CGK, lichtpuntje? – 2
D.J. Bolt
16-11-24
De commissie toekomst kerkverband van de generale synode CGK 2024 heeft gisteren, tot nu toe geheime, rapporten vrijgegeven over een mogelijk 'realistisch en hoopvol perspectief voor het kerkverband'. Vandaag, 16 november, konden we er kennis van nemen. De kern van de rapporten is wat genoemd wordt het interim model. We publiceren dat hier. We laten pagina- en regelnummers weg voor de duidelijkheid van de tekst.
We hopen in een volgende editie nader op deze rapporten in te gaan.
De commissie bestaat uit:
R.G. den Hertog
T.A. Meijboom 35
P. Raven
F.W. v.d. Rhee (samenroeper)
J.G. Schenau (rapporteur)
Interim-model
Het ‘interim-model’ is bedoeld om kerken die de grenzen van het kerkverband de facto
overschrijden, er vooralsnog voor te behoeden er de jure buiten te geraken. Op voorhand: ook volgens de commissie heeft dit model nog vele haken en ogen. Naar haar gedachte zou de synode wel in concreto van start kunnen gaan met een positief perspectief, als de commissie op 12 oktober de ruimte zou krijgen het model verder uit te werken. Nu onze denkrichting.
1. Kerken die afwijken van de synodale besluiten aangaande homoseksualiteit en vrouw&ambt worden tijdelijk onttrokken aan hun huidige classis en krijgen een plaats in (minimaal) vier interim-classes, (minimaal) één per particuliere synode (of regio Noord, West, Oost en Zuid). In deze classes doen zij alles wat kerkordelijk gezien des classis is. De andere kerken blijven classicaal samenkomen in hun huidige classes. De behandeling van het rapport van de taakgroep classicale herindeling (9.32) wordt aangehouden tot nader orde.
-
Een groot voordeel van het interim-model acht de commissie dat ‘middengemeenten’ niet noodzakelijk voor een keuze worden geplaatst, die in hun gemeente tot grote interne spanning zou kunnen leiden.
-
Omdat een adequaat overzicht van betreffende gemeenten ontbreekt, is het de commissie op dit moment niet mogelijk te overzien hoe het er in dit model per classis en particuliere synode uit zou komen te zien. Wel is het vrijwel zeker dat ook bij dit model maatwerk nodig zal zijn.
-
Mag een synode een plaatselijke kerk een plaats geven in een andere classis? Deze vraag lijkt ons beantwoord met de onbekommerde opdracht die de synode van 2019 een commissie gaf om voorstellen te doen voor een classicale herindeling. Bovendien kan voor een overgang art.41 sub 2 K.O. zo ver mogelijk worden gevolgd. In een sfeer van dwang hoeven we niet terecht te komen, als een betreffende kerkenraad wil inzien dat zijn gemeente op deze wijze een plaats kan houden in het kerkverband, en dat hij zo bijdraagt aan niet alleen de voortgang van het kerkelijke leven, maar mogelijk zelfs het voortbestaan van het kerkverband.
-
Na de sluiting van de synode geven de kerken die op dat moment een afwijkend beleid kennen uiterlijk binnen één jaar bij hun classis de wens te kennen over te gaan naar de interim-classis in hun particuliere synode. Kerken die later op de genoemde twee punten afwijkende besluiten nemen, vragen z.s.m. een overgang aan bij hun huidige classis. Aangenomen mag worden dat eerder al een voornemen tot een dergelijk besluit met de classis is gedeeld, en dat deze daarop heeft gereageerd in een geest van broederlijke bijstand, maar ook met het vermaan om niet voort te gaan op die weg.
- Wij zien dit model eerder als een classicale herindeling dan als een ontvlechting, zoals eerder beschreven. Plaatselijke kerken worden weliswaar (classicaal) ontbonden en nieuw verbonden, maar de ontbinding strekt principieel vooralsnog niet verder dan het beleid aangaande homoseksualiteit en vrouw&ambt. Bij een echte ontvlechting raken de delen op een veel breder terrein los van elkaar, waardoor ook het aspect van de tijdelijkheid moeilijker vol te houden zal blijken te zijn.
2. In de interim-classis zijn de kerken gevrijwaard van revisieverzoeken en appels naar art.31 K.O., dat wil zeggen met betrekking tot hun beleid t.a.v. homoseksualiteit en vrouw&ambt.
Op andere punten blijven zij zich wel openstellen voor een beroep op art.31 K.O. vanuit hun zusterkerken, en dat geldt ook omgekeerd.
-
Aan een formeel revisieverzoek zal in alle gevallen een gesprek tussen beide kerkenraden voorafgaan.
-
Een kerk die geen vrouwelijke ambtsdragers kent, maar in het pastoraat wel te maken heeft met leden die leven in een homoseksuele relatie, kunnen in hun oorspronkelijke classis blijven, zolang uit hun visiestukken en eventueel hun verantwoording aan de classis blijkt dat zij zich willen blijven bewegen binnen de kaders van de synodale besluitvorming (zie Homoseksualiteit en homoseksuele relaties, pag.155/156).
