Printen

Synodeverslag week 22 - Revisie preekconsent

 

D.J. Bolt
11-06-11

Op 4 juni 2011 sprak de synode te Harderwijk over het zgn. preekconsent: een regeling die bepaalt wie er, buiten de reguliere predikanten, voor mag gaan in erediensten (zie bijlage). Vanuit de kerken Hoofddorp, Capelle aan den IJssel-Noord en Amersfoort-Zuid waren er revisieverzoeken om het een en andere aan de regeling van Zwolle-Zuid aan te passen. Want wordt niet al te gemakkelijk de koppeling woordbediening en ambt van predikant losgelaten en kan het consent maar eindeloos worden verlengd?

 

De synodecommissie Utrecht bereidde de bespreking voor.

 

 

Revisie preekconsent

 

Commissie – Ds. Ter Beek

De generale regeling preekconsent was oorspronkelijk een opdracht aan de deputaten Kerkrecht & Kerkorde en is door de synode Zwolle-Zuid vastgesteld.

Er wordt breed gebruik van gemaakt want er is grote behoefte aan m.n. in missionaire projecten. Maar voorziet ook in een behoefte van theologen die verder studeren en van predikanten 'buiten dienst'.
De revisieverzoeken draaien om twee zaken:

 

1 – de vrees voor eindeloze herhaling van het preekconsent.

2 – de vraag af er wel goed toezicht op is.

 

Met een wijziging van art. 10 voldoen we aan de verzoeken om de taak van de classis m.b.t. preekconsent aan te scherpen. Voor verlenging van het preekconsent moet men elke twee jaar terug naar de classis. De classis moet dan serieus werk van het verzoek tot verlenging maken.

We moeten niet op het verzoek ingaan om maar 1x verlenging toe te staan want met preekconsent zijn vele kerken gebaat. Als er extra toezicht nodig is, doe dat dan als classis.

 

BESPREKING RONDE 1

 

Ds. Leeftink

Ik ben het eens met de kerken, die vinden dat mensen te langdurig op de kansel staan terwijl ze niet predikant willen worden. Zwolle-Zuid wekt de indruk dat het preekconsent een permanent karakter kan hebben. En ook het nieuwe artikel maakt preekconsent nog steeds ongetermineerd voor deze categorie. Het is niet wenselijk dat de regeling structureel een open eind heeft. Koppeling aan het ambt is nodig. Dus daarom 2x2 jaar maximaal, dat is royaal. We moeten niet naar loslopende predikers.

 

Ds. Judels

Ik ben het met Leeftink eens. Nu kan het verschillend zijn per classis, sommigen houden zich aan 2x2 jaar, in een andere classis heeft iemand het levenslang.

 

Ds. Pos

Ik vind het jammer als de koppeling gaat verdwijnen. Er is een meervoudige praktijk waar te nemen, het lijkt nu meer om een stichtelijk woord door een lerende ouderling te gaan dan om een student die zich in een stage oefent.

In de prediking gaat het om betrouwbare dienaren des Woord. Dan is het hebben van veel loslopende predikers niet een normale zaak. Er moet een eind aan het consent komen als er geen zicht is op predikantschap.

 

Commissie – Ds. Ter Beek

De regeling bestaat nog maar kort. De vooronderstelling is vrees, dat verlenging ongecontroleerd is. Maar of een preekconsent doorgaat is een volledig bewuste keuze, niet een tussendoortje. Daar gaat het met die vrees mis. Het appel dat wij in ons voorstel doen is: classis maak geen formaliteit van het toezicht. De zuivere verkondiging van het Woord moet inderdaad wel bewaard worden.

 

Die koppeling werd al door Zwolle-Zuid in grond 3 losgelaten. In deze regeling is aangesloten bij de oefenaar en de lerend ouderling in vorige eeuwen, volgens prof. Te Velde. De praktijk toen was ook veelvormiger en soepeler dan bij ons vrijgemaakten. Waren er gaven van het woord, dan kon een stichtelijk woord worden gesproken. Ze hadden een positie in de gemeente. Maar er was wel voortdurend een goed toezicht.
We moeten het consent niet inperken tot 4 jaar. Beschouw de classis als wijs genoeg. Als een theoloog niet aan predikantschap wil denken, kan classis duidelijk maken dat zijn werk veel beter tot zijn recht komt als predikant.

 

Er is verschil van beoordeling in classes. Maar de regeling is niet levenslang. Elk twee jaar wordt het opnieuw beoordeeld. Dat geldt ook voor alle predikanten buiten active dienst. Behalve dan emeriti.

 

AMENDEMENTEN

 

Ds. Feenstra

De commissie wil formalisme en automatisme tegengaan, dus actief toezicht vorderen.

Ik wil daarvoor in art. 10 nog meer ruimte geven met dit amendement:

 

…binnengekomen. Een gemotiveerd positief advies van de begeleider-predikant is vereist; de classis zal dit advies in haar besluitvorming betrekken.

