Printen

Preken die breken (2)

D.J. Bolt
02-02-07

Twee weken geleden bespraken we een preek van ds. H.J. Boersma waarin heel bepaald het werk van één in waarheid op de korrel werd genomen. Nu geven we aandacht aan een andere preek namelijk een die ds. G.J. Slotman hield op oudejaarsdag 2006 te Dalfsen. De preek werd gepubliceerd op de website van de kerk te Dalfsen en is als zodanig toegankelijk voor de hele (internet)wereld.

We geven eerst de preek zelf zonder commentaar en zullen hem daarna bespreken. De preek is van andere aard dan die van ds. Boersma. En ook niet specifiek over één in waarheid, hoewel die er wel in wordt betrokken. De preek probeert vanuit de Bijbel aan te geven hoe er tegen de huidige verontrusting en discussies in de kerken moet worden aangekeken. Het is daarom van belang er kennis van te nemen. Temeer omdat waarschijnlijk veel meer predikanten zo tegen verontruste broeders en zusters aankijken. En hun activiteiten wegen en veroordelen tot op de kansel. Het is ook belangwekkend om te zien welke 'oplossing' voor de moeiten wordt gewezen. Wie zou niet willen dat aan de verwarring en verwijdering die ons kerkverband hoe langer hoe meer kenmerkt zo snel mogelijk een einde komt? Zodat we in grote eensgezindheid weer samen de weg kunnen volgen achter Christus aan?

De preek geeft ook aanleiding om iets te zeggen over preken in de vrijgemaakte kerken in het algemeen zoals wij die regelmatig horen. Natuurlijk is dat beperkt. We hebben geen statistisch verantwoord onderzoek gedaan naar de naar schatting 10.000 verschillende preken die in onze kerken jaarlijks worden gehouden. Maar er valt toch wel een trend te ontwaren uit de honderden preken die de laatste jaren zijn gehoord.


Preek van ds. G.J. Slotman te Dalfsen 31 dec. 2006

Lezen 1Kor 1:10-17; 3:1-9; 3:22 - 4:5
Tekst 1Kor 4 :1-5

Broeders en zusters,


Op de laatste zondag van het jaar 2006 komen we als broeders en zusters opnieuw samen. Op het eind van een jaar maak je de balans op. Je kijkt terug om te zien wat er gebeurd is. En als wij als gemeente terug zien, dan moeten we zeggen dat er veel gebeurd is.
IK ga dat in deze preek niet allemaal benoemen en bespreken. Ik heb van ds. Van der Jagt begrepen dat hij vanmiddag ook aandacht zal hebben voor het feit dat er in onze gemeente zoveel mensen zijn overleden en dat hij zal preken over Ps. 103. Dus ik laat dat nu liggen. Ik wil het vanmorgen graag hebben over ons gemeenteleven. Hoe we als gemeente met elkaar zijn omgegaan. Bent u daar tevreden over? Vindt u dat het wat dat betreft goed is gegaan is in 2006?
Afgelopen week hoorde ik iemand die niet tevreden was. Zij zei: Soms lijkt het net alsof alle blijdschap en vrolijkheid uit onze gemeente verdwenen is. Toen ik haar dat hoorde zeggen moest ik denken aan een opmerking die ik hoorde uit een huisbezoekverslag op de sectieraad. Een ouderling rapporteerde dat hij op bezoek was geweest bij een jonge broeder en zuster, getrouwd met jonge kinderen. Meelevende en gelovige mensen. Maar wat hadden ze gezegd tijdens dat huisbezoek? Dat hun geloofsleven mat aan het worden was. Ze werden zo moe van al die discussies in de kerk. De glans ging er van af.
En wat ik ook niet los kan laten broeders en zusters, wat het afgelopen jaar gebeurd is in die groep van negen catechisanten, waarvan vijf catechisanten zeiden dat ze bang waren dat ze hun geloof aan het kwijtraken waren. En vier van hen zeiden, dat zij hier in de kerk God niet tegen komen.
Dat raakt mij, dat raak ik niet kwijt. En dat zijn verontrustende geluiden.
Natuurlijk weet ik dat er meer te zeggen is. Ik weet ook dat er mensen zijn die heel blij zijn met wat er in de kerk gebeurt. Gelukkig maar. En we hebben als gemeente ook heel veel mooie dingen meegemaakt in het afgelopen jaar. Toch kan ik die geluiden die ik zojuist noemde, niet van mij afzetten. En we zien het, denk ik, allemaal wel dat de middag- en avonddiensten de laatste tijd minder vol zitten. Toch?
Hoe zou dat toch komen?

Nou zitten we hier bij elkaar, de laatste zondag van 2006. Straks beginnen we weer met een nieuw jaar, 2007. En hoe zal dat dan gaan? Een ding weten we zeker, de wind van de samenleving hebben we niet in onze rug. Denk maar niet dat de samenleving ons zal ondersteunen een mooie gemeente te worden. Nee.
Zullen de middagdiensten nog leger worden? Zal de matheid toenemen? Zal de vreugde nog verder verdwijnen? Zullen we in staat zijn in het jaar 2007 samen verder te trekken? Want er is wel verdeeldheid in de gemeente. Je kunt wel van groepen spreken.

Hoe zal het straks gaan in 2007?
Ik weet het natuurlijk niet, maar eerlijk gezegd ben ik niet moedeloos en als ik zo?n tekst lees als vanmorgen, dan zie ik het toch eigenlijk ook wel weer zitten. Want ik word er bij bepaald, dat de kerk niet mijn clubje mensen is, maar dat de kerk van God is. Gods bouwwerk zijt gij, zegt Paulus. God bouwt zijn Kerk en God zal eens alles weer recht zetten.
Dat is het thema voor de preek:

God zal eens alles rechtzetten

En dan heb ik drie punten:

Wees dus maar trouw, dat is het eerste
Wees ook maar bescheiden, dat is het tweede
En wees ook geduldig, dat is het derde

Ik begon de preek met: Bent u tevreden en gelukkig? Er zijn een paar mooie dingen gebeurd, maar toen kwam het hé, die negatieve geluiden. Eigenlijk hetzelfde als wat Paulus doet. In zijn brief aan de Korintiërs.
Hij begint met te zeggen ik dank God voor al het mooie wat hier in deze gemeente gebeurt en ik weet ook dat Christus jullie eens onberispelijk voor God zal plaatsen. Maar ik heb ook wel wat tegen jullie. En dan krijg je dat verhaal van die verdeeldheid.
Een ieder van u, zegt Paulus, heeft zijn leus. De verdeeldheid zat in heel de gemeente. Een ieder van u heeft zo zijn leus: ik ben van Paulus, ik ben van Apollos, ik ben van Kefas en ik ben van Christus. De gemeente van Korinte kon je dus in groepen verdelen, waarbij de voorgangers of de voorgangers van vroeger, ongewild een belangrijke rol speelden.
Er waren mensen in Korinte, die vonden Paulus helemaal geweldig. Paulus was toch maar even de apostel, die in Korinte het evangelie had gebracht. Met hem was het allemaal begonnen en er waren mensen die Paulus daarom een warm hart toedroegen.
Maar anderen waren meer gecharmeerd van de opvolger van Paulus: Apollos, dat was de man voor deze groep. Apollos, zo lezen we in Handelingen 18, was een geleerd man. Hij was doorkneed in de Schriften en dat was eigenlijk het voordeel van Apollos boven Paulus, volgens velen. Apollos kon het ook nog eens goed uiteenzetten en heel boeiend  vertellen. Apollos was echt een redenaar. Terwijl Paulus zegt: Ik ben niet zo?n hele goeie spreker, ik ben niet met heel veel mooie en grote woorden gekomen maar Apollos wel, Apollos was echt een man, die het goed zeggen kon. En Apollos had zo zijn medestanders.
En daarnaast  waren er ook nog mensen die weg liepen met Kefas, dat is natuurlijk Petrus, een van de twaalven. En voor deze groep mensen was Petrus wel even dé apostel. Hij was de primus inter pares, de eerste onder zijns gelijken. Zo had de gemeente van Korinte mensen voor Paulus, mensen voor Apollos en mensen voor Kefas.
Ook nog een groep die zei: Maar wij zijn van Christus. Dat klinkt wel heel mooi, maar in zo?n setting waarin van verdeeldheid sprake is, is dat natuurlijk niet zo mooi. Dan reserveer jij Christus voor jouw clubje. Maar dan zegt Paulus: Is Christus dan gedeeld? Kun je Christus dan alleen voor je zelf reserveren? Natuurlijk kan dat niet. Christus is niet alleen voor jou gestorven. Hij is ook voor je broeders en zusters gestorven.
Een ieder van u, zegt Paulus, heeft zijn leus. En het is ook duidelijk dat Paulus daar niets van moet hebben. Hij vindt dat niet passen bij christenen. Dat zeg ik bewust: Paulus vindt dat niet passen bij christenen.
In hoofdstuk 3 gaat hij daar op in. In vers 4 van hoofdstuk 3, wanneer de een zegt: Ik ben van Paulus en de ander: Ik ben van Apollos, bent u dan niet onveranderde mensen? Of zoals de NBV het zegt: Bent u dan niet als alle andere mensen? Hoe blijkt uit die verdeeldheid in de gemeente dat jullie christenen zijn? Dat jullie bij Christus horen?
Dus verdeeldheid zegt ook iets over het niveau van de gemeente. Jullie zijn nog vleselijk, zegt Paulus tegen de Korinthiers. Waarbij de een zei: Ik ben van Paulus, en ik van Apollos.

Dat zegt dus ook iets over het geestelijke leven in zo?n gemeente. En Paulus moet er niets van hebben.Hij zegt: Zo kan het toch niet zijn in de gemeente van Christus, daar draait het toch niet om mensen? Het gaat in de kerk toch om heel iets anders?
Wij, Paulus, Apollos en Kefas, wij zijn dienaren van Christus. Jullie claimen ons voor jullie partijen. Maar wij zijn geen knuffeldieren van een bepaalde  groep. Wij zijn geen mascotte voor een bepaalde groep. Wij zijn dienaren van Christus. Zo moeten jullie tegen ons aankijken, als dienaren van Christus. Wij zijn aan Christus ondergeschikt. Christus gaat boven ons uit, dus jullie moeten je niet op ons orienteren. Jullie moeten je orienteren op Jezus Christus. Bij hem moet je zijn. Wij zijn dienaren van Christus, zegt Paulus, aan ons is het beheer van de geheimenissen van God toevertrouwd.
Maar bij die geheimenissen waar Paulus het over heeft, moet je niet denken aan een stiekum geheimpje. Maar moet je denken aan het verlossingsplan dat God dat de hele tijd al bedacht heeft en aan het uitvoeren is. Een verlossingsplan waar bij God de wereld op het oog heeft. Een plan dat al heel lang verborgen is geweest maar sinds Pinksteren, eigenlijk sinds de komst van Jezus Christus over de hele wereld bekend gemaakt is.
God wil u redden door Jezus Christus. Dat is het geheimenis van God, Gods verlossingsplan.
En Paulus zegt: Van dat geweldige nieuws, van dat geweldige evangelie, zijn wij de beheerders. En als we het nou toch even over vertalingen hebben, nog even de Statenvertaling erbij pakken. Dan zegt de statenvertaling, prachtig woord!, de Statenvertaling zegt niet dat hij de beheerder is van de geheimenissen van God, maar: hij is uitdeler van de geheimenissen van God. Paulus zegt: Apollos, Kefas en ik, wij delen het werk van Christus uit.
Alstublieft, Christus is voor jullie gestorven. Daar draait het om in de kerk. Daar gaat het om in de Kerk dat, dat goede nieuws van het evangelie wordt uitgedeeld in de kerk. Het plan van Gods verlossing, voor zwakke zondige mensjes. In Korinte dreigde dat goede nieuws verborgen te raken achter de boodschap. Want een ieder van hen had een leus: Ik ben van Paulus, ik ben van Apollos, ik ben van Kefas.
Nee, zegt Paulus, daar draait het niet om. Het gaat niet om ons, het gaat om Gods geheimenissen van Gods reddende liefde in Jezus Christus. Dat delen wij uit en dat mogen jullie aanpakken om het vervolgens ook weer uit te delen.
Paulus, Apollos, Kefas zijn uitdelers van het evangelie. Asjeblieft, Christus voor jullie, pak het maar aan en geef het weer door, zoals papa?s en mama?s het evangelie van de Here Jezus Christus weer doorgeven aan hun kinderen. En zo wordt dat geheimenis, dat plan van God, dat reddingsplan, doorgegeven van geslacht tot geslacht.
Uitgedeeld, aangepakt, doorgegeven.

