Reformatie en Psalmen zingen
Dr. Wes Bredenhof, Free Reformed Church, Launceston, Tasmania
(blogpost YINKADINAY)
23-12-17
We vierden dit jaar de 500ste gedenkdag van de Reformatie. De wijze waarop God toen werd geëerd was mede een centrale oorzaak die tot de breuk met Rome heeft geleid. De Reformatie ging niet alleen maar over theologie, maar ook over doxologie – over de goede manier om God de eer te geven.
Als ik het hier heb over het eren van God, dan bedoel ik daarmee de gezamenlijke eredienst in de kerk. Dit artikel gaat over wat er gebeurt, als kerkgangers samenkomen voor de publieke eredienst.
Waar het gaat om de reformatie van de eredienst in de zestiende eeuw, zijn er diverse richtingen die we op kunnen gaan. Het zingen van de Psalmen kan voor ons vandaag een vruchtbaar aandachtsveld zijn. Dit omdat veel protestantse erediensten tegenwoordig òf de Psalmen volledig links laten liggen, òf ze reduceren tot het bij gelegenheid eens zingen van zoiets als “Schep in mij een schoon hart”. Net als in de middeleeuwse kerk vóór de reformatie zijn de Psalmen in verdrukking gekomen.
In de vroege kerk werden de Psalmen hoog gewaardeerd en uitgebreid in de erediensten gebruikt. In zijn dissertatie 'The Patristic Roots of Reformed Worship' (De wortels van de gereformeerde erediensten bij de oudvaders) merkt Hughes Oliphant Old op dat Augustinus verscheidene keren in zijn preken aangeeft dat zijn kerk in Hippo gewoon was de Psalmen te zingen. Basilius de Grote sprak ook in soortgelijke geest, evenals Johannes Chrysostomus. Old concludeert:
“In de erediensten zongen de vroege christenen bij de viering van de eucharistie (het Heilig Avondmaal) de Psalmen en zij deden dat ook door de week bij de dagelijkse morgen- en avondgebeden. Psalmen werden bij de maaltijd gezongen als een zegenbede, ze werden op het werk gezongen en tijdens de rustige meditaties 's middags en 's avonds.” (258)
Hoewel niet uitsluitend Psalmen werden gebruikt, hadden ze toch wel de voorkeur en vormden het voornaamste zangmateriaal van de kerk.
Dit patroon zette zich in de Middeleeuwen voort. Het grootste deel van de Middeleeuwen waren de Psalmen het belangrijkste materiaal voor het zingen en lofprijzen in de kerk. Wel werd dit zingen en lofprijzen door de geestelijkheid in het Latijn gedaan en zodoende losgemaakt van de gemeente. Toch bleven de Psalmen het belangrijkste. Dit begon vroeg in de veertiende eeuw te veranderen. In die tijd zien we de introductie van talloze Latijnse liederen en de primaire plaats van de Psalmen begint weg te vallen. Als er al Psalmen werden gezongen, werd dit vaak beperkt tot één of twee verzen.
In de zestiende eeuw bracht God een reformatie van de kerk tot stand en die veranderde mee in de manier waarop God in de zang werd vereerd. Ik noem vijf specifieke veranderingen.
Allereerst werden in Geneve onder leiding van Calvijn de Psalmen in gewone spreektaal vertaald, daarna op metrische wijzen overgezet en door Clement Marot en anderen in verzen opgedeeld. Musici als Louis Bourgeois componeerden de wijzen, die voor elk van de Psalmen afzonderlijk werden gemaakt.
In de tweede plaats moesten de Psalmen door de hele gemeente worden gezongen. was Dit was mogelijk geworden aangezien de Psalmen in de gewone taal waren overzet en op (redelijk) gemakkelijk te zingen melodieën gezet. Je hoefde geen professionele zanger te zijn om in de kerk te zingen. Hoewel dat laatste zo was, begon de Reformatie toch in plaatsen als Genève de nadruk te leggen op muzikale scholing. Waarom? Omdat kerkleiders wilden dat het zingen van de gemeente zo mooi mogelijk was om zo maximale eer aan God te geven!
In de derde plaats was er een beweging 'terug naar de voorrang' die de vroege kerk aan de Psalmen gaf. Old zegt: “Het was eenvoudig een kwestie van de voorkeur geven aan de liederen die door de Heilige Geest waren geïnspireerd” (269).
