Vrouwen op vrijgemaakte kansels 11
D.J. Bolt
22-02-14
We vervolgen deze serie met informatie n.a.v. het deputatenrapport Mannen en vrouwen in dienst van het evangelie en samenvattingen van reacties daarop.
Gereformeerde Kerkbode Noorden, 08/02/14
Het rapport van het generale deputaatschap 'M/V in de kerk' aan de GS Ede 2014 heeft in de pers nogal wat aandacht gekregen. Met name vanwege de hermeneutische uitgangspunten, die daarin benoemd worden. In meerdere reacties werd gewezen op de plaats die de toenmalige (culturele) context in dit rapport krijgt. Gods Woord werd gegeven in een concrete situatie. die nogal verschilt van de situatie waarin wij vandaag leven. Wat betekent dit voor ons verstaan van de Bijbel?
Bij het lezen van Gen 1-4 noteren deputaten, dat het hier gaat om een gelijkwaardige relatie tussen man en vrouw: geschapen naar Gods beeld. In hun onderlinge verhouding speelt rangorde geen roL Man en vrouw zijn niet gelijk, maar de betekenis van dat laatste wordt niet uitgewerkt. Wanneer Paulus zich op de schepping beroept (1 Tm 2), gaat het bij hem wél om een rangorde. Maar dat is zijn 'interpretatie' van de scheppings-volgorde (pag. 24).
Volgens deputaten zijn er nog (veel) meer Bijbelse lijnen over de relatie tussen man en vrouw, maar die worden niet benoemd. Wel wordt meteen geponeerd:
Het is duidelijk dat de positie van man en vrouw in het Oude Testament zeker in het begin gekleurd is door de cultuur waarin Gods heilsgeschiedenis zich afspeelt.
Met daaraan vastgeknoopt de opmerking:
Wanneer in de Bijbel bepaalde situaties worden beschreven, en zelfs door de HEER voor deze situaties voorschriften gegeven worden, impliceert dat niet per definitie Gods toestemming of gebod voor ons (pag. 12).
Dit is een kernpunt in het hele rapport: wat toentertijd is gezegd of voorgeschreven, geldt niet per definitie voor ons vandaag.
Nieuwe Testament
In het deputatenrapport worden m.n. de volgende Bijbelteksten besproken: 1 Kor 11, 1 Kor 14 (vss 34-35). 1 Tim 2 (vss 11-14), Gal 3:28 en Ef 5 (vss 21-33). Deputaten komen tot de slotsom,
dat er met betrekking tot de verhouding tussen man en vrouw in het NT een duidelijk patroon te zien is: een vrouw dient zich te onderschikken aan haar man, een man dient zijn vrouw lief te hebben en haar te respecteren. Dit geluid is eenstemmig.
Het onderwijzen en gezag voeren over de man passen een vrouw niet. Een vrouw mag wel bidden en profeteren, maar geen profetie uitleggen of onderwijzend spreken.
Bij Ef 5 wordt de relatie man-vrouw in het huwelijk gespiegeld aan de verhouding Christus-gemeente. Daarom moeten vrouwen het gezag van hun man erkennen.
Deputaten attenderen daarbij op vs 21:
Tegelijk gaat het hier ook over wederzijdse onderschikking: 'aanvaard elkáárs gezag'.
Deputaten laten dit (ook) slaan op de man-vrouw-verhouding in het huwelijk. Maar in het licht van de hele Bijbel zou het vreemd zijn, wanneer de man het gezag van zijn vrouw moet aanvaarden. Overigens: binnen de gemeente bestaan allerlei gezagsrelaties: de man t.O.V. zijn vrouw, ouders t.O.V. hun kinderen (6:1), meesters t.O.V. hun slaven (6:5-9). Ook hierbij zou het vreemd zijn, wanneer bijvoorbeeld ouders hun kinderen onderdanig zouden moeten zijn. Het is dus heel goed mogelijk, dat het 'elkaar onderdanig' van vs 21 niet ziet op wederkerigheid binnen dezelfde relatie, maar op een andere verhouding in een andere relatie. Een slaaf moet bijvoorbeeld niet zijn vrouw onderdanig zijn, maar wel zijn meester.
