Ethiek

Schriftoverdenkingen

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Kerk in het licht van Pasen

A. Velthuis

19-04-25

 

De weken vóór Goede Vrijdag en Pasen in dit voorjaar, waren weken met veel zon. Vaak zagen we de zon in een stralend morgenrood opkomen en ’s avonds in kleurig avondrood ondergaan. De natuur bloeit weer uit. Bomen, planten en struiken exploderen in prachtige voorjaarkleuren. De vogels fluiten ’s morgens en ‘s avond hun lied. Dit alles bepaalt ons bij het voorjaar, nieuw leven en de Schepper van alle dingen. Deze Schepper mogen, nee móéten wij ook prijzen in de natuur. Alles is tot Zijn eer, wereldwijd. “Vanwaar de zon opkomt tot waar zij ondergaat, zij de Naam van de HEERE geprezen.” (Psalm 113:3)

 

Dit stralende voorjaar en Pasen bepalen ons bij licht. Al op de eerste scheppingsdag zei God: “Laat er licht zijn! En er was licht.” (Gen. 1:3) terwijl de zon pas op de vierde dag is geschapen. De schepping begint niet met materie maar met het licht van Gods wil. Ook denken we hier aan hemels licht, het oorspronkelijke goddelijke Licht dat er al was vóór de schepping van zon en maan. Dit neemt niet weg dat het licht op die eerste scheppingsdag óók ‘gewoon’ licht was. De ogenschijnlijk omgekeerde volgorde van éérst licht en daarna pas de lichtdragers is geen reden om te twijfelen aan de historische betrouwbaarheid van Genesis, integendeel, het onderstreept de almacht en goddelijkheid van de Schepper. Hij is de Bron van alle leven en waarheid. “Want bij God is de bron van het leven; in Zijn licht zien wij het licht” (Ps. 36:10).

 

In Joh. 1:1-5 horen we duidelijk de echo uit Gen. 1:1-5. “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. (…) In het Woord was het leven en het leven was het licht van de mensen. En het licht schijnt in de duisternis, en de duisternis heeft het niet begrepen.” (Joh. 1:1-5) De letterlijke en symbolische betekenis van licht (maar ook duisternis) zien we in heel Gods Woord terug. Genoemd is de schepping van het licht. Wie zoekt vindt vele Bijbelteksten over licht en duister. Ik noem er (slechts) enkele.

 

Nadat Jakob door zijn eigen bedrog vluchtte voor Ezau lezen we dat hij een slaapplek zocht, “want de zon was ondergegaan”. (Gen. 28:11) Natuurlijk was dat ook letterlijk zo maar we letten ook op de symbolische betekenis van de opkomende duisternis. Jakob vlucht niet alleen voor zijn broer maar hij verlaat óók het land van de belofte en gaat een donkere, onzekere tijd tegemoet. De zon zakt - het licht van Gods nabijheid - lijkt te verdwijnen. Niets is minder waar, zo blijkt uit de droom die Jakob kreeg (Bethel).

 

Vele jaren later - op terugreis naar het beloofde land - worstelt Jakob met God (Pniël). Nadat hij daar gestreden heeft, lezen wij in de Bijbel: “En de zon ging over hem op” (Gen. 32:31). De opgaande zon staat symbool voor nieuw leven, na een nacht (of periode) van worsteling na de ondergaande zon bij Bethel. Maar God hield Jakob- Zijn kind – vast en zegende hem (Gen. 32:29). Naast het feit dat de zon echt opkwam toen Jakob door Pniël gegaan was, werd hij ook omgeven met het goddelijk licht.

 

Bij dit licht mogen we zeker ook denken aan de wolk- en vuurkolom die Israël begeleidde tijdens de uittocht uit Egypte. Deze wolk- en vuurkolom die er ook écht was is een krachtig symbool van licht en leiding van Gods tegenwoordigheid en bescherming. Een zichtbaar teken van de onzichtbare God. Dit wordt later verdiept in de tabernakel en tempel, waar Gods glorie en heerlijkheid als een licht verschijnt. (Ex. 40:34-35 en 1 Kon. 8:10-11) Zo zijn er vele voorbeelden uit de Schrift waar het letterlijke licht ook een symbolische betekenis heeft van de aanwezigheid van Gods heerlijkheid.

 

Bij de verheerlijking op de berg werd Jezus “voor hun ogen van gedaante veranderd; Zijn gezicht straalde als de zon en Zijn kleren werden wit als het licht.” (Matt. 17:2) Dáár werd Hij door God de Vader aangewezen als hét Licht van de wereld want “zie, een lichtende wolk overschaduwde hen; en zie, een stem uit de wolk zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb; luister naar Hem!” (Matt. 17:5)

 

Jezus, de Zoon van God is hét Licht van de wereld zoals Jezus zelf zei: “Ik ben het Licht der wereld; wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben.” (Joh. 8:12) Maar aan Hem werd het licht volledig ontnomen op Golgotha want “vanaf het zesde uur kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur toe.” (Matt. 27:45) Deze feitelijke duisternis op ‘klaarlichte dag’ tekent ons hoe God Hem verlaten heeft en Zijn toorn op Hem neer liet komen. Ja, tot de allerdiepste duisternis, verworpenheid en angst van de hel. Voor de Zoon van God zelf - als hét Licht van de wereld – alleen een inktzwarte duisternis in Zijn kruislijden. Om over ons het eeuwig licht te laten schijnen.

