Welkom! 2
D.J. Bolt
01-10-16
De aanbevelingen en aandachtspunten van dr. Bredenhof die we de vorige aflevering gaven lijken ons, we schreven het al, van grote waarde. Ze zijn niet allemaal nieuw en onbekend want verschillende punten zijn al geheel of gedeeltelijk gerealiseerd in onze kerken.
We voegen nog enkele zaken toe die naar onze mening ook kunnen bevorderen dat bezoekers en belangstellenden zich beter thuis voelen in de erediensten en niet gehinderd worden door negatieve ervaringen. Want het is belangrijk om zo weinig mogelijk blokkades te veroorzaken als de Geest door het Woord in harten wil werken. Dat geldt overigens bepaald niet alleen voor bezoekers van buitenaf maar ook voor eigen leden!
Dr. Bredenhof stopt met zijn aanbevelingen wanneer een 'vreemde' bezoeker een plaats heeft gevonden in een kerkbank of op een kerkstoel. Wij willen nog even verder met onze gast gaan, in de kerkzaal. En er weer uit.
Het gesprek
Een bezoeker is hartelijk welkom geheten bij de kerkingang en heeft een plaats gevonden of is daar naartoe gebracht. Hoe reageren de 'aanzittenden' in de kerkbank?
De tijd voor de eigenlijke aanvang van de kerkdienst wordt in Nederland vaak, anders dan in het buitenland is onze ervaring, benut voor sociaal contact: 'hoe gaat het?', even bijpraten. Als de organist niet luidkeels toccata's toetert is dat veelal ook redelijk mogelijk.
Onzes inziens is heel belangrijk dat de inmiddels gezeten gast wordt aangesproken. Even een eenvoudig contact. Dus niet veinzen de preektekst alvast uit het hoofd te leren of het gesprek met een gemeentelid zo stug volhouden dat de aangeschoven gast zich lucht-ig gaat voelen. Nee, spreek hem of haar even vriendelijk aan. Misschien wil hij wel vertellen waar hij vandaan komt, wat zijn (huidige) kerk/woonplaats is, hoe hij in deze dienst is verzeild. Toon belangstelling door 'gewoon' even verder te vragen, zonder dat het gaat lijken op een verhoor.
Wellicht zal de gast op zijn beurt ook wat willen vragen over de gemeente/kerkverband, de predikant, het kerkgebouw, enzovoort. Een prachtige gelegenheid om een contact te realiseren en misschien, als er daarvoor gelegenheid is, later uit te bouwen in de koffiebijeenkomst na de dienst of zelfs thuis.
Laten we er voor waken dat in zo'n allereerste gesprekje niet allerlei mogelijke moeiten in de gemeente aan de orde komen of narigheid van jaren worden geëtaleerd die het aanzien van kerk en gemeente schaden. Vertel iets (positiefs) over de predikant die voorgaat of over de niet-predikant die een preek zal lezen. Houd voor ogen dat het gaat om Christus' kerk en niet om een sportclub.
Mogelijk dat de bezoeker/gast eerder ook al heeft rondgekeken in een 'belendend' kerkverband en daarvan gewaagt, misschien zelfs daar (enthousiast) positieve dingen van vertelt. Dan is het not done om dat kerkverband zwart te maken of af te breken. Géén 'zij hebben dit niet', 'zij doen dat niet', 'maar wij …'. Zelfs als het kerkverband evident niet voldoet aan de kenmerken van Christus' kerk, laat het rusten op dit moment. Want een slecht woord op een slecht moment is dodelijk voor de totstandkoming van een goede relatie, en bovendien ethisch laakbaar.
Prediking
In de afgescheiden kerken moet (nog) zeer frequent door niet-predikanten worden voorgegaan in de erediensten, vaak als leesdiensten aangeduid. Even een paar rekensommetjes.
DGK
- actieve predikanten: 5
- emeriti: 2
- kerkdiensten per zondag: 22
- leesdiensten per zondag, ongeveer[1]: 22-10=12
GKN
- actieve predikanten: 3
- emeriti: 2
- kerkdiensten per zondag[2]: 20
- leesdiensten per zondag, ongeveer[3]: 20-6=14
In feite is de situatie nog ongunstiger want er is niet gerekend met vakanties en vrije zondagen van predikanten. Maar dat wordt weer (gedeeltelijk) gecompenseerd door het voorgaan van de emeriti-predikanten.
In de GKN wordt veel gebruik gemaakt van 'beeld & geluid' waarbij een preek in een bepaalde gemeente live via internet ook in andere gemeenten kan worden beluisterd, of een eerder opgenomen video ervan wordt getoond.
