Eigen-wijze wet
D.J. Bolt
01-11-14
Een element van de sfeer die de synode van Ede kenmerkte was afkeer bij velen van gezamenlijke afspraken. Lag in ons kerkelijk verleden het accent op samen afspreken en samen doen, denk aan organisaties, kerkdiensten, liturgie enzovoort, hier was het hoogste goed vrijheid en verantwoordelijkheid van de individuele kerkenraden. De huidige kerkelijke tijdgeest is wars van centraal synodaal geregel, zo bleek.
Dat komt niet in het minst naar voren in allerlei zaken rondom kerkdienst en liturgie. Lange jaren en vele synoden hebben de kerken getracht erediensten verantwoord te structureren en daarvoor de nodige schriftuurlijke bouwstenen te ontwerpen en beschikbaar te stellen. Zo kon je een eredienst in Roodeschool bijwonen en je daar even thuis voelen als in Axel.
Maar die tijd is voorbij. De besluiten van Ede laten een besliste omslag zien m.n. op het gebied van de liturgische dienst aan de Here. Er konden op de synode niet meer gezamenlijke afspraken worden gemaakt over een verantwoorde inrichting van kerkdiensten en over schriftuurlijke lofliederen voor de Here. Integendeel, de kerken moeten nu zelf maar uitzoeken wat zij verantwoord vinden. Want, zo kon je horen betogen, als kerkenraden in staat zijn om de prediking te beoordelen dan moeten zij toch ook in staat zijn erediensten verantwoord in te richten en dan hoeven daar op kerkverbandelijk niveau toch geen (beperkende) regels voor worden afgesproken?[1]
Het paradoxale is dat gezamenlijkheid wél hoog in het vaandel staat als het gaat om interkerkelijke activiteiten en producten. Zo waren de vrijgemaakte kerken een van de eerste die de Nieuwe BijbelVertaling (NBV) omarmden en deze als kerkbijbel invoerden. En op de Edese synode werd het nieuwe interdenominationele liedboek voor de kerken, nog maar nauwelijks drukinktdroog, al voor gebruik in de eredienst verantwoord geacht. Pogingen om een verantwoorde selectie eruit samen te stellen strandden.
Nu is inderdaad een gereformeerd kerkverband een verband van zelfstandige kerken en niet een centraal georganiseerde kerkgenootschap als de PKN met zijn permanente synoden. Dat zelfstandige karakter van de gemeenten is een groot goed. Tegelijk zijn wij geen 'vrije' kerken waarin we nauwelijks boodschap aan elkaar hebben en die alleen maar de hoogst noodzakelijke en dan nog vooral slechts zakelijke aangelegenheden gemeenschappelijk hebben. Het is belangrijk en ook schriftuurlijk in het kerkverband elkaar te ondersteunen en op elkaar toe te zien. Dat houdt ons samen op het goede spoor.
Daar komt bij dat in de gemeente broeders en zusters maar al te gemakkelijk worden overgeleverd aan de 'creativiteit' en willekeur van kerkenraden en voorgangers. Het gevaar is groot dat eenzijdigheden en eigenzinnigheid de kerktoon bepalen.
Dat is niet theoretische waarneming. Een voorbeeld in de huidige vrijgemaakte praktijk is de catechismusprediking. Wekenlang kan er zonder blikken of blozen geen 'verkondiging van de leer van de Schrift zoals die is samengevat in de Catechismus' - zoals dat vaak fraai werd uitgedrukt - plaatsvinden.
Dat geldt van meer zaken. Waar we nu wat uitgebreider op willen attenderen is het lezen van de Tien Geboden in de morgendienst. Ook deze is aan een grote slijtageslag onderhevig. Soms blijft de lezing achterwege. Maar vaker wordt er een eigen werkstuk gewrocht dat dan gepresenteerd wordt als 'de wet'. We laten daarvan een drietal voorbeelden zien (overigens gemakkelijk uit te breiden) dat we dit jaar in onze eigen gemeente[2] hebben moeten aanhoren. Naar onze waarneming is dit verschijnsel bepaald niet beperkt tot deze gemeente. Reden om er eens meer aandacht aan te geven. Ook prof.dr. J. van Bruggen deed dat tijdens zijn cursus Kroongetuigen van het evangelie. We vragen aandacht voor zijn onderwijs.