Galaten 3:28 gaat erover, dat gelovigen allen één zijn in Christus. Dat geldt voor Joden en Grieken, voor slaven en vrijen, voor mannen en vrouwen. Deputaten merken op, dat de eenheid in Christus
de toen gebruikelijke verhoudingen radicaal van karakter doet veranderen (pag. 15).
En dat deze tekst de door God geschapen verscheidenheid tussen de seksen relativeert (pag. 23).
Maar deze conclusie gaat wel heel ver. Want het gaat hier over de (nieuwe) relatie met Christus. Op dát punt is er geen verschil, of je nu man of vrouw bent, slaaf of vrij , Jood of Griek. Maar deze overeenkomst poetst de andere verschillen niet weg. Een slaaf is nog steeds slaaf (vgl. Ef 6:5-9!). En wanneer in het huwelijk man en vrouw beide tot geloof in Christus komen, is er wel sprake van een nieuwe dimensie: ze zijn nu ook broer en zus in Christus. Maar daarmee zijn ze in hun onderlinge verhouding van man-vrouw nog niet verwisselbaar: de man is nog steeds het hoofd, de vrouw niet. Deputaten concluderen (bij 2.6 op pag. 16):
Zo zien we dat het centrale argument (de geboden onderschikking van de vrouw ten opzichte van de man) door de Schrift als een typisch christelijke invulling van gangbare culturele patronen wordt gepresenteerd met het oog op de voortgang van het evangelie.
In feite hangt deze conclusie compleet in de lucht!
Ook volgens deputaten is het getuigenis van het NT eenstemmig. Maar wanneer het gaat om de toepassing voor vandáág, willen deputaten eerst kijken hoe de voorschriften worden gemotiveerd. Samenvattend verwijzen deputaten hier naar het boek van Myriam Klinker-de Klerck (Als vrouwen het woord doen, p. 130):
De geboden onderschikking van de vrouw ten opzichte van de man is het centrale argument.
Dit wordt gemotiveerd met noties als eer en schande, met ontzag voor God en voor Christus, met verwijzingen naar het Oude Testament en met de wervende kracht van de onderschikking. Deze motiveringen vormen voor Paulus een geheel.
De manier waarop een vrouw haar man te schande kan maken, wordt bepaald door de culturele gewoonten uit die tijd. Zich voegen in de bestaande ordening is heilzaam voor de verspreiding van Gods evangelie bij buitenstaanders (pag. 16).
Inhoudelijk valt op deze samenvatting nogal wat afte dingen. Bij 2. worden de verschillende motiveringen op één hoop geveegd, terwijl ze nogal verschillend van aard zijn. Bij 3. wordt aan de culturele gewoonten van toen een belangrijke rol toegekend, terwijl het nog maar de vraag is of dat uit de besproken Bijbelteksten kan worden afgeleid. En bij 2 en 3 wordt een missionair motief genoemd, dat door Paulus in dit verband helemaal niet genoemd wordt!
Deputaten beweren: "Paulus gebruikt een heel palet aan aanwijzingen en argumenten. Hij geeft niet aan wat voor hem nu het zwaarst weegt." Intussen laten deputaten wel duidelijk merken wat voor hén het zwaarste weegt: géén onnodige belemmeringen voor de missionaire uitstraling (pag. 22).
De bewering van het deputatenrapport is, dat de toenmalige context een constituerende factor is geweest voor de totstandkoming en de inhoud van de Bijbeltekst (paragraaf 2.6 en noot 28 op pag. 20). Het is m.i. op dit punt, dat de trein uit de rails loopt. Deputaten hebben het over een 'hermeneutiek', die ze definiëren als: bezinning op het hele verstaansproces van de Bijbeltekst. Via onderstaand schema beschrijven deputaten wat ze daarmee bedoelen (pag. 17).
De Bijbeltekst is (door God) gegeven in een bepaalde concrete situatie (context 1). En de 1e lezers waren de mensen van tóen. Dat is een vast gegeven: de kleine driehoek.