In elk geval is duidelijk dat er heel veel wordt 'preekgelezen'. Eén blik op de kerkdienst roosters van de verschillende gemeenten in DGK en GKN bevestigt deze conclusie.
Preeklezers kunnen ambtsdragers of 'gewone' gemeenteleden zijn, gekwalificeerd voor dit werk. Zij leiden de diensten, lezen een preek van een gereformeerde predikant en gaan voor in de gebeden. We maken twee opmerkingen.
Actualiteit
In de eerste plaats is de keuze van de preek erg belangrijk. Uit welke tijd stamt die? Wat is het taalgebruik? Is de preek voldoende actueel en begrijpelijk voor jong en oud?
Het zal duidelijk zijn dat een preek die uitgaat van de wereldsituatie in de zestiger jaren van de vorige eeuw gemakkelijk vervreemdend werkt en het opnemen van de eigenlijke boodschap kan hinderen. Of als de preek breedvoerig 'hedendaagse' dwalingen weerlegt die allang niet meer actueel zijn. Dat draagt niet bij aan een positieve (eerste) indruk bij de gast.
Onze taal blijft zich ontwikkelen. Ouderen kunnen waarschijnlijk nog(?) voorgelezen preekzinnen van drie regels lang wel verwerken. Maar jongeren en kinderen? En worden zij ook regelmatig op hun niveau aangesproken? Het Woord is toch ook voor hen?
Archaïsch taalgebruik zal bij zoekende gasten de indruk wekken dat de kerk niet 'bij de tijd' is terwijl zij misschien juist verlangen naar de levende verkondiging van het Woord, betrokken (ook) op deze tijd.
Zou het daarom niet aanbeveling verdienen dat m.n. actuele catechismuspreken worden gelezen van de eigen predikanten? Mogelijk moeten ze dan wat 'leesbaar' (letterlijk) gemaakt worden voor derden. Maar daar is een mouw aan te passen.
Preeklezer
We moeten veel respect hebben voor 'preeklezers' die jarenlang diensten voorbereidden en leidden, en dat nog doen. Verantwoord voorgaan in de dienst is geen sinecure, vraagt veel (geestelijke) energie.
Want het valt niet mee om een tekst te lezen die door een ander is gecomponeerd. Waar moeten de accenten geplaatst worden? Welk gedeelte moet met nadruk voorgedragen en waar moeten de nodige rusten worden betracht?
Een predikant krijgt op dit punt onderwijs en leert vaardigheden aan. Maar preeklezers worden vaak zó 'voor de leeuwen gegooid'. Zeker, er zijn natuurtalenten die in staat zijn een tekst voor te dragen als was die door henzelf bedacht. Maar de meesten kunnen dat niet 'zomaar', is onze ervaring. Het vergt oefening.
Zou op dat punt ook niet enige ondersteuning en training gewenst zijn? Kunnen bijvoorbeeld m.n. de predikanten hierin niet een rol spelen? Zij zijn er voor opgeleid, zouden zij niet hun kennis en kunde tot nut van de broeders-voorganger kunnen aanwenden?
En ook helpen (het is een teer punt) hoe een priesterlijk kerkgebed te structureren en inhoud te geven? Wat mag er wel en wat kan niet in een publiek worden gebeden. En is er niet afstemming met anderen gewenst die voorgaan zodat niet alle noden in kerk, staat en maatschappij in één gebed aan de orde hoeven te komen?
De voorbede is vaak één van de moeilijkste elementen in de eredienst.
Het gaat ons bij dit alles niet om fraaie retoriek maar wel om in de eredienst de werking van de Geest niet te belemmeren. Of positief, dat de voordracht het verkondigde Woord en de voorbeden ondersteunt zodat de toegang tot de harten beter wordt ontsloten. Dat mag o.i. best goede aandacht hebben en oefening vragen van alle betrokkenen.
Zang en muziek
Zingen in de eredienst is een fundamenteel onderdeel ervan en hangt er niet bij als 'een versje bij de preek'. De Heere troont immers op de lofzangen van zijn volk (Psalm 22:4). Alle reden dus om er veel aandacht aan te geven. En dat gebeurt ook.
Na de jongste reformaties zijn opwekking en aanverwante liederen weer uit de erediensten verdwenen en staan de liturgieborden weer vol met psalmen. We gáán voor de schat aan deze verbondsliederen. Prachtig!
Maar enig bijhouden van statistiek leert dat de keuze uit het psalmenboek nogal eens beperkt is. Blijven we niet teveel steken in de geliefde 'meezingers' uit 25, 36, 68, 89, 98, 103, etc.? Kennen we de psalmen buiten de graag gezongen selectie wel?