 

Ds. Leeftink

Ik ben nog niet overtuigd. Als de classis een bewuste keuze moet maken, vraagt dat voortdurend elke twee jaar serieus aandacht. Maar de eerste niet-verlenging haalde gelijk de pers. Daarom moeten we niet kiezen voor een open-einde constructie maar de koppeling handhaven. Ze mogen in het hele kerkverband voorgaan, dat is royaal. Tegelijk moet vrijblijvendheid en rechtongelijkheid worden voorkomen. Daarom het volgende amendement waarin art. 4 van de regeling als volgt wordt geherformuleerd:

 

4. Het preekconsent door de classis wordt verleend voor een periode van twee jaar en heeft voor de eerste twee in art. 3 genoemde categorieën ook geldigheid voor de gereformeerde kerken buiten de classis en kan maximaal één keer verlengd worden met een periode van twee jaar. Voor een kerkelijk werker geldt dat hij alleen bevoegd is voor te gaan in de eigen gemeente(n) waaraan hij als kerkelijk werker is verbonden, waarbij het mogelijk is dat het consent met telkens eenzelfde periode verlengd wordt.

 

BESPREKING RONDE 2

 

Br. [naam gemist, DJB]

Ik ben het eens met ds. Leeftink. We zien uit naar nieuwe predikanten. Dus is aansporing nodig om de keuze voor het predikantschap niet eindeloos uit te stellen. Het gaat ook om rechtsgelijkheid. Er zijn drie documenten verplicht te overleggen.

 

Br. Judels

Mijn vraag is: als je hier voorstemt kan het dan nog steeds zo zijn dat je in de ene classis 1 keer maar in de andere 20x verlenging kunt krijgen?.

Als het amendement Leeftink wordt aangenomen dan moeten er ook afspraken worden gemaakt over welke jaren meetellen.

 

Ds. Van Dijk

Ik steun het amendement Leeftink. Het is een uitdaging om het ambt van predikant te (laten) ambiëren. De pastorale praktijk en de prediking zijn allebei nodig om elkaar te versterken. Zonder het predikantschap trek je het uit elkaar.

 

Br. Feenstra

Het voorstel van ds. Feenstra is innerlijk tegenstrijdig. Als er een gemotiveerd positief advies is moet de classis het bij haar besluitvorming betrekken. Bij een negatief advies kennelijk niet.

 

Br. Mollema

Dit amendement van Leeftink is niet zijn beste. Het is ingegeven door kinnesinne. Maar we gooien daarmee het kind met het badwater weg. Gooien de deur op een onnodige manier dicht. We tonen ook zeer weinig respect voor classes. Iedere classis kan anders besluiten. We moeten vertrouwen aan de classes geven. Voor het verlengen kan er een diversiteit aan motieven zijn. Daar moet de classis in treden. Dus we kunnen het commissievoorstel volgen want dat impliceert ook niet automatische verlenging.

 

Br. Ziedses des Plantes

We moeten de categorie ouderen voor ogen houden, en niet focussen op jeugdigen en kerkelijke werkers.

Als preken niet behoort tot het regeerambt kunnen ook zusters voorgaan.

 

Ds. Niemeijer

Vraag aan de commissie: Als we het amendement van Leeftink overnemen, dus consent van  maximaal 4 jaar, waar beroven we onszelf dan van?

 

Commissie – Ter Beek

Het amendement van ds. Feenstra is fijn, maar zegt precies hetzelfde als ons eigen artikel. Daar gaat het ook over de eis dat verlenging pas wordt verleend na positieve beoordeling. Ik voel de meerwaarde niet van het amendement.

 

We moeten niet als uitgangspunt nemen de angst voor een eindeloze verlenging maar de vraag beantwoorden hoe we optimaal met de woordgaven in de kerken omgaan. Het is een duidelijke eenzijdigheid als deze gaven alleen benut worden van hen die predikant willen worden. Soms kan dat niet, is daarvoor een belemmering. We hebben te maken met een veelvormige praktijk en diverse typen mensen.

Er was al een soort regeling voor aio's. Maar er zijn meer categorieën: zij die (nog) niet predikant willen worden, betrouwbare buitenlandse voorgangers van niet-zusterkerken, missionaire werkers, predikanten die ontheffing hebben, predikanten die losgemaakt of arbeidsongeschikt zijn maar nog wel woordgaven hebben. Het is heel hinderlijk als je die allemaal laat stoppen. Bindt niet waar dat niet nodig is. De classis kan een passende beslissing nemen. Beperking hier is eenzijdigheid.

Wat Ziedses en Mollema zeiden wil ik onderstrepen. Als regeringsbevoegdheid niet gekoppeld is aan preekconsent dan kunnen ook zusters voorgaan. Dat noteren we dankbaar, maar is nu niet erg ter zake, gaat hier over broeders.