De diensten met onderstaande voorlezingen van 'de wet' zijn te beluisteren op www.kerkdienstgemist.nl.
Voorbeelden van de 'wet'
1 - Zondag 28 september 2014 10.30uur
"De wet, jongens en meisjes, speciaal voor jullie.
Jullie weten allemaal waar het Gomarus College staat. Daar waren we de afgelopen twee weken met mooie bijeenkomsten met de gemeente. Maar het gaat mij niet om het Gomarus College. Daartegenover is de Sportlaan. Op de hoek het bewegingscentrum en dan een beetje naar links de atletiekbaan en daar weer tegenover de hockeyvelden. Prachtig laantje in Drachten.
En dan halverwege aan je linkerhand, daar is een terreintje. Ik heb er een foto ervan. Ik heb hem vanaf mijn fiets gemaakt. Achteraf, een beetje bewogen. Maar dat terreintje ligt daar. Daar stond de oude sporthal Sportlaan. En dat is nu, ja, ook een spannend terreintje want er staan hekken omheen, die oude bouwkuil zit er nog. Er is drijfzand. Het is een gevaarlijk terrein, je moet er niet komen.
Op woensdagmiddag fiets je op je fietsje, want je bent al heel groot en je mag zelf in de buurt gaan spelen. En je moeder zei nog: je moet daar niet komen. Maar op woensdagmiddag fiets je samen met je vriendje en je staat daar bij die hekken en dan zie dat bord: hé, gevaarlijk terrein. Dat is wel spannend, poeh. En we zouden toch cowboytje spelen? Zullen we dat dan daar doen? Maar ja, je begrijpt hoe het gaat. Ze lopen het terreintje om en in één keer is, brrr, drijfzand. Help, ik zit vast! Maar je vriendje komt er al aan, je vriendje komt er al aan en die pakt je, brrr. Allebéi in het drijfzand! Help, help, hoe moet dat?!
En in één keer voel je een hand in je kraag en die zet je zo op de vaste grond, allebei op de vaste grond. En dan zegt Hij:
Ik ben de Heer je God, Ik heb je bevrijd. Ik heb je vrijgekocht, Ik wil jouw God zijn. Maar ik heb ook tien regels, tien regels van bevrijding.
Ik heb je lief. Ga niet naar een ander.
Eer Mij alleen, dat geeft pas vrijheid.
En Hij zegt: Ik heb ook nog een derde regel, mijn naam alleen redt jouw leven.
Gebruik mijn dag goed, de zondag is toch de dag van ons samen.
En ik heb een vijfde regel, die is wel heel belangrijk! Luister goed naar je vader en naar je moeder.
Kom niet aan het leven van een ander, Ik bescherm je toch, dat heb je toch net gemerkt?
Jongens, ga liefdevol om met meisjes; meisjes ga liefdevol om met jongens. Je bent geen lekker ding maar je bent een mooi mens.
De Heer zegt: niet aan andermans spullen komen, Ik zorg toch voor je?
Ja is ja, en nee is nee. Zo heb je Mij toch ook leren keren?
En mijn tiende regel: wees niet jaloers op een ander. Dat is helemaal niet nodig want Ik vervul het verlangen van jouw hart. Want Ik ben de Heer je God, Ik heb je toch bevrijd?! Net nog, Ik heb je vrijgekocht. Ik wil jouw God zijn."
2 - Zondag 19 oktober 2014 10.30uur
"We gaan straks een aantal verzen zingen uit de wet, de woorden van het verbond. Uit gezang 176a: 1,2,8,9,12,13. Dan hoef ik de hele wet niet uit te spreken. Ik wil wel een paar teksten lezen, uit Galaten 5:13-16. Daar staat: broeders en zusters u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen maar dien elk in liefde. Want de hele wet is vervuld in één uitspraak: heb uw naaste lief als uzelf. Want wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden. Ik zeg u dus, laat u leiden door de Geest dan bent u niet gericht op uw eigen begeerten.
