Printen

De mensheid is het handwerk en de rechtstreekse schepping van God


Dr. W.L. Bredenhof
01-06-13


Baby’s zijn verbazingwekkend, nietwaar?  Maar soms kunnen ze ook wel heel veel van je vragen, ik weet het.  Bijvoorbeeld als je hen om 3.00 uur in de nacht moet voeden. Toch ben je elke keer als vanzelf verbaasd over zo'n miniatuurmensje. De woorden van Psalm 139 komen dan bij je op. David zegt daarin

“Want Gij hebt mijn nieren gevormd, mij in de schoot van mijn moeder geweven. Ik loof u omdat ik gans wonderbaar ben toebereid.”


Dat geldt voor baby’s, dat geldt voor ieder van ons. Wij allen zijn bijzonder en verbazingwekkend geschapen door God. En wat geldt voor ieder van ons persoonlijk, geldt ook voor ons allen samen. Het hele menselijk ras vormt een spectaculaire, bijzondere schepping van God. Er was vanaf het begin iets aparts en unieks aan de mensheid. Dat leert de Bijbel ons.
De wereld heeft andere ideeën daarover. Die plaatst de mensheid op hetzelfde niveau als alle andere schepselen. We zijn gewoon één bepaalde diersoort onder vele andere. De wereld zegt dat onze aanvang niets bijzonders is, maar dat we, net als alle andere dieren, zijn ontstaan uit de lagere levensvormen. Het duurde miljarden jaren voordat het menselijk leven op deze planeet verscheen. De wereld nam de evolutieleer van Darwin aan als hét dogma. Men vindt dat logisch en boven twijfel verheven.


Jammer genoeg gebeurt het vaak dat het denken van de wereld zich een weg baant tot in de kerk. Dit geldt ook voor de evolutieleer. We hoeven hiervoor niet ver te zoeken. Het is algemeen bekend dat in de afgelopen jaren een aantal vooraanstaande academici binnen de Canadese Gereformeerde Kerken (Canadian Reformed Churches) probeert ruimte te maken voor wat we noemen de theïstische evolutieleer. Theïstische evolutie is de idee dat God de wereld door evolutionaire processen heeft geschapen. Ten aanzien van de mensheid beweren ze dat meerdere lijnen van wetenschappelijk bewijs je onvermijdelijk brengen in de richting van een evolutionaire ontwikkeling. Die ontwikkeling moet dan plaats hebben gevonden in de loop van miljoenen jaren. Wel zeggen ze dat ze het wereldbeeld dat in de evolutietheorie meekomt verwerpen. Toch proberen ze hetgeen zij denken dat de wetenschap hun vertelt, te verzoenen met wat de Bijbel leert. Zij erkennen het bestaan van een historische persoon die Adam heette maar hun theorie stelt dat Adam mensachtige voorouders moet hebben gehad. Adam was het eerste menselijke wezen omdat hij met het beeld van God was begiftigd. Maar hij was geen rechtstreekse bijzondere schepping van God. Hij werd geboren uit mensachtige ouders die op hun beurt waren geboren uit voorgaande generaties mensachtigen die zich in de loop van miljoenen jaren in evolutionaire processen hadden ontwikkeld.


Tot nu toe hebben we in dit boek[1] gekeken naar de aard en het gezag van de Schrift. We hebben vastgesteld dat alleen de Schrift geïnspireerd, onfeilbaar en foutloos is. In het vorige hoofdstuk werden we eraan herinnerd dat er echte waarheid bestaat. Gods openbaring in de Schrift geeft ons echte waarheid en zijn Heilige Geest leidt ons om die te begrijpen, te aanvaarden en te geloven. Dit alles moeten we nu ook toepassen op de vraag naar het ontstaan van de mens. We willen uit Gods Woord leren wat daarin over deze belangrijke vraag wordt gezegd. Er hangt zo veel van deze vraag af - ja, het evangelie van de redding door Christus is in het geding. Het is nodig hier duidelijk over te zijn. Genesis 2:7 is een goede tekst om deze noodzakelijke helderheid te krijgen.


