Ethiek

In de pers

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Signalen 151

 

R. Sollie-Sleijster

27-05-23

 

Nogmaals: kinderen aan het avondmaal?

Nader Bekeken – april 2023

 

Ds. Jan Wesseling schreef in december 2021 zijn eerste artikel over dit onderwerp in Nader Bekeken: Goed onderscheiden rond ‘kinderen aan het Avondmaal’. Dit keer bespreekt de predikant de pas uitgekomen brochure Samen aan tafel? – Kind, jongere en avondmaal, geschreven door Jasper Bosman, Almatine Leene, Ingrid Plantinga, Robert Roth en Peter Sinia, uitg. Kerkpunt.

 

De bedoeling van de brochure is om het denken en spreken over kinderen aan het avondmaal te stimuleren. De schrijvers zijn uitgesproken voorstanders. Alleen ds. K. de Groot (NGK) krijgt beperkte ruimte om aan te geven waarom het niet bijbels is om kinderen en jongeren aan het avondmaal te laten deelnemen.

 

De argumenten die pleiten voor toelating zijn allemaal oud en bekend:

  • Er is een directe lijn tussen Pascha en avondmaal.
  • Jezus zei: Laat de kinderen tot mij komen.
  • De viering is een zaak van de hele gemeente.
  • Een kind kan zonder (dogmatische) kennis geloven als een kind.
  • De zelfbeproeving uit 1 Kor. 11 wordt veel te zwaar aangezet.

Maar de gereformeerde kerken hebben desondanks toch gekozen om kinderen niet toe te laten tot het avondmaal. Waarom?

Deze kwestie bestrijkt een breed terrein. Het betreft de visie op de sacramenten, maar ook die op de verhouding tussen doop en avondmaal. En de catechismus vraagt: ‘ voor wie is het avondmaal van de Here ingesteld? Het gaat dus ook over de samenhang tussen avondmaal en geloof. En het gaat om het wezen en de structuur van de gemeente.

 

De brochure framed de huidige praktijk negatief. De werkelijke achtergronden en beweegredenen ervan komen niet in beeld. Ook leest Wesseling vrijwel niets over wat de gereformeerde kerken bracht tot hun zienswijze. Het huidige kerkelijke beleid wordt vooral met behulp van stevige negatieve karikaturen in beeld gebracht. Hij loopt een paar argumenten van de brochure na.

 

Van Pascha naar avondmaal?

 

Dit klinkt plausibel, maar het Pascha gaat niet naadloos over in het avondmaal. Er is wel degelijk onderscheid. Er lag geruime tijd tussen het breken van het brood en het geven van de beker. Nog belangrijker is dat Jezus zich beslist niet aansloot bij alle elementen van de paasmaaltijd. Zo sloot hij zich niet aan bij het eten van het Paaslam. Het avondmaal is geen christelijke vorm van de paasmaaltijd. Het is een teken van een ander, een nieuw verbond. Het nieuwe heeft betrekking op een wat andere aard van het heil. Het vindt zijn kern in het werk van de Geest, dat persoonlijk is en niet op dezelfde manier als in het oude verbond gestoeld is op de band van het bloed. En Jezus stelde het avondmaal in zonder kinderen erbij.

 

Een maaltijd met kinderen?

 

Wat zou het betekenen als het avondmaal weer een maaltijd wordt?, zo wordt in de brochure gevraagd. Hier worden dingen ongenuanceerd in elkaar geschoven. De verwijzing naar de liefdemaaltijden is niet erg zinvol, tenzij men aan elke willekeurige gemeentelijke en gezamenlijke eetpartij een sacraal karakter zou willen verlenen.

Er is bezinning nodig op het karakter van het avondmaal als sacrament en op het karakter van sacramenten als zodanig.

 

Laat de kinderen komen?