 

Ds. Feenstra

Br. Feenstra ziet een hele wereld die ik niet zie. Ik ben met de bedoeling van de commissie van harte eens. Dat wilde ik alleen nog iets verduidelijken.
Trouwens, bij die specifieke weigering van het preekconsent die de pers haalde, ging het om de persoonlijkheid van de aanvrager.

Ik vind preekconsent belangrijk i.v.m. de komende nood in de kerken. Kampen kan het niet allemaal opvullen, dus moeten we hier ruim baan aan geven.

De koppeling moet je bij de classis laten. Creëer ruimte voor overweging van de classis.

Iemand kan niet geschikt zijn voor predikant maar wel de gave van het woord hebben. Dat moeten we niet blokkeren door maar één keer verlengen toe te staan.

 

Ds. Leeftink

Ik hoop niet eenzijdig en beperkt te zijn. Preekconsent is niet alleen bedoeld voor hen die predikant willen worden. Maar het moet wel helder omschreven worden als een uitzondering. Oefenaars gaven een hoop ellende.

Vóór Zwolle-Zuid verviel je preekconsent na twee jaar als je geen beroep kreeg, ook al had je singuliere gaven. Zwolle-Zuid verruimde de mogelijkheden. Maar je moet wel een tweede termijn stellen. Daar kan dan eventueel een uitzondering op worden gemaakt.

Maar de commissie wil uitzonderingen bij elkaar optellen, het zou een vreselijke onrechtvaardigheid zijn als een preekconsent wordt beëindigd. Maar we moeten de koppeling ambt en verkondiging handhaven. En met de huidige regeling zijn we al royaler dan ooit in de kerkgeschiedenis.

 

STEMMING

 

Besluit

- Amendement Leeftink (max 2x2 jaar): verworpen, V11T22O01

- Amendement ds. Feenstra (positief advies nodig): V31T03O00

- Besluit: aanvaard, V30T00O04

 

 

Bijlage

 

Commissierapport en conceptvoorstellen

 

(36-R-2 t/m 4 revisieverzoeken)

 

Rapport commissie Utrecht over verzoeken om revisie van Acta Zwolle-Zuid 2008, art. 16 besluit 5 sub 3, de ‘Generale regeling voor het verlenen van preekconsent’ van GKv Hoofddorp, GKv Capelle aan den IJssel-Noord en GKv Amersfoort-Zuid.

 

Overzicht

 

Vooraf, 1

Ingekomen brieven, 1

         Brief Hoofddorp, 1

         Brief Capelle aan den IJssel-Noord, 1

         Brief Amersfoort-Zuid, 2

Overzicht aangedragen bezwaren, 2

Beoordeling, 3

Voorstellen voor besluiten, 4

Bijlage 1: De Generale regeling voor het verlenen van preekconsent (aangepast), 5

Bijlage 2: Generale regeling voor het verlenen van preekconsent (Acta Generale Synode Zwolle-Zuid 2008, Hoofd-

stuk III Kerkregering, art. 16, besluit 5), 7

 

Vooraf

 

In dit rapport doet de commissie Utrecht de synode een beredeneerd voorstel voor de afwikkeling van de ingekomen stukken 36-R-2, 36-R-3 en 36-R-4. Drie kerken vragen om revisie van de door de GS Zwolle-Zuid gemaakte ‘Generale regeling voor het verlenen van preekconsent’ (Acta Zwolle-Zuid 2008, art. 16, besluit 5).

Deze Regeling is met de bijbehorende gronden als bijlage 2 opgenomen.

 

Ingekomen brieven

 

1. Brief Hoofddorp 4 jan 2010 (36-R-3)

Deze kerk is blij met een gezamenlijke regeling binnen de kerken. Maar pleit voor twee aanvullingen: 

  1. dat de broeders onder 3b genoemd preekconsent ontvangen voor 2 jaar, maximaal 1 keer te verlengen.
  2. Dat onder 3a ook vermeld worden de broeders die promotieonderzoek verrichten aan de ThU.

Hoofddorp merkt op dat niet wordt duidelijk gemaakt waarom de ‘masters zonder beroepbaarstelling’ (3b) preekbevoegdheid moeten krijgen, ook al hebben ze dan ‘aantoonbaar een gedegen opleiding genoten’. Voor deze mensen geldt niet dat ze verbonden zijn aan een gemeente. Hun kerkenraad ziet toe op leer en leven. Maar toetsing en toezicht is overgelaten aan de classis en deze zal ‘bij gebleken deskundigheid en geen bezwaren inzake leer of leven bij de betreffende persoon’ het consent steeds met twee jaar verlengen.

 

2. Brief Capelle aan den IJssel-Noord 15 feb 2010 (36-R-4)

Deze kerk vraagt revisie aan vanwege (a) het loslaten van de verbinding tussen preekconsent en  (onderweg zijn naar het) predikantschap, en (b) het risico dat er een structurele situatie ontstaat bij ‘verlenging met telkens eenzelfde periode’.