Een paar dingen vooraf


Twee onderwerpen moeten we eerst behandelen voordat we nauwkeuriger naar Genesis 2:7 kunnen kijken. Het eerste onderwerp heeft te maken met de relatie tussen de wetenschap en de Schrift. Psalm 36:10 zegt: “Want bij U is de bron des levens, in uw licht zien wij het licht.” Op dit soort teksten  baseert Johannes Calvijn dat de Schrift is als een bril die we moeten opzetten om duidelijk te kunnen zien.[2] Alles in de wereld om ons heen moet uitgelegd en begrepen worden in het licht van wat de Schrift leert. De Bijbel moet ons uitgangspunt vormen want die alléén is geïnspireerd, onfeilbaar en foutloos.
Nu horen we vaak de opmerking: “De Bijbel is geen wetenschappelijk studieboek.” Maar laat dat je niet op het verkeerde been zetten. Dit wordt gewoonlijk gezegd om de Bijbel los te koppelen van de wetenschap. Alsof de Bijbel weinig tot niets te zeggen heeft over de wetenschap. Toch zegt de Bijbel zelf dat de vreze des HEREN het begin van de kennis is (Spreuken 1:7). De Schrift leert ons dat in Christus al de schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn (Kol. 2:3). De Bijbel vertelt ons dan wel niet wat de chemische samenstelling van suiker is maar zij geeft ons wel de juiste eerste principes en het kader om zulke zaken te onderzoeken, een kader waarin God wordt erkend en Hij zijn eer ontvangt. Bovendien bespreken we wanneer we het over onze oorsprong hebben, niet alleen maar iets uit het rijk van de wetenschap. Het gaat ook over geschiedenis. Hoewel het formeel gezien niet juist is om te zeggen dat de Bijbel een geschiedenisboek is, geeft zij ons toch een waar en betrouwbaar verslag van historische gebeurtenissen.


Dit brengt me bij het tweede punt en dat heeft te maken met het karakter en genre van de eerste hoofdstukken van Genesis.  Deze hoofdstukken hebben volgens veel mensen een poëtisch en mythisch karakter. Ze moeten niet letterlijk worden genomen alsof alles werkelijk zo in het verleden zou zijn gebeurd. 
Zeker, de eerste hoofdstukken van Genesis bevatten poëtische elementen. We moeten dat niet ontkennen. Maar de vraag is hoe er verder in de Schrift met wat we hier lezen wordt omgegaan. We behoren de Schrift zichzelf te laten uitleggen. Gods Woord moet onze leidraad te zijn hoe we het verstaan. Als we dat doen zien we al snel dat de Bijbel zelf Genesis als geschiedenis behandelt, als gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden zoals ze zijn vastgelegd in een bepaalde tijd en plaats. Om één voorbeeld te noemen, let er eens op dat onze Here Jezus wanneer Hij in Matteüs 19:4 over de duurzaamheid van het huwelijk spreekt, er van uitgaat dat Adam en Eva echte historische personen waren, speciaal geschapen door God.
Zo gaan we dan ook verder met Genesis 2:7 in de overtuiging dat dit Gods Woord is dat ons vertelt wat vroeger in een bepaalde tijd werkelijk gebeurd is. Het laat ons concreet en letterlijk zien hoe de mensheid het handwerk en de rechtstreekse schepping van God is.


De nederige afkomst van de mensheid


Na Genesis 1 te hebben gelezen, kan het er op lijken dat we in Genesis 2 meer van hetzelfde horen. We moeten echter bedenken dat Genesis 1 ons een overzicht geeft van de scheppingsdagen en wat er op elke dag gebeurde. Over de zesde dag  is Genesis 1 kort: de landdieren werden geschapen waarna God de mens maakte. Genesis 1 zegt dat God naar zijn eigen beeld de mens heeft gemaakt met het doel om over alle andere schepselen te regeren. Er staat dat Hij hen mannelijk en vrouwelijk heeft geschapen en hen toen de opdracht gaf vruchtbaar te zijn en talrijk te worden. Volgens Genesis 1 heeft de mensheid de opdracht om de aarde te ontwikkelen en er over te heersen.


