Ethiek

Liturgie en eredienst

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

'Zing een nieuw lied voor de HERE'

n.a.v. het nieuwe Liedboek voor de Kerken

 

H. Vreugdenhil-Busstra

14-12-13

 

Zondagmorgen, tegen tienen. Het kerkorgel laat een bekende psalmmelodie horen, op verschillende manieren omspeeld. Ook de piano staat klaar, met daaromheen een paar muziekstandaards en een drumstel. De pianist zoekt samen met de twee fluitisten nog iets op in de partituren; de meisjes controleren hun dwarsfluit.  Terwijl  langzaamaan de rijen volstromen – veel bekende gezichten, hier en daar ook een gast – kijken wij naar het 'psalmbord'. Inderdaad die bekende psalm, twee verzen. En een vanouds bekend gezang uit het Gereformeerd Kerkboek. Uit datzelfde kerkboek ook een kinderlied en (als slotzang) “Groot is uw trouw, o Heer”. Verder nog een gezang uit het Liedboek voor de Kerken en een nummer uit Opwekking – minstens één reden waarom we ook begeleid zullen worden door piano,  fluit en drum. Een opwekkingslied komt immers veel beter tot z'n recht met deze instrumenten dan met het 'statige' kerkorgel. We zoeken alvast het aangegeven bijbelgedeelte op, zien op het scherm het thema van de dienst en raden een beetje naar het verband tussen thema, tekst en liederen. Alleen Opwekking hebben we niet op papier. Maar strikt genomen heb je, om mee te kunnen doen, al dat papier niet nodig. Alles wordt immers gebeamerd! Steeds meer mensen laten de boeken dan ook maar thuis.

 

Waarom open ik nu met dit in veel vrijgemaakt-gereformeerde kerken gangbare plaatje, terwijl me gevraagd is iets te zeggen over het nieuwe Liedboek? Omdat het meteen al twee dingen duidelijk maakt:

  1. hoeveel er in onze kerken veranderd is in de liedkeus,
  2. hoe weinig het uitmaakt hoe je over een nieuw liedboek denkt: we zingen losse liederen, en niet meer uit boeken.

Wie een beoordeling van een nieuw liedboek verlangt, heeft dus wellicht ergens de boot gemist.

Dat ga ik hieronder eerst nog wat verder toelichten. Daarna vertel ik toch iets over de inhoud van het nieuwe Liedboek. Dat loopt dan uit op de vraag wat – in bredere zin – de functie van het lied in ons kerkelijk leven en geloofsleven is en kan zijn. Ik hoop het in een perspectief te zetten dat enerzijds heel bescheiden is maar anderzijds ook nieuwe inspiratie kan geven.

De situatie

De situatie is veranderd

We zingen zó vaak nieuwe liederen. Geen enkel probleem: je kunt met opgeheven hoofd een nieuw lied zingen, want meestal staat dat mét melodienotatie op scherm of muur. De organist, pianist of fluitist speelt het één of twee keer voor, soms is er ook een gemeentekoor dat een couplet voorzingt, en wij volgen wel. Waarvoor zou je nog liedboeken meenemen, of zelfs maar aanschaffen? Als de voorganger ze maar heeft (het liefst digitaal). Hij was het toch altijd al die de liederen selecteerde.

 

Wijzelf zijn veranderd en onze liederen met ons

Er is nog meer veranderd. Niet van de ene dag op de andere, maar zeker binnen een paar generaties. 