Deze kerkenraad ziet graag dat het preekconsent per definitie een tijdelijke regeling is, een beperkte uitzondering op de ambtelijke bediening van het woord door predikanten. Daarom moet een preekbevoegde broeder die na twee jaar nog geen beslissing heeft genomen over zijn beroepbaarstelling, nog maar 1x twee jaar verlenging krijgen.

In de overwegingen wordt o.m. gewezen op (a) het belang van de ambtelijke verankering van de verkondiging, gecombineerd met de noodzakelijke binding aan een gemeente, (b) de motivatie vanuit de behoefte van de kerken aan extra krachten voor het voorgaan in de kerkdiensten, en (c) de waarde van het onderscheid tussen ambtelijke verkondiging en het spreken van een stichtelijk woord. Het verlenen van preekconsent aan mensen die op weg waren naar het ambt betekende dat het per definitie voor een beperkte periode gold.

 

3. Brief Amersfoort-Zuid 5 jan 2011 (36-R-2)

Deze kerk pleit voor herziening en aanvulling van de ‘Generale regeling voor het verlenen van preekconsent’. 

  1. Ze signaleert dat de koppeling tussen het verlenen van preekconsent en een beoogd predikantschap bewust is losgelaten. Dit is te volgen voor de kerkelijk werkers (3c). Zij functioneren in een gemeente en onder een kerkenraad. Hun preekconsent geldt alleen voor de gemeente waarin ze als kerkelijk werker actief zijn. Zij ontvangen van hun kerkenraad begeleiding en bemoediging.
  2. Maar het is niet logisch voor ‘studenten met praktijkaantekening’ (3a) en ‘masters zonder beroepbaarstelling’. Zij krijgen ‘zonder ambtelijke inbedding’  langdurig toegang tot alle kansels. Is de door de classis aan te wijzen begeleidende predikant voldoende ‘om het gemis aan ambtelijke inbedding te compenseren’? De raad vraagt: wat kan de van deze predikant gevraagde ‘jaarlijkse evaluatie’ inhouden en op welke punten wordt geëvalueerd?
  3. Zijn de vereisten voor verlenging van het preekconsent niet te summier? Moeten ze i.e.g. niet duidelijker? Bij voorbeeld: dezelfde stukken maar met weglating van de preekvoorstellen en met verantwoording van het verzoek om verlenging (zonder streven naar predikantschap). Een protocol met toetsingscriteria zou wenselijk zijn.

 

Overzicht aangedragen bezwaren

 

De kerken stelden er desgevraagd geen prijs op om gehoord te worden. De commissie ziet de volgende bezwaren in hun brieven: 

  1. Het motief van de ‘nood’ of ‘actuele behoefte’ van de kerken is losgelaten (Capelle-Noord)
  2. Toezicht op leer en leven, c.q. ‘ambtelijke inbedding’, ontbreekt behalve voor de kerkelijke werkers (Hoofddorp; Amersfoort-Zuid).
  3. Onderscheid tussen ambtelijke verkondiging en het spreken van een stichtelijk woord staat onder druk (Capelle-Noord die verwijst naar grond 7 Zwolle-Zuid: ‘het in de kerkelijke besluitvorming doorgaans gehanteerde onderscheid tussen de ambtelijke verkondiging van het evangelie en het spreken van een stichtelijk woord dient gehonoreerd te blijven. De ambtelijke prediking kent immers het extra element van het geestelijk regeren [vgl. Art. 30 NGB en Zondag 31 HC’]).  Dit mede doordat de verbinding met het (beoogd) predikantschap is losgelaten (Capelle-Noord; Amersfoort-Zuid, met verwijzing naar grond 3 Zwolle-Zuid: ‘Daarbij is de koppeling met (beoogd) predikantschap niet zonder meer vanzelfsprekend, zoals in eerdere regelingen wel het geval was’).
  4. Vrees voor een structurele situatie (Capelle-Noord), of langdurige toegang tot de kansels (Amersfoort-Zuid) of in principe eindeloos (Hoofddorp) geldende bevoegdheid. Verlenging is niet voorzien van voorwaarden (Amersfoort-Zuid), en niet getermineerd (Hoofddorp). Men verwijst naar wat grond 5 Zwolle-Zuid zegt over de voorwaarde voor het verlenen van preekbevoegdheid aan niet-predikanten: ‘(mits) onder een goede vorm van onderzoek en toetsing en aanvaarding door de kerken, ter bescherming van de boodschap van het Woord en van de gemeente.’
  5. Broeders die promotieonderzoek verrichten aan de TU, lijken buiten deze regeling te vallen (Hoofddorp)

Beoordeling

 

Bij de beoordeling van deze bezwaren haalt de commissie uit de besluitvorming van Zwolle-Zuid 2008 naar voren:

  1. de wens vanuit de kerken om woord-gaven van broeders die geen predikant zijn, optimaal te benutten door zulke broeders met de vastgestelde regeling royaal maar verantwoord de gelegenheid te bieden een stichtelijk woord te spreken;
  2. de roeping van de kerken, vertegenwoordigd door de classis, om daarbij de eenheid en zuiverheid in de leer en de verkondiging van het evangelie te bewaken door gedegen toetsing en onderzoek bij de aanvraag van de bevoegdheid, en daarna begeleiding en toezicht;
  3. de aansluiting bij het gangbare onderscheid tussen ambtelijke verkondiging en het spreken van een stichtelijk woord, waarbij de ambtelijke bediening van het woord de voorkeur heeft en het spreken van een stichtelijk woord een helder omschreven uitzondering vormt;
  4. de noodzaak van een gezamenlijke regeling omwille van de rechtsgelijkheid van betrokkenen.

Bij navraag gaf prof. Te Velde (lid van het deputaatschap dat het rapport had geschreven dat tot deze Regeling heeft geleid) aan dat we ons moesten realiseren dat bij het ontwerpen van de Regeling van Zwolle-Zuid gezien de huidige meervoudige praktijk meer gedacht is aan de lerende ouderling van vroeger dan aan de student met spreekconsent. Een belangrijk oriëntatiepunt, waardoor de koppeling met (beoogd) predikantschap niet langer vanzelf sprak, zoals in eerdere regelingen.

 

De commissie ziet om te beginnen niet in dat broeders die promotieonderzoek verrichten aan de Theologische Universiteit, buiten artikel 3a en 3b van de Regeling vallen. Zelfs broeders die in Kampen hun master hebben behaald en aan een andere universiteit promotiestudie doen, vallen eronder. Broeders die promotieonderzoek doen aan de Theologische Universiteit in Kampen als kop op een andere studie dan theologie, vallen er wel buiten. Maar dat lijkt de commissie geen bezwaar.

 

De commissie stemt de revisie vragende kerken toe, dat de door Zwolle-Zuid getroffen Regeling de indruk kan wekken, dat het hebben van preekconsent een min of meer permanente toestand kan worden. Het niet omschrijven van de voorwaarden bij verlenging van het preekconsent in deze Regeling geeft de indruk dat verlenging een formaliteit is. Zodra dat het geval is, zou dat inderdaad op gespannen voet staan met de uitdrukkelijk uitgesproken noodzaak van toetsing vooraf en vervolgens toezicht.

 

De commissie is het niet met de revisie vragende kerken eens dat deze Regeling alleen al hierdoor bijdraagt aan vervaging van het onderscheid tussen de ambtelijke evangelieverkondiging en het spreken van een stichtelijk woord (zie grond 7 van Zwolle-Zuid). De Regeling laat wel degelijk voelen dat het predikantschap de uitgelezen manier is om je woord-gaven in dienst te stellen van de kerken.

 

Een groot deel van het probleem van de revisie vragende kerken is de vrees dat effectief toezicht op de broeder met preekbevoegdheid onvoldoende mogelijk is als verankering in de plaatselijke gemeente, resp. ‘ambtelijke inbedding’ ontbreekt. Vaak is die er wel, denk aan de kerkelijke of missionaire werkers die onder toezicht van een kerkenraad werken. Maar als met de situatie gegeven is dat begeleiding van dichtbij, vanuit de gemeente waar de preekbevoegde broeder woont of werkt, praktisch ontbreekt, terwijl dat wel gewenst zou zijn, kan de classis hierover in overleg treden met de kerk waar de broeder bij hoort. Ze zou de thuiskerk bijvoorbeeld kunnen vragen hem tot ouderling te benoemen (al dan niet met een speciale opdracht) en af te spreken dat hij met een zekere regelmaat in de eigen gemeente voorgaat. Dat zal het getuigenis over leer, leven en functioneren meer waarde verlenen.

 

Punt is dat de classis haar verantwoordelijkheid dient te nemen. Bij gegronde twijfel aan de mogelijkheden van de broeder om de kerken te dienen met een opbouwend woord uit het evangelie, moet ze geen preekconsent verlenen of het al verleende preekconsent niet verlengen. In geval van twijfel bij verlenging (vanwege het advies van de begeleidende predikant bijv.) kan de classis een nieuwe motivatiebrief vragen, waarin de aanvrager reageert op bezwaren of kritiek, en daarover een vertrouwelijk gesprek met hem hebben. Of verlenging een formaliteit wordt, hangt helemaal af van de manier waarop de classis ermee omgaat.

 

De commissie adviseert de synode daarom de Regeling zo aan te passen, dat de voorwaarden voor verlenging duidelijk worden omschreven. Daarbij valt de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de classis. De belangrijkste voorwaarden voor verlenging zijn een nieuw positief getuigenis van  kerkenraad inzake leer, leven en functioneren in de gemeente van de aanvrager en het positieve advies van de begeleider die van classiswege is aangewezen. In dit advies van de begeleider-predikant worden ook ingekomen klachten of bezwaren besproken en geëvalueerd.

 

Voorstellen voor besluiten

 

Materiaal:

  1. het originele besluit van Zwolle-Zuid 2008, met het daarbij horende Aanvullend rapport van de toenmalige deputaten Kerkrecht en kerkorde;
  2. brief GK Hoofddorp d.d. 4 januari 2010;
  3. brief GK Capelle aan den IJssel d.d. 15 februari 2010;
  4. brief GK Amersfoort-Zuid d.d. 5 januari 2011.

Besluit:

a.     het verzoek van Hoofddorp om artikel 3a van de Generale Regeling aan te vullen met: [broeders die] ‘promotieonderzoek verrichten aan de Theologische Universiteit’ af te wijzen.

 

Grond:

genoemde broeders zijn als zij theologie hebben gestudeerd aan de Theologische Universiteit al inbegrepen in artikel 3a en 3b.

 

b.     aan de verzoeken van Hoofddorp en Capelle-Noord om de Regeling zo te wijzigen dat voor de broeders genoemd in artikel 3a en 3b een maximum van één verlenging van het preekconsent wordt gestipuleerd, niet te voldoen.

 

Grond:

de Regeling voorziet in de mogelijkheid om verlenging van het preekconsent elke twee jaar serieus te overwegen en het bij die gelegenheid zo nodig te beëindigen.

 

c. aan de verzoeken van Hoofddorp, Amersfoort-Zuid en Capelle-Noord om in de Regeling de voorwaarden voor verlenging nader te omschrijven als volgt te voldoen:

 

[art. 10 nieuw] Verlenging van het preekconsent moet worden aangevraagd bij de toezichthoudende classis. Daarbij moet de aanvrager kunnen overleggen:

 

a.     afschriften van het besluit van de classis om hem preekconsent te verlenen en van de ondertekende verklaring uit art. 7;

b.     een positief getuigenis van zijn kerkenraad inzake zijn leer, zijn leven en zijn functioneren in de gemeente.

 

De classis zal zich er ook van vergewissen, dat er bij haar of bij de door haar aangewezen begeleider van de aanvrager geen gegronde bezwaren tegen zijn prediking of optreden zijn binnengekomen. Ze zal pas overgaan tot verlenging als er een gemotiveerd positief advies van de begeleider-predikant is.

 

Grond:

het ontbreken van voorwaarden bij verlenging in de Regeling van 2008 geeft de indruk dat verlenging van het preekconsent een formaliteit is wat niet de bedoeling is.


Bijlage 1: De Generale regeling voor het verlenen van preekconsent (aanpassing cursief).

 

1.     De verlening van preekconsent vindt plaats door de classis van de Gereformeerde Kerken waartoe de kerk behoort waarvan de aanvrager lid is.


2.     Het preekconsent geeft alleen bevoegdheid om in een kerkdienst voor te gaan in het spreken van een stichtelijk woord en in de dienst van de gebeden. Het geeft geen bevoegdheid tot het bedienen van de sacramenten, het afnemen van belijdenis van het geloof, het bevestigen van ambtsdragers of het kerkelijk bevestigen van een huwelijk.

3.     In aanmerking voor het ontvangen van preekconsent komen broeders die belijdend lid zijn in volle rechten van één van de Gereformeerde Kerken en die:

  1. in de studie aan de theologische universiteit van de kerken zover gevorderd zijn dat zij reeds de verplichte praktijkaantekening hebben verkregen; of
  2. een doctoraal-studie of predikants-master aan de genoemde theologische universiteit hebben voltooid, maar geen beroepbaarstelling hebben gevraagd; of
  3. als kerkelijk werker in één van de kerken functioneren en over aantoonbare capaciteiten beschikken krachtens hetzij theologische opleiding hetzij op andere wijze verworven competenties;

4.     Het preekconsent dat door de classis wordt verleend, heeft voor de eerste twee in art. 3 genoemde categorieën geldigheid ook voor de gereformeerde kerken buiten de classis; voor de kerkelijk werker geldt dat hij alleen bevoegd is voor te gaan in de eigen gemeente(n) waaraan hij als kerkelijk werker is verbonden; eventueel is dat niet de gemeente waarvan hij lid is. Het consent wordt verleend voor een periode van twee jaar, waarna verlenging met telkens eenzelfde periode mogelijk is.


5.     Hij die preekconsent wenst te ontvangen, zal bij zijn aanvraag aan de classis de volgende stukken overleggen:

  1. de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de in art. 3 genoemde vereisten;
  2. een positief getuigenis van zijn kerkenraad inzake zijn leer en leven en inzake zijn functioneren in de gemeente;
  3. een motivatiebrief waarin de aanvrager schrijft over de betekenis van het geloof in God voor zijn persoonlijk leven en zijn motivatie om preekbevoegdheid aan te vragen;
  4. de tekst van een drietal preekvoorstellen die niet eerder beoordeeld zijn door een docent en/of mentor, over door de kandidaat zelf gekozen teksten (één uit het Oude Testament, één uit het Nieuwe Testament, en één over een Catechismuszondag), voorzien van uitgewerkte orden van dienst.

6.     Het onderzoek door de classis, dat in besloten zitting plaatsvindt, omvat de volgende onderdelen:

7.     De aanvrager zal, voorafgaand aan de verlening van de preekbevoegdheid, een schriftelijke verklaring ondertekenen, waarin hij belooft zich in zijn optreden te houden aan de Heilige Schrift, de gereformeerde belijdenis en het geldende kerkrecht.

8.     Het toezicht op en de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de preekbevoegdheid ligt bij de classis die onderzocht. De classis zal één van haar predikanten benoemen tot begeleider van de betreffende broeder. Jaarlijks zal de begeleider de preekarbeid met hem evalueren. Van deze evaluatie zal schriftelijk verslag gedaan worden aan de toezichthoudende classis.


9.     Bij verhuizing van de broeder naar een van de kerken in een andere classis dan die de preekbevoegdheid heeft verleend, zal de classis haar toezicht en bevoegdheid over zijn optreden in de kerken overdragen aan de classis waaronder deze broeder na verhuizing zal ressorteren.


10.   Verlenging van het preekconsent moet worden aangevraagd bij de toezichthoudende classis. Daarbij moet de aanvrager kunnen overleggen: 

  1. afschriften van het besluit van de classis om hem preekconsent te verlenen en van de ondertekende verklaring uit art. 8;
  2. een positief getuigenis van zijn kerkenraad inzake zijn leer, zijn leven en zijn functioneren in de gemeente.

 De classis zal zich er ook van vergewissen, dat er bij haar of bij de door haar aangewezen begeleider van de aanvrager geen gegronde bezwaren tegen zijn prediking of optreden zijn binnengekomen. Ze zal pas overgaan tot verlenging als er een gemotiveerd positief advies van de begeleider-predikant is.


11.   De classis kan besluiten tot opschorting of beëindiging van de preekbevoegdheid wanneer

daarvoor gegronde redenen zijn. Beëindiging zal in ieder geval met onmiddellijke ingang plaatsvinden wanneer er over leer of leven van de broeder door zijn kerkenraad geen positief getuigenis meer kan worden gegeven of wanneer hij zelfs censurabel blijkt te zijn.



Bijlage 2: Generale regeling voor het verlenen van preekconsent (Acta Generale Synode Zwolle-Zuid 2008, Hoofd-  stuk III Kerkregering, art. 16, besluit 5).

 


1.     De verlening van preekconsent vindt plaats door de classis van de Gereformeerde Kerken

waartoe de kerk behoort waarvan de aanvrager lid is.


2.     Het preekconsent geeft alleen bevoegdheid om in een kerkdienst voor te gaan in het spreken van een stichtelijk woord en in de dienst van de gebeden. Het geeft geen bevoegdheid tot het bedienen van de sacramenten, het afnemen van belijdenis van het geloof, het bevestigen van

ambtsdragers of het kerkelijk bevestigen van een huwelijk.


3.     In aanmerking voor het ontvangen van preekconsent komen broeders die belijdend lid zijn in

volle rechten van één van de Gereformeerde Kerken en die:

  1. in de studie aan de theologische universiteit van de kerken zover gevorderd zijn dat zij reeds de verplichte praktijkaantekening hebben verkregen; of
  2. een doctoraal-studie of predikants-master aan de genoemde theologische universiteit hebben voltooid, maar geen beroepbaarstelling hebben gevraagd; of
  3. als kerkelijk werker in één van de kerken functioneren en over aantoonbare capaciteiten beschikken krachtens hetzij theologische opleiding hetzij op andere wijze verworven competenties; 

4.     Het preekconsent dat door de classis wordt verleend, heeft voor de eerste twee in art. 3 genoemde categorieën geldigheid ook voor de gereformeerde kerken buiten de classis; voor de kerkelijk werker geldt dat hij alleen bevoegd is voor te gaan in de eigen gemeente(n) waaraan hij als kerkelijk werker is verbonden; eventueel is dat niet de gemeente waarvan hij lid is. Het consent wordt verleend voor een periode van twee jaar, waarna verlenging met telkens eenzelfde periode mogelijk is.


5.     Hij die preekconsent wenst te ontvangen, zal bij zijn aanvraag aan de classis de volgende

stukken overleggen:

  1. de documenten die aantonen dat hij voldoet aan de in art. 3 genoemde vereisten;
  2. een positief getuigenis van zijn kerkenraad inzake zijn leer en leven en inzake zijn functioneren in de gemeente;
  3. een motivatiebrief waarin de aanvrager schrijft over de betekenis van het geloof in God voor zijn persoonlijk leven en zijn motivatie om preekbevoegdheid aan te vragen;
  4. de tekst van een drietal preekvoorstellen die niet eerder beoordeeld zijn door een docent en/of mentor, over door de kandidaat zelf gekozen teksten (één uit het Oude Testament, één uit het Nieuwe Testament, en één over een Catechismuszondag), voorzien van uitgewerkte orden van dienst.