Aangekomen bij Genesis 2, vestigen we nu onze aandacht op de mens als de kroon op Gods schepping. Genesis 2 gaat helemaal over onze eerste voorouders Adam en Eva: waar zij werden geplaatst, de manier waarop zij werden geschapen en ook over het eerste huwelijk. De eerste paar verzen van Genesis 2 ronden Genesis 1 af met het rusten van God.
Vervolgens begint in vers 4 het eerste deel van het boek over Gods precieze interactie met menselijke wezens.
In de verzen die direct aan vers 7 voorafgaan valt het volle licht op  op het feit dat de Hof van Eden nog niet geplant was - dat gebeurt pas in vers 8. Eerst wordt de mens geschapen en dan de Hof waar hij zal wonen - alles op zijn tijd.
In vers 7 zijn we op de zesde dag van de schepping. Hier leren we hoe God de eerste mens Adam heeft geschapen - en door hem het hele menselijke ras. Geïnspireerd door de Heilige Geest heeft Mozes deze woorden opgeschreven. Hij maakt duidelijk dat God de dieren op een andere wijze heeft geschapen dan Adam.


In Genesis 1 leren we dat zeedieren en vogels op de vijfde dag werden geschapen. De landdieren werden op de zesde dag geschapen. In elke situatie sprak God en zij kwamen tot stand. Hij schiep hen door het Woord van zijn mond. Hij zei: “Laten er zijn …” en het was er. De mens wordt echter anders geschapen. In Genesis 1 is dat al duidelijk: de mens wordt geschapen naar Gods beeld. Adam en Eva weerspiegelen God op verschillende manieren.
Genesis 2:7 bouwt daarop verder. Mozes zegt dat Jahweh de mens van stof uit de aardbodem formeerde. Dit betekent dat God het lichaam van Adam vormde uit de droge aarde die Hij op de derde dag te voorschijn had laten komen. Hij nam slijk en op de één of andere manier vormde en kneedde Hij dat tot het eerste menselijke wezen. De mensheid is zodoende letterlijk van stof gemaakt. In de grondtekst staat hier een woordspeling. We kennen het woord ‘adam’ voor mens en het woord ‘adamah’ voor grond. Eigenlijk kennen we in het Engels iets soortgelijks. Het woord ’human’  (menselijk) stamt af van het Latijnse woord ’humus’, dat aarde of grond betekent. Zoals sommigen zeggen: we zijn echte aardmensen. De mensheid (humanity) werd uit stof geschapen op de zesde dag.


Dat dit werkelijk het geval is, wordt bevestigd door wat we elders in de Schrift lezen. Laat me een paar noemen.
In het volgende hoofdstuk, in Genesis 3:19 zegt God tegen Adam en Eva “stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.” Het is ongerijmd  als het hier eerst niet letterlijk  en vervolgens wel letterlijk over stof gaat.
In Prediker 3:20 klinkt een echo van Genesis 3:19, waar staat:  “alles gaat naar één plaats, alles is geworden uit stof en alles keert weer tot stof.”
Psalm 103:14 leert ons dat God weet dat wij slechts stof zijn.
Tenslotte zegt Paulus in 1 Corinthe 15:47  “de eerste mens is uit de aarde, stoffelijk”.
Al deze plaatsen bevestigen eenstemmig dat we terecht uit Genesis 2:7 begrijpen dat de mensheid op de zesde dag letterlijk uit stof werd geschapen.


Dit belijden we ook in de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Direct aan het begin van Artikel 14 staat: “Wij geloven dat God de mens uit het stof van de aarde geschapen heeft en hem gemaakt en gevormd heeft naar zijn beeld en gelijkenis: goed, rechtvaardig en heilig.” Ongetwijfeld werd dit toen de Belijdenis werd geschreven zó begrepen dat God letterlijk Adam op de zesde dag schiep uit de aarde. Vandaag kunnen we de Belijdenis niet zomaar iets laten zeggen wat wij liever zouden willen. Zij is geen wassen neus die je elke kant op kunt laten wijzen. Zij bedoelt wat er staat.  Trouw aan de Belijdenis betekent voor Gereformeerde gelovigen dat zij geroepen zijn om naar Genesis 2:7 er aan vast te houden dat de mensheid een rechtstreekse, bijzondere schepping van God is.