En nu komen we bij onszelf uit, broeders en zusters. Dat  geheimenis is ook aan ons toevertrouwd. Elke zondag wordt hier gepreekt en krijgen we te horen over het verlossingsplan van God. Het wordt uitgedeeld. En u mag het aanpakken om het op uw beurt ook weer door te geven aan de mensen in uw omgeving, uw kinderen. Ook uw broeders en zusters die het nodig hebben en misschien ook wel uw collega?s  en uw buren. Ook ú bent een uitdeler van Gods geheimenissen. Dat zegt Paulus misschien niet met zoveel woorden in deze tekst. Maar denk eens aan wat hij schrijft in 2Kor. 3:2. Daar spreekt hij over een gemeente die een leesbare brief is voor alle mensen. Er is een boodschap binnengekomen en die boodschap is van ons af te lezen. En die delen we op onze beurt weer uit.

Broeders en zusters daar zal het in de kerk om moeten gaan. En als we het over goede voornemens hebben: is dat geen goed voornemen voor 2007? Dat we royaal gaan uitdelen? Dat we de blijde boodschap doorgeven. Want laten we dat niet  vergeten, dat we de blijde boodschap van redding en verlossing hebben.
Ik denk nog even aan Saddam Hoessein. Stel je voor dat die man zijn hoofd door de strop stak, en op het laatste moment zegt iemand:  Ho, wacht even, jij hoeft niet, want er is voor jouw betaald. Jouw schuld is weg! Irreëel om je dat voor te stellen. Maar stel dat dat zou gebeuren. En Saddam Hoessein zou zijn hoofd weer uit de strop mogen trekken, dan leef je toch op, dan kijk je toch verbaasd om je heen.
Broeders en zusters, dat is wat er met ons gebeurt! We zouden het oordeel verdiend hebben, maar we krijgen vrijspraak en dat goede nieuws is een geheimenis van God. En dat moeten we uitdelen, we moeten in de kerk geen ruzie met elkaar maken. Dat moet worden uitgedeeld. In de kerk delen we geen opvattingen uit. In de kerk delen we geen opinies uit, maar in de kerk wordt het lichaam en bloed van onze Here Jezus Christus uitgedeeld. Toch?
Dat is wat je doet als je avondmaal viert. Het brood wordt gebroken en het wordt uitgedeeld. Asjeblieft, de Here Jezus ook voor jou.De wijn wordt uitgedeeld, asjeblieft, de Here Jezus ook voor jou. Geen opinies, geen meningen, het bloed van onze Here Jezus Christus. Mijn mening redt u niet, mijn opvattingen redden u niet. Alleen het werk van onze Here Jezus Christus en daar zullen we als kerk op moeten inzetten.
Geen ruzie maken maar uitdelen.

Catechisanten, broeders en zusters zijn bang, dat ze hun geloof aan het kwijtraken zijn. Jonge meelevende broeders en zusters zien, dat de glans over het geloofsleven aan het verdwijnen is. Een andere zuster zegt het hardop: Ik mis de vreugde in de gemeente. En de vraag die ik dan heb voor u, is, of de rijkdom van het evangelie, de rijkdom van Jezus Christus die zichzelf gegeven heeft om u te redden, of die niet schuil gaat achter al dat gediscussieer van ons.
Die cathechisanten, de jonge broeders en zusters, ze hebben honger. En wij moeten uitdelen, dat vraagt de Here van ons. En daarom moeten uitdelers, beheerders van Gods geheimenissen trouw zijn. Daar hoort het hier in de gemeente van Dalfsen om te gaan. Het gaat in Dalfsen niet om dominees, het gaat ook niet om de autochtone Dalfsenaar. Het gaat ook niet om mensen die van buiten Dalfsen zijn gekomen. Het gaat er om, dat het reddende evangelie, van God, dat ook aan deze gemeente is toevertrouwd, bekend gemaakt worde opdat een ieder die gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven heeft.
Daar draait het om. Daarin moeten wij als gemeente trouw zijn. Leesbare brieven, een stad op de berg. Lichtende sterren, in deze donkere wereld.

Ja maar, dominee, dat zegt u nu allemaal wel en u kunt dat ook allemaal wel zeggen: maak maar geen ruzie met elkaar en zo. Maar ach, u weet toch ook wel, dat er heel veel aan de hand is in ons kerkelijk leven en dat wij het op punten echt niet met elkaar eens zijn? Dat weet u toch ook wel, dominee?
Ja, dat weet ik ook wel. Ik weet heus wel van De Vijfhoek[1], ik weet heus wel van één in waarheid[2]. Ik weet ook wel van gereformeerdblijven.nl[3]. Ik weet hoe er geschreven wordt in Nader Bekeken en de Reformatie. Ik weet wat er gebeurt op synodes en wat er in deputatenrapporten geschreven wordt. Ik lees ook de publicaties uit de Theologische Universiteit te Kampen. En dan weet ik, dat er veel aan de hand is en dan merk ik, dat er heftig gediscusieerd wordt. En dan weet ik, dat er veel spanning in de lucht zit. En ik weet ook niet waar het op uit gaat lopen. Ik houd mijn hart wel vast.
Maar juist omdat ik dat allemaal weet broeders en zusters, kijk ik zo verbaasd op van wat Paulus zegt. Paulus nota bene, de apostel van de Here Jezus Christus. Zijn gezag staat onder ons niet ter discussie. Of je nou naar De Vijfhoek gaat, dan staat het gezag van Paulus niet ter discussie. En ook bij hoogleraren in Kampen om maar wat te noemen, staat het gezag van Paulus niet ter discussie.
En wat zegt die Paulus nou. Luister mee. Paulus zegt: Ik beoordeel mijzelf niet, want ik ben mij van niks bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd. Hij die mij beoordeelt is de Here. Paulus zegt: Ik ben mij van niets bewust. Daarmee bedoelt hij, ik ben mij van geen kwaad bewust. Paulus is er voor zichzelf helemaal van overtuigd, dat hij als beheerder van Gods geheimenissen, trouw zijn werk doet en dat hij goed bezig is. Ik ben mij van geen kwaad bewust. Net zoals een bezoeker van De Vijfhoek, daar echt met volle overtuiging naar toegaat en oprecht van mening is dat hij daar goed aan doet. En als iemand bij hem  op bezoek komt om te zeggen, dat dat niet goed is, komt dat bij hem niet over.
Datzelfde geldt voor de bezoekers van de sing-in om maar wat te noemen. Daar ga je ook naar toe omdat je er van overtuigd bent, dat dat goed is. Om met elkaar voor de Here te zingen. En als er dan iemand bij jouw op bezoek komt om te zeggen, dat de sing-in niet goed is, dan begrijp je dat helemaal niet. Je bent je van geen kwaad bewust. Integendeel, je vindt het juist goed om naar De Vijfhoek te gaan, of je vindt het juist goed om naar de sing-in te gaan. Je bent je van geen kwaad bewust.

Zo is ook Paulus zich als uitdeler van de geheimenissen van God van geen kwaad bewust. Maar, zegt hij dan en dat raakt mij en ik val haast van mijn stoel van verbazing om dát van Paulus - de apostel van God - te horen, ik ben mij van niets bewust. Maar, zegt hij, daardoor ben ik niet gerechtvaardigd. Ik mag er dan van overtuigd zijn, dat ik het goede doe, ik mag er van overtuigd zijn dat ik de juiste keuzes maak, ik mag er van overtuigd zijn, dat ik trouw mijn werk doe, tóch ben ik daardóór niet gerechtvaardigd. Uiteindelijk is niet mijn geweten, uiteindelijk is niet mijn overtuiging bepalend. Ik oordeel mijzelf niet, nee, Hij die mij beoordeelt is de Here.

Dat raakt mij broeders en zusters.
En dat wou ik op deze laatste zondag u ook meegeven. Want dat mag ons wel eens wat bescheidener maken. Met groot gemak zetten wij hier onze overtuiging tegenover de overtuiging van de ander. We discussiëren met elkaar en wij verdedigen onze overtuiging. Met verve, alsof het de overtuiging van God zou zijn. En de ander die het niet met je eens is, begrijpt het niet en ziet het dus ook helemaal verkeerd. En we snappen het niet, dat de ander het niet door heeft.
Wat Paulus nu zegt is: het feit, dat jij denkt, dat jij gelijk hebt, rechtvaardigt je niet. Het is niet zo, dat jouw overtuigingen en opvattingen buiten het oordeel geplaatst worden. Het is niet zo dat het oordeel over jouw opvattingen niet meer nodig is. Ook jouw handelswijze, ook jouw opvattingen moeten echt door het oordeel heen.
Want ik zie ons al staan straks broeders en zusters. Voor de rechterstoel van Christus, wij die hier zo hartgrondig met elkaar gediscussieerd hebben, en onze overtuiging met verve hebben verdedigd, maar van de ander niets hebben overgelaten en dan staan we daar straks voor de rechterstoel van Christus. En dan zal hij er zijn oordeel over uitspreken. Niet jouw geweten spreekt het laatste woord, maar Christus spreekt het laatste woord.
Het feit, dat dat zo is geeft aan ons spreken, en ons handelen hier, hoe overtuigd wij er ook van zijn, toch een voorlopig karakter. Uiteindelijk oordeelt de Here, daar ga jij niet over, hoe overtuigd jij ook mag  zijn. En daar ga ik ook niet over. Uiteindelijk zullen we het aan de Here moeten overlaten en dan zal Hij zijn oordeel geven.

En dan maakt Paulus een opmerking, broeders en zusters, die het overwegen voor ons waard is. Die ons ook kan helpen wat bescheidener te zijn in het ventileren van onze opvattingen. Want Paulus zegt: Als de Here komt zal hij ook hetgeen in de duisternis verborgen is aan het licht brengen en de raadslagen van de harten openbaar maken. Dat is een opmerking die ons aan het denken moet zetten. Als je sommige bijdragen in actuele discussies leest, dan lijkt het allemaal zó verschrikkelijk helder te zijn om het er niet mee eens te zijn. Maar die helderheid en die duidelijkheid doet alsof er geen duisternis meer is overgebleven. Het lijkt soms net alsof wij nu al in staat zijn het allemaal te doorzien en te doorgronden. Maar Paulus zegt: Nee hoor, als de Here komt zal hij ook hetgeen in de duisternis verborgen is aan het licht brengen. M.a.w. wij moeten er gewoon rekening mee houden, broeders en zusters, dat wij een heleboel dingen niet zien
Misschien niet kunnen zien omdat we te beperkt zijn.