Daarna is diezelfde Bijbeltekst door de eeuwen heen steeds weer gelezen, door andere lezers, die leefden in een steeds weer andere tijd en situatie. Dat wisselt dus: de grote driehoek.
Deputaten achten het van groot belang voor de uitleg van de Bijbeltekst, dat we ons bewust zijn van het verschil in situatie tussen toen en nu. Anders doe je de Bijbeltekst geen recht.
Maar hoe groot is dat gevaar precies? Dat hangt van je standpunt af: verschilt de betekenis van de tekst in onze hedendaagse context echt zoveel van de betekenis in de oorspronkelijke context? Deputaten menen van wel. Maar het lijkt mij, dat deputaten hier iets belangrijks over het hoofd zien:
In het algemeen geldt, dat de Bijbeltekstjuist niet specifiek is voor de eerste lezers, in een bepaalde situatie ofin een bepaalde tijd. Tenzij de Bijbel zelf anders aangeeft.
De Bijbeltekst is speciaal opgeschreven en bewaard voor hen, die later leven! (vgl.Joh 20:30v; 1 Kor 10:11).
Hierbij is wel belangrijk om het verschil tussen OT en NT te honoreren: veel 'schaduwen' hebben met de komst van Christus hun tijd gehad. Maar dit geeft de Bijbel zelf aan!
Dat betekent, dat de beide hierboven getekende driehoeken méér samenvallen, dan deputaten suggereren. En dat het verschil in culturele context dus veel minder relevant is voor ons verstaan van de Bijbel.
Een belangrijke vraag is ook: hoe betrouwbaar is onze kennis van de toenmalige culturen eigenlijk? Was de cultuur in de tijd van Paulus wel zo eenduidig? En hoe zit het met de context van die andere (OT-ische!) Bijbelteksten, die hierover gaan? Bovendien: hangt gezonde Bijbeluitleg inderdaad af van onze kennis van de toenmalige context? Duidelijk is wel, dat kennis van die context de Bijbeltekst kan verhelderen. Maar het is vreemd wanneer zo'n buitenbijbelse factor de betekenis van een Bijbeltekst in zijn tegendeel kan verkeren.
En dat onze cultuur vandaag zo verschilt van toen, daarbij zullen we ons ook af moeten vragen: is dit een positieve ontwikkeling geweest? Of een ontwikkeling die zich van de Bijbel verwijderde? Denk bijvoorbeeld aan feminisering en individualisering.
Opvallend is, dat deputaten hier nergens de bredere Bijbelse context noemen als van belang voor de uitleg en toepassing. Terwijl dit m.i. een veel belangrijkere factor is dan de maatschappelij k-cul turele context.
Juist wat de man-vrouw-verhouding betreft laat de Bijbel een duidelijke en consistente lijn zien. Dat begint met de schepping: eerst de man. Vervolgens de vrouw, als 'hulp'. Vanaf het begin is de man ook degene die de leiding neemt. En door de zondeval zijn de verhoudingen eerder verscherpt dan omgekeerd.
De priesters zijn van het mannelijk geslacht. Het koningschap van David en zijn 'huis'loopt via de mannelijke lijn. Profeten zijn, op enkele uitzonderingen na, mannen.
In het NT wordt die lijn voortgezet. De Here Jezus kiest mannelijke discipelen. Wanneer de plaats van Judas weer moet worden ingevuld, wordt gekozen uit twee mannelijke kandidaten (Hd1 :21-26). En wanneer de gemeente in Jeruzalem te groot wordt om door de apostelen te worden verzorgd, stellen de apostelen voor om mannen te zoeken, die een deel van hun taak kunnen overnemen (Hd 6:3vv). In alle gemeenten worden mannelijke oudsten aangesteld. Wel blijken er in de gemeenten soms ook vrouwen te zijn, die profeteren. Net zoals in het OT soms voor kwam. Maar nergens lezen we van een officiele aanstelling. En binnen het huwelijk is de man nog steeds 'hoofd'.
