Ethiek

Liturgie en eredienst

Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

De kerk(dienst)

 

N. van Dijk

23-01-16

 

Bij zijn afscheid als rector van de Theologische Universiteit Kampen pleitte prof. dr. M. te Velde voor een ‘nieuwe dynamiek van het kerk-zijn’. Hij signaleerde onder de jongeren (jonger dan 40 jaar) een “kanteling, waarbij de uitgangspositie van christenen niet meer in de kerk, maar in het gewone leven ligt ” (Reformatorisch Dagblad 27 juni). Hij adviseert om hierin positief-kritisch mee te gaan. Er zou meer aandacht moeten komen voor het ambt aller gelovigen. Het gewone leven lijkt volgens Te Velde nauwelijks een plaats te hebben in de kerk. Veel aandacht is er voor de rechtvaardiging en te weinig voor de vernieuwing.

Bij een “positieve bezinning op de kanteling naar het niet-institutionele en naar de nadruk op het seculiere leven die zich in onze kerken bezig is te voltrekken” verwijst Te Velde naar het Tweede Vaticaans Concilie van de Rooms-Katholieke Kerk, waar de positie van het ‘algemeen priesterschap’ meer tot zijn recht komt. Te Velde noemt een aantal zaken die van belang zijn voor de nieuwe dynamiek: “een nieuwe visie op kerk-zijn, die niet bestaat uit één dimensie (ambt, instituut, kerkdienst), maar in drie: kerkelijk leven, persoonlijk leven, leven in de wereld”.

Ook moeten kerkelijke ambten en het ambt aller gelovigen elkaar aanvullen. Er moet niet alleen gewerkt worden aan het opleiden van predikanten, maar er moet ook “denkwerk geleverd worden voor Gods bloeiende priestervolk dat in de wereld aan de slag is”. Ook buitenkerkelijke organisaties kunnen helpen om het christelijk leven vorm te geven. “Klassieke patronen en nieuwe impulsen zijn beide uit Gods hand. Bij alle Woorddienst komt de offerdienst van ons leven”.

 

Wij denken dat bij alle adviezen voor een nieuwe dynamiek van het kerk-zijn en alle voorstellen voor een andere vormgeving (of soms vermindering) van de erediensten die al decennialang de revue passeren het belang van de ‘gewone’  kerkdienst niet kan worden onderschat. Door de zondagse prediking kreeg de gelovige altijd voeding voor het werk in kerk en samenleving. Is bv. de prediking van de Tien Geboden niet van onschatbare waarde voor het functioneren van de christen in de samenleving, in het gezin, in relaties met anderen? De prediking is hèt middel om gesterkt de week weer in te gaan en juist door de wekelijkse terugkeer van de erediensten op zondag kan de gelovige zich steeds meer de stijl van het Koninkrijk eigen maken.

 

In een artikel in het RD van 27 juni (Onbezield maakt onbezet) houdt dr. M.J. Kater (CGK) een pleidooi voor de eredienst en prediking. Hij reageert op de roep om de diensten een andere invulling te geven omdat ‘kerk en erediensten hun tijd gehad zouden hebben’. Hij stelt de vraag of er ook oorzaken zijn waardoor kerkdiensten van binnenuit uitgehold worden. En die zijn er volgens hem.

 

“Wanneer het besef verdwijnt dat een eredienst een ontmoeting is tussen de levende God en de verbondsgemeente, is er wezenlijk iets mis. Dan is de ‘ziel’ uit onze samenkomsten verdwenen en onderscheiden erediensten zich niet meer van welke samenkomst dan ook”.

 

Hij pleit ervoor onszelf te spiegelen. Kunnen we het verschil nog duidelijk maken tussen een willekeurige samenkomst met een spreker en een lezing, en de ‘samenroeping door de Heere’?

 

“Kerk-zijn heeft alles te maken met dit besef en met de letterlijke betekenis van het woord gemeente: ‘eruit geroepen’. Waaruit? Uit al het aards gedruis. Met welk doel? Om te naderen, Gods heilstem te horen en te wonen in Zijn huis”.

 

Bij de lezing van de wet van God en de schriftlezing klinkt die heilstem hardop.

 

“Het liturgisch centrum in een gereformeerde eredienst is nog altijd de dienst der verzoening. Dat is allereerst de dienst van de prediking van het Woord”.

 

Preken moet geen ‘praten’ zijn, er moet niet alleen maar gezegd worden wat men graag wil horen.

 

“Nergens ter wereld raken hemel en aarde elkaar als in een kerkdienst. Onderweg naar de kerk? Onderweg naar de ontmoeting met God”.

 

Dr. Kater wijst ook op het belang van de betekenis van de afzonderlijke onderdelen van de dienst. Kennen we de verschillende aspecten van de eredienst?

 

“Wat betekenen voor ons de eerste woorden van het votum in een kerkdienst, en de zegen aan het slot? Waarom lezen we de Tien Geboden iedere zondag? Waarom de dienst van de gebeden, de “dienst der offerande”, de zang, de bedoeling van het ‘Amen’?”

 

Dr. Kater pleit voor concreet onderwijs in de onderdelen van de liturgie, thuis en op catechisatie. Het persoonlijk komen tot Jezus Christus gebeurt niet buiten de gemeente om.

 

“We naderen in een eredienst tot de berg Sion, de stad van de levende God, het hemels Jeruzalem (Hebr. 12). Dat zijn beelden die deze brief gebruikt voor de nieuwtestamentische gemeente die samenkomt”.

 

Na de komst van de Hogepriester op aarde is de eredienst geen privilege meer van priesters alleen. “Wanneer een eredienst deze verbindingen niet meer heeft met de hemel: engelen, Gods triomferende kerk en de dienst der verzoening vanuit de hemel, dan vragen we om vervlakking, modern of traditioneel”.

Als de gemeente samenkomt is dat volgens dr. Kater ‘Gods huis’ (Hebr. 3:1-6).

 

“Wie nu tegenwerpt dat de gemeente niet bestaat uit allemaal gelovigen en we dus van de zichtbare kerk zo niet kunnen spreken, miskent dat deze onlosmakelijk verbonden is aan de kerk zoals God die ziet. De gemeente komt samen in de naam van de Heere, dat betekent dat we op dat moment op heilige grond zijn. Daarom komt het erop aan God te dienen ‘op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied’. Wie kerkdiensten verzuimt zal dat merken in ‘de binnenkamer’. We lopen het gevaar dat onze kerkdiensten zwerfstenen worden in het geheel van ons leven en de liturgie op zondag niet meer verbonden is met de liturgie van heel ons leven: gastvrijheid, huwelijk, tevredenheid, Zijn Naam belijden (Hebr. 13)”.

 

En zo pleit dr. Kater voor  een voortdurende -hernieuwde?- bezinning op een theologie van de eredienst.