Ik vraag mij wel eens af hoe het mogelijk is, hebt u daar weleens over nagedacht: Hoe kan het dat twee broeders, allebei diepgelovige mensen, dat de een daarvan razend enthousiast is over de nieuwe bijbelvertaling en eigenlijk niet kan wachten, dat die vertaling wordt ingevoerd hier in de kerk? Terwijl een andere broeder er grote moeite mee heeft en er op tegen is, dat de nieuwe bijbelvertaling wordt ingevoerd. Hoe kan dat eigenlijk? En dat je zelfs met een zinnig gesprek waarbij je argumenten uitwisselt, dat je met een zinnig gesprek niet verder komt?
Hoe kan dat nou? Heeft dat misschien met je opvoeding te maken? Heeft dat misschien met je afkomst te maken? Heeft het misschien te maken met wat jij in je leven hebt meegemaakt? Of heeft het misschien te maken met je karakter? Heeft het misschien te maken met je kinderen? Er zijn zoveel dingen die hierbij een rol spelen, dat wij dat gewoon niet kunnen overzien. Dat blijft voor ons duister. En wie van u kent zijn eigen hart?

Hoe komt u eigenlijk aan uw overtuiging? Dat inzicht broeders en zusters, dat wij beperkt zijn in ons oordelen en dat wij beperkt zijn in het doorgronden van de zaken waar het om gaat mag ons wel wat bescheiden maken. Ook daarom houdt ons spreken en ons oordelen altijd iets voorlopigs. Er is voor ons teveel duisternis, teveel verborgen om nu al definitieve antwoorden te geven. Dat noopt tot bescheidenheid.
Tegelijk mag dat ook rust en ontspanning geven in onze discussies. Want wij breien het hier op aarde echt niet recht. Wij krijgen het met elkaar niet voor elkaar. Daarom is het ook zo belangrijk dat we gezamenlijk ons zicht houden op de Here Jezus Christus die terug  komt om alles recht te zetten. Hij zal zijn gemeente als een stralende bruid presenteren aan zijn Vader die onze Vader is.

Broeders en zusters, ik geloof, dat deze bescheidenheid ook wel mag leiden tot een zekere vrijheid binnen onze gemeente. Als je naar onze kerkelijke discussies kijkt, kan de indruk ontstaan, dat we ons uiterste best doen om mensen te overtuigen van ons gelijk. En we kunnen ons gelijk ook gaan claimen. En dan krijg je zoiets van: Jij moet denken zoals ik denk, en als jij anders denkt dan word ik boos en dan loop ik bij jou vandaan.
Dat zie je ook gebeuren in onze gemeente: boosheid, onbegrip, verwijdering.
Maar luister dan eens, naar wat Paulus zegt. Paulus zegt: Het raakt mij zeer weinig of ik al door u of enig menselijk gericht beoordeeld wordt. Het raakt mij zeer weinig hoe u over mij oordeelt, zegt Paulus. Je kunt er haast een beetje jaloers op worden als je Paulus dat hoort zeggen.
Het kan ook onverschillig klinken. Ach, het interesseert mij niet hoe jullie over mij denken.
Nee nee nee nee nee. Zo is Paulus niet. Paulus is niet onverschillig. Kijk maar naar de eerste verzen: Ik dank God voor wat er in jullie gemeente gebeurt. Paulus is blij met de gemeente van Korinte en verder uit de brief blijkt ook wel dat hij zich het vuur uit de sloffen loopt voor deze gemeente van Korinte. Dus hij is echt niet onverschillig. Hij is echt met de gemeente van Korinte begaan. Toch, en daar gaat het in deze tekst om, levert hij zich niet uit aan het oordeel van de gemeente. Want hij weet ook dat hij uiteindelijk geen verantwoording verschuldigd  is aan deze gemeente, want de Here is het die hem beoordeelt.
Uiteindelijk zal hij verantwoording moeten afleggen voor de Here God. En dat geldt ook voor ons. Uiteindelijk hebben we er allemaal mee te maken. Straks moeten we allemaal verschijnen voor de rechterstoel van Christus. En dan zal iedereen van ons verantwoording moeten afleggen van zijn en haar keuzes.
En dat is belangrijk. Jij moet verantwoording afleggen van jouw keuzes. En die verantwoordelijkheid mag je dus ook niet van die ander afnemen. Die moet je ook gewoon bij die ander laten liggen. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat je geen gesprek met elkaar mag hebben. Je mag elkaar best opscherpen. Je mag elkaar best bevragen. Je mag argumenten uitwisselen, je mag proberen samen verder te komen. Maar als je het niet eens wordt, laat het dan bij die constatering. Dan mag je het ook loslaten, omdat de Here er uiteindelijk zijn oordeel over zal geven.

En misschien, dat wij als gemeente ons daarin wat meer zouden moeten oefenen, broeders en zusters. Dat we meer leren leven met verschillen en dan niet in een passieve onverschilligheid, maar in een actieve verdraagzaamheid. Waarbij je de ander niet klem zet, met de rug tegen de muur maar de ander juist ruimte geeft. En dat kan omdat je weet, dat uiteindelijk niet aan jou verantwoording gedaan moet worden, maar aan de Here Jezus Christus.
En dan denk ik ook aan wat Paulus zegt in zijn brief aan de Romeinen hoofdstuk 14. Paulus stelt daar de vraag: Wie bent u, dat u de knecht van een ander oordeelt. Of hij staat of valt, dat gaat zijn eigen Heer aan. Wat oordeelt u uw broeder of wat minacht u uw broeder. Wij zullen allen gesteld worden voor de rechterstoel van God en dan zal een ieder van ons voor zichzelf rekenschap moeten geven aan God.
En als dat zo is, als u en ik straks voor de rechterstoel van God staan en wij zelf persoonlijk verantwoording moeten afleggen van onze keuzes dan wil ik hier op aarde ook graag de ruimte hebben om mijn keuzes op een verantwoorde manier te mogen maken. En dan is het niet goed als we die ruimte van elkaar afnemen.

En dan tenslotte nog aandacht voor de laatste woorden van de tekst broeders en zusters. Ook weer een verrassende uitspraak. Tenminste als je de tekst zo met elkaar leest, 1Kor. 4: 1 t/m 5.
Wat zijn dan de laatste woorden? Paulus zegt daar: Als de Here komt zal hij oordelen en zal aan elk zijn lof geworden van God. Zijn lof geworden van God! Dat is verrassend. Zie je hoe positief Paulus hier spreekt over het oordeel? Paulus zegt niet tegen de Korinthiers: Wacht maar af, straks moeten jullie je verantwoorden en dan zul je wel horen hoe verkeerd jullie zaten.
Wacht maar af want straks zal elk zijn lof geworden van God. Dat is een hele positieve uitspraak. Je zou het niet zeggen als je naar de gemeente van Korinte kijkt, want daar mankeert nogal wat aan. Maar voordat Paulus zijn kritiek uit op de gemeente van Korinte, heeft hij in vers 8 van hoofdstuk 1 al gezegd dat Christus, daar heb je Hem weer, het fundament onder de Kerk is. Dat tegelijk de kerk draagt, de kerk maakt en de kerk als een stralende bruid voor God zal plaatsen. In vers 8 zegt Paulus dat Christus de gemeenteleden zal bevestigen teneinde toe zodat zij onberispelijk zouden zijn op de dag van onze Here Jezus Christus.
Christus stelt ons als stralende bruid voor de Vader en dat mag tot een stuk ontspanning leiden. Wij maken ons druk. Wij voeren heftige discussies. Wij voelen de spanning in de kerk en wij vragen ons af: Houden we het samen wel vol met elkaar?
En de vraag waar het op aan komt in 2007 is volgens mij: Durven we met elkaar ook op te zien naar de Here Jezus Christus. Durven we af te zien van onszelf, af te zien ook van je eigen standpunten omdat je gelooft, dat Jezus Christus er voor zorgt dat we onberispelijk voor God zullen verschijnen?
Durven wij in 2007 op Hem te vertrouwen? Met alle trammelant in de kerk, broeders en zusters, moeten we niet vergeten dat we van Christus zijn. Dat heeft  Paulus heel duidelijk gezegd in het laatste vers van hoofdstuk 3. Alles is van u, maar u bent van Christus en Christus is van God. U bent van Christus; jij, je broeder en je zuster.
Laten we het elkaar daarom niet al te moeilijk maken in de kerk, maar straks in 2007 ons gezamenlijk verblijden en verheugen over de geheimenissen van God, het plan van God voor redding van zondige mensen. Laten we dat evangelie, de blijde boodschap van Gods liefde voor zondaren uitdelen, dag in dag uit, totdat Christus terugkomt om alles recht te zetten en ons als stralende bruid voor God te plaatsen

Amen

De rode draad

We proberen eerst de lijn in de preek te vatten. En trachten vervolgens de boodschap kort te verwoorden.

Paulus zegt mooie dingen over de gemeente in Korinte. Maar vervolgens vermaant hij haar over de verdeeldheid die er heerst. Want de een zegt, ik ben van Paulus, de ander, ik ben Apollos en een derde, ik ben van Christus. Ieder had zijn voorkeur. Partijvorming dus.
Maar dat is verkeerd, verraadt 'vleselijk', ongeestelijk denken. Christus mag niet geclaimd worden voor een bepaald clubje. En het draait ook niet om mensen als Paulus en Apollos maar om het evangelie van Gods verlossing. Om Gods liefde in Jezus Christus.

Daar gaat het ook om in 2007: het royaal doorgeven van de blijde boodschap van vrijspraak van het oordeel. Het gaat niet om het uitdelen van onze opvattingen en opinies in de kerk, die redden niet. Maar om de uitdeling van het lichaam en bloed van de Here Jezus Christus. 
De vraag is of we het geloof en de blijdschap niet kwijtraken door al ons gediscussieer.
De predikant weet van De Vijfhoek, van één in waarheid, gereformeerdblijven.nl, Nader Bekeken en De Reformatie. Van synoderapporten en publicaties van de Theologische Universiteit in Kampen. Er zijn heftige discussies, dat levert veel spanning op.

Nu zijn die mensen overtuigd dat het goed is wat ze doen. Ook al begrijpen ze elkaars kritiek niet. Net zo als Paulus die zijn werk trouw doet en zich van geen kwaad bewust is.
Maar op zich rechtvaardigt dat niet. Want het oordeel over Paulus en onze daden is aan de Hére! We moeten daarom bescheidener worden en niet doen alsof onze overtuiging die van God is. Want ook onze overtuigingen zullen eens voor de rechterstoel van Christusworden beoordeeld.

Daarom zijn onze overtuigingen hier maar voorlopig. We moeten meer beseffen dat de dingen niet allemaal zo helder zijn, de Here zal immers stráks pas alles aan het licht brengen? Het is bepaald niet allemaal zo verschrikkelijk helder als sommigen het voorstellen. We zijn daar te beperkt voor. Er spelen zoveel dingen een rol. We kunnen het niet overzien. Maar later wordt alles wel weer rechtgebreid.
Daarom: bescheidenheid! En verdraagzaamheid. Leren leven met verschillen. Ruimte geven. We hebben elkaar niet te oordelen. Ieder moet later zichzelf verantwoorden voor zijn keuzen. Geef dan ook de ruimte om eigen keuzes te maken. Die ruimte mag niet afgenomen worden.

Je hoeft ook niet bang te zijn voor het oordeel over je keuzen. Want straks krijgt ieder lof van God. Net als de Korintiërs worden wij door Christus bevestigd zodat we onberispelijk zullen zijn voor de oordeelsdag. Dus kunnen we ons ontspannen van onze drukte en heftige discussies.
We moeten durven afzien van onszelf en eigen standpunten omdat we geloven dat Jezus Christus er wel voor zal zorgen dat we onberispelijk voor God verschijnen. Ondanks alle trammelant in de kerk ben je immers van Christus. En daarom moeten we het elkaar ook maar niet te moeilijk maken maar de blijde boodschap van Gods liefde voor zondaren uitdelen.