En dan nog de verzen 22-26. Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde en vrede, geduld, vriendelijkheid en goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Er is geen wet die daar iets tegen heeft. We Christus Jezus toebehoort heeft zijn eigen natuur met alle hartstochten en begeerte aan het kruis geslagen. Wanneer de Geest ons leven leidt laten we dan ook de richting volgen die de Geest ons wijst. Laten we elkaar niet uit eigenwaan de voet dwars zetten en elkaar geen kwaad hart toedragen."
3 - Zondag 26 oktober 2014 10.30uur
"Er wordt weleens gezegd: Jezus Christus is aan het kruis gestorven, dus de wet is niet meer nodig. Het is ook goed dat de wet regelmatig gelezen wordt, de woorden van het verbond. En wat Jezus daar zelf over zegt, dat zegt Hij in de Bergrede, dat wil ik nu graag met u lezen. En dat doe ik uit 'De Bijbel In Gewone Taal', Mat. 5:11v.
"Het echte geluk is voor jullie. Jullie zullen het moeilijk hebben omdat je bij Mij hoort. Misschien schelden de mensen je uit en willen ze je gevangennemen. Misschien vertellen ze allerlei leugens over je. Als dat gebeurt moet je blij zijn en vrolijk. Want jullie krijgen een grote beloning in de hemel. De profeten van vroeger werden net zo behandeld als jullie nu.
Jezus zei toen tegen zijn leerlingen: Jullie zijn het zout in deze wereld. Zout heeft een sterke smaak. Maar als het zijn smaak verliest kun je het niet opnieuw zout maken. Dan is het waardeloos en wordt het weggegooid.
Jullie zijn het licht in deze wereld. Een stad op een berg is voor iedereen zichtbaar. Niemand zet een brandende lamp onder een emmer. Je zet een lamp juist hoog. Dan schijnt het licht voor alle mensen in huis. Zo moeten ook jullie een licht zijn en schijnen voor alle mensen. Dan zien ze de goede dingen die jullie doen en dan zullen ze jullie hemelse Vader eren."
En Jezus vatte dan de wet ook samen zoals beschreven staat in Mat. 22: "De eerste en belangrijkste regel is deze: De Heer is je God. Je moet van Hem houden met je hele hart, met je hele ziel en met je hele verstand. Maar de tweede regel is net zo belangrijk. Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf. Die twee regels zijn de basis van de wet en van de andere heilige boeken".
Enkele opmerkingen
We hebben in onze Catechismus een uitgebreide bespreking van de betekenis van de Tien Geboden. Je leert daaruit hoe diep en breed de betekenis is van Gods wet die Hij al op de Horeb, duizenden jaren geleden, gaf. Leg dat nou eens naast de brouwsels hierboven. Dan zie je toch een ernstige vervlakking en versmalling, zelfs als je in rekening brengt, zoals in de eerste versie, dat de bedoeling is te verduidelijken voor de kinderen? Neem als voorbeeld wat er is overgebleven van het vierde gebod: Gebruik mijn dag goed, de zondag is toch de dag van ons samen.
Wat is er dan toch bitter weinig over en begrepen van
Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen, gij noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch de vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die.
Kun je in de eerste voorlezing met enige moeite dit gebod nog ergens onder het struweel van de fantasie ontdekken, in de laatste twee versies is het (en zijn andere) helemaal uit het zicht verdwenen! De voorganger neemt tijdens de tweede dienst zelfs niet eens meer de moeite om de wet zélf voor te lezen maar laat een selectie uit het bekende gezang zingen door de gemeente. En daarmee sneuvelen verschillende geboden waaronder het vierde. En hoe mooi de schriftgedeelten ook zijn en het fijn is de berijmde wet te zingen, liturgisch klopt er niets van. Want het voorhouden van de Tien Geboden is als een tegenover van de gemeente. De HERE spreekt zijn 'Gij zult', 'Gedenkt' en 'Gij zult niet'. Daar kunnen we met een lied eerbiedig en gehoorzaam amen op zeggen maar Gods ontzagwekkend spreken destijds op de berg moeten we aan Hem, dus bij zijn dienaar die zijn spreekbuis is, laten. Dat besef van de structuur van het 'verbondsgesprek' in de eredienst lijkt hoe langer hoe meer onbekend te worden. Met de tijdgeest dreigen kerkdiensten tot participatiediensten zonder verbondsreliëf te verworden waarin zoveel mogelijk elementen moeten worden gepresenteerd door jan en alleman. En dat gaat ver. Zo liet bijvoorbeeld in de vorige 'jaarwisselingsdienst' de voorganger de slotzegen zingen door de gemeente met een of ander opwekkingslied. Waar is hier nog enig liturgisch benul?
Het valt ook op in bovenstaande 'wet'lezingen hoezeer het accent van Gods gebod verschuift naar de mens en zijn welbevinden. Zeker, in het houden van Gods gebod ligt groot loon. Gehoorzaamheid zou heel wat ellende in de (kerkelijke)samenleving als sneeuw voor de zon doen smelten. Maar dan moeten die heilzame geboden wel in hun volle scherpte (HC v/a 115) worden voorgehouden. En daar ontbreekt het met verwaarloosde catechismusprediking en eigen-wijze wetten aan.
Hoe komt dit toch? Komt het ten diepste niet omdat we niet zo goed weg meer weten met Gods wet? Dat we wel veel en graag over Gods liefde praten maar Gods toorn liever buiten het gezichtsveld houden? En daarom ook liever grasduinen in het Nieuwe Testament voor mooie in het gehoor liggende tekstkeuzen?
En nog een peanut. Hadden we als kerken afgesproken dat we ook de Bijbel In Gewone Taal als kanselbijbel zouden gaan gebruiken? Of hebben we als gereformeerden ook niet meer dan 4000 woorden beschikbaar om het evangelie te verkondigen en aan te horen?
Gods handschrift
Op de website www.meeroverkroongetuigen.nl van prof.dr. J. van Bruggen vonden we zijn antwoord op vele vragen over de voorlezing van de Tien Geboden in de eredienst die aan hem werden gesteld. Met zijn toestemming nemen we dat hier in extenso over.
Prof. Van Bruggen schrijft:
"De tien geboden die onze HERE God bij de Sinaï aan Israël gaf na de uitleiding uit Egypte, heeft Hij met eigen hand in steen geschreven. Het is een heilig en uniek document voor alle mensen. Mozes herinnert ons eraan: `De HEER heeft deze woorden – deze, en niet meer – tot u gesproken toen u daar bijeen was. Met een geweldig stemgeluid kondigde Hij op de berg zijn geboden af, vanuit vuur en dreigende, donkere wolken, en Hij schreef ze op twee stenen platen en gaf die aan mij’ (Deut,5,22).
Deze zogenoemde decaloog is ook in ere bij nieuwtestamentische gemeenten die vanuit de volken bij Israël worden ingelijfd door geloof in de Messias Jezus. Bekende manieren om de 10 Woorden onder de aandacht van de gelovigen te brengen, zijn bijvoorbeeld 1. De 10-geboden borden aan de kerkmuur; 2. De voorlezing van deze geboden in de eredienst; 3. De uitleg ervan in catechese en prediking.
In sommige kerken ontstaat sinds enige tijd een nieuwe gewoonte bij het voorlezen van de decaloog in de eredienst. Voorgangers vervangen de gegeven tekst soms of altijd door een eigen omschrijving en/of geven nadrukkelijk aan dat zij de wet willen lezen zoals die nu in Christus is vervuld.
In de gemeenten roept dit vragen op. Mag dit wel? Is dit nog wel wetsvoorlezing? Vragen die ook bij een cursus die helemaal niet over dit onderwerp gaat, zich niet laten onderdrukken. Sterker nog: rond het onderwerp `wet en Israël’ werden deze vragen door velen en van vele kanten gesteld.
Het antwoord erop kan kort zijn, maar moet toch lang worden. Laten we beginnen met het korte antwoord.
HET KORTE ANTWOORD
Voorlezing van de wet van de HERE met eigen woorden en omschrijving:
- Wordt met goede bedoelingen onvoldoende verantwoord
- Is in strijd met de rechten van de Auteur.
- Veroorzaakt schade voor de gemeente.
HET LANGERE ANTWOORD
Goede motieven
Voorlezing van de decaloog met veranderingen heeft meestal als doel de wet dicht bij de mensen te brengen. Precies het doel dat catechese en prediking ook op het oog hebben. De vraag is alleen of dat goede doel dit concrete middel heiligt.
Strijd met auteursrechten
Wie een tekst van een ander voorleest behoort die tekst voor te lezen zoals de auteur of wetgever die heeft geformuleerd. Dat geldt reeds onder de mensen, hoeveel te meer bij een eigenhandig document van onze God!
Maar is een vertaling ook al niet een verandering? Een vertaling probeert het origineel zo nauwkeurig mogelijk te benaderen (geen omschrijvingen of toepassingen). Bijbelvertalers besteden de hoogste zorg aan de vertaling van de (al lang bekende en in gebruik zijnde) decaloog. Dit geldt voor de Statenvertalers, maar ook voor bijvoorbeeld de Nieuwe Bijbelvertaling (2004). Er is een aparte commissie aan het werk geweest met de vertaling van de 10 geboden. Deze vertalingen zijn in veel kerken goedgekeurd. Het is de bedoeling dat wij ons nu met elkaar ook houden aan die vertalingen bij voorlezing en citeren, ook ter wille van goede communicatie met andere christenen en kerken.
Maar Mozes geeft in Deuteronomium 5 toch ook een wat andere formulering, met name in het sabbatsgebod? Dit is juist, maar niemand van ons is als Mozes op de berg geweest en heeft vertrouwelijke omgang met de HERE gehad als met een vriend. Wij staan allemaal slechts aan de voet van de Sinaï en zullen tevreden moeten zijn met Exodus 20 en Deuteronomium 5. Ook de apostelen citeren de geboden zoals ze gegeven zijn en omschrijven die niet wanneer ze citeren (Rom.13,9: ``Pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, zet uw zinnen niet op wat van een ander is’ – deze en alle andere geboden worden samengevat in deze ene uitspraak: `Heb uw naaste lief als uzelf’’. Verg. Efeziërs 6,1-2; Jakobus 2,11).
Maar in de eredienst mogen we de wet toch naar de mensen toebrengen? Ja, daarom is het onder andere heel belangrijk dat we de tekst bekend houden (o.a. door regelmatige voorlezing en uitleg). Maar wanneer een voorganger de voorlezing van de wet inleidt met de mededeling `De HERE nu sprak’ dan is het moment aangebroken om de HERE ook zelf aan het woord te laten zonder aanpassingen of toevoegingen. Willen we zelf over de 10 geboden uitleg of omschrijving geven, dan moeten we dat ook inleiden met woorden als `Ik leg jullie uit wat de wet van ons vraagt’.
Schadelijk voor de gemeente
Het is schadelijk voor de gemeente wanneer zij geen onderscheid blijft maken tussen wat de HERE God zelf heeft gezegd en wat de voorganger in wijsheid daarvan als toepassing geeft. Om een voorbeeld te noemen: in sommige omschrijvingen van de decaloog wordt gezegd dat je niet mag samenwonen of met elkaar `naar bed gaan’ voor het huwelijk en dat we de zondag moeten heiligen. Dit kan vragen oproepen. Waar staat dit zo rechtstreeks in de bijbel? Zodra een jongere ontdekt dat dit eigenlijk niet zo letterlijk in de bijbel staat, ontstaat een vertrouwensbreuk! Wanneer in de 10 geboden zo duidelijk en kortweg de zondag werd genoemd, zou er nooit zoveel sabbatsstrijd zijn geweest. Kortom: het is onjuist om toepassingen aan de HERE God in de mond te leggen.
Het is ook schadelijk voor de gemeente wanneer zij vervreemdt van haar eigen geschiedenis. Sommige voorgangers storen zich aan de os en de ezel: noem liever de nieuwste smartphone of merkkleding, want dat is een stuk actueler! Nu is er natuurlijk niets op tegen om in de prediking de actuele verleidingen te noemen. Maar wanneer je die gebruikt als vervanging van de voorbeelden in de eeuwenoude decaloog, ga je een aantal dingen missen. 1. Os en ezel zijn levensbehoeften, de nieuwste smartphone en merkkleding niet. De voorganger zou kunnen wijzen op de diepgang van het gebod: wanneer je in een ontwikkelingsland zelfs in je essentiële levensbehoeften niet jaloers mag zijn maar tevreden moet zijn, hoeveel te meer behoren jullie als welvaartskinderen dankbaar en tevreden te zijn! 2. Os en ezel hoeven helemaal niet vervreemdend te zijn. Laten we maar beseffen dat de helft van de christenheid leeft met os en ezel. Trouwens, veel jeugd in de kerk kent de ezel van de kinderboerderij en rundvlees hebben ze allemaal in hun hamburger. We moeten onszelf geen vervreemding aanpraten. 3. Het is zeker waar dat de decaloog iets van de horizon heeft van een vroegere tijd, maar de kerk is toch ook een kerk die vergaderd wordt vanaf het begin van de wereld en via de tenten van Abraham! Trek de rolluiken van het eigen wereldje omhoog in de kerk en weet je verbonden met de Sinaï. Een gemeente zonder geschiedenisbesef schrompelt ineen.
Het lijkt mooi wanneer een voorganger zegt dat hij de 10 woorden nu zal gaan lezen zoals ze in Christus vervuld zijn, maar het heeft onbedoeld een schadelijk effect. Wanneer het gaat over Israël genezen protestanten geleidelijk van de vervangingstheologie, maar bij de wet komt nu een nieuwe vervangingstheorie naar voren. Alsof de decaloog op zichzelf iets is van vroeger, van Israël en van het oude verbond en alsof wij nu met een nieuwe situatie hebben te maken waarin we die wet alleen kunnen meenemen wanneer die getransformeerd wordt via Christus. De gemeente ziet dan niet meer de doorgaande lijn van de Schepper, maar dreigt te vervallen in een soort marcionitisme waarbij het Nieuwe Testament (gelukkig) geheel anders is dan het Oude en waar wet en genade bijna tegenover elkaar komen te staan. Waarom zou de decaloog niet meer gewoon voor zichzelf kunnen spreken? Dat doet zij bij de Heiland in de Bergrede en dat doet zij bij de apostelen. Zijn wij níet uit Egypte uitgeleid? Nee, dat waren alle generaties in Israël op één na ook niet. Maar het was wel hun geschiedenis! En is het nu niet meer de geschiedenis van de in Israël ingelijfde christenen uit de volken? Is hun Heiland niet als Gods Zoon uit Egypte geroepen! Het is waar: dit leeft niet erg voor de moderne gemeente. Zoals het ook niet erg leefde voor veel Israëlieten in het Oude Verbond. Leven in de geschiedenis van God: dat moet je leren door geloof! Daarom is het ook zo belangrijk dat je de wet voorleest zoals hij ons is gegeven. En leg het dan maar uit. Dat helpt ook om de psalmen weer lief te gaan krijgen: die zetten je ook onder de wijde hemel van de geschiedenis en bevrijden je van opsluiting in je eigen geloof en in je eigen tijd.
Tenslotte: ik weet niet of er verband is, maar het valt op dat de catechismusprediking van de 10 geboden (zo rond de plechtige viering van haar 450ste verjaardag) steeds minder voorkomt en dat gelijktijdig de voorlezing van die 10 geboden wordt omgebouwd tot een mini-uitleg. Zou het ook kunnen zijn dat de behoefte aan dergelijke mini-omschrijvingen weer zal gaan afnemen wanneer weer jaarlijks minstens 10 (!) preken worden besteed aan de uitleg van de 10 geboden voor jong en oud? Wat een kans om geschiedenis en heden te verbinden, op weg van Egypte naar het Beloofde Land!"
Goed voorbeeld
Eens was er een predikant[3] die de gewoonte had bij de (letterlijke) voorlezing van de Tien Geboden ter toelichting zo nu en dan ook een gedeelte uit de Catechismus mee te geven en zo de aandacht voor Gods wet bevorderde. Misschien is dat een goed voorbeeld ter navolging.