  1. In de jaren zeventig en tachtig werden we nog vrijmoedig opgeroepen om een proefbundel te  toetsen, niet alleen op zingbaarheid en bruikbaarheid, maar ook op Schriftuurlijkheid. We werden geacht dat te kunnen.
  2. In de jaren negentig, toen het 'oude' Liedboek voor de Kerken' in beeld kwam, zat er al verandering in de lucht: anders dan de synodes vonden de deputaten het genoeg als we liederen toetsten op bruikbaarheid in onze erediensten; de inhoud was immers al door deskundigen beproefd. Die gedachte vond steeds meer weerklank, misschien wel vanuit een ongemakkelijk besef van onkunde. Want:
    • wie van ons kon er nu (nog) poëzie analyseren?
    • wie had er (nog) genoeg parate bijbelkennis?
    • wie kon die twee (Bijbel en poëzie) nog logisch met elkaar in verband brengen?
  3. Tegenwoordig kijkt men je vreemd aan als je naar meer dan herkenbaarheid en aansprekendheid vraagt. 'We' hebben geleerd: poëzie staat tegenover rationele analyse; poëzie moet je ondergaan. Wat de dichter gedacht en gevoeld heeft, kun je toch nooit weten en het doet er ook niet toe. Het gaat er om wat het jou doet.

Ook dachten we vroeger dat we bijbelkennis moesten verwerven, om te weten wat Gods wil was voor je leven en de kerk, maar kennis is een zaak van het verstand, en raakt vaak niet je eigen beleving en gevoelens. Het werkt dus niet – in elk geval niet meer.

 

Velen zien dan ook met gêne terug op die vroegere jaren, toen er op veel plaatsen in het land toetsingscommissies ingesteld werden, die zich bezonnen op het bijbelse gehalte van liederen. Zoiets wordt nu dan ook niet meer van ons verwacht. Er is niet eens meer een 'kerkelijke weg' voor kritiek op inhoud of samenstelling van een nieuwe bundel.
Maar zit daar dan nog iemand op te wachten?

 

Grabbelton

Zodra het nieuwe Liedboek gepresenteerd werd, barstte het gesprek erover los. Ik ga dat niet allemaal weergeven. Er vallen wel een paar dingen op. Zoals de ijver waarmee men ons het onvermijdelijke van de ontwikkelingen voorhoudt. En een inhoudelijke discussie buiten de deur houdt. In de trant van: 'Inderdaad zou je vraagtekens kunnen zetten bij de samenstelling van de bundel of bij bepaalde liederen, maar dat hou je altijd. Het is een dikke bundel, en er zit voor alle richtingen en smaken in de kerken wel wat moois tussen. Het gaat er maar om dat voorgangers er op een verstandige manier uit selecteren.'

 

Er gaat dus veel afhangen van die voorgangers. Zij hebben de verantwoordelijkheid om goede liederen op te diepen uit die 'grabbelton' (zoals Roel Sikkema dit nieuwe Liedboek typeerde).

 

Een goede grabbelton bevat verrassingen. Maar het is geen schatkist: je verwacht er geen kostbare juwelen of waardevolle historische werken uit op te diepen. Nu zullen de samenstellers van het LvK-II je graag veel schatten aanwijzen, en daarom niet erg ingenomen zijn met de typering 'grabbelton'. Het is maar van welke kant je het benadert.

 

Het oude Liedboek voor de Kerken vormde ondanks de grote diversiteit een zekere eenheid. Niet alleen komt een vrij groot aantal liederen van oorsprong uit de 'schat van de kerk der eeuwen'. De eenheid zit meer nog  in het feit dat het grootste deel daarvan vertaald en bewerkt is door een hecht team van vijf dichters, het 'Landvolk'. Zij hadden al eerder een groot deel van de psalmen opnieuw berijmd (de IKB, de interkerkelijke berijming van 1967). Ook een aantal nieuwere liederen draagt hun stempel. Wij hebben in de jaren negentig geconstateerd dat dit niet een gereformeerd stempel is.[1] Het taalkleed van de meeste psalmen en gezangen in dit Liedboek wordt al jaren als verouderd ervaren.

 

In het nieuwe Liedboek hebben veel van die liederen toch wel weer een plaats gekregen. Sommige – waaronder zeer bekende – liederen zijn verdwenen. Maar er zijn ook veel liederen uit verschillende liedculturen bij gekomen, en van een nieuwe generatie dichters. De diversiteit is enorm toegenomen.