-
De vraag ligt voor de hand of kerkenraden die op andere punten (zouden willen) afwijken van synodale besluiten, om die reden kunnen verzoeken over te gaan naar de interim-classis. Dat is niet mogelijk. We zoeken met dit model een uitweg uit de huidige impasse, die evident naar aanleiding van een afwijken van deze twee synodale besluiten is ontstaan. Met overig afwijken zal, net als tot nu toe, op de gebruikelijke wijze worden omgegaan, volgens de kerkelijke weg.
- Dit model mag niet gezien worden als een vorm van ‘gedogen’. Gedogen heeft vanaf het begin de geur van legitimeren en is daar in de praktijk niet zelden inderdaad een voorfase van. Wij zouden liever spreken van ‘verdragen’, ‘het langer met elkaar uithouden’, namelijk totdat er sprake is van een verhoopt – onder de zegen van de Heere - zich weer kunnen en willen voegen in het geheel, op basis van meer licht bíj het geheel.
3. De kansels blijven over en weer in principe open. Het geweten van predikanten (en10
studenten die een stichtelijk woord mogen spreken) die moeite hebben om in een interim-gemeente voor te gaan, wordt gerespecteerd (zie ‘Vrouw en ambt’, pagina 127/128).
Predikanten die in een interim-gemeente dienen en buiten de interim-classis voorgaan of diensten verrichten, doen dat in overeenstemming met Schrift, belijdenis, kerkorde en geldende synodebesluiten. Als zij dat, als het om de onderhavige kwesties gaat niet met hun geweten in overeenstemming kunnen brengen, zal het gerespecteerd worden dat zij van deze diensten afzien. Bij een overgang van leden van een kerk uit een interim-classis naar een kerk in een reguliere classis zullen de normale attesten gelden.
4. Zolang kerkenraden en ambtsdragers een wettige plaats hebben in ons kerkverband, hebben zij het recht afgevaardigden te kiezen naar meerdere vergaderingen, en ook zelf als afgevaardigde gekozen te worden. Dat geldt dus ook binnen en vanuit de interim-classes.
Bij de meerdere vergaderingen waarnaar zij afgevaardigd worden, voegen zij zich ongereserveerd in het kerkelijk handelen naar Schrift, belijdenis, kerkorde en synodale besluiten, behoudens het recht van appel. Als zij dat, als het om de onderhavige kwesties gaat, niet met hun persoonlijk geweten in overeenstemming kunnen brengen, zullen zij zich niet laten afvaardigen.
- Het kerkrecht respecterend dient er helderheid te komen over de vraag of een consequentie van wat binnen de interim-classis voorkomt (vrouwelijke ambtsdragers) niet moet kunnen zijn, dat zusters worden afgevaardigd naar de classis. Als dat een consequentie kan zijn die onder de vrijwaring van een bezwaar naar art.31 valt, stopt die vrijwaring bij de grens van de classis. Naar de particuliere en generale synode zullen alleen mannelijke ambtsdragers worden afgevaardigd.
5. Ambtsdragers en leden uit interim-gemeenten kunnen functioneren in deputaatschappen, maar de deputaatschappen voeren beleid in overeenstemming met de Schrift, de belijdenis, de kerkorde en de geldende synodale besluiten. Alle leden van een deputaatschap committeren zich daaraan, en dragen het beleid loyaal en royaal uit. Als leden daar om des gewetens wil aarzeling bij ervaren, treden zij vrijwillig terug.
6. Volgens art.41 sub 2 K.O. hebben de deputaten art.49 K.O. een taak bij de overgang van een kerk naar een andere classis. Zij zouden ook betrokken kunnen worden bij uitvoering van de ‘classicale herindeling’ van het interim-model, misschien nog des te beter als het voorstel van deputaten kerkorde en kerkrecht wordt overgenomen om deze deputaten in het vervolg landelijk te benoemen. Een mogelijkheid is ook voor specifiek deze taak een commissie met bisschopachtige figuren te benoemen, die ook een taak krijgt bij het te voeren kerkelijke gesprek (zie bij 7.).
- Deputaten of een nieuw te benoemen commissie voeren in de interim-classis ook gesprekken over de toekomst van deze gemeenten in het kerkverband. Hoe zien de kerkenraden zelf hun afwijkende beleid in het kader van de presbyteriaal-synodale kerkvorm?
7. De particuliere synode komt in de huidige situatie samen in een jaar waarin een synode bijeenkomt, of eerder ter behandeling van een appel. De synode vindt driejaarlijks plaats.
Eenmaal per jaar zal een convent van alle kerken worden gehouden, of volgens een vergelijkbare vorm van kerkbreed overleg. Op zo’n convent worden geen besluiten genomen maar wordt wel diepgaand gesproken over thema’s, zoals genoemd onder 7. op pagina 4. Deze thema’s kunnen in de plaatselijke kerken en op classisvergaderingen worden voorbereid. Mogelijk kan zo’n convent ook eens een kerkmuuroverstijgend karakter krijgen. Voor de beoogde kerkbrede gesprekken dient een meerjarig programma te worden opgesteld, door het deputaatschap art.49 K.O. of de onder 6. bedoelde commissie, die dit proces ook begeleidt. De inzet van deze gesprekken is elkaar te hervinden op het fundament van de kerk, in liefde en vertrouwen, zodat de divergentie in beleid zal afnemen en verschillende inzichten op theologische onderdelen en pastorale verschijnselen niet langer aanleiding hoeven te zijn voor een gescheiden classicaal optrekken.
- De taakgroep kerk-zijn heeft, na het zelf te hebben ervaren, geconstateerd dat het nauwelijks nog mogelijk is op meerdere vergaderingen gesprekken te voeren over fundamentele zaken, aangezien deze voortdurend onder de druk staan van de omgang met van synodale besluiten afwijkend beleid bij sommige classiskerken. De commissie toekomst kerkverband denkt dat deze gesprekken, waarvan de urgentie in het rapport ‘Zoek eerst het Koninkrijk’ en in andere documenten, steeds wordt onderstreept, op deze wijze meer ontspannen plaats kan vinden.
8. De commissie toekomst is namelijk van mening dat deze wijze van kerk-zijn sowieso geen permanent karakter kan hebben. Op den duur zal duidelijk moeten worden of de plaats van interim-gemeenten in ons kerkverband houdbaar is. Daarbij zal een rol spelen hoe de dingen zich in een interim-classis ontwikkelen, hoe de kerken daar hun eigen plaats zien, maar ook de voortgaande studie en het kerkbrede gesprek over fundamentele thema’s. Met de bede dat in plaats van verdere vervreemding juist een nieuwe toenadering gevonden zal kunnen worden. Het interim-model is een noodgreep, waarin wij menen samen een toevlucht te mogen vinden om de eenheid in Christus. Tijdelijk dus, al menen wij wel dat dit proces gebaat is bij rust, ook in duur en tempo. Het lijkt ons verantwoord om hiervoor drie synodeperioden aan te houden. Dv op de synode van 2033 zal dan een evaluatie plaatsvinden, en een besluit genomen worden.
- Negen jaar lijkt lang, maar de tijd gaat snel voorbij. Het gespreksprogramma heeft ook voldoende tijd nodig, herstel van vertrouwen al helemaal. Daarbij, zou men willen denken aan een periode van zes jaar, dan staat vanaf de volgende synode, over drie jaar, alles alweer in het teken van besluitvorming op de synode daarna. Wel kan aan deputaten art.49 (of de nieuw in te stellen begeleidingscommissie) worden opgedragen tussenrapportage te verzorgen.
9. Een lastig punt is, dat synodale besluiten in principe openstaan voor revisie, waarover een nieuwe synode moet besluiten. Dat geldt ook een besluit dat deze synode zou nemen t.a.v. de toekomst van het kerkverband. Maar dat zou kunnen betekenen dat we door de opschortende werking de komende drie jaar niets kunnen ondernemen. Dat is in de huidige situatie onverantwoord. Kan de synode een besluit nemen dat direct uitgevoerd kan worden, zonder het geldend kerkrecht geweld aan te doen?
- Wij zien die mogelijkheid eigenlijk niet. Elk synodaal besluit staat ten principale open voor revisie, te behandelen door een nieuwe synode. Mocht de synode een besluit willen nemen tot de inrichting van interim-classes, dan zien wij twee optiesom er toch zo spoedig mogelijk toe over te kunnen gaan:
-
de synode neemt aan het eind van haar tweede plenaire vergaderweek een besluit, en publiceert dat. Er is dan een maand de tijd om revisie aan te vragen of ten minste aan te kondigen. Zou daarvan geen gebruik worden gemaakt, dan kan de synode in haar derde vergaderweek besluiten nemen t.a.v. de uitvoering.
Zou er wel revisie worden aangevraagd, dan kan de synode in haar derde week bezien wat nodig is om zo spoedig mogelijk na sluiting van de huidige een nieuwe synode bijeen te doen roepen ter behandeling van de revisieverzoeken. Voorwaarde voor deze optie is wel dat eerder in de tweede vergaderweek een besluit genomen kan worden t.a.v. de revisieverzoeken vrouw&ambt. - Als dat laatste niet haalbaar is, zou de synode een besluit moeten nemen in haar derde vergaderweek, en dat zo spoedig mogelijk te publiceren. Deputaten vertegenwoordiging kunnen dan in overleg met de roepende kerk van de synode van 2027 bezien of binnen de gestelde termijn revisie is aangevraagd, om vervolgens alles in het werk te stellen zo spoedig mogelijk een extra synode te doen samenroepen ter behandeling van de revisieverzoeken, en – als het besluit staande blijft – besluiten te nemen tot uitvoering.
10. Een dergelijk model zal niet alleen direct al in de pers, maar ook – hopelijk meer doordacht – reacties en vragen oproepen in onze kerken, en in kerken waarmee wij contacten onderhouden in binnen- en buitenland. De communicatie moet dan ook bijzondere aandacht krijgen.