 

Jezus woorden ‘Laat de kinderen tot Mij komen’ is een veelgehoord argument. Dit klinkt plausibel, maar heeft er wel toe geleid dat ook aan zuigelingen avondmaalswijn werd gegeven. Dat ging gepaard met de gedachte dat het sacrament een krachtdadige werking heeft, onafhankelijk van de vroomheid van degene die het sacrament bedient of ontvangt. Daarmee wordt totaal voorbijgegaan aan de aansporing om in ons geloof en leven met God geen kinderen te blijven (1 Kor. 31:4; 14:20 en Hebr. 5:12-6:2).

 

Gebrek aan nuance

 

De opstellers vinden bezinning op de vraag of kinderen aan het avondmaal mogen wenselijk, omdat de tijd er rijp voor is. De geest van onze tijd en cultuur vraagt aandacht voor mensen die voorheen buiten de boot vielen. Dus als je kinderen niet toelaat, vallen zij buiten de boot… Ja, dat wil natuurlijk niemand.

 

Maar kijk je wel door de goede bril? De geest van deze tijd is toch geen maatstaf? Hier blijkt een gebrek aan nuance, wat door heel de brochure opvalt. Zo ontbreekt bijvoorbeeld het onderscheid tussen de eigen plek van de gelovige en van het kind binnen het verbond en de orde van het heil. Ook het verschil tussen de symboliek van doop en avondmaal wordt niet opgemerkt. Het onderscheid tussen Gods belofte en de vervulling ervan door middel van geloof functioneert niet.  Evenmin wordt er voldoende genuanceerd tussen een volwassen gelovige en een kind in de groei. Dat er sprake is van fasering, onderscheid en diversiteit krijgt geen aandacht.

 

Kinderen behoren evengoed als de volwassenen tot Gods verbond en zijn gemeente. Niet omdat het geloof van de ouders (en de gemeente) hen draagt bij de doop (en volgens de opstellers dus ook bij het avondmaal), maar omdat hun inlijving gedragen wordt door Gods royale belofte, die de gelovige ouders genadig met hun hele huishouden omvat. Het verbond is eenzijdig in zijn ontstaan, maar tweezijdig in zijn voortbestaan. De belofte doet altijd weer in Woord en sacrament een dringend appel op persoonlijk geloof!

 

Goed onderscheiden

 

Onderscheiden betekent Jezus Christus gedenken en geloven dat Hij een volkomen verzoening is voor al onze zonden. Op dat punt is zelfonderzoek onmisbaar. De symboliek van het avondmaal toont de geloofsactiviteit die gewekt wordt door de Geest. Je komt naar voren en neemt brood en wijn aan. In de symboliek van de doop is meer de passiviteit zichtbaar; je wordt ondergedompeld en gedoopt. Onjuist is het de zelfbeproeving ‘huiver-wekkend’ te noemen, zoals de brochure doet. Gelovige zelfreflectie heeft niets te maken met ‘ huiver’ en ‘angst’. Het heeft wel alles te maken met de hoge ernst en onpeilbare diepte van de liefde van God in Jezus Christus. Oprechte zelfreflectie wil ons beschermen tegen vanzelfsprekendheid en verbondsautomatisme, waarbij de persoonlijke toe-eigening van het heil uit beeld verdwijnt. Aan dat verbondsautomatisme is deze brochure niet ontkomen, zo constateert Wesseling.

 

Persoonlijk geloof

 

De brochure stelt dat het geestelijk voedsel door onze zintuigen ons hart binnen komt. Maar hier wordt voorbijgegaan aan wat we belijden. Het heil komt niet allereerst via onze zintuigen het hart binnen, maar het geloof is de hand en de mond van onze ziel (art. 35 NGB). Het avondmaal doet een dringend appel om de belofte daadwerkelijk te geloven en door het geloof Jezus Christus liefdevol te omhelzen. Zo eten en drinken is waardig vieren.

 

Wat is geloof?

 

Volgens de opstellers kun je naar geloofsontwikkeling kijken als een soort groeicurve. Dan is avondmaal vieren een voorrecht dat je krijgt als je publiek hebt uitgesproken dat je geloof volwassen en af is.  Maar beter vinden ze het om geloofsontwikkeling te zien als een dynamische golfbeweging met hoogte- en dieptepunten. Dan is een geloofsbelijdenis een markeringspunt, waarbij je je voornemen uitspreekt om aan Gods hand door het leven te gaan. Geen beginpunt, ook geen eindpunt, ook geen examen, maar een mijlpaal.

 

Je geloof volwassen en af? We zeggen toch juist bij elke viering dat we geen volkomen geloof hebben en dat wij God niet dienen met zo veel toewijding als zou moeten? Van geloven kun je geen curve maken of een statistiek. Geloven is je toevertrouwen aan Gods genadig en liefdevol beloven en Jezus Christus met al zijn verdiensten omhelzen. Het is inhoudelijk en relationeel bepaald.

 

Op welke leeftijd?

 

Op welke leeftijd kunnen jongeren deelnemen? Was Calvijn geen voorstander van deelname vanaf het begin van de tienerjaren? Maar wanneer is een jongere in deze tijd in staat voldoende te reflecteren op zichzelf? Jongeren zijn in onze tijd lichamelijk wel vroeger rijp dan in de tijd van Calvijn, maar de psychische volwassenheid begint veel later.

 

Is het werkelijk zo dat kinderen het voedsel onthouden wordt? Wij geloven dat het avondmaal symboliseert en versterkt wat de Geest allereerst door het Woord als voedingsmiddel van Gods genade werkt. Vandaar dat altijd veel energie in onderwijs is gestoken door gereformeerden. Ouders, kerk en school sloegen de handen ineen om de kinderen van Gods verbond te onderwijzen en te leren hun doop te verstaan. Kinderen werden niet op rantsoen gezet en bij Christus weggehouden, maar door dat onderwijs juist gevoed. Kinderen horen erbij, maar op hun eigen plek als kind, nog in de groei. 

 

Structuur

 

Kan een kind het lichaam van Christus onderscheiden? Toen gereformeerden de openbare geloofsbelijdenis invoerden was dat niet eens de belangrijkste en doorslaggevende vraag. Er lagen andere motieven aan ten grondslag. Het ging om de structuur van de gemeente.

Tegenover de kerk van Rome met haar magische sacramentsopvatting werd gekozen voor de kerk van het Woord. Maar tegenover het doperse ideaal van een heilige gemeente werd vastgehouden aan de breedte van het verbond: ook de kinderen hoorden erbij, zij het niet op dezelfde manier als de volwassenen. Gekozen werd voor een belijdende kerk vanwege de heiligheid van de gemeente. Zo ontstond het ambt van ouderling: hij staat met zijn zorg voor de zielen en zijn ‘ toezien en tucht’ vlakbij de avondmaalstafel. Genade is immers niet goedkoop en allerminst vanzelfsprekend. Elke vorm van vrijblijvendheid is contrabande.

 

Wie deze basisprincipes vergeet, raakt de kerkelijke structuur kwijt. Zo’n ontwikkeling tendeert richting een volkskerk.

 

Miskende roots

 

De predikant verbaast zich over het feit dat meerdere gereformeerde theologen, die aan deze brochure hebben meegewerkt, er niet in zijn geslaagd dit onderwerp in het bredere kader te plaatsen en daarbij het gereformeerde belijden tot klinken te brengen en dieper te doordenken. Het bevreemdt hem ook dat Kerkpunt, dat door de gereformeerde kerken wordt gefinancierd en toch bedoeld is om die goed toe te rusten, komt met een behoorlijk incompleet en tendentieus verhaal. Wat is er rond de Vrijmaking en in verband met de toe-eigening van het heil niet onnoemelijk veel nagedacht en geschreven over verbond, belofte en doop. Deze voorgeschiedenis en het diep-gereformeerde en eigene van deze ‘vrijgemaakte (en christelijke gereformeerde) roots’ worden totaal miskend.

 

Ds. Wesseling ervaart deze brochure daarom meer als een propagandapamflet dan als een evenwichtig gespreksdocument dat de meespelende factoren en argumenten goed in beeld brengt.

Hij waarschuwt: Wil het gesprek in de gemeente werkelijk open, evenwichtig en goed doordacht gevoerd kunnen worden, dan is een aanzienlijke aanvulling, verdieping en verbreding onmisbaar.