Vasthouden aan de letterlijke betekenis van dit vers heeft ook verderstrekkende betekenis. God heeft er nadrukkelijk voor gekozen aarde te gebruiken om Adam te scheppen, en dat is van belang. Stof wijst op een nederige oorsprong. Stof duidt onze kleinheid en zwakheid voor God aan. Van onszelf zijn we stof. Wij zijn ontstaan uit stof en we zullen tot stof weerkeren. Wanneer we sterven zullen onze lichamen uiteindelijk terugkeren tot het materiaal dat God heeft gebruikt om Adam als eerste te scheppen: stof. Deze waarheid in Gods Woord is bedoeld om ons weer nederig te maken.


Het is nodig dat we een goed zicht op onszelf als schepsel hebben. Het eerste deel van vers 7 herinnert ons eraan dat  een juist begrip van onze oorsprong hiervan deel uitmaakt. Er is een Schepper en er zijn schepselen. De schepselen zijn afhankelijk van de Schepper en zij moeten nooit proberen zich boven Hem te verheffen. Op deze manier waarschuwt vers 7 al tegen wat gebeurt in Genesis 3 met de zondeval. In Psalm 103 staat dat de HERE weet dat wij stof zijn. Maar wij zijn ons daarvan niet altijd bewust. Onze eerste ouders hebben het ook vergeten. Satan liet fruit voor hun gezichten bungelen en moedigde hen aan de kroon van Gods hoofd te nemen. Het was alsof hij zei: “Laten we wat stof op de troon zetten!” Maar als Adam en Eva niet hadden vergeten dat zij slechts stof zijn dan zouden zij bedacht hebben  dat ze schepselen waren - kleine, eindige schepselen die in hun bestaan alles aan God te danken hebben.


Helaas, Adam en Eva zijn in gebreke gebleven en hebben dit wel vergeten. Dat heeft onze Here Jezus genoodzaakt in deze wereld te komen en nederig het vlees van een aardmens aan te nemen. Stel het je eens voor: God zelf buigt zich naar ons toe om een menselijk wezen te worden met een lichaam dat oorspronkelijk uit stof is gemaakt. Dát is vernedering. Zó kwam Christus en leefde ootmoedig naar het ware Woord dat Hij nederig aanvaardde. Hij kwam om onze zondige trots aan het kruis te dragen. Wij vergaten dat wij stof zijn. Maar het evangelie belooft ons dat door Hem onze schuld verzoend en volledig betaald is. Het evangelie belooft dat God ons nu door Christus ziet als mensen die wél elke dag eraan denken dat zij stof zijn.


Welnu, hoe zou het er voor ons als verloste mensen uitzien als wij van dag tot dag ons ervan bewust zouden zijn dat we stof zijn? We zouden we er voortdurend aan denken dat we  echte schepselen zijn, klein en beperkt. God als Pottenbakker heeft ons uit klei geschapen, zoals Jesaja zegt (Jes.64:8). Deze nederigheid zal beïnvloeden hoe we met de Bijbel omgaan, en met vragen en uitdagingen van de wetenschap. We denken graag dat we zo knap en wereldwijs, zo wetenschappelijk en intellectueel zijn. Toch vergeten we vaak dat de mens maar eindig en beperkt is. Wij zijn stof. Mensen kunnen fouten maken en doen dat óók in hun wetenschappelijke observaties en theorievorming. Wetenschappers die zich houden aan de evolutieleer maken fouten, en creationisten eveneens.
Echter de Bijbel is Gods betrouwbare Woord. Nederigheid betekent dat wanneer er discrepanties zitten tussen wat de wetenschap beweert en wat de Bijbel zegt, we dan terugvallen op het onfeilbare Woord van onze Vader. Dat is waar we voor staan. Dan hebben we stevige grond onder onze voeten. Als kleine kinderen aanvaarden we wat onze Vader zegt. Wij zijn stof. Hij is de Schepper met alomvattende kennis en begrip. Wij moeten eenvoudig ons vertrouwen stellen op zijn Woord.


Het leven van de mensheid vanuit de Geest


Gods Woord in Genesis 2:7 vertelt ons verder hoe deze uit stof gevormde mensheid tot leven kwam. Mozes zegt dat Jahweh “de levensadem in zijn neus blies”. Dit betekent dat God niet alleen het lichaam van Adam schiep, Hij bezielde hem ook en bracht hem tot leven. Op dat ogenblik begonnen de longen die God had geschapen voor de eerste keer uit te zetten en samen te trekken. Op dat ogenblik begon het hart dat God had geschapen op zijn eigen verbazingwekkende manier te pompen. Die hartboezems en -kamers begonnen te openen en te sluiten met een regelmatig ritme. Adams ogen - volmaakt ontworpen menselijke ogen met netvliezen, hoornvliezen, optische zenuwen - ze gingen voor de eerste keer open. De neuronen in zijn hersenen begonnen te vuren, zijn zenuwsysteem kwam tot leven. Dit alles door Gods wonderbaarlijke en rechtstreekse handelen. Kunnen we ons dat ogenblik voorstellen? Wow! Zo ontzagwekkend en wonderlijk gemaakt. Wij staan in verwondering wanneer we een baby ter wereld zien komen. De baby leeft dan al, maar toch is het zó indrukwekkend om zijn eerste ademhaling te merken. Wat een ontzagwekkend ogenblik is het dan hier in Genesis 2:7 wanneer Adam voor het eerst adem haalt!


Waar we hier over praten is de ontzaglijke kracht van de Heilige Geest. We belijden in de Geloofsbelijdenis van Nicea dat Hij Here is en levend maakt. Sommige mensen beperken dat tot geestelijk leven, alsof deze Geloofsbelijdenis alleen spreekt over hoe de Heilige Geest dode harten herschept en tot leven brengt zodat mensen in Christus kunnen geloven. Maar het betekent meer dan dat. Wanneer we zeggen dat de Heilige Geest levend maakt, bedoelen we dat alle leven aan Hem te danken is. Psalm 104:24-30 onderwijst ons dat dit ook geldt van de andere schepselen. De Geest wordt gezonden en zij worden geschapen, zij komen tot leven. Dat dit ook geldt voor de mensheid kunnen we zien in Job 33:4. Elihu zegt: “De Geest van God heeft mij gemaakt en de adem van de Almachtige doet mij leven.” In die tekst is de Heilige Geest synoniem  met de adem van God. Zo ook hier in Genesis 2:7, de levensadem moet verstaan worden als verwijzend naar de Heilige Geest. Hij is  door God gezonden om Adam tot leven te wekken.


Dit alles is verbazingwekkend en het laat Gods grote macht en majesteit zien. Er zijn wetenschappers die erg hard werken om leven samen te stellen, om kunstmatig leven te maken. Zij willen levenloze materie levend laten worden. Tot nu toe zijn ze daartoe nog niet in staat. Misschien zullen ze dat ook nooit bereiken, of als zij het al zouden kunnen, dan maar op een heel beperkte schaal. Echter kijk eens naar Genesis 2:8. Dan zie je Iemand die géén probleem heeft met het maken van leven. Hij vormt het lichaam en dan bezielt Hij dat met leven - zo eenvoudig. Hij is een verbazingwekkende God. Hij is onze eer waardig.


Tegelijkertijd botst deze tekst frontaal met de idee dat Adam afstamde van generaties mensachtigen die gedurende miljoenen jaren vóór hem op aarde hadden geleefd en waren gestorven. Immers, God blies de levensadem in Adams neus. Adam werd levend, niet in de baarmoeder van één of andere mythische mensachtige moeder, maar door een rechtstreekse en bijzondere scheppende daad van God. Adam kwam tot leven niet door het samenkomen van een mensachtig zaad en een mensachtig ei, maar door Gods wonderlijke scheppingswerk, door de kracht van zijn Heilige Geest, op de zesde dag.
Hiervan vinden we ook bewijs in het Nieuwe Testament. In Lucas 3, in de genealogie van Jezus. Daar staat een lange lijst namen, waarin de ene persoon afstamt van de andere. In vers 38 staat: “de zoon van Enos, de zoon van Seth, de zoon van Adam, DE ZOON VAN GOD.” Let daar in het bijzonder op, Lucas zegt dat Adam de zoon van God was. Moeten we aannemen dat Lucas geloofde dat Adam van anderen afstamde? Moeten we geloven dat de Heilige Geest ons iets anders wil laten lezen dan dat Adam een bijzondere, rechtstreekse schepping van God was? De Bijbel is hier niet duister. Adam werd bovennatuurlijk geschapen uit niet-levend materiaal, niet uit een al bestaand, mensachtig schepsel. Als de wetenschap iets anders beweert, dan heeft de wetenschap het bij het verkeerde eind. Het kan niet allebei waar zijn. Óf de Bijbel heeft ongelijk óf de wetenschap heeft hier ongelijk.

Zo eenvoudig is het. Sommige theïstische evolutionisten hebben ook ronduit toegegeven dat wat de Bijbel zegt volgens hen niet klopt. Om consequent te zijn zouden alle theïstische evolutionisten daarvoor moeten uitkomen en dat  toegeven.
Maar wat ons betreft, laten wij ons houden aan de Bijbel, aan het betrouwbare en vaste Woord van onze Vader.


De verheven staat van de mensheid


Als we dat doen, is er nog één ding dat aandacht vraagt in Genesis 2:7 en dat heeft te maken met de verheven staat van de mensheid. Ik heb hiervoor al genoemd dat Genesis 1 zegt dat Adam en Eva naar het beeld van God werden geschapen. Dat plaatste hen reeds apart van de dieren. Maar let er dan ook op hoe in vers 7 God zoveel meer werk besteedt aan de mens. Gods werk gaat in hoofdstuk 2 door wanneer Hij hem in de Hof van Eden plaatst - een speciale plaats ontworpen voor een speciaal schepsel. De mensheid is het handwerk van God, een stuk schepping waar Hij extra aandacht aan heeft besteed.


De mensheid komt uit het stof - en zal vanwege de zonde na het sterven tot stof weerkeren. Toch hecht God waarde aan dit stof. Hij werkt ermee. Door Christus is Hij een genadeverbond aangegaan, een relatie van verbondenheid met dit stof. Het heeft daarom een doel. Het stof dat we mensheid noemen heeft een doel en heeft waarde. Door Gods genade is het stof  waardevol voor Hem.

Daarom moet het ook voor óns waarde hebben. De existentialistische filosoof Jean-Paul Sartre schreef eens: “de hel, dat zijn de andere mensen”. Mensen kunnen soms moeilijk zijn maar toch blijft zijn uitspraak verschrikkelijk. De mensheid heeft betekenis voor God en daarom ook voor ons Christenen. Wij moeten menselijk leven in elke fase waarderen en kostbaar achten.
Het is verrassend hoe een debat hierover dat in ons land [Canada, eiw] voorbij scheen te zijn, door jonge Christenen weer nieuw leven is ingeblazen. Ik denk aan degenen die actief zijn voor de ongeborenen, die actief zijn tegen abortus provocatus. Genesis 2:7 brengt ons tot het voeren van dit soort acties - menselijk leven doet ertoe omdat het waardevol is voor God. We moeten alles doen wat we kunnen om het te beschermen. En dat geldt ook voor andere soortgelijke zaken. Denk alleen maar aan al die lijdende kinderen wereldwijd. Kinderen in Afrika lijden aan ondervoeding. Kinderen in de Filippijnen lijden nog steeds onder de gevolgen van recente tyfoons. Er zijn in ons land kinderen die worden misbruikt en verwaarloosd. Mogen we de andere kant opkijken en maar niets doen?
Onze identiteit ligt in Christus, door geloof zijn we met Hem verenigd en daarom moet het ook onze zorg zijn. We zullen niet anders kunnen.


Waarom dit van belang is voor het Evangelie


Tenslotte  wil ik laten zien waarom de uitleg van deze tekst belangrijk is voor het evangelie. We letten op twee punten. Ik zou meer kunnen noemen, maar dit tweetal is voldoende.


