Waarom nog steeds de Tien Geboden voorlezen?
Pastorale vragen en antwoorden
Dr. Wes Bredenhof
22-09-18
Het is in gereformeerde kerken gewoonte dat tijdens de morgendienst de Tien Geboden worden voorgelezen. Dit is een historische praktijk die terug gaat op de Reformatie. Toch zijn er helaas kerken die claimen dat ze gereformeerd zijn, maar deze praktijk toch hebben laten vallen. In de gereformeerde kerken die het nog wel doen, zitten mensen die zich afvragen waarom het in hun kerken nog steeds wordt gedaan. Zij zien het als onnodig, een in herhaling vallen of het oproepen van een ongezond schuldgevoel en misschien zelfs schaamte. Sommige mensen maken ook wel bezwaar, omdat het, zeggen ze, een wettisch tintje aan onze eredienst geeft. Dus waarom nog steeds de Tien Geboden voorlezen?
Hoe lief heb ik Uw wet!
Laten we beginnen met de manier waarop de Schrift christenen naar Gods wet leert kijken. Denk aan Psalm 119:97:
“Hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking.”
Dat is niet slechts een getuigenis van hoe die ene Psalmist zich voelde, maar veel meer een visie op hoe alle gelovigen naar Gods wet moeten kijken. Het is een visie die in de persoon van Jezus Christus volmaakt werd vervuld en die in alle volgelingen, die in waar geloof met Hem verenigd zijn, moet worden vervuld. Soortgelijke gevoelens worden ook op andere plaatsen in Psalm 119 geuit:
“Ik haat de leugen en heb er een afschuw van, maar Uw wet heb ik lief. Ik loof U zevenmaal op een dag om Uw rechtvaardige bepalingen. Wie Uw wet liefhebben, hebben diepe vrede; voor hen ligt er geen struikelblok.”
Psalm 119 leert gelovigen een positieve houding tot Gods wet te hebben, die lief te hebben en er als deel van Gods Woord eerbiedig mee om te gaan. Dus vanuit dat perspectief gezien, welk probleem zou een christen hebben met het wekelijks horen voorlezen van Gods wet? Als we er regelmatig door de week over zouden nadenken, omdat we die wet zo liefhebben, waarom zouden we dan bezwaar maken hem op zondagmorgen in Gods heilige aanwezigheid te horen?
Onze vriend
We kunnen dit ook benaderen vanuit het gezichtspunt van de functie van de wet in onze eredienst. Terwijl de wet ons voor ogen houdt hoe we een dankbaar leven zullen leiden, is het voornaamste doel ons aan het begin van onze eredienst er bewust van te maken hoezeer wij Gods genade nodig hebben.
Het eerste doel is om in zondige mensen die voor een heilige God verschijnen een geest van nederigheid op te roepen. Hij bereidt ons er op voor onze zonden aan onze Vader te belijden en door Jezus Christus vergeving bij Hem te zoeken. Wat dit betreft moeten we naar de wet als onze vriend kijken. De wet heeft een plaats in onze eredienst om te helpen bij de vernieuwing van onze relatie met onze Vader door zijn Zoon. Hij helpt ons onze zonden en zwakheden te onderkennen, zodat we altijd nederig voor God zijn. Hier kun je denken aan wat de Heilige Geest in Spreuken 27:6 zegt: “Wonden door iemand die liefheeft, zijn tekenen van trouw, maar overvloedig zijn de kussen van een hater.” Dat vers verwijst in eerste instantie naar menselijke vrienden, maar het principe geldt ook hier. Je beste vriend zal je soms pijn doen voor je eigen bestwil. Op dezelfde wijze is de wet onze vriend als het onze zonde en ellende laat zien en ons naar Christus uitdrijft. Hoe kunnen we negatief zijn over iets wat God geeft voor ons bestwil?
Twee belangrijke punten ter afsluiting
Allereerst moeten we er altijd aan denken dat onze publieke eredienst een ontmoeting met de driemaal heilige God is. Dit is de God die Jesaja met ontzag en vrees vervulde in Jesaja 6. Ik vrees soms dat veel gereformeerde mensen niet zien dat God in onze eredienst aanwezig is op een manier zoals hij nergens aanwezig is. Als we de volle realiteit zouden kunnen verstaan van wat dat betekent, zouden we dan nonchalant en oppervlakkig zijn over hoe in Gods aanwezigheid te komen? Zouden we een herinnering van Hem om gepast nederig te zijn niet van harte aannemen?
In de tweede plaats moeten we altijd bedenken hoe we geneigd zijn onze zondigheid te minimaliseren, te rationaliseren, te ontkennen en te vergeten. Iedere christen is een zondaar, die nog steeds in meer of minder sterke mate de overblijfselen van een zondige natuur in zich heeft.
We horen liever “vrede, vrede”, wanneer er geen vrede is (Jeremia 6:14). We zouden liever profeten hebben die ons vleierijen profeteren (Jesaja 30:10). We zouden liever niet het slechte nieuws horen, dat het goede nieuws juist zo geweldig maakt, en zodoende het zicht verliezen op de grandeur van het evangelie en de Heiland die het verkondigt. De wet van God is als een spiegel die ons wekelijks aan het begin van onze eredienst een reality check geeft, ons bepaalt bij hoe het werkelijk met ons is gesteld. De wet laat ons steeds weer de noodzaak zien dat we in dit leven, zelfs als christenen, constant Gods genade in de Verlosser nodig hebben.
Zou dat niet goed en nuttig zijn?
Dr. Wes Bredenhof is predikant van de Free Reformed Church te Launceston, Tasmanië, Australië.
Via YINKAHDINAY (internetblog 15-5-2018)
Vertaling: R. Sollie-Sleijster