6.     Het onderzoek door de classis, dat in besloten zitting plaatsvindt, omvat de volgende onderdelen: 


Uit het onderzoek moet blijken dat de aanvrager in staat is om Schriftgetrouw en confessioneel betrouwbaar op een opbouwende wijze in kerkdiensten voor te gaan. Daartoe beoordeelt de classis het geheel in afwezigheid van de aanvrager.

7.     De aanvrager zal, voorafgaand aan de verlening van de preekbevoegdheid, een schriftelijke verklaring ondertekenen, waarin hij belooft zich in zijn optreden te houden aan de Heilige Schrift, de gereformeerde belijdenis en het geldende kerkrecht.


8.     Het toezicht op en de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de preekbevoegdheid ligt bij de classis die onderzocht. De classis zal één van haar predikanten benoemen tot begeleider van de betreffende broeder. Jaarlijks zal de begeleider de preekarbeid met hem evalueren. Van deze evaluatie zal schriftelijk verslag gedaan worden aan de toezichthoudende classis.


9.     Bij verhuizing van de broeder naar een van de kerken in een andere classis dan die de preekbevoegdheid heeft verleend, zal de classis haar toezicht en bevoegdheid over zijn optreden in de kerken overdragen aan de classis waaronder deze broeder na verhuizing zal ressorteren.


10.   De classis kan besluiten tot opschorting of beëindiging van de preekbevoegdheid wanneer

daarvoor gegronde redenen zijn. Beëindiging zal in ieder geval met onmiddellijke ingang plaatsvinden wanneer er over leer of leven van de broeder door zijn kerkenraad geen positief getuigenis meer kan worden gegeven of wanneer hij zelfs censurabel blijkt te zijn.

 

Gronden: 

  1. in de loop van de geschiedenis hebben de kerken van de Reformatie steeds een, meer of minder strikt geformuleerde, beperkte ruimte gelaten voor het verlenen van preekbevoegdheid aan niet-predikanten naast de kring van reguliere voorgangers;
  2. ook in andere kerken van gereformeerde signatuur bestaan regelingen voor de beperkte toekenning van preekbevoegdheid aan niet-predikanten;
  3. zoals de GS Amersfoort-C 2005 terecht heeft gesignaleerd (Acta Art. 45, Besluit 2, grond 2), bestaan er in de huidige ontwikkeling van de kerkelijke praktijk diverse situaties die aanleiding geven tot een heroverweging van deze zaak. Daarbij is de koppeling met (beoogd) predikantschap niet zonder meer vanzelfsprekend, zoals in eerdere regelingen wel het geval was;
  4. in de Heilige Schrift tekenen zich ook twee lijnen af: enerzijds de strikte ordening van wie in de dienst van het Woord werkzaam zijn (vgl. 1 Tim. 3:2, Titus 1:9, 1 Tim. 5:17, 2 Tim. 2:2, 2 Tim.  4:3, Jac. 3:1), anderzijds de gaven in de gemeente die zich niet in het ambt laten opsluiten (vgl. Num. 11:24-30, 1 Joh. 2:20. 1 Kor. 14:26vv);
  5. de strikte uitgangspunten en criteria waarmee aan de zijde van de optredende voorganger en van de ontvangende kerk de dienst van het Woord is omgeven, sluiten niet uit dat ook buiten het ambt ruimte gegeven kan worden voor het voorgaan in het spreken van een stichtelijk woord en in de dienst van de gebeden, mits onder een goede vorm van onderzoek en toetsing en aanvaarding door de kerken, ter bescherming van de boodschap van het Woord en van de gemeente;
  6. in het verleden aangevoerde bezwaren, ook in de besluitvorming van generale synodes, zijn niet zonder betekenis, maar wel mede door de tijd bepaald en van dien aard dat zij door goede regeling kunnen worden ondervangen;
  7. het in de kerkelijke besluitvorming doorgaans gehanteerde onderscheid tussen de ambtelijke verkondiging van het evangelie en het spreken van een stichtelijk woord dient gehonoreerd te blijven. De ambtelijke prediking kent immers het extra element van het geestelijk regeren (vgl. Art. 30 NGB en Zondag 31 HC);
  8. in verband met de eenheid en de zuiverheid in de leer en ook uit een oogpunt van rechtsgelijkheid van de betrokkenen is de regeling van de preekbevoegdheid naar art. 30 KO een zaak van de gezamenlijke kerken;
  9. in de vastgestelde generale regeling zijn de ruimte en de beperkingen op evenwichtige wijze verdisconteerd en vormgegeven.