Ten eerste, de manier waarop  je de besproken tekst leest zou ook wel eens van invloed kunnen zijn op de wijze waarop je wonderen beschouwt die elders in de Bijbel staan. De wetenschap zegt dat er gedurende miljoenen jaren mensachtigen op aarde hebben geleefd en zijn gestorven, en dat zij allen in de loop van miljarden jaren ontstonden uit andere schepselen. De wetenschap zegt ook dat menselijke maagden niet bevrucht worden zonder mannelijke betrokkenheid. En ook dat dode mensen niet na drie dagen uit de dood opstaan. Indien het ene wonder opnieuw geïnterpreteerd moet worden om in de conclusies van de wetenschap te passen, waarom dan ook niet al die andere wonderen? De hele Bijbel is gegrond op miraculeuze gebeurtenissen uit de geschiedenis en dat geldt ook voor het evangelie. Sommige theïstische evolutionisten erkennen dit ook. Wij kunnen hen tenminste waarderen om hun eerlijkheid. Zij verwerpen alles wat wonderbaarlijk is en komen tenslotte uit bij vrijzinnigheid. Consistentie maakt dat alle theïstische evolutionisten uiteindelijk in deze richting gaan en eindigen met de ontkenning van het evangelie en een geloof overhouden dat Paulus in 1 Corinthe 15 beklagenswaardig en zonder inhoud noemt.


Mijn tweede punt komt uit dat gedeelte in 1 Corinthe 15. In dat hoofdstuk sprak Paulus over de wederopstanding van de doden. In Corinthe waren sommigen die leerden dat er op de jongste dag geen algemene opstanding van de doden zou zijn, hoewel zij niet bestreden dat Christus uit de dood was opgestaan. Maar Paulus laat zien dat die twee dingen rechtstreeks met elkaar verbonden zijn. Het ontkennen van het ene leidt tot het ontkennen van het andere.
Later in het hoofdstuk werkt Paulus dat uit met Genesis 2:7. Hij vergelijkt de eerste Adam met de tweede Adam. Paulus neemt Genesis 2:7 helemaal serieus. Hij zegt dat de eerste mens uit het stof van de aarde was. De tweede mens kwam uit de hemel. Dit is geen figuurlijk taalgebruik. Paulus meent wat hij zegt. We stammen af van Adam, dus zijn wij als hij - geschapen uit stof. Maar als we in Christus geloven gaan we op Hem lijken, zullen zijn beeld worden. Paulus zegt in 1 Corinthe 15:49: “En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse dragen.” Het historische, letterlijke karakter van Genesis 2:7 vormt een geheel met  Paulus’ betoog. Het is een onlosmakelijk onderdeel  van de hoop van het evangelie op verheerlijking. Indien Adam niet letterlijk uit stof was geschapen door een bijzondere scheppende daad van God dan zouden wij geen zekere hoop op verheerlijking in Christus hebben. Het evangelie steunt op de waarheid van wat in Genesis 2:7 is geopenbaard en daarom moeten we de verleiding weerstaan om hier ook maar het geringste compromis te sluiten.


Het thema van dit boek is 2 Corinthe 10:5: “Wij slechten de beweringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God en brengen  elk bedenksel als krijgsgevangene onder de gehoorzaamheid aan Christus.” Soms kunnen deze argumenten en bedenkingen eenvoudig zijn. Andere keren klinken ze wetenschappelijk en intellectueel. De mensen die ze aanvoeren kunnen academici zijn die veel letters voor hun naam hebben staan, inclusief Ph.Dr. Dat kan intimiderend werken op sommigen van ons. Zij zouden ons kunnen bespotten en vinden dat we naïef en simplistisch zijn als we zonder meer te aanvaarden wat de Bijbel ons leert. Laat ze spotten. Laat ze vinden wat ze willen. Ware Christenen zullen nederig buigen voor het Woord van hun Vader, zonder acht te slaan op wat de wereld vindt en zonder te letten op wat afvallige Christenen zouden kunnen vinden. Ik verzeker dat te zijner tijd zij die nederig het Woord volgen de overwinning zullen behalen.
En God zal Zijn eer ontvangen.


Vertaling: R. Sollie-Sleijster

 

 


NOTEN

[1] Dit artikel is het vertaalde derde hoofdstuk van het boek Humanity is the handiwork and direct creation of God (De mensheid is het handwerk en de rechtstreekse schepping van God) dat dr. Bredenhof is bezig te schrijven. Met toestemming publiceren we het hier. Redactie een in waarheid.

 

[2] Johannes Calvijn, Institutie of onderwijzing in de Christelijke Godsdienst 1.14.1