Dit alles neemt niet weg, dat de Bijbel positief spreekt over de plaats, taak, gaven, mogelijkheden van vrouwen. Om daarmee de HERE te dienen, in het gezin en ook in de gemeente. Vrouwen worden duidelijk door God ingeschakeld (bijvoorbeeld als diacones). Maar dat kan kennelijk ook zónder benoeming tot oudste. Die doorgaande lijn vormt de Bijbelse context waarin we de voorschriften van Paulus moeten plaatsen, wanneer het gaat om de vraag of vrouwen ook 'oudste' kunnen zijn.
Die doorgaande lijn maakt ook duidelijk: het is niet de toenmalige culturele context, die Paulus brengt tot zijn uitspraken. De situatie is alleen aanleiding om de Bijbelse boodschap hierover (weer) naar voren te brengen.
Ik ga uit van de integriteit en goede bedoelingen van de deputaten: ze proberen recht te doen aan wat de Schrift zelf als context aanreikt (zie pag. 20). Maar dat laatste is de grote vraag: naar mijn mening slepen deputaten de (toenmalige) context erbij ook wanneer de Schrift daar helemaal niet naar verwijst. En dat met vergaande conclusies voor de uitleg. Ik heb dus geen vertrouwen in de nu gepresenteerde hermeneutiek.
Wanneer op deze manier vrouwen kunnen worden toegelaten tot het ambt van ouderling en predikant, dan moeten we binnenkort ook het huwelijksformulier herschrijven. Want dan is de man als 'hoofd' en de vrouw als 'zich onderschikkend' binnen het huwelijk ook niet meer acceptabel in onze cultuur. En een volgend punt is een homoseksuele relatie. Allemaal met dezelfde redenering.
Wat deputaten nu voorstellen is niet alleen een breuk met de Kerk van alle eeuwen, maar ook een breuk met een duidelijke lijn door heel de Bijbel heen. En dat alleen op grond van een (vermoedelijke) overeenkomst van wat Paulus schrijft met de toenmalige cultuur!
Op deze manier worden kerkleden afhankelijk van theologen en hun (vermeende) kennis van de toenmalige (culturele) context. En uiteindelijk wordt God daarvan afhankelijk gemaakt bij het doorgeven van Zijn Woord. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Gereformeerde Kerkbode Noorden, 08/02/14
Rapport man/vrouw: kent u het? Hebt u al kennisgenomen van het rapport van het deputaatschap 'man/vrouw in de kerk', gericht aan de generale synode te Ede? De bekendheid ermee is groeiend. Daaraan dragen ook artikelen in kranten en kerkbladen bij. Maar hoe ver gaat die groeiende bekendheid?
Als je het rapport noemt, zijn de reacties heel verschillend. Van 'ik heb het gelezen' tot 'ik heb er over gehoord' tot 'waar heb je het over?' Zij die ervan weten, reageren ook verschillend. Voor de een is de uitkomst geen probleem, voor de ander is het rapport belangrijk om goed over na te denken en voor een derde is er sprake van 'nood'.
Ik hoor mensen die zeer overtuigd zijn van de noodzaak om niet alleen mannen maar ook vrouwen in de positie van predikant en ouderling aan te stellen. Dat past bij de tijd waarin we vandaag leven. Dat past bij de maatschappij waarin mannen en vrouwen gelijke posities innemen. Doe je het anders dan leg je op de weg van het uitdragen van het evangelie een blokkade neer. Het kan vandaag niet meer zoals het de eeuwen door geweest is. De bijbel draagt naar het idee van de voorstanders voldoende aan om de weg van de vrouw naar het ambt te effenen. Voor hen zal het een grote domper zijn als de komende generale synode in die gedachtegang niet meegaat.
Zij vinden tegenover zich gemeenteleden voor wie het een zaak van hoge ernst is als de kerk aan de praktijk van eeuwen een einde zou maken. Zij menen op grond van bijbelse gegevens dat deze verandering niet moet plaatsvinden. Een heel aantal heeft zich met deze mening gesteld achter een recent verschenen Appel aan de generale synode. Van tijd tot tijd bespeur ik ook bij sommige (veel ?) kerkleden een zekere matheid: laten we het er maar niet meer over hebben; er is al zoveel over gezegd en geschreven en de discussie gaat anders net zo lang door tot de vrouw op de kansel staat. Laat het maar gebeuren. (Wat nu binnen de GKv speelt, speelde 10 jaar geleden binnen de NGK, zie hieronder).