Ten vierde bracht de Reformatie het zingen van alle Psalmen terug. Toen het Geneefse Psalter voor de eerste keer in 1542 verscheen, bevatte het slechts 30 Psalmen. Maar het doel is altijd geweest om alle 150 Psalmen op te nemen.
Tegen 1562 was dat doel bereikt. Niet alleen werden alle Psalmen opgenomen, maar de bedoeling was om ze ook allemaal te zingen. Het Geneefse Psalter van 1562 bevatte een soort schema, waardoor de kerk elke Psalm in de loop van een half jaar zou zingen. (verwijzing hiervoor uit de zestiende eeuw – zie oorspronkelijke blog)
Tenslotte heeft de Reformatie het zingen van hele Psalmen opnieuw geïntroduceerd. Hoewel het niet altijd mogelijk was, ging de voorkeur er naar uit om de gehele Psalm van begin tot eind te zingen. Dat dit de voorkeurspraktijk was, wordt duidelijk uit de bron die ik hierboven in mijn vierde punt noem. Het werd mogelijk doordat de Geneefse wijzen oorspronkelijk waren gecomponeerd om vlot gezongen te worden en niet in een begrafenistempo. Hoe en waarom ze later anders werden gezongen is een ander verhaal, maar laten we voor nu gewoon vaststellen dat het zingen van hele Psalmen het ideaal was dat de Reformatie weer in ere herstelde.
Deze geschiedenis is op verschillende vlakken relevant. In veel evangelische erediensten is het tegenwoordig alsof we terug zijn in de slechtste periode van de middeleeuwen. In plaats van de gemeente die zingt, zijn het de leiders van de dienst die het zingen voor de gemeente doen. Vaak is de muziek zo technisch en het materiaal zo onbekend, dat het zingen door de gemeente in de eredienst vrijwel onmogelijk is (zie Tim Challies op internet). Het is alsof de reformatie en de daarmee gepaard gaande terugkeer tot gemeentezang nooit heeft plaatsgevonden.
Die bijzondere trend is door veel confessioneel gereformeerde en presbyteriaanse kerken weerstaan. Toch hebben we nog steeds onze problemen. Denk maar aan (discussies over) de voorrang van de Psalmen. In kerken die uitsluitend Psalmen zingen is het geen punt. De Psalmen zijn immers hun enige liederen. Maar voor diegenen onder ons die de aanbeveling of zelfs de opdracht in de Schriften zien om naast de Psalmen liederen te zingen, is de uitdaging de Psalmen op de hoogste plaats te laten staan. Met name als we niet begrijpen wat we zingen, zal de tendens zijn om naar meer ongeïnspireerde liederen af te glijden. Vooral predikanten hebben de roeping ervoor te zorgen dat onze kerken de Psalmen begrijpen, vooral in hoe zij van de Christus spreken.
Nog een probleem waar de gereformeerde en presbyteriaanse kerken tegenaan lopen, is het zingen van een beperkt aantal Psalmen en dan ook nog het zingen van alleen maar delen van die Psalmen.
Ook ik ben deel van dit probleem. Er zijn Psalmen die ik in de 18 jaar dat ik predikant ben nog nooit heb uitgekozen om in de publieke eredienst te zingen. Hier bestaan wel redenen voor (moeilijke wijs, niet relevant voor de preek van die dag of de gelegenheid, enz.). Dat kan overwonnen worden door de idee van een vastgestelde lijst.
Over het andere probleem – slechts een deel van een Psalm zingen - is gemakkelijker heen te komen. Als een metrische Psalm maar drie of vier verzen (of minder) heeft, waarom dan niet de hele Psalm zingen? Vooral als onze begeleiding het tempo vlot (als bedoeld) houdt.
Ik kan nauwelijks een reden bedenken om dat niet te doen.
Ik houd van de Psalmen. Ik houd van de manier waarop dit geïnspireerde liedboek eerlijk het hele scala van menselijke emoties weergeeft. We worden geleid om God met uitbundige blijdschap te eren, maar ook om onder tranen te klagen. We zien Christus als Verlosser profetisch weergegeven, maar we ontmoeten ook onze zonde die Christus aan het kruis heeft gebracht. We leren bidden èn danken. We leren onze zonden belijden en berouw te hebben. Ik kan me geen eredienst zonder Psalmen voorstellen. Laten we God dankbaar zijn dat de reformatie de Psalmen hun rechtmatige plaats in onze erediensten heeft teruggegeven!
Vertaling: R. Sollie-Sleijster