De boodschap

Net als in Korinte toen, zijn er nu groepen in de kerken. Er zijn mensen die hun opvattingen met verve verdedigen alsof die van God zijn. Ze claimen Christus voor hun clubje. Dat gaat ten koste van het geloof en de blijdschap van andere gemeenteleden.

Echter:
wij zijn Christus,
het draait om zijn liefde en zijn blijde boodschap,
niet om onze beperkte opvattingen,
die zijn maar voorlopig want veel is onhelder,
afhankelijk van karakter, omstandigheden, opvoeding en afkomst,
veel is onoverzienbaar en duister,
maar Christus zal later wel oordelen,
en dan krijgt ieder lof voor zijn eigen keuzes.

Daarom:
wordt bescheidener en gun elkaar de vrijheid,
(be)oordeel elkaar niet maar verdraag elkaar,
maak geen ruzie door eigen-gelijk te claimen,
zien af van jezelf en je standpunten,
geef de ander ruimte voor keuzes in eigen verantwoordelijkheid
want we zijn van Christus,
deel die blijde boodschap uit.

Bespreking

We willen de essenties van deze preek bespreken. Dat doen we vanuit onze positie als één in waarheid. Want hetgeen hier te berde is gebracht willen we ons aantrekken en overwegen. De preek spreekt ons immers ook aan?

Waarneming

De predikant kijkt rond en ontwaart evenals in Korinte ook allerlei partijen in de kerken: de broeders en zusters van De Vijfhoek, van De Reformatie, die van één in waarheid en Nader Bekeken, de predikanten van gereformeerdeblijven.nl. Er wordt "heftig" gediscussieerd. En net als in Korinte wordt nu Christus geclaimd voor de eigen clubopvatting: "alsof die de overtuiging van God is" .

Nu nemen wíj nog steeds maar weinig inhoudelijke discussies waar. Daar gaan we nu niet verder op in, dat hebben we al vele malen gedaan. Maar we vragen wel: Wie claimt dat" zijn overtuiging van God is" ? Dat zijn wíj zo nog niet tegengekomen. Wél - we betrekken het maar even op onszelf - proberen we steeds vanuit de Heilige Schrift aan te tonen waarom bepaalde ontwikkelingen in de kerken niet goed zijn. Maar daar is toch niks mis mee? Het is toch niet "Christus claimen" voor eigen standpunt als een zorgvuldig beroep op de Bijbel wordt gedaan?
Misschien wreekt zich hier gelijk al dat in het begin van de preek een discutabele exegese van "?en ik ben van Christus" wordt geboden. Want het ging in Korinte naar onze mening niet om de "claim" van Christus voor alléén de eigen club. De Korintiërs worden immers uitbundig geprezen door Paulus:

"want in elk opzicht zijt gij rijk geworden in Hem: in alle woord en alle kennis gelijk het getuigenis aangaande Christus onder u bevestigd is zodat gij ten aanzien van geen enkele genadegave te kort komt, terwijl gij uitziet naar de openbaring van onze Here Jezus Christus" .[4]

Het is niet goed voor te stellen dat een groep Korintiërs meende dat de genade van Christus alléén voor haar leden zou zijn. Dan zouden ze niets van het evangelie hebben begrepen en Paulus hen zeker niet zo uitbundig hebben geprezen. Als mensen iets afdoen wordt van het evangelie dan is Paulus vlijmscherp: vervloekt zijn zij, zegt hij in de Galatenbrief.

Wat is er dan wel aan de hand?
Er is een andere verklaring die beter voldoet[5]. In Korinte verheft zich groepje broeders en zusters boven anderen. Boven die 'van Paulus' en die 'van Apollos'. Want Paulus is een onooglijk spreker. Apollos, hoewel zeer geleerd en een geweldige redenaar, toch geen grondlegger en niet meer dan een volgeling. Daarom, terug naar de bron: Wij zijn van Christus! Hoger én dieper kan niet. Hoe mooi dat ook klinkt, ten diepste is dat hoogmoed[6]. Afstandnemen van je broeders en zusters. Van de hoogte of de verte op hen neer zien.

Is dát op de situatie in onze kerken van toepassing?
Ja en nee.
Nee, wij voelen ons als één in waarheid niet aangesproken. We hebben geen enkele behoefte om ons te verheffen met een leus als 'wij-van-Christus', boven anderen, boven andere "clubs" van welke origine ook, integendeel.
Tegelijk laten we ons beroep op de Schrift niet afplakken met sarcastische stickers als "Gods overtuiging" of iets dergelijks. In de gereformeerde kerken mogen voor referenties aan de Schrift toch ten allen tijde welwillende oren worden gevraagd?
Het antwoord is ook ja: Paulus' vermaning kunnen we ons in de kerken in een bepaald opzicht wél aantrekken. We komen daar later op terug.

Een ernstige situatie

Ds. Slotman heeft geregistreerd dat door de "heftige discussies" wel een klimaat is ontstaan waarin kerkleden hun blijdschap verliezen. Nog sterker, er zijn jongeren die "hun geloof aan het kwijtraken zijn" en vinden "dat zij hier in de kerk God niet tegen komen" . En dat "raakt" de predikant, dat kan hij "niet meer kwijt" .

Dat kunnen we ons voorstellen. Er is alle reden tot diepe zorg als broeders en zusters het met hun geloof kennelijk niet meer zien zitten in onze kerken. Daar mag niemand kleinerend over doen en dat moet alle aandacht hebben. 
Zijn zorg delen we dus. Want ook wij zijn bezorgd over onze kinderen. Hoe staan ze in het geloof? Blijven ze bij de Christus? Bij de(ze) kerk in verwarring? Hoe ontwikkelt zich hun inzicht in de Schrift en de gereformeerde belijdenis nu daar hoe langer hoe meer aan geknabbeld wordt ? En hoe gaat het straks als de kleinkinderen in de fase komen waarin ze persoonlijk gaan ervaren hoe het in 'onze' kerk(diensten) toegaat? Wat stelt de vrijgemaakte kerk precies voor, of om het deftiger te zeggen: wat is haar identiteit nu en straks (nog)? En we mogen er best op letten of de manier van discussiëren niet aanleiding geeft tot verwijdering.

Slotmans oplossing

Slotman vermaant met een oplossing. Die is in de grond van de zaak dezelfde als die van ds. Wesseling: stoppen met discussiëren. Ja, je mag wel met elkaar spreken en elkaar bevragen. Maar als je het niet eens wordt, "laat het dan bij die constatering" . En daarbij raadt hij aan: oefen je in "actieve verdraagzaamheid", "geef de ander de ruimte" .

Maar kan dat wel? Het gaat toch niet om niks.
Slotman zegt dat hij overal kennis van heeft genomen: van de publicaties van De Reformatie, Nader Bekeken, De Vijfhoek, één in waarheid en wat predikanten schreven op gereformeerdblijven.nl. Bovendien weet hij van synodebesluiten en deputatenrapporten. En van publicaties van de Theologische Universiteit. Moeten we daar dan maar niet meer diepgaand over doorpraten met elkaar? Het gaat toch over essentiële zaken voor ons geloof(sleven)?

Maar ds. Slotman lijkt er niet zo zwaar aan te tillen. En hij heeft daar een aantal argumenten voor. Hij constateert na zijn rondblik dat "niemand het gezag van Paulus ter discussie stelt" , niet in De Vijfhoek en ook niet door hoogleraren in Kampen. Nu kunnen we dat de predikant toestemmen. Er is tot nu toe niemand gehoord die zegt: Die Paulus, die kan me nog meer vertellen! Zo 'ruig' als Kuitert in de PKN en drs. H. de Jong dat in de NGK doen, hoor je het niet in de vrijgemaakte kerken. Het gaat subtieler. Want er wórdt wat ter discussie gesteld in onze kerken zoals we dat in vele artikelen hebben duidelijk gemaakt. Om de lezer niet te vermoeien noemen we slechts twee voorbeelden.
Paulus zegt dat de vrouw die haar man verlaat ongehuwd dient te blijven of zich weer met hem moet verzoenen. In onze kerken hebben we officieel aanvaard dat er met de goedkeuring van kerkenraden gescheiden en in diverse gevallen een nieuw huwelijk aangegaan kan worden, eventueel met kerkelijke huwelijksbevestiging.
Hoe zit het dan met "het gezag van Paulus" ?
Ander voorbeeld. Een emeritus-hoogleraar van de kerken kan zonder dat het stof doet opwaaien in de kerken, rustig overal in het land leren dat Genesis 1 geen geschiedenis is maar een mal waarin Mozes zijn zelf geconstrueerd scheppingsverhaal heeft gegoten. En aan de Theologische Universiteit vindt men niet dat je dat een dwaling of schriftkritiek mag noemen.
Hoe zit het dan toch met het gezag van het Woord dat ons is geopenbaard?

Deze voorbeelden zijn met vele uit te breiden. Het is op zijn minst een simplificatie als je zo in een preek de grote vragen die er leven in de kerk afdoet. Het is meer een onverantwoorde distantie naar ons gevoel. Zo laat je elkaar toch los?
 
Een beroep op Paulus

Maar Slotman heeft meer pijlen op zijn boog. Hij beroept zich op Paulus.
Paulus zegt dat hij zijn werk trouw verricht en zich daarbij van geen kwaad bewust is[7]. Maar, Paulus weet dat dat niet voldoende is voor een goede beoordeling. Wie oordeelt dan wel? De gemeente? Maar het oordeel van de gemeente laat hem eigenlijk koud. Zelfs oordeelt hij niet over zichzelf.
Het is de Here die over hem zal oordelen, weet de apostel.

Dit heeft de predikant diep getroffen, zo zegt hij in de preek. Hij is "haast van zijn stoel gevallen van verbazing" . Hij ontdekte dat al ons gediscussieer, onze meningen en opvattingen straks "voor de rechterstoel van Christus" zullen worden geoordeeld. Niet wat wíj denken en menen heeft het laatste woord, maar Christus. Wíj gaan daar niet over.
De boodschap is duidelijk: Relativeer alstublieft een beetje. Jíj kunt wel dénken dat je het bij het rechte eind hebt maar later voor de rechterstoel worden jouw ideeën door Iemand anders beoordeeld. En dan moet nog maar blijken wat er van overblijft. Onze overtuigingen hebben dus altijd maar een "voorlopig karakter" .

Daarbij wil de predikant nadrukkelijk nóg een overweging meegeven. Paulus zegt dat als de Here komt alles wat in het duister verborgen was aan het licht zal worden gebracht. Wat in de harten leefde wordt openbaar.
De predikant past dat toe op onze opvattingen. Wij dénken wel dat het "allemaal zo verschrikkelijk helder" is, maar eigenlijk zien we "een heleboel dingen niet" . Misschien zelfs "niet kunnen zien omdat we te beperkt zijn" . En komen er in alles een heleboel persoonlijke dingen mee: karakter, opvoeding, afkomst, invloed kinderen, etc.
En daarom: Wordt eens een beetje bescheiden, discussianten! Alles is voorlopig, niets definitief.

Geen grauwsluiers

Relativeer en wordt bescheiden! Dat is de boodschap van de prediker aan allen die het "zo verschrikkelijk helder" weten. Nu zijn relativeringsvermogen en bescheidenheid beslist geen slechte deugden. En waar dingen worden opgeblazen past dit vermaan. Maar we hebben wel een paar bedenkingen bij de gemaakte toepassing in de preek.