Een opinieschrijver in het Nederlands Dagblad schoof de onderwerpen man/vrouw, homoseksualiteit en liturgie op een hoop. Toen ik dat las dacht ik: wat zal het voor hem moeilijk zijn om iets van de zojuist genoemde nood te begrijpen. als je meent dat liturgische veranderingen op een lijn staan met veranderingen in het denken over plaats en taak van man/vrouw in de kerk en in de opvattingen over een homoseksuele huwelijksrelatie. Ik kan me voorstellen dat wie dit alles op één lijn plaatst zich de vraag stelt: waar maken ze zich zo druk om?
Het eerder genoemde Appel geeft niet aan wat er gedaan moet worden als de generale synode in Ede met de voorgestelde plannen instemt. Naar ik aanneem vanuit de gedachte: laat eerst de synode, als vertegenwoordiger van de kerken, zich hierover uitspreken; daarna zien we wel verder. Maar waar de nieuwe bouwtekeningen voor kerkelijke leiding op tafel zijn gelegd, kijkje mee en denk je na over wat dit in de toekomt voor uitwerking kan hebben.
De roep om verandering is wel zo sterk datje ook de 'als' vraag niet kunt ontwijken: 'als' hiertoe besloten wordt, wat betekent dit dan in de praktijk? Wat wil het zeggen als woorden van de apostelen worden aangepast - om maar bij de tij d te zijn - en daarmee een andere inhoud krijgen? Wat betekent het voor de voorganger als deze nieuwe uitleg van de bijbel een plaats krijgt in de kerken? Wat betekent het voor de hoorder? Zet het de prediking niet op een ander spoor? En zo j a, kan ik met die prediking verder? Er is immers zoveel meer dan het thema m/v in de kerk.
Zeker, de Here zal je de weg wij zen in watje moet doen, hoe het ook gaat. Dit vraagt tegelijk om de roep tot God met de vraag om wijsheid, voor anderen, voor jezelf en zeker ook voor de leden van de generale synode die het rapport van het deputaatschap 'man/vrouw in de kerk' moeten behandelen.
Als je meent datje ongehoorzaam bent aan God als je vrouwen in een positie brengt waarvoor God mannen verantwoordelijk stelt, klemt tegelijk de vraag of vrouwen in de kerk voldoende in beeld zijn. Bij alle aandacht die er nu is, meen ik dat de kerk hierin toch tekort is geschoten. Wellicht omdat alle aandacht uitging naar het beantwoorden van de vraag of een vrouw ouderling of predikant kan zijn? Daarom wil ik wijzen op een andere reactie, al is die al geruime tijd geleden gegeven. Ik denk aan het boek 'Ambten in de apostolische kerk', geschreven door dr. J. van Bruggen. Het verscheen in 1984, maar er is in de jaren daarna helaas niets mee gedaan. Met een enkele passage uit zijn boek wil ik afsluiten.
Bij de toename van het kerkelijke werk waarvoor de opzieners zich verantwoordelijk wisten, hebben zij zich voorzien van de hulp van helpers en helpsters die bepaalde kerkelijke taken kregen toegewezen. De raad van de oudsten was ingesteld door de apostelen of hun medewerkers: diakenen en diakonessen werden later aangesteld waar dit nodig was. Hun diensten kunnen heel uiteenlopend zijn. Beslissend is dat zij voor een bepaalde hulpdienst een kerkelijke aanwijzing ontvingen en dat zij hun werk hebben te verrichten met dezelfde waardigheid waarmee de opzieners de gemeente leiden.
