieke kerk vergadert en in stand houdt - naar luid van het begin van art. 27 NGB (vgl. Schilder, I, 57, 86).

 

'Er mag op één plaats slechts één kerk van Christus zijn'

  • het is een diep-gewortelde geloofsuitspraak. Trek haar los van haar wortel en je houdt iets als een verdorde brandnetel over.

Er mag op één plaats slechts één kerk van Christus zijn'

  • is dus tegelijk een uiterst kwetsbare uitspraak. Zij is blootgesteld aan allerlei misbruik - misbruik dóór ons en misbruik tégen ons.
  • Wie dit woord ombuigt in de richting van menselijke zelfverzekerd­heid, heeft de Heer van de kerk nooit gekend. Hij maakt die uit­spraak tot een woord van zelfroem. Op catechisatie heeft hij de do­minee horen zeggen, dat er slechts één ware kerk kan zijn en dat is nu net 'zijn' kerk - dus hij zit goed.
  • Wie dit woord zodanig manipuleert, dat 'zijn' kerk het alleen verto­ningsrecht op het dorp heeft, moet niet denken dat deze idee ook maar iets met de gereformeerde belijdenis te maken heeft. Voor hem heeft Schilder tevergeefs geschreven over de beweeglijke Geest en het in de crisis komen van eigen instituut.
  • Wie denkt dat het zeggen: 'één ware kerk op één plaats' hem het recht geeft om alle andere instituten die zich presenteren te negeren of als valse kerken te diskwalificeren, grossiert in rode kaarten. Deze triomfalist vreest God niet en verbeeldt zichzelf topambtenaar te zijn op het centraal bureau voor kerkelijke rijvaardigheidsbewij­zen.

Geen ogenblik mag uit het oog verloren worden dat "valse kerk" een ontzaglijk woord is, dat alleen gerechtvaardigd is, als er een oordeel des geloofs in vastgelegd wordt. Het woord worde niet afgeschaft, het worde ook niet gedevalueerd; als het vanwege het Woord Gods moet uitgesproken worden, dan alleen voor Zijn aangezicht. Anders neemt de vleselijke drift - zoals die in het historisch fenomeen van het anti-papisme is te zien - de plaats in van de heilige toorn. Maar al hebben de reformatoren in de aanvechting van de vleselijke drift hun nederlagen geboekt, zij waren, als zij over de valse kerk spraken, geen anti-papisten; zij hebben alleen naar het Woord Gods de eis van wederkeer gesteld. Méér was niet nodig, met minder kon het niet toe!', aldus J. Kamphuis (vgl. Verkenningen, deel I, Goes, z.j. [1964],37).

 

Anderzijds:

  • Wie geen enkele interesse heeft voor de bewering, dat er op één plaats slechts één kerk van Christus mag zijn, behoort zichzelf ern­stig af te vragen, of hij wel weet wat het woord 'kerk van Christus' betekent.
  • Wie nooit verontrust wordt door al die elkaar kruisende kerkpaden, omdat hij 'ieder het zijne' gunt, ook in de religiositeit, leeft dichter bij de sekte dan bij de kerk.

De belijdenis van de katholiciteit van de kerk behoort elke kerkganger ertoe te dringen zijn kerkgang als de (heilzame) kerkgang voor alle burgers te beschouwen.

Zo niet, dan is hij in principe een sektariër. Zo iemand is tevreden wanneer hij slechts zijn lievelingsdenkbeelden te horen krijgt in het taaltje dat hem lief en het zaaltje dat hem vertrouwd is.

 

Tegen al deze vormen van degeneratie van het kerkbesef heeft Schil­der geprotesteerd. Dat hem dat niet in dank werd afgenomen, bewijst temeer de noodzaak van zijn protest.

Schilder een 'kerkist'? Die idee wordt terstond belachelijk, wanneer men de moeite neemt een half uur Schilder te lezen in zijn kritiek (naar binnen en naar buiten) op alle kerkelijke zelfgenoegzaamheid, die men voor Christus' ogen zou durven demonstreren[4].'

 

 

Tot zover prof. Trimp.

Opnieuw: hebben we het altijd geleerd én geloofd én er zo over gesproken! Daar is niets mis mee. Integendeel, naar onze overtuiging gewoon Schriftuurlijk, gereformeerd!

 

Het eerste verhaal werd al 40 jaar geleden geschreven, het tweede stamt van vlak voor de millenniumwisseling. Iedereen kan dus (allang) weten hoe onze voorgangers werkelijk Schriftuurlijk genormeerd spraken over de 'ware kerk'. Daarom roepen we op te stoppen met het belasteren van ons kerkelijke vrijgemaakte verleden door allerlei eigen projecties in de gereformeerde schoenen van onze voorvaderen te schuiven.

 

Ophouden!

 

 

NOTEN

[1] Kerkbode van het Noorden, 08-01-22. 

[2] Kerkbode van het Noorden, 22-04-23. 

[3] Steile nekharen en kromme tenen 5, 6, 7, click hier, hier en hier

[4] Enige hulp bij de lectuur van Schilder. [alle cursief van djb]
Schilder schrijft over Gods werk buiten de gereformeerde kerken op meer dan één plaats (zie b.v. I, 406; III, 76). In het art. 'Er zijn daar nog gelovi­gen ... ' (1 maart 1940, zie III, 73vv.) spreekt hij over gereformeerde belijdenisgeschriften, die de genade van God, die ook buiten het eigen instituut verkiest en zaligt, prijzen.


In 1935 schreef Schilder over de roomse kerk, dat aldaar een ontelbare schare van kinderen van God is. 'Wie een kind Gods is in de Roomse kerk, die is kind Gods ondanks zijn ongehoorzaamheid aan God inzake het rech­te institueren der kerk. Gelijk wij zelf kinderen Gods zijn ondanks vele zonden op dit of een ander gebied' (1,406).


In de Persschouw van 24 september 1934 schreef Schilder, dat zowel het absolutisme als het relativisme ten aanzien van het kerkelijk instituut 'bei­de even ongelukkig' zijn. Daarna schrijft hij: 'Ik weet in Nederland geen enkele kerk, buiten de Gereformeerde, die Gods Woord zuiver predikt, de sacramenten rein bedient, de tucht handhaaft. Ik erken, dat de Gerefor­meerde Kerk het ook niet doet, gelijk het behoort. Maar zij wordt er niet in verhinderd' (I, 373v.). 


In 1935 schreef Schilder aan het adres van de confessionelen in de Ned. Herv. Kerk, dat het voor de kerkelijk-gereformeerden daad van gehoorzaamheid is: 'het open staan, elken dag, voor iedere op goeden grondslag ondernomen poging tot hereniging met de zich tot de gehoorzaamheid in het institueren bekerende gelovigen uit andere kerkformaties en het onge­broken corrigeren van eigen kerkelijk leven' (II, 208, vgl. ook p.206).


Men kan ook lezen over de beweeglijkheid van de Geest (II, 415) en de be­weeglijkheid van het instituut II, 434). Dat de gereformeerde kerken niet alleen-zaligmakend zijn wordt door Schilder reeds in 1932 duidelijk ge­steld (I, 208) en in 1948 herhaalt hij zijn zeggen, dat de grenzen van de kerk geen ogenblik vastliggen (III, 238).
Zie verder in dit boek hfdst. 5, 1-5.