Gelukkig is daar aandacht voor. In DGK is er 'de psalm van de week', die 's zondagsmorgens voor de dienst gezamenlijk wordt gezongen. Zo gaan we door het hele psalter (en de gezangen).
De vraag is wel of het beklijft. Zingen we deze psalm(en) ook in onze huizen? Wat zou het mooi zijn als de gemeente de psalmen uit volle borst zou kunnen zingen met het psalmboek dicht. Zou het voor de bezoeker ook niet een indrukwekkend teken zijn hoe het Woord ook in ons psalmgezang zijn uitwerking heeft?
Met de opwekkingliederen zijn ook de combo's en bands uit onze kerkzalen gebannen. Het orgel is weer als begeleidingsinstrument in ere hersteld. Daar is het ook bij uitstek geschikt voor. Mits goed bespeeld natuurlijk.
Organist Dick Sanderman
Organisten moeten beseffen dat (ook) zij dienaren zijn. Het gaat niet om hun eer - hoewel een compliment natuurlijk best eens welkom is. Het is de primaire taak van de muzikanten de gemeentezang tot zijn recht te laten komen zodat in goede harmonie (letterlijk) de lof aan de Heere wordt gebracht. Daar gaat het om.
Ook in dit verband komt de bezoeker weer in beeld. Ervaart hij een muzikaal verantwoord optreden waaruit eerbied voor de Heere spreekt en respect voor de lof van de gemeente? De invloed op een muziekgevoelige bezoeker kan groot zijn.
Het gaat hierbij niet direct om muzikale smaak of hoog technisch kunnen maar of leiding en ondersteuning beantwoorden aan muzikale normen en het uiteindelijk doel: lof aan de Heer van kerk, Jezus Christus.
Er is hier veel meer over te zeggen maar dat kunnen we wellicht beter bewaren voor een andere keer.
Bij de uitgang
Ook na de dienst is het zaak de gast niet uit het oog te verliezen. Is er misschien gelegenheid nog even een praatje te maken? Even te vragen hoe de dienst, de preek is ervaren?
Als er na de dienst gelegenheid is gezamenlijk koffie te drinken, wordt de gast natuurlijk uitgenodigd, dr. Bredenhof gaf dat ook al aan. Ook dan is het zaak attent te blijven. Een gast die wat eenzaam en verloren in een hoekje zit af te wachten of iemand zijn koffie inschenkt en een gesprekje aanknoopt zal weinig positieve gevoelens overhouden aan deze 'gastvrijheid'.
En als er gelegenheid is kan de bezoeker/'zoeker' meegenomen worden naar huis om verder kennis te maken. Wat zou het mooi zijn als er dan een gesprek van hart tot hart ontstaat over de hoop die in ons is.
Natuurlijk moet ook dan weer de nodige voorzichtigheid en terughoudendheid worden betracht. Overvoer een nieuw contact niet met een vloed aan gereformeerde wijsheid en standpunten. Als er een relatie mag groeien komt er ook gelegenheid dieper over zaken door te praten. Benoem liever datgene wat positief is en waarom je blij bent hier kerklid te zijn, misschien ondanks moeiten die ook worden ervaren. Laat de gast leidend zijn in wat híj wil vragen en weten, geen monologen dus.
Een middel om nog verder kennis te maken met de kerk is een potentieel kerklid uit te nodigen voor een Bijbelstudievereniging. Daar wordt immers inhoud gegeven aan m.n. het verlangen de Heere en zijn Woord beter te leren kennen? Onder meer daar krijgt de gemeenschap der heiligen in het onderlinge geloofsgesprek gestalte. Wat is er mooier dan daarin ook iemand 'van buitenaf' mee te nemen?
Maar ook bij deze ontmoeting tussen gast en kerk is het belangrijk te bedenken dat die positief of negatief kan uitwerken. Ontstaat er 'honger naar meer' of groeit er teleurstelling over gekissebis? Denk maar een moment concreet in wat voor indruk een studieavond maakt op een 'zoekende ziel'. Voelt hij zich opgebouwd óf vervreemd?
Ook hier luistert het nauw.
Laten we proberen gastvrije en liefdevolle kerken van Christus te zijn. Die een open oog hebben voor mensen die Hij door zijn Geest op onze weg plaatst. Kerken en kerkmensen die blij getuigen van het evangelie waarin zij zelf ook met vreugde mogen delen.
[1] Aangenomen is: actieve predikanten gaan 2 keer voor op een zondag, emeriti niet.
[2] GKN preekplaats Gorsel heeft 1 dienst per zondag. Assen/Boerakker hebben 1 dienst gezamenlijk per maand, we hebben dat laatste niet meegenomen in het sommetje.
[3] Aangenomen is weer: actieve predikanten gaan 2 keer voor op een zondag, emeriti niet.