( ... ) Het is onmogelijk dat de oudsten of opzieners die de gemeente bij en onder het woord moeten houden, in eigen persoon alles verrichten wat nodig en gewenst is tot een goede functionering van de gemeenschap der heiligen. Zij kunnen daarvoor geschikte broeders en zusters aanwijzen en hen met speciale verantwoordelijkheden in de kerk belasten. Daarvoor is geen bevestigingsformulier nodig, wel een officiële aanwijzing en toetsing. Op deze wijze zou de positie van de vrouw als medewerkster in Christus duidelijker naar voren komen. Ook zou allerlei werk in de gemeente dat zich nu soms in een semikerkelijke sfeer afspeelt met meer continuïteit, ernst en waardigheid gedaan kunnen worden. De diaken zou pas goed tot zijn recht komen in de gemeente, wanneer hij uit de kerkenraadsbank naast de preekstoel werd heengezonden om verblijf te houden onder de mensen en daar samen met de diakonessen werkzaam te zijn in de vele diensten door de opzieners aan hen opgedragen terwille van het lichaam van Christus. ( )
De twee christinnen die in het begin van de tweede eeuw door een Romeinse stadhouder aan foltering werden overgegeven, waren slavinnen naar haar maatschappelijke positie. Zij deden in de gemeente werk waarvan wij verder niets weten, maar één ding weten we: voor dat werk was een naam. Zij waren diakonessen, helpsters in de kerk. Dit was in de tijd dat de leerlingen van de apostelen nog rondtrokken door Klein-Azië. Het spoor voor diakonessen is oud en beproefd (pag. 117,118).
Onderstaande tekst is overgenomen uit het Appel aan de Generale Synode te Ede 2014, door 1500 kerkleden uit de GKV ondertekend (zie: www. gereformeerdekerkblijven.nl)
"Deputaten (m/v in de kerk) kunnen er niet onderuit dat Paulus het kerkelijk ambt aan de vrouwen ontzegt. Het hoofdargument om desondanks vandaag vrouwen wel toe te laten tot de ambten berust bij deputaten voornamelijk op hun schets van de culturele achtergrond waartegen Paulus' voorschriften zouden staan. Wat in de toenmalige cultuur dienstig was om het evangelie ingang te laten vinden, zou dat in onze huidige culturele omstandigheden niet meer zijn.
Intussen zijn er terecht, ook in de minderheidsnota van br. OAe. Slump. veel vraagtekens gezet bij de houdbaarheid van de beweringen over de toenmalige cultuur. zoals de meerderheid van de deputaten daarover schrijft. Lopen wij zo niet het gevaar dat het gezag van het openbaringswoord van de HERE ondergeschikt gemaakt wordt aan onze beoordeling van de tijd waarin dit woord geschreven is? Wordt in het rapport het onderwijs van Paulus niet veel te veel geïsoleerd van het totale onderwijs van heel de Schrift over de man-vrouw verhouding zoals de HERE dat in verschillende verbanden gegeven heeft? Komt het niet daardoor dat in het rapport het onderscheid tussen enerzijds de gelijkwaardigheid van man en vrouwen anderzijds het ongelijk zijn van hun positie niet meer functioneert?"
In 2004 was het onderwerp manJvrouw nadrukkelijk in de aandacht binnen
de Nederlands Gereformeerde kerken. Ds. J. van Benthem schreef er destijds over in de Noordelijke kerkbode, onder de titel: Een lossere binding aan de Bijbel? Hij geeft de twee standpunten weer zoals die binnen de NGK leefden. Hij citeert daarbij de NG predikanten Smouter en Gort. In de huidige discussie binnen de GKV heel herkenbaar.
"Een belangrijke argument om de vrouw toe te laten tot het ambt van ouderling en predikant is de situatie in onze samenleving. In het ND-interview zegt Smouter dat de kerk het in de huidige cultuur niet kan maken de vrouw buiten het ambt te laten. Daarin volgt hij de lijn van het rapport en doet daar misschien nog wel een schepje bovenop ('we kunnen het niet maken,'). Er hebben al meer mensen de vraag gesteld of je zo niet een te grote plaats aan de cultuur toekent.