In de eerste plaats vragen we ons af of de predikant niet twee dingen door elkaar haalt.
Het gaat in dit Schriftgedeelte toch niet zozeer om de beoordeling van opvattingen of overtuigingen maar om het oordeel over de méns? Dat komt inderdaad niemand anders toe dan Jezus Christus in het laatste oordeel. Wij kennen de overwegingen niet in de harten en zullen ons ook nooit tot een oordeel over het hart mogen laten verleiden. Dáár gaan wij inderdaad niet over. Niet "een menselijk gericht" [8] oordeelt de mens maar het goddelijk oordeel op de jongste dag. Dan kan het zijn dat diegenen die wij een diepgelovige vonden, om verborgen zonden verloren gaat. En omgekeerd, dat degene die zich gedroeg als een goddeloze toch door genadige bekering, voor eeuwig het Feest mee mag vieren.[9]

Dus niet oordelen over de mens. Echter wel over zijn daden, zijn overtuigingen en opvattingen. Wij zijn zelfs verplicht om elkaar daarop in liefde aan te spreken. Als iemand een verkeerde weg gaat in leer of leven moeten wij dat niet relativeren. Dat is zelfs onbarmhartig. Wij zullen elkaar vermanen.
Paulus is daar niet in het minst terughoudend in. Als je zijn brieven aan de Korintiërs leest dan zie je hoe scherp en bijna uitbundig hij de gemeente over allerlei wantoestanden vermaand. Zo zelfs dat hij op een bepaald moment zegt: Ga niet met hem om, ook al is hij een broeder! Paulus wil juist dat binnen de gemeente eerlijk geoordeeld wordt en hekelt het dat recht in gewone dingen buiten de gemeente wordt gezocht.[10]
Het gaat daarbij niet alleen om het christelijke leven, maar ook, en niet minder, om de leer. Hoe kan het ook anders. Leer en leven kunnen nóóit van elkaar los worden gemaakt. En ook daar zijn de Korinte-brieven vol van. Onmiddellijk na het gedeelte waaruit de preek zijn toepassing van relativering en bescheidenheid haalt, zegt Paulus niet te gaan boven hetgeen geschreven staat. [11] En even verder vermaant hij de gemeente zijn voorbeeld te volgen en dat hij Timoteüs naar de gemeente stuurt "juist" om "mijn wegen in Christus Jezus indachtig te maken zoals ik die overal in elke gemeente leer" .
De brief loopt werkelijk over van vermaningen en aansporingen om godvruchtig te leven en in alles te gehoorzamen aan het evangeliewoord dat Paulus de gemeente had geleerd. In de brief aan de Romeinen zegt hij zelfs: Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen.[12]
Nergens in de Schrift worden vermaningen en toezicht op elkaar als negatief gezien. Integendeel. En het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof.[13] Talloos zijn de plaatsen in de Schrift waar vermaning gekarakteriseerd wordt als opbouwend, tot leven leidend: Een pad ten leven is hij, die de vermaning in acht neemt, maar wie de terechtwijzing veracht, doet dwalen.[14]

Daarom kunnen we niet meegaan met de toepassing in deze preek om maar wat te relativeren en ons op dit punt bescheidener op te stellen, hoezeer dat voor de 'mens' aangenamer zou zijn. Want het gaat om de betrouwbaarheid van het evangelie. Om de inhoud van ons geloof. De weg naar het leven. Zeker, we erkennen dat ons kennen onvolkomen is. Dat we vaak nog door een spiegel in raadsels zien[15]. Maar tegelijk belijden we ook dat Gods Woord een lamp voor onze voet is en een licht op het pad[16]. Dat "woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep, dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten" .[17]
We laten dat ons niet afnemen door bijvoorbeeld grauwsluiers van symbolische, literaire interpretaties over te Schrift te laten leggen. Of door ingewikkelde theologische gedachtenconstructies en aanpassingen aan buitenbijbelse wetenschappelijke inzichten. Zodat "verschrikkelijk helder" in 'eindeloos duister' verkeert.
Hier past geen relativering noch bescheidenheid.
Want:

Het Woord - dat zal men laten staan[18]
en niets daarbij bedenken.
Die zelf het Woord is, voert ons aan,
zijn Geest zal krachten schenken.

Ruimte

De predikant past zijn exegese in de preek ook direct op zichzelf toe. Wij zullen "straks voor de rechterstoel van God staan en zelf persoonlijk verantwoording moeten afleggen van onze keuzes" , zegt hij. En dat heeft consequenties: "?dan wil ik hier op aarde ook graag de ruimte hebben om mijn keuzes op een verantwoorde manier te mogen maken. En dan is het niet goed als we die ruimte van elkaar afnemen" .

Zo ontsnapt de predikant aan de opvattingen, de discussies en de meningen van die partijen die hij eerder noemde. Zo creëert hij zijn eigen ruimte.
Zijn eigen partij.
Een partij van partijlozen.[19] 
Onaantastbaar.
Boven al die andere ik-ben-van partijen. Als in Korinte.

De goede strijd

Maar we hebben geleerd daar een satanische verleiding[20] in te zien door een preek van prof. K. Schilder over '?en ik ben van Christus',  hieronder opgenomen in een Bijlage. Hij noemt het stichten van zo'n eigen partij hoogmoed. Omdat bewust wordt gedistantiëerd van broeders en zusters die de goede strijd strijden. Afstand genomen van het werk dat Christus in de geschiedenis van zijn kerk doet.
Het gaat om de waarheid van het Woord en de doorwerking daarvan in Gods volk ook hier en nu in de 21ste eeuw. Die strijd mag je niet ontwijken door je af te zonderen achter de muur van je eigen partij. Ook niet die "meelevende en gelovige broeder en zuster die de glans van hun geloofsleven dreigen kwijt te raken" . Strijd de goede strijd van het geloof, zegt Paulus[21]. En raak nooit je blijdschap kwijt.[22]

Die strijd is er alle eeuwen geweest. In het Oude Testament is de heilsgeschiedenis van Gods volk een langgerekte ongeloof-en-revolutie-woestijn met slechts af en toe een oase van vroomheid. In het Nieuwe Testament is het niet anders. Jezus Christus heeft in zijn rondwandeling op aarde voortdurend strijd moeten voeren tegen zonde, tegenstand en onkunde. Zelfs in zijn meest intieme kring van volgelingen.
Lees de beide brieven van Paulus aan de Korintiërs. Wat een ellende. Wat ook een verzoeking om je terug te trekken als "meelevende en gelovige broeders en zusters" in de Ik-ben-van-Christus-partij.
De geschiedenis van de kerk sinds Hemelvaart en Pinksteren laat niet anders zien. Lees boeken als De kerk van alle tijden[23], of Het wonder van de negentiende eeuw.[24]

Het kenmerkt ook onze tijd. Die strijd van het geloof móet worden gestreden. Die moeten ook catechisanten leren. Hun belangstelling moet worden gewekt en gestimuleerd voor de geschiedenis van de kerk van Christus. Ze moeten worden betrokken bij de actuele strijd die in de kerken wordt gevoerd. Neem ze bijvoorbeeld mee naar naar Regionale en Landelijke bijeenkomsten waar over allerlei actuele ontwikkelingen wordt gesproken. Praat erover. En leer hen bijvoorbeeld inzien waarom er zoveel inhoudelijke moeite is met de NBV ondanks dat je "razend enthousiast" kunt zijn om taalkundige verwoording op zich.[25]
Het gaat om het behoud van Sion. Om de bewaring van de kerk van Jezus Christus.
Diegenen die die strijd (veraf)schuwen deserteren uit de dienst aan Hem.

Preken in de GKv

We laten het hierbij voor wat betreft de bespreking van ds. Slotmans preek. Het is misschien goed om nadrukkelijk te stellen dat het niet gaat om deze predikant. Zelfs niet om deze preek als zodanig. Maar om het gedachtengoed dat er in naar voren komt ten aanzien van de oprechte inspanningen van broeders en zuster die proberen voor zover dat in hun vermogen ligt, de koers van de kerken weer terug te buigen naar een geheel orthodox-gereformeerd spoor. Dáár gaat het om.
En als er dan discussie komt over deze artikelen over preken in onze kerken, dan hopen én verwachten we dat het gaat over zakelijke inhoud!

We willen tenslotte hier nog iets aan toevoegen over preken in het algemeen in onze kerken.
We horen de laatste, zeg tien jaar steeds meer preken die lijken op die we hierboven bespraken. Dat is ook een belangrijke reden waarom we aan deze preek aandacht hebben geven. Vele preken die steeds weer gaan over een kleine selectie thema's, welke tekst er ook werd gekozen: concentratie op Jezus, relatie met de Persoon van Jezus, de grote liefde van God. En dan worden er goede, ware, vrome dingen gezegd. Steeds maar weer. Met steeds andere woorden.
Maar over het verbond en leven naar de stijl van het verbond? Ja, over alle prachtige dingen die ons worden beloofd, dat is een geliefd thema. Maar over een God die in het kader van zijn verbondsrelatie vraagt, die eisen stelt? Die toornt over de zonden en die bezoekt aan het derde en vierde geslacht als er geen bekering komt? Een God die een liefdevolle Vader is maar ook een verterend Vuur?
We horen maar weinig preken waarin "de donderende hemelse aanspraken van Gods wet" [26] klinken.[27]

Naar onze waarneming zijn preken waar dat aan de orde komt, witte raven aan het worden. Genade, blijdschap, liefde, vrede en vreugde, ja, veel preken druipen er van. De genade is vaak al verkocht vóórdat de zondaar geschoten is. We hebben het meegemaakt dat een predikant vooraf al mogelijke onlustgevoelens over Gods straf over de zonde neutraliseerde door te zeggen dat het aan het einde van de preek wel weer goed kwam?
Zulke preken verkondigen een half evangelie. En dat is geen evangelie. Het wiegt de gemeente in slaap. Zoet voor het gemoed want we kunnen rustig verder slapen. Want het heeft niet of nauwelijks consequenties voor ons léven.
Het komt wel goed, toch?

Een poos geleden hebben een veertigtal CGK-predikanten het gewaagd kritiek te hebben op preken in de GKv. Het zat daarin niet goed volgens hen met de toeëigening des heils. Nog steeds zou er in onze kerken sprake zijn van 'verbondsautomatisme'. Dat is ze natuurlijk niet in dank afgenomen. En het moet gezegd, het onderwerp is in de CGK ook wel een shibboleth geworden om de GKv op afstand te houden.
Maar hadden die predikanten ten diepste toch niet gelijk dat er iets grondig mis is met veel preken in onze kerken? Dat de diepte van het Woord (te) vaak ontbreekt. Dat, om het deftig te zeggen, veel predikanten niet 'al de raad Gods' verkondigen' maar het vrijwel beperken tot de bovengenoemde thema's, de goede niet te na gesproken?
Het verwondert daarom niet dat de kerkdiensten steeds minder worden bezocht. Als het bekende thema 's morgens al gebracht is, kunnen veel mensen het niet opbrengen het 's middags 'm.a.w.'nog een keer te horen, hoe onterecht wegblijven overigens ook is. Twee keer van hetzelfde is teveel, stond er al een hele poos geleden in deputatenrapporten.