 

Want na de kruisiging van onze Heiland op Goede Vrijdag, de stilte en het diepe verdriet op de sabbat, ging Maria Magdalena “vroeg toen het nog donker was, naar het graf” (Joh. 20:1). En zij kwam huilend “bij het graf, toen de zon opging” (Mar. 16:2 en Joh. 20:11). En “toen Jezus ’s morgens vroeg opgestaan was, verscheen Hij aan Maria Magdalena” (Mar. 16:9) en zei tegen haar: Maria! (Joh. 20:16). En Maria zag haar Heere (Joh. 20:18) en geloofde (Joh. 20:16).

 

De opstanding van Jezus bij opgaande zon, staat symbool voor een nieuwe schepping en een nieuwe werkelijkheid waarin de dood is overwonnen. Zoals op de Paasmorgen het licht het duister verdrijft, zo overwon Jezus als Hogepriester, met Zichzelf als offer, de duisternis van de dood, en is Hij het Licht van de wereld.

 

Dit licht schijnt over ons leven, schijnt over de kerk, Zijn met bloed gekochte bruid. Ook al vloeien er in ons leven nog vaak tranen. Tranen over onze zonden, tranen over de gebrokenheid van het leven, tranen door ziekte, tranen bij een open graf. Tranen zoals ook Jezus huilde bij het graf van Lazarus (Joh. 11:35) omdat, óók Hij echt mens is. Wij hebben dus een Hogepriester die medelijden met ons heeft omdat Hij, net als wij, mens is, maar zonder zonde (Hebr. 4:14-15). “Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.” (Hebr. 4:16)

 

Dan zijn er nu nog vaak tranen, maar geen tranen zonder hoop want wij mogen uitzien naar de terugkomst van het Licht van de wereld als Christus in al Zijn heerlijkheid zal verschijnen op de wolken:

 

“In het stralend, hemels licht zullen wij de Heer ontmoeten.

Aangezicht tot aangezicht mogen wij Hem blij ontmoeten.

Wij, van alle smet en tranen ontdaan,

zullen rein voor Jezus staan.”

 (Gez. 22:5, kerkboek 1984).

 

Samen met Jakob, de beide andere aartsvaders, Maria van Magdalena, de geloofsgetuigen uit Hebreeën 11, ja met allen die ontsliepen in Gods Zoon. Daar zal God “alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal er niet meer zijn; ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn. Want de eerste dingen zijn voorbijgegaan.” (Openb. 21:4) Daar zal de bruid van het Lam in hemels licht en goddelijke heerlijkheid verschijnen voor de Bruidegom. “Zij had de heerlijkheid van God, en haar uitstraling was als een zeer kostbare edelsteen, als een kristalheldere steen jaspis.” (Openb. 21:11)

 

Dan is het weer zoals het in Genesis begon. Volkomen licht zonder de zon. “En de stad heeft de zon en de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlicht haar en het Lam is haar lamp.” (Openb. 21:23) Daar zullen wij wandelen in het licht van Gods aangezicht (Ps. 89:16) in het nieuwe Jeruzalem. “En de naties die zalig worden, zullen in haar licht wandelen, en de koningen van de aarde brengen hun heerlijkheid en eer erin.” (Openb. 21:24) “En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen. En zij zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid.” (Openb. 22:5).

 

Van schepping tot eeuwigheid, van Genesis tot Openbaring. Met daartussen de diepontroerende geschiedenis van Gods verlossingswerk. Van het goddelijke licht op de eerste scheppingsdag naar het eeuwige licht in het nieuwe Jeruzalem. Met daartussen de inktzwarte duisternis voor Gods Zoon op Golgotha. Om ons uit de diepe duisternis te halen en om ons tot een eeuwig Licht te zijn. Gods Zoon die straks in heerlijkheid zal verschijnen.

 

"U, die als Heer der heerlijkheid

verrees tot heil der volken,

verwachten wij in majesteit

eens weder op de wolken.

Ja, halleluja, zie,  Hij komt!

Juicht, mensen, engelen samen

met vreugd, waar alles bij verstomt.

Juicht allen! Amen, amen."

(Gez. 25:3, kerkboek 1984).

 

Een nieuw begin voor de bruid, de vrouw van het Lam.

Voor eeuwig samen met hét Licht van Pasen!