Drs. Peter Gort. zelf Nederlands gereformeerd, heeft deze vraag bijvoorbeeld sterk naar voren gebracht in het NO van 2 april 2004. onder de titel: "Rapport vrouw in ambt ontbeert cultuurkritiek." Hij eindigt zijn artikel als volgt: "De kerken waarvan ik lid ben, staan m.i, voor een belangrijk kruispunt. Blijft Gods Woord doorslaggevend voor de kerkja dan nee? Goede en integere bedoelingen, zoals die van de commissie. zijn niet doorslaggevend. Er is een geest die dolgraag wil dat wij de Heilige Schrift in de praktijk en voor de praktijk als achterhaald en niet toepasbaar gaan beschouwen. Maar dat verhoede God".
ND 21/02/14, Column
Ze heeft gehoord dat Elsbeth Gruteke, wegbezuinigd bij de Evangelische Omroep na een "goed gesprek met de toetsingscie van de PKN", verder mag op weg naar het ambt van predikant". De melding veroorzaakte jaloerse reacties van vrouwen uit kerken waar de ambten alleen voor mannen toegankelijk zijn.
De Boer weet dat er verschillend reacties op deze kwestie zijn. Er zijn mensen die er "zeer emotioneel onder worden, omdat hier het gezag van de Schrift in het geding is". Maar ook die het "werkelijk een non-issue vinden". Totaal niet interessant! Zij hebben het liever "over Jezus en hoe ik Hem lief kan hebben".
Mevrouw De Boer begeert ook het ambt. Niet van dominee want ze heeft geen theologische opleiding, maar wel het ambt van ouderling. Dat lijkt haar geweldig pastoraal bezig te zijn en in de kerkenraad te zitten. Het doet haar verdriet dat het niet mocht. Want ze dacht weleens als er een manouderling op bezoek kwam: laat mij het maar doen. Omdat die man eigenlijk thuis had moeten zitten bij zijn zes kinderen. En haar moeder had het ook beter gekund dan haar vader, ze was theologisch zeker zo goed onderlegd.
Bovendien als er vrouwen in de kerkenraad komen gaat de kwaliteit van de vergaderingen er stukken op vooruit. "Gewoon, omdat vrouwen met andere inzichten en aanvullingen kwamen. Zo werden zaken sneller en vooral beter ‘opgelost’ omdat ze van meerdere kanten konden worden bekeken."
En preken kunnen vrouwen ook heel goed. Laatst heeft De Boer in het PKN-kerkje "de hele dienst aan de lippen gehangen" van een domina. Vooral maakte indruk dat die vrouw "uit haar hart preekte (). Ze was de belichaming van haar eigen geloof". Ach, mannen kunnen het ook wel. Maar het probleem is alleen dat "er beweerd wordt dat vrouwen dat niet mogen, omdat Paulus dat vond. En nu gaat het om de vraag waaróm Paulus dat vond."
Het moeilijkste vindt De Boer dat "zo’n Almatine Leene (EO Visie) of zo’n Hilde Graafland (De Nieuwe Koers) getuigen van de aanwezigheid van God tijdens het preken maken en voorgaan". En dat tegelijk anderen "een heilige woede voelen opkomen bij iedere suggestie dat die zwijgteksten van Paulus niet zo serieus hoeven te worden genomen." En daarom wenst ze de synode van Ede veel wijsheid.
ND 15/02/14, Kruimeldief
Om te beginnen verzekert de predikant dat zijn kruimeldief geen "pleidooi is vóór of tegen het aanstellen van vrouwen in de kerkelijke ambten". Nee, het gaat over de spijziging van "de vijfduizend, vrouwen en kinderen niet meegerekend". Hij gaat alleen één argument wegen namelijk: " hoe sterk is het argument dat anno 2014 vrouwen geen gezagsvolle positie in de gemeente kunnen innemen, omdat Jezus twaalf mannelijke apostelen en geen combinatie van mannen en vrouwen als zijn directe leerlingen aanstelde? De onderliggende redenering is steeds: als Jezus op dit punt de bakens had willen verzetten, had Hij dat heus wel gedaan, want Hij was niet bang om tegen de heersende cultuur in te gaan."
Voor Verbree is het de vraag of dit wel een principieel punt is. Misschien maakte Jezus er helemaal geen punt van en conformeerde hij zich gewoon aan de culturele gewoonten. Dat hoeft toch niet slecht te zijn?, vraagt de predikant retorisch, en haalt dan een bericht uit een krant van 1904 aan.
Jezus is pas op zijn 30ste levensjaar gaan optreden, weet ds. Verbree. Zelf werd hij dominee op zijn 27ste. Maar, vraagt hij zich af, daarmee heb ik toen toch geen "norm van de Heiland genegeerd?".
Zijn conclusie is: "Als hier iets ligt om over door te denken, dan is het wellicht ook de moeite waard om niet te vlot te massieve conclusies te trekken uit het feit dat Jezus twaalf mannen rond zich verzamelde."
ND 18/02/14, Ingezonden
Jaspers reageert op de Kruimeldief van ds. Verbree (15/02/14). Hij vindt de conclusie van Verbree wel erg "speculatief" en "erg kort door de bocht". Want "voor iedere gelovige Jood was duidelijk dat God het priesterambt uitsluitend voor mannen bedoeld had. Jezus wist heel goed dat zijn discipelen de oudsten van de nieuwe kerk zouden worden. Als het echt Gods bedoeling was om een majeure verandering aan te brengen in de (kerkelijke) positie van de vrouw, waarom blijkt dat dan nergens expliciet?"
Ook bij de verkiezingen in Handelingen 6 wijst Heilige Geest alleen mannen aan. Dus denkt Jaspers: "Als er ooit een moment zou zijn geweest om de vrouw toch in het ambt te benoemen, dan toen en daar. Een valide argument kan niet gestolen worden door speculaties van kinderen van de 21e eeuw."
ND 18/02/14, Ingezonden
Ook deze predikant bevoelt het argument van de twaalf mannelijke apostelen en M/V in de kerk. Volgens hem konden het ook moeilijk anders dan mannen zijn. De dominee denkt dat het te maken had met "de identificatie met de twaalf zonen van Jakob". Immers direct na hun aanstelling volgen de woorden: ‘Jullie zijn het licht van de wereld’. (Matteüs 5:14). En de woorden uit de Bergrede zijn in eerste instantie voor de zojuist geroepen twaalf bestemd. Net als het volk Israël licht voor de volken moest zijn.
Jezus roept dus twaalf Joodse mannen – geen Romein of Griek – met als opdracht: verzamel de verloren schapen van het huis van Israël rondom Hemzelf en de twaalf representanten. Vanuit dit perspectief had Jezus dus nooit vrouwen kunnen kiezen.
Conclusie: "Het argument van twaalf mannen kan in deze discussie niet doorslaggevend zijn."
ND 10/02/14, Ingezonden
Volgens de predikant maakt het darwinisme mensen arrogant. Hij denkt dat "het darwinisme ook de theologie beïnvloedt: onder de druk van het overheidstoezicht op de universiteiten moet er voortdurend iets nieuws geproduceerd worden. Theologen moeten met telkens nieuwe inzichten komen. Want als de output met voortschrijdend inzicht te mager wordt, loopt de universiteit kans haar keurmerk, en dus overheidserkenning, te verliezen. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit ook een rol speelt in de veranderende kijk op de positie van vrouwen in Christus’ gemeente. En in het veranderend oordeel over homoseksuele relaties."
Bijzet constateert dat er niet nieuw licht op duistere teksten is ontvangen maar dat er massage van teksten plaatsvindt, zodanig dat ze iets anders zeggen. "Omdat we in deze tijd en cultuur niet meer uit de voeten denken te kunnen met de tot nu toe aanvaarde uitleg ervan. We zijn zoveel verder geëmancipeerd, geëvolueerd, dat we nieuwe inzichten nodig hebben om in de wereld van vandaag te kunnen overleven."
We moeten ons geroepen weten tot een voortdurend reformeren in plaats van evolueren en zo naar de oude wegen terugkeren (Jeremia 6:16). Jezus Christus kwam daarom ook geen geheel nieuwe weg wijzen maar terugroepen naar de weg van het begin, naar de stijl van het paradijs. En zo roept Paulus ook zijn medewerker Timoteüs op, te blijven bij wat hem van jongs af geleerd is.
Dat maakt vrij van ook maar enige arrogantie.