Ja, dat zal. Maar waarom twee keer hetzelfde? Er zijn zoveel Bijbelgedeelten die niet begrepen worden. En waar toch nooit over wordt gepreekt. Waar mensen zo door geboeid en aangesproken zouden kunnen worden. Er zijn zoveel stukken van de leer die in deze tijd aandacht moeten hebben. Zoveel sluwe dwalingen ook binnen de kerk die nodig moeten worden bestreden. Laten onze herders toch alstublieft die minimale tweemaal-een-half-uur-per-week het Woord zó brengen dat je mag en kunt zeggen in het geloof: Ik heb God horen spreken. Ik heb de diepte van Woord ervaren. En ik kom er niet onderuit. Daar hongeren en dorsten mensen naar, al of niet bewust.
Maar veel predikanten houden het bij eindeloze variaties op drie thema's en wennen hun schapen er aan van melk te leven. Maar zo groeien ze niet naar de mannelijke volwassenheid van de eenheid van het geloof en de volle kennis van de Zoon van God.[28]

Vóór alles is een omkeer op dit punt nodig in onze kerken naar onze overtuiging. Bij predikanten en ook bij de universiteit. Want met de Woord-verkondiging staat en valt de kerk. We hebben in onze goddeloze en god-loze tijd meer dan nodig prediking die diep graaft, die zonden in het persoonlijke en kerkelijke leven bij het licht van Gods Woord blootlegt en indringend vermaant en oproept tot bekering. En in deze weg dan ook van genade en liefde van God mag gewagen.
Weg dus met al die flauwekul van kinderpreekjes en dito momentjes. Met drama-toestanden en getuigenisjes. Met gedichtjes van gemeenteleden die ook wel eens wat (anders) willen doen.
Een ding is meer dan ooit nodig in een tijd waarin onze geest door een lawine van verwarrende en verleidende informatie dreigt te worden bedolven:
Predik al deze woorden in alle gemeenten van de gereformeerde kerken en zeg: Hoort de woorden van dit verbond en doet ze.[29]

Dat zal misschien kerkleden kosten. Omdat ze het allemaal veel te droevig vinden. En menen zo hun blijdschap kwijt te raken. Die liever blijven rondhangen in de rust en vrede achter de muur van hun 'Christus-partij'.
Want het Woord van God, als het gepreekt wordt in alle scherpte en diepte, veroorzaakt een antithese, een tegenstelling tussen hen die gehoorzamen en hen die niet willen buigen. Het Woord laat de mens niet onberoerd. Het grijpt ons aan in ons bestaan van elke dag. Het wekt weerstand op in de harten. Het vraagt indringend wie we dienen willen en duldt geen ontwijkend antwoord. De 'rechte Woordbediening' geeft altijd vruchten. Soms kwade: van verharding en afscheid. Maar ook, God zij dank, van geloof en bekering. Van hartelijke liefde tot God en de naaste. Tot een leven in godsvrucht dat de Here aangenaam is. In gehoorzaamheid mag zegen verwacht worden. Van onze Heiland die werkt door zijn Geest in onze harten.
Hij zal kracht naar kruis geven

BIJLAGE

In deze bijlage wordt een preek van prof. dr. K. Schilder weergegeven die hij enige tijd na de Vrijmaking heeft gehouden. De preek gaat over het de tekst '?en ik ben van Christus'.
Van de preek hebben we een samenvatting gemaakt, die we eerst laten volgen. Maar de preek is ook in extenso opgenomen voor degenen die de hele originele preek willen lezen. Het is in elk geval de moeite meer dan waard!

PREEK/samenvatting

Na de oorlog is de verdwazing van de geest groter in plaats van kleiner geworden. De satan gebruikt chaos om nog meer verwarring te stichten in Christus Jezus' slagorde. Met een prachtige leuzen: Weg met alle partijen! Weg met de christelijke radio, weg met al die ruzies. Laat partijen zich in één beweging oplossen. Streef naar eenheid in een partij van partijloosheid. Deze eenheidswaanzin is oud. Die kwam ook in de kerk van Corinthe voor.
Het thema is:

De partij der partijlozen
        
1. Haar houding tegen de mensen
2. Haar houding tegen den Christus.

1.       Er was in Korinte de verborgen zonde van de partij der partijlozen. Ze zeiden: Ik ben van Christus. Dat hoort prachtig en dat is het ook, als bijvoorbeeld juichkreet bij het sterven. Maar in Korinte verraadt de kreet "ik ben van Christus" een houding van brutale hoogmoed. Weliswaar gold dat ook voor de andere partijen maar 'zij-van-Christus' wilden op de meest geraffineerde manier boven de anderen uitkomen, zich onderscheiden van anderen. Maar het 'ik ben van ?' in hun leus bewijst, dat ze toch ook zelf een partijtje naast de andere zijn.

In Corinthe hadden twee predikers gewerkt: Paulus en Apollos. Eerst was er Paulus. Weinig indrukwekkend, zonder veel poespas had hij het evangelie van de gekruisigde Christus, van zonde en genade gebracht. Een gemeente was ontstaan.
Later kwam Apollos. Een zeer geleerde man, met heel veel communicatieve talenten, die daarmee veel indruk maakte. Dat paste goed in deze cultuurstad. Men waardeerde dat. Het gevolg was dat sommigen het hielden met Paulus en anderen met Apollos.
Dat gaf narigheid want de een werd tegen de ander uitgespeeld. Er kwam partijvorming: een Paulus- en een Apollospartij. Daarom zeiden sommigen: Het moet maar eens uit wezen, wij stichten een aparte partij en gaan terug van Apollos over Paulus naar Christus; bóven Apollos en Paulus naar Christus toe. Een partij die zij in hoogmoed plaatsten boven de andere medebroeders. Daarbij maakten zij de grote fout, dat zij zich onderscheiden willen van de anderen. Want ze zeiden "Ik ben van Christus" niet tegen Hem zélf maar tegen de gemeente.

2.       Wat bedoelden ze er eigenlijk daarmee: "En ik ben van Christus" ?

Er waren mystieke mensen (die zijn er ook nu nog)die in leerden, dat men God kan kennen  zonder enig middel, zonder zijn Woord.Gewone mannen en vrouwen hebben de Bijbel nodig om God te kennen en prediking van het Woord. Maar mystieke mensen zijn van de partij der Woord-lozen; zij krijgen zo maar van boven af vervoering, extase. En kijken zo zomaar de hemel in. Buiten de wereld waarin dominees preken, ouderlingen huisbezoek doen, belijdenissen op papier komen te staan. Want ineens overvalt het zicht op het hemelse. En als je God dan ziet, verdwijnen alle onderscheidingen, alle tegenstellingen volgens de leer.
De mystiek leert dubbele genade: een algemene en een particuliere genade. Tot algemene genade behoren prediking, catechisatie, huisbezoek. Je leert er door geloven. Maar dat maakt niet zalig. Integendeel, want daarvoor is particuliere genade nodig die je hoog boven de wolken uittilt. Boven blokkerende woorden van mensen. Boven alle begrippen, alle onderscheidingen, alle partijleuzen of leer. Want daar is Christus die boven de partijen staat, los van alle mensenverbanden. Daar wordt Hij gezien in het serene licht van de hemelse zaligheid en vervoering.
Och, och, wat is het vroom!
Maar toch in strijd met onze belijdenissen. Want we kennen God alleen door de genademiddelen. Door het geschreven Woord en zijn prediking.

Er is nog een tweede groep mensen. Deze mensen blijven met beide benen op de grond. Echter zij willen terug: terug naar de bron! Van het recente naar het vroegere, van het vervolg naar het begin; van vandaag naar de eerste dag. Niet naar Paulus of Apollos met hun eenzijdigheden maar naar het begin in Christus! Uit Hem welt zuiver water, levende waarheid. Geen dogma's, gegraven kanalen, niet naar Paulus of Apollos, maar terug tot het oerbegin met z'n prachtige, originele, zuivere, dynamische spreken.

Zo plaatst de één Christus boven en de ander Hem vóór de partijen. Maar dit is tweemaal schijnbare Ik-ben-van-Christus-vroomheid. Want deze leus heeft tot groot genoegen van de duivel de kerk verkracht, ze zijn een geweldige belediging van Christus Jezus; een omkering van het Evangelie.
Als de mystiek zegt dat onze Heiland staat boven de partijen, dan liegt ze. Want het Woord daarboven is vlees geworden hier beneden en heeft onder ons gewoond. En hier beneden hebben wij Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader. Hij kwam niet om ook een partij te zijn, maar óók niet om partijloos te zijn. Want Hij is betrokken bij de dingen van elke dag en kent de partijen die er zijn.
Wat de mystiek zegt, is grote onzin. Want de gehele Bijbel is het Woord van God. Daarin legt God zijn eeuwige kracht en goddelijkheid ondanks dat het in gebrekkige mensenwoorden is weergegeven. De Schrift bevat de schatten van genade.
Christus staat met Zijn belofte en eis, met Zijn geboden en verboden niet buiten de partijen maar er midden in. Daarin zaait Hij in opdracht van de Landman het vruchtenbrengende zaad van het Woord.
Het is goddeloos om te zeggen: Hij staat boven de partijen.

En het is ook zo goddeloos als gezegd wordt: Ik ga terug naar de bron. Het is een prachtleus van satan. De leus kán betekenen: Ga terug naar de maatstaf van Gods Woord. Dan is het prachtig.
Maar in Korinte bedoelden ze wat anders en toen ging het verkeerd. Want men miskende de stroom er uit voortkomt uit de bron. Zonder rivier is het een fabel te spreken van een bron. Bron en rivier mag je niet tegen elkaar uitspelen.
We moeten zeggen met de Psalmdichter: Gods rivier is boordevol water. Dat de akkers bevrucht, de weiden besproeit, die het zaad laat bloeien.
Daarom zeg nooit: Naar de bron terug. En zeg nooit: Ik houd mij aan Christus Jezus buiten en boven de partijen. Want dat is onzin: een standvastig leven in antithese blijft nodig en Christus kan niet losgemaakt mag worden van het alledaagse leven.

Dus weg met die vervloekte 'vroomheid': "Ik ben van Christus" , die de satan doet lachen. In plaats daarvan zeggen we: Immanuël, God met ons! We hébben de bron en de kracht: Christus is in de preek van Paulus en in de toespraak van Apollos. Ik zeg ook: terug naar de bron'. Maar dat betekent dat: blijf om Gods wil de stroom zien die uit haar opwelt. En zuiver de rivieren die uit haar ontspringen. Zie naar boven en luister naar de donderende hemelse aanspraken van Gods wet. Speel nooit 'boven' uit tegen "beneden'. Want hier beneden is het Woord vlees geworden en op onze wereldakker werpt God het zaad uit, dat vrucht gaat dragen. Niet de Heiland plaatsen buiten het leven, maar Hem er in halen. De antithese vervalt nooit. Die blijft in alle dingen eeuwig zichtbaar, zelfsin de hemel tegenover de hel. Dus geen beweging tot partijloosheid, maar bekering der partijen. Dat is de enige manier om de brand van Nederland te blussen.

Ook in de kerk.
Laat uw oren niet verleiden door het mooie thema: Ik ben van Christus. De stroom blijft hier beneden gevoed worden door Christus. Geen keuze voor de ene of de andere partij. Paulus én Apollos: we hebben ze béiden nodig. En leggen de maatstaf van het Woord en Gods wet aan in alle partijen om te onderscheiden vlees of geest.
Gelukkig ieder kindje in de kerk en elke man en vrouw hier, waarin de Geest Gods werkt, Die hen radicaal vernieuwt, die hen wedergeborenen noemt door het Woord Gods. God zal tellen de schare die leven uit Gods bron.
Zeg vaarwel aan de satanische leus: Ik ben van Christus. Dán kunt u bij het opstaan, bij het naar bed gaan en bij het sterven op de goede manier zeggen:
God zij gedankt: Ik ben van Christus (Zondag 1 van den catechismus) en Christus, die is van God.
Amen.


Originele preek

De partij der partijlozen. (1)

Tekst: 1 Cor. 1: 12; laatste woorden. "? en ik ben van Christus."
Lezen: 1 Cor. 1: 1-13.
Zingen: Ps. 56 : 5; Ps. 101: 3; Ps. 19: 4, 6; Geb. des Heeren vs 2.

