Ethiek

Liturgie en eredienst

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

De preek belangrijk

 

N. van Dijk

16-06-12

 

 

Op de bijbelstudiedag die onlangs in Barneveld werd gehouden waren een aantal lezingen te beluisteren die de doop als onderwerp hadden.
Opvallend was dat er hierbij stevige kritiek geuit werd over de invulling van de eredienst. We zouden teveel een woordkerk, een preekkerk zijn. Die nadruk op het woord zou als keerzijde hebben dat de doop voor heel wat kerkleden minder vanzelfsprekend is. Herwaardering van de doop verandert niet door wat preken of het spreken van goede woorden. Herwaardering betekent dat juist de sacramenten van doop en avondmaal hooggehouden moeten worden. We zouden moeten nadenken over wat goede vormen van doopsbedieningen zijn. Waarom kunnen we niet wat meer experimenteren, vraagt dr. J.H.F. Schaeffer (vrijgemaakte postdoc onderzoeker aan de TU Kampen), één van de sprekers, zich af. Het is volgens hem een zaak van levensbelang. We mogen niet blijven bij alleen maar zeggen ‘zo hoort het’.

Schaeffer benadrukt het éénmalige van de doop, de doop is niet te herhalen. Hij pleit voor een regelmatige viering van het avondmaal als manier om de doop in te prenten. Maar in deze avondmaalsviering is volgens hem heel veel mis. Bij jongeren komt er niets over van wat het avondmaal moet zijn, het moet dus anders.
Juist het avondmaal stelt de gebrokenheid van het leven voor ogen, maar God maakt een nieuw begin en zo  moeten wij volgens de spreker ook leren leven met verschillen. Vrijgemaakten hebben de neiging om alle verschillen argwanend te bekijken, maar de doop leert juist dat al die verschillende mensen bij elkaar horen, omdat ze bij Christus ingelijfd zijn. Hij pleit ervoor de verscheidenheid serieus te nemen, en noemt als voorbeeld verschillen in inzicht over liturgie, het al dan niet twee keer naar de kerk gaan, allerlei ethische kwesties:

 

"gedoopt zijn betekent leren oefenen om met die verschillen te willen leven juist omdat de God van de doop, wiens liefde we bij het avondmaal vieren, ons bij elkaar zet, niet om verschillen onbesproken te laten, maar vanuit Gods belofte dat Hij ons één zal maken in Christus".

 

Schaeffer pleit ervoor wel te praten over verschillen, maar we zullen moeten leren leven met onzekerheid. Dit is lastig, vooral als je dacht dat het vroeger allemaal helder en duidelijk was. Christenen leven vanuit de belofte dat God trouw is aan Zijn schepping en volk, dat is wat de doop duidelijk maakt. Zo kunnen we leren omgaan met onzekerheden.

 

Zeker is dat er mooie dingen gezegd zijn op deze dag, toch blijven we wel met vragen zitten, m.n. de kritiek dat de GKV te veel woordkerken zouden zijn.  De laatste decennia is steeds meer nadruk komen te liggen op de liturgie. En ook experimenten worden zeker niet geschuwd. Je kunt je afvragen of het Woord nog wel zo’n centrale plaats heeft. Dan is het goed om de brochure van drs. H. de Jong (NGK) ‘Spitsuur van de Heilige Geest’ naar voren te halen. Hij benadrukt daarin het belang van de preek, en noemt de zondagse preek dan ook het ‘spitsuur van de Heilige Geest’.
Volgens De Jong wordt de preek van diverse kanten bedreigd. Er is in de GKV en de NGK tegenwoordig een brede belangstelling voor het werk van de Heilige Geest, denken aan gebedsgenezing, profetie, vervulling met de Geest, zaken die vooral in de evangelische wereld te vinden zijn. Vergeten dreigt te worden dat vooral de zondagse preek het ‘spitsuur’ van de Heilige Geest is. 

Ook is er volgens hem een  tendens te bespeuren om in de preek gefocust te zijn op de secularisatie, de preek moet begrijpelijk gemaakt worden, ook voor de niet-gelovige bezoeker. De nadruk komt dan meer te liggen op communicatieve vaardigheden dan op tekstbehandeling. Maar de gelovige kerkganger is zelf aangevochten en heeft de prediking broodnodig. We hebben versterkende middelen nodig en daarvoor is regelmatige voeding met Gods Woord een absolute vereiste in de toch al zo weinige tijd die we per week in de kerk zitten. Het gaat om de innige relatie tussen de gemeente en Christus.

 

"Evangelieprediking moet het, wil ze iets voorstellen, over onze doemwaardigheid voor God hebben en dat daarop Jezus’ zoenoffer het goddelijk antwoord is. Om aan de vergeving die daardoor is vrijgekomen, deel te hebben, is geloof nodig. Bij weigering van dat geloof blijven ons de zonden toegerekend. Dat is de niet-vrijblijvende evangelieboodschap die zowel voor de brenger als voor de ontvanger ervan een harde noot te kraken geeft, met andere woorden: prediking is ‘bediening der verzoening’ of zij is de naam prediking nauwelijks waard".

 

In een artikel in het Reformatorisch dagblad van 19 mei pleit ook dr. A. Baars (hoogleraar Theologische Universiteit in Apeldoorn) voor een sobere liturgie en voor het centraal stellen van de bediening der verzoening in de eredienst. Hij noemt het één van de grote dwalingen van met name de Rooms Katholieke kerk dat zij in haar liturgie geen rekening houdt met de heilshistorische omslag. Veel elementen uit de oudtestamentische liturgie blijven bij hen voort bestaan in de nieuwtestamentische eredienst: priesters met priesterlijke gewaden, een altaar in het centrum van het kerkgebouw, het sacrament van de mis als een werkelijk offer. Alle nadruk ligt op de ceremoniën, en speciaal op de sacramenten, want daarin is het heil werkelijk tegenwoordig. Hiertegen verzette de Reformatie zich, zij verwijderde de ‘oudtestamentische’ elementen. De preekstoel kwam in het centrum, vandaar komt de prediking tot ons. De oudtestamentische vormen hebben hun tijd gehad nu Christus gekomen is. Dr. Baars pleit dan ook voor 

 

"een sobere eredienst, waarin de prediking van het Woord -de bediening der verzoening- centraal staat. Die bediening der verzoening wordt omkranst met het gezang en gebed van de gemeente. Dat heeft in een reformatorische eredienst een wezenlijke functie, omdat het antwoord wil zijn op de verkondiging van het heil in Christus".


In de GKv horen we steeds meer geluiden dat de kerken te veel preekkerken zouden zijn, er moet meer begrip komen voor éénmalige kerkgang. Zo wordt in de laatste (vernieuwde) ‘Wegwijs’ in een artikel over wat geloven is, gezegd: “God is niet aan een bepaalde plek of tijd gebonden. Naar de kerk gaan is voor mij dus ook niet waar het allemaal om draait. Hoewel ik over het algemeen graag in de kerk kom, blijf ik gerust een keer thuis als ik op zondag bijvoorbeeld bezoek krijg of als ik een drukke week heb gehad”. Ook al worden er verder mooie dingen in dit artikel gezegd, dit lijkt toch een trend te worden in onze kerken. Wordt het geen tijd voor een herwaardering van de Woordverkondiging?