 

Dat is meteen al te zien aan de eerste afdeling van het Liedboek. Alle 150 IKB-psalmen staan er weer in. Maar daarnaast zijn bij veel psalmen andere liederen geplaatst. Bekende psalmen als 23 en 103 hebben er een hele rij (23 a-g, 103 a-e). Ze zijn soms wel, maar vaak niet een weergave van de hele psalm. Er zitten nogal wat refreinliederen tussen, waarvan alleen het refrein een muzieknotatie heeft. Soms is het maar één zin, die je als antifoon kunt inzetten. Een deel ervan draagt het stempel van de r.k. liedtraditie. Er staan soms ook gedichten bij. De twee gedichten bij Psalm 23 heb ik meteen weer 'teruggegooid in de grabbelton': ze weerspiegelen resp. ongeloof en feminisme. Maar ze blijven er natuurlijk wél in zitten en dus kom je ze, al grabbelend, van tijd tot tijd weer tegen.

 

Veel liederen zijn (gelukkig) minder controversieel. Dat wil nog niet zeggen dat ze dus in onze kerkdiensten thuishoren. Gereformeerde voorgangers zullen zich er rekenschap van geven of een bepaald lied in de eredienst  past, en dus 'vreemde' liederen laten liggen.

 

Hóe zij kiezen, hangt verder ook samen met de wijze waarop zij zélf de Bijbel 'vertalen'. En dat is meteen een punt van zorg. Want wat een 'gereformeerde' benadering is, is steeds meer een vraag geworden, en niet alleen voor veel gewone kerkleden. Ook kerkenraadsleden vinden het steeds minder vanzelfsprekend om (delen van) het gereformeerde belijden te verbinden met kerkzijn en geloven. Dat merk je dan ook aan de liedkeus: liederen die we vroeger beredeneered afwezen worden nu omarmd, omdat ze iets bieden wat in onze 'eigen' liederen gemist wordt.

 

Cultuurkloof

Eerlijk gezegd: die 'eigen' liederen vallen ook niet altijd mee, alleen al doordat ze sterk verouderd zijn. Om me nu even tot de psalmen te beperken: vraag een tiener maar eens de inhoud van een berijmde psalm in eigen woorden weer te geven. Grote kans dat er nauwelijks wat uit komt. Veel kinderen kénnen de meeste psalmen niet meer, de woorden niet en de melodieën niet. In de kerk worden ze steeds minder gezongen. Op school wordt de spoeling ook steeds dunner. En thuis? – Even zwart-wit gezegd:

  1. De woordkeus is hun vreemd. Oude 'kerkwoorden' als barmhartigheid en goedertierenheid zijn voor een groot deel verdwenen uit de kerkdienst en de huisbijbel. Ook als ze een vers wél kennen, weten ze alleen al daardoor niet meer echt wat ze zingen.
  2. De melodieën, voor zover ze die nog kennen, spreken hen niet aan: die zijn zó anders dan van alle andere liederen die ze kennen! Gewoon: 'uit de tijd'.
  3. De inhoud dreigt hun ook steeds meer vreemd te worden. Want hun dagelijks leven, maar soms ook wat in de kerkdienst aan de orde komt, staat daar ver van af.

Daar komt nog bij dat ze op steeds jongere leeftijd 'gewoon' niet meer meezingen. Dat is onderdeel van een nogal dwingende kerkjeugd-cultuur.

 

Soms zingen ze trouwens wel mee. Bij bepaalde nieuwere opwekkingsliederen – liederen die hen wél raken – hoor je opeens die jonge stemmen weer. Ik denk ook zeker niet dat we die liederen allemaal moeten afwijzen. Maar helaas zijn er niet veel die de volle rijkdom benaderen van de verbondsliederen.

 

Hoe overbrug je die cultuurkloof? Afgezien van de liederen is het natuurlijk allang een prangende vraag hoe we (een groot deel van) de jongeren nog bereiken. Velen hebben maar zo weinig geloofskennis meer, en zijn er zelf nauwelijks nog mee bezig, vol als hun leven is van andere dingen. Laat het een van de belangrijkste gebeds- en gespreksonderwerpen blijven, en laten we geen onnodige hindernissen opwerpen! Misschien wil de HERE een nieuwe opleving geven.

 

Er zijn gelukkig ook jongeren die ontdekt hebben dat het boek der Psalmen een schat aan geloofsonderwijs en geloofsbeleving bevat. Maar ook zij hebben last van die cultuurkloof. Een project als Psalmen voor nu is een moedige poging om er overheen te springen. Maar alleen al doordat de liederen zo beweeglijk zijn, en niet strak-strofisch, valt het tegen om er in een dienst meer dan één gemeentebreed te zingen.

Perspectief

Zoals bij veel meer onderwerpen kan het moedeloze gevoel gaan overheersen dat we alleen maar achter de feiten aanhollen: de trein dendert tóch wel door. Daar wil ik graag wat tegenover stellen.

I

n de Bijbel vinden we heel wat voorbeelden van uitzichtloze situaties. Maar ook prachtige voorbeelden van goede reacties. Zoals van David. Kijk wat hij doet, als zijn 'thuisbasis' Ziklag door de Amalekieten leeggeroofd is – ook alle vrouwen en kinderen zijn weg –  en zijn mannen zijn zo verbitterd dat ze hem willen stenigen (1 Samuël 30). Hij “sterkt zich in de HERE, zijn God” (vs.6, vertaling NBG'51). Dan vraagt hij Hem om raad en gaat volgens die raad aan de slag. “Met mijn God spring ik over een muur,” zingt hij later.

 

Een ander voorbeeld kun je vinden in Jeremia 29:4-14. De Israëlieten (het handjevol dat nog over is) zijn om eigen zonden in ballingschap gestuurd. Maar de HERE geeft hen een boodschap mee: daar in Babel moeten ze aan het werk om hun volksleven te versterken en Hem te blijven verwachten. Want Hij zal op zijn tijd naar hen omzien; dan moeten ze sterk zijn en klaar staan om naar hun land terug te keren.

 

Overgezet naar onze situatie, denk ik dat dit onze dagorder moet zijn:
We moeten onze eigen tijd en situatie kennen. Dat betekent studie, onderzoek. We moeten ons in elk geval ook met vernieuwde ijver tot de HERE wenden. In gebed, in bijbelonderzoek, in het opmerken van zijn leiding in ons leven en in het kerkelijk leven (vat deze opsomming niet op als een volgorde). Spreek ook (met elkaar en anderen) over Hem. En vergeet niet Hem elke dag te prijzen in gebed en lied.

 

Niets nieuws? Nee. Maar het is wel ontzettend belangrijk dat we door dat alles die persoonlijke relatie met de HERE onderhouden.

 

Studie

Met die studie bedoel ik niet iets uitzonderlijks, voor knappe koppen alleen. Gewoon voor ieder die verstand ontvangen heeft, ieder op eigen niveau. In de eerste plaats Bijbelstudie. Maar ook: denk na over onze eigen tijd, en praat er samen over door. Vragen als:

  • Welke kenmerken van onze cultuur hebben het kerkelijk leven veranderd? In welk opzicht zijn wij zelf veranderd? Wat is daar positief aan, wat negatief?
  • Welke functie heeft het lied in de eredienst?
  • Hoe komt het dat er zulke diepgaande verschillen gegroeid zijn in onze kerkliedcultuur?
  • Welke verschillen in visie op de Bijbel, exegese en hermeneutiek beïnvloeden de keus van de kerkliederen?
  • Wat is een bijbelse visie op taal en poëzie? Wat betekent dat voor onze kijk op kerkliederen?

Probeer die visies en ontwikkelingen dus ook te belichten vanuit Gods Woord (eventueel met hulp van de gereformeerde belijdenis, die goede samenvattingen geeft). Een voorbeeld: In de catechismus belijden we dat we “God niet anders moeten dienen dan Hij ons in zijn Woord voorschrijft”. Hoe functioneert dat concreet in de eredienst en het kerklied? En hoe verhoudt zich dat met het feit dat ons gevoel voor mooi en fijn zo doorslaggevend geworden is?

 

Leven met de HERE

Laten we al die zorgen in gebed aan de HERE blijven voorleggen. In dat gebed is plaats voor:

  1. De lof op de HERE (doen! en doe het concreet!), en ook het uitspreken van je verlangen om Hem in goede, veelzijdige liederen te eren.
  2. Schuldbelijdenis. Naast enthousiasme in de dienst van de HERE was er in ons kerkelijk en persoonlijk leven vaak zo weinig echte toewijding. Vrijgemaakten zijn over het algemeen actieve, doenerige christenen, maar hoeveel sleur en laksheid zat er in onze persoonlijke relatie met Hem? Zijn we niet te kort geschoten in het onderwijzen en voorleven aan volgende generaties, in het onderkennen van verleidingen en dwalingen, in het levend houden van de 'eerste liefde', in dagelijkse bekering? Besef dat Hij ons dat alles vergeven wil, zo vaak we daarom bidden.
  3. Bidden om wijsheid en inzicht, om de leiding van de Geest, ook in ons kerkelijk samenleven. Wat zijn goede liederen? Hoe spreken we er wijs over met onze broeders en zusters? Hoe vinden we nieuwe wegen?
  4. Bidden om nieuw elan. Om de leiding van de Geest in nieuwe toewijding, en dan – als vrucht daarvan – ook in goede liederen. Liederen die niet maar op de klank af bijbels zijn, maar ook werkelijk recht doen aan de bedoeling van de bijbeltekst.

Lof aan de HERE

Laten we vooral blijven zingen! Psalmen en geestelijke liederen. Niet heel af en toe, maar elke dag. Alleen en vooral ook samen. Van harte. Als iets de liefde voor de HERE voedt en versterkt, is het dat wel. Vergeet de lof op Hem niet! Hij is het meer dan waard.

 

Laten we positief blijven werken aan een christelijke liedcultuur. Dat kan betekenen dat je ook als je elkaars liederen niet altijd zo waardeert toch met elkaar meedoet, als het binnen het bijbelse kader past. En vind je dat het daarbinnen niet past, leg dat dan maar uit en zoek vervolgens naar iets beters. En zeg niet te gauw nee tegen iets nieuws omdat je het jouw stijl niet is, maar probeer het te leren waarderen.[2]

 

Vraag vooral ook aan de HERE of Hij het wil zegenen. Misschien ervaar je die zegen alleen maar in kleine kring. Maar het kan ook een veel grotere uitstraling krijgen, als Hij dat wil.

 

 


NOTEN

[1] J.P.C. Vreugdenhil en H. Vreugdenhil-Busstra, Lied tegen het licht, Woord en Wereld (nr. 40), 1998

Veel IKB-psalmen waren al door ' Heemse' (1985) afgewezen om inhoudelijke redenen (en daarom niet overgenomen in het Gereformeerd Kerkboek).

[2] Al is het inmiddels alweer 'oud', ik wil iets weergeven van hoe wij in de jaren negentig met deze uitdaging omgingen. Wij hebben als gezin het organiseren van sing-ins rond allerlei bijbelse thema's als inspirerend ervaren. Daarvoor struinden we veel liedboeken af, en zo ontdekten we veel moois, ook al was het niet allemaal van een hoge literaire en muzikale kwaliteit. We ontdekten ook lacunes. Bij sommige centrale bijbelse thema's vonden we bijna alleen maar psalmen. Ook dan was er nog afwisseling genoeg aan te brengen, bijvoorbeeld met vocale en instrumentale tegenstemmen. Dit stimuleerde de liefde voor het geestelijke lied én maakte ons tegelijkertijd alert op verkeerde invloeden.  We hebben overigens ook wel tijden gekend dat er van zingen in vast verband of op vaste tijden niet veel terecht kwam. Laat het geen ruzie-onderwerp worden!