Na dezen oorlog zijn we niet veel vooruitgegaan. De slagen, die toegebracht zijn, hebben ons nog niet veel verder geholpen, zover het het volksleven aangaat, en de verdwazing van den geest is groter inplaats van kleiner geworden. De satan bedient zich van den chaos om nog meer verwarring te stichten in de slagorde van Christus Jezus. En zoals gewoonlijk, vindt satan daar een prachtige leus voor uit, een leus, met het gevaar van dezen tijd beladen. Eén van de mooie leuzen van satan is; Weg met alle partijen! Dat wij één zijn; éénzelfde gevoel, hetzelfde doel, dezelfde levensrichting, dezelfde wil; en zo optrekken tezamen om den brand te blussen, waarin de wereld verteerd wordt. Wie blussen kan, helpe mee en drage water aan, want brandblussen is een zaak, waarmee partijen niets te doen hebben. Allen moeten dan in één partij van partijloosheid meedoen voor het noodrecht en de noodwet.
Een mooie leus, maar het is van A tot Z grote onzin. Want, indien de brand van ons volk ontstaan is door verwaarlozing van Gods Woord - en hij is daaruit ontstaan - dan kan de leus niet zijn: Blus den brand, gij gelovige naast den ongelovige, want wie geloof en ongeloof combineert en hun emmertjes water allebei in den vuurgloed werpt, die gooit een klein beetje water van het geloof en een hele massa van het ongeloof in het vuur en noemt dat brand blussen. Als de brand door het ongeloof komt, kan het ongeloof hem nooit blussen. En wie daarom de eenheid uitroept van gelovigen en ongelovigen, van christendom en humanisme, zeggend: Weg met de partijen. weg met de christelijke radio, weg met al die ruzies, laat de partijen zich in één beweging oplossen, laat de P van de partij, de B van de beweging worden, die wordt van satans leuzen verteerd, eer hij het weet en wordt gestraft met eenheidswaanzin, eer hij het woord in formule heeft kunnen brengen.
Dit alles is niet nieuw, maar oud. Ook in de kerk van Corinthe kwam dit voor. We gaan daarover vanmorgen spreken. Want het gaat kerk en staat beide aan. Ik spreek u over:

De partij der partijlozen
        
en ga van die partij twee dingen na:

1. Haar houding tegen de mensen
2. Haar houding tegen den Christus

I          Haar houding tegen de mensen

Er zijn zonden, die men niet als zodanig gemakkelijk ziet, maar die toch zonden zijn in het oog van God, zonden, die men pas ontdekken kan, als men nauwkeurig nadenkt en gelovig den toets der wet aanlegt. Zo'n verborgen zonde was ook de zonde van de partij der partijlozen in Corinthe. Ze zeiden: Ik ben van Christus. En als ik u dien tekst op een briefje geef: "Ik ben van Christus" , zou men zeggen: Hang dien mooien tekst boven uw waskom in uw slaapkamer, om er 's morgens aan te denken; maak er een wandtekst van voor uw huiskamer, maak er een spreuk van voor vader met die prachtige woorden: Ik ben van Christus. We zouden ook zeggen: als ik sterven moet eenmaal, zeg dan: "Ik ben van Christus" .
En zeker, God geeft ons de genade om bij het ontwaken, bij het slapen gaan en bij het dood~gaan in den goeden zin te zeggen: "Ik ben van Christus" . Dat is een juichkreet. Het is leven, om op de goede manier te zeggen: "Ik ben van Christus" . Maar juist daarom zeg ik, is het een verborgen zonde, als men die woorden "en ik ben van Christus" opheft als kwaad, dus zoals te Corinthe. Want zoals het daar geschiedde, was het zonde, een zonde tegen de mensen, ja een zonde tegen den Heere Christus zelf. Een kwaad tegen de kerk van den Koning en een kwaad tegen den Koning van de kerk.
Om met het eerste te beginnen: de partij der partijlozen in Corinthe leert ge kennen, wanneer ge weet, hoe ze stond tegenover de mensen. De woorden "en ik" - "en ik ben van Christus" - die woorden zeggen, hoe men in deze partij tegenover z'n medemensen stond. Om het kort te zeggen: die houding was er een van brutalen hoogmoed. De anderen waren ook hoogmoedig; ook die anderen zeggen: "en ik" , "en ik" . Nu willen die mensen boven de anderen uitkomen en ze zeggen ook: "en ik" . En dàt is het moeilijke van het geval. Ze willen zich van de mensen onderscheiden op de meest geraffineerde manier, die mogelijk is. Ze zeggen n.l.: jullie hebt onderscheidingen, wij staan boven de onderscheidingen. "En ik" sta er boven! Jullie daar hebt partijen, maar wij staan boven de partijen, wij zijn partijlozen. En ik ben van de partij der partijlozen. Dat woordje "ik" bedoelt hen te onttrekken van den kring, die onderscheidingen maakt, maar het woordje "en ik" is het bewijs, dat ze toch ook zelf een partijtje zijn onder andere partijen en dat hun partijloosheid een leus is, die dient als vaandelspreuk van een partijgroep, precies als bij de anderen.

In Corinthe n.l. waren twee predikers aan den gang geweest. Een zekere Paulus; ge kent den man; en een zekere Apollos; ook dien man kent ge wel. Wat Paulus aangaat, die was de oudste, had de oudste brieven. Hij had gewerkt onder eenvoudige mensen, zonder geleerdheid, zonder mooie termen. Geen mooie gebaren had hij gemaakt; hij had geen leuzen, maar hij had gezegd: Mensen, er is zonde en er is genade; er is vlees, en er is in Christus Geest. En gelooft ge nu? Zo had Paulus Jezus Christus gepredikt en Dien gekruisigd. En de Heere opende vele harten. Een gemeente was ontstaan. Paulus, de ambtsdrager in Christus, was verder gereisd op zijn leertocht en de kerk was in Corinthe gesticht. Ere aan Paulus!

Later kwam Apollos. Een schitterend man, een redenaar eerste klas, fijne gebaren, mooie bewegingen, prachtige redenaars, ­talenten, een zilveren stem, een man van hoge geleerdheid, bestudeerd, hij had de scholen van Egypte bezocht enz. Een man,
die kon optreden, ook voor de buitenwereld. En Corinthe houdt van fijne lui. Het is ook een stad van betekenis met een schouwburg en een leeszaal; een stad van cultuur en geleerdheid. En kijk nu eens aan; dat kleine groepje christenen had nu ook nog eens
een voorganger, waarmede men elken heiden de loef afsteken kon. Geen wonder, dat sommigen zeiden: Paulus was een beste broeder, maar een beetje simpel en helemaal geen redenaar. Maar Apollos, dàt was een man, dien je van alle kanten bekijken kon. Paulus studeerde bij Gamaliël, zo'n rasechten Jood; maar ApoLlos heeft phllosophie gestudeerd; in Egypte is hij geweest; het is niet zo'n gewone Jood, maar een fijn cultuurmens. Daarom, ge moet, zeiden ze, niet alleen Paulus hebben en niet elken zin van Paulus van buiten leren en daaraan binden gaan, maar ook de figuur van Apollos bekijken,

En zo komt daar het uitspelen van den één tegen den ander; het onderscheiden meer en meer van den één tegenover den ander, En straks komt er partij~vorming, De éne partij is een Paulus~partij en zegt: Ik ben van Paulus; en de andere partij zegt: Wij zijn een Apollos~partij; ik ben van Apollos. En ze gaan samen bakkeleien; er komt narigheid van en het eind is, dat sommigen zeggen: het moet maar eens uit wezen. Wij stichten een aparte partij, wij gaan terug van Apollos over Paulus naar Christus. Wij gaan terug naar Christus. Of ook: wij gaan uit boven Apollos, boven Paulus, naar Christus toe, Daarom zijn wij de partij, niet van Paulus, niet van Apollos, maar van Christus, Ik ben van Christus! En zo komt die groep der partijlozen in Corinthe te staan tegenover de andere partijen, want Christus betekent altijd: niet Paulus, niet Apollos, maar de daarboven uitgaande Christus. Want de partijloosheid is hier geen opdracht aan een ander, om te zeggen: Bekeer u van het separeren van Paulus en Apollos van Christus tot het verbinden van die drie, maar het eind van de zaak is: hun hoogmoed plaatst hen boven de anderen, zodat ze wel roemen in hun partijloosheid, maar toch eigenlijk zijn: partij nummer drie. En met fijne ironie zegt Paulus ook: Ze denken wel, dat ze zonder partij zijn, maar ze zijn toch partij; want het woordje "en ik" hebben ze alle drie: "en ik ben van Paulus" ; "en ik ben van Apollos" , "en ik ben van Christus" . Als ze gezegd hadden: laten we één van zin zijn, dan hadden ze niet gebruikt de woorden: "en ik ben van Christus" , maar de smeekbede: "Laat ons zijn van God in Christus en daarom meteen van Paulus en van Apollos" , Maar ze hebben deze grote fout gemaakt, dat zij zich onderscheiden van de anderen.

Wat was het een prachtig zinnetje: "Ik ben van Christus" , Dat is gezegd, niet ten overstaan van Christus zelf, maar ten overstaan van de gemeente. Het is geen onderwerping aan Christus zelf, maar een verheffing in hoogmoed boven de mede~broeders. De tragische figuur wordt komisch: ook de partij der partijlozen heeft een slagzin, ook nog vandaag. Mijnheer Mussert zei ook destijds: Ik ben geen partij, want ik sta boven de partijen, maar hij was toch partij onder de anderen. En de gehele wereld roept: "Weg met de partijen" en ze maken bewegingen inplaats van partijen. om de partijen op te slokken in de beweging. Maar nauwelijks zeggen ze één woord over het zogenaamd beginsel, over het zogenaamd nood~programma, of hun eerste woord is: zich onderscheiden van andere partijen met een beginsel. En nu zij er over praten, zeg ik dadelijk: hun beginsel~preek ken ik allang, want het is een preek van één der wederpartijen, die vroeger ons ook hebben tegengestaan, met name hen, die Christus willen belijden in kerk, staat en maatschappij. Het woordje "en ik" onderscheidt deze mensen van hun mede~mensen.

II         Haar houding tegen den Christus        

Maar de andere woorden "ik ben van Christus" laten zien, hoe ze staan tegenover den Koning der kerk. Wat bedoelen ze er eigenlijk mee te zeggen: "En ik ben van Christus" ? Dat is op twee manieren bedoeld. Er waren twee voedingsbodems voor deze leus in de gedachten~wereld, waar ze uit voortkomen.

De éne leus was die van de mystiek en de andere leus was die van de terugkeer naar het oude verleden. De éne groep, die deze leus der partijloosheid ophief, was die van de mystiek. De mystiek isin Corinthe - en ook vandaag nog - niets anders dan de leer, dat men God kennen kan zonder enig middel. De mystiek zegt: een gewoon mannetje en vrouwtje heeft den Bijbel nodig om God te kennen en heeft een dominee nodig, die het Woord predikt, maar wij zijn de partij der Woord~lozen; wij krijgen het zo maar
in eens, het komt op ons aan, overvalt ons, het komt zo maar op ons neer van boven af en ineens komt een ogenblik van vervoering, van extase, waarin ik word geplaatst buiten de gewone verbanden. En daar heb je het. Dan kijk ik dwars over alle dominees heen in den hemel en ik kijk pardoes, zonder een catechisatie~boekje, zo maar in den hemel. Ineens word ik onttrokken aan de sfeer, waarin dominees preken, ouderlingen huisbezoek doen, belijdenissen op papier komen te staan. En ineens overvalt mij de aanschouwing van den hemel. Je bent zomaar zalig in vervoering, meteen in den hemel. Het middel van het Woord ontbreekt hier helemaal.

Nu voelt ge wel, dat dit strijdt met onzen catechismus en onze belijdenis. De catechismus zegt: We kennen God door de genade~middelen. Middelen. En de belijdenis zegt: We kennen God door twee middelen. Wederom: middelen. Daarom is alle mystiek in den zin van de mensen van Corinthe zo door en door ongereformeerd, want ze zegt: Ik heb geen Woord nodig, geen Woord met een grote "W" en geen woord met een kleine "w" . Geen Bijbel heb ik nodig, het Woord met een grote "W" , en geen dominees~woord, het woord met een kleine "w" . Want alle woord is onder~scheiding, maar als je God ziet op onze manier, verdwijnen de onderscheidingen. Hier beneden zeggen ze: woorden, Paulus' woord of Apollos' woord. Boven zeggen ze: geen enkel woord. Hier beneden zeggen ze: er zijn tegenstellingen, of Paulus' leer, of Apollos' leer. Maar boven zeggen ze: helemaal geen leer, daar zeggen ze: Christus. Hier beneden zeggen ze: of dit of dat; of Paulus of Apollos. Boven zeggen ze: èn Paulus èn Apollos en de figuur van die twee vervlochten in dien enen naam van Christus. Daarom is de leus der mystiek: daar is een dubbele genade, een gemene gratie en een particuliere gratie. De gemene gratie, zeggen ze, is bij de kerk~mensen alleen, die hebben het Woord nodig; catechisatie~kinderen leren woorden; dominees spreken woorden elken Zondag en elken dag der week; ouderlingen spreken met woorden. En, zeggen ze: woorden zijn goed als voorbereiding, als bodem, waarop je leert geloven. Dat is de gemene gratie, maar die maakt niet zalig. Als het er op aankomt, is dat woord niets gedaan, maar een sta~in~de~weg voor de klare stem van God. En daarom, er is een andere genade, een particuliere genade, een wel zeer particuliere genade. Het is die, dat we boven de wolken uitgetild worden, alle woorden, alle begrippen, alle onderscheidingen,
alle partijleuzen, kwijt raken eens en voorgoed. Want boven alle partijen uit staat Christus. En daarom is de mystiek, die zegt: Ik ben van Christus, de éne leus, die moet uitgaan boven de aarde en uitgaan boven de partijen en uitgaan boven de onderscheidingen. Daar is Christus ontheven van alle tegenstellingen, los van alle mensen~verbanden, Christus in Zijn mooie licht, in Zijn mooie sereniteit van hemelse zaligheid en vervoering. Ik ben van Christus.
Och, och, wat is het vroom!

En nu groep twee. Die zegt niet: je moet boven de aarde uitgaan, daarboven uit, dat niet. De mystiek wil naar boven toe, maar groep twee blijft kalmpjes op aarde staan. Groep twee redeneert zo: je moet teruggaan van het jongere naar het oudere, je moet teruggaan van het vervolg naar het begin; je moet teruggaan van vandaag naar den eersten dag. Zij zeggen het zo: Apollos, maar daarvóór kwam Paulus. Die is een beetje ouder. Apollos was een stroom apart, niet de bron. En ook Paulus is een stroom apart en niet de bron. Maar wij zeggen: je moet terug, niet naar Paulus, een kanaal, of naar Apollos, ook zo'n kanaal, maar naar de bron en de bron is Christus. Apollos, zeggen ze, heeft Paulus verbeterd; Paulus heeft Christus een beetje verbeterd op zijn manier. Ze hebben allebei wat gebracht, wat eenzijdig was, maar wij gaan naar Christus terug. Dat is de oude bron; dat is het meest oorspronkelijke; de bron, die bij Hem het zuiverst is, heeft klanken, onvermengd, geen dogma apart, maar de levende waarheid. En dus jongelui, naar het oude, niet de stroom van vandaag, maar de bron van het eerste begin, geen kanalen, die gegraven zijn, maar de aanvang van de beweging in Christus. Daarom: jij bent van Paulus, een vervolg; jij van Apollos, ook een vervolg; ik ben van Christus, het oer~begin met z'n prachtige, originele, zuivere, dynamische spreken.

En daar staan we nu. Groep één zegt: Boven de partijen Christus. Groep twee zegt: Vóór de partijen Christus. Ze hebben groot verschil en grote overeenkomst. Groep één zegt: Er moet wat af, de historie heeft niets te maken met Christus, die staat boven de aarde; groep twee zegt: Neen, neen, ik wil blijven op aarde, maar ga terug naar het kleinste begin. Ik sta niet boven den stroom, maar vóór den stroom; de bron wil ik plaatsen vóór den stroom.

En zo vindt ge tweemaal schijnbare vroomheid en het wordt één leus: Ik ben van Christus. Toen men dát in Corinthe zei, toen schaterde satan. Die vrome leus had de kerk verkracht, want deze leuzen zijn een geweldige belediging van Christus Jezus; een omkering van het Evangelie. De mystiek zegt zo prachtig en mooi: och, onze Heiland staat boven de partijen. Dat is niet waar. Dat liegen ze. Dit is waar: het Woord daarboven is vlees geworden hier beneden en heeft onder ons gewoond en hier beneden hebben wij Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van den Eniggeborene van den Vader. En wanneer het Woord vlees geworden is, mag geen dominee zeggen: Hij staat boven de partijen. Hij kwam niet om te zijn een partij onder de partijen, maar ook niet om te zijn: partijloosheid. Hij trekt zich iets aan van de dingen van den dag; hij neemt aan de partijen, die er zijn. Wat de mystiek zegt, is grote onzin. Want de gehele Bijbel is van woorden vol en alle woorden zijn het Woord van God; het is klaar en duidelijk. Want God is in staat om in mensen~woorden en mensen~taal te leggen Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid op zo'n manier, dat mensen~woorden, ofschoon gebrekkig, toch schathouder zijn van de genade. En wie daarom zegt: Christus moet ik hebben, want Hij staat boven de partijen en wie Christus plaatst buiten de partijen, dien zeggen wij: Hij staat er midden in met Zijn belofte en eis, met Zijn geboden en verboden. Hij zegt: in alle partijen wil ik leggen het zaad van het Woord, dat vrucht dragen zal 30~, 60~ en 100~voud. Als men zegt: Hij staat boven de akkers, dan liegt men. Christus zegt: Mijn Vader is de Landman en Ik ben de Zaaier en Ik ga uit om te zaaien hier in de akkers en Mijn zweet valt op de akkers der mensen, Mijn bloed vermengt zich met de aarde der mensen. En al Mijn zaad zal vrucht dragen: 30~, 60~ en 100~voud. Het is goddeloos om te zeggen: Hij staat boven de partijen.
En zo goddeloos zijn ook de anderen van de tweede groep, die zeggen: ik ga terug naar de bron. Dat is ook zo'n prachtleus van satan: terug naar de bron. Je hoort ze het zeggen vandaag: terug naar de bron. Dat kán betekenen: Ga terug naar den maatstaf. Dan vind ik het prachtig. Leg den maatstaf aan van het Woord Gods. En je mag zo wel zeggen: Terug naar de bron. Maar in Corinthe zeiden ze ook: naar de bron terug en het ging toen verkeerd.
Wanneer ik zeg: de rivier de Maas is een lange lijn door Frankrijk, België en Nederland, een lange lijn; het water is smerig en vuil, er drijft olie op; we moeten terug naar de bron, dan zeggen de Rotterdammers: Jij dwaas, jij dwaas, de bron van de Maas is pas den naam bron waard, als de stroom er uit voortkomt. Een bron, die geen stroom voortbrengt, is geen bron, dat is een fabeltje, dat is een mythe, dat is onzin. De bron van de Maas is daarom bron, omdat er een rivier komt. Inderdaad het is een lange lijn met modder en viezigheid en een katte~lijk en een beetje benzine van een schuit, die ligt te laden, maar de rivier is Gods rivier, die de akkers bevrucht, de weiden wil besproeien, die het zaad bloeien laat. En die rivier mag je nooit uitspelen tegen de bron, want de bron spuit door om de rivier water te geven. Zoals de Psalmdichter zegt: Gods rivier is van water boordevol. Zeg nooit: naar de bron terug en zeg nooit: ik houd mij aan Christus Jezus. Dat is onzin. De één zegt: boven de partijen ga ik uit; de ander zegt: ik sta vóór de partijen. Dan kun je vandaag met Kuyper meegaan en zeggen: antithese; en morgen met Schermerhorn en zeggen: weg met de antithese. Vandaag kun je zeggen: de stroom, het kanaal van de A.R.partij en morgen kun je zeggen: de stroom, het kanaal van de N.V.B. (2). Maar je doen en laten, daar staat Hij dan buiten. Je programma, daar staat Hij dan buiten, en je dagorder en nacht­order, daar staat Hij dan buiten.

Ook de satan lacht om die: vroomheid: "en ik ben van Christus" . Prachtig zegt hij, de bron uitgespeeld tegen den stroom, de werker losgemaakt van Zijn werk, de hemel gescheiden van de aarde, het Woord gescheiden van het vlees en God gescheiden van den mens. Weg met die vervloekte spreuk. Immanuël, God met ons! Maar wie het zo mag zeggen, schrikt meteen heilzaam zijn leven lang. Ik zeg nu tot allemaal: De spreuk is: God met ons, Immanuël. Ik heb de bron en ik heb de kracht. Christus is in de preek van Paulus en in de toespraak van Apollos; en ik zeg van allemaal: terug naar de bron. Mens, ga alle rivieren zuiveren en maak den stroom zuiver, doch om Gods wil: houdt aan den stroom vast. En ik zeg het ook zo: Zie naar boven en laat de wet donderen uit den hemel boven in de aanspraak Gods, maar zeg nooit: Heere, ik speel "boven' uit tegen "beneden'. Want hier beneden is het Woord vlees geworden en op dezen wereld~akker werpt God het zaad uit, dat vrucht gaat dragen. Niet den Heiland plaatsen buiten het leven, maar Hem er in halen. De antithese gaat nooit dood; wat zijn historie betreft in den dag der dagen en daarna blijft hij eeuwig zichtbaar in den hemel tegenover de hel. Er is de antithese in staat, maatschappij, kunst en wetenschap, in alle dingen. En geen beweging dus der partijloosheid, maar bekering der partijen, is de enige manier om den brand van Nederland te blussen.

En wat de kerk~kwestie aangaat: laat uw oren niet verleiden door het mooie thema: ik ben van Christus. Maar zeg ronduit: omdat Hij van boven kwam, omdat de bron spuit en blijft spuiten hier beneden, daarom wil ik zeggen: èn Paulus èn Apollos; en ik wil ook zeggen: Paulus' of Apollos' vlees of Paulus' of Apollos' geest. Ik heb ze allebei nodig: het òf òf, wanneer het gaat naar den maatstaf van het Woord; en als dat gebeurd is en blijft gebeuren, daarna: èn èn. Maar nooit zeggen: verbindt èn èn en vergeet het òf òf der wet van den Heere God. Satan lacht als de mensen zeggen èn èn, niet het één of het ander, partij a of partij b, wij maken een partij der partijlozen. Maar als satan lacht, dan lacht de hemel ook. God zal lachen om de partij der partijlozen. Want het blijft een partij.

Gelukkig ieder kindje in de kerk en elk mannetje en vrouwtje hier, waarin de Geest Gods werkt, die hen radicaal vernieuwt, die hen wedergeborenen noemt door het Woord Gods. God zal tellen de schare van hen, die toch leven uit God, die toch leven uit de bron. En die schare van wedergeboren mensen zal vormen de mensheid Gods. Zeg vaarwel aan de leus van satan: Ik ben van Christus. En behoud door genade de grens tussen dood en leven, tussen God en satan. Dan kunt gij zeggen, nu bij het opstaan 's morgens en bij het naar bed gaan 's avonds en bij het uitblazen straks van de levenslamp, in den beteren zin des woords: God zij gedankt: Ik ben van Christus (Zondag 1 van den catechismus) en Christus, die is van God.

Amen.

(1) Preek van prof. dr. K. Schilder die hij gehouden heeft op 21 october 1945 te Rotterdam-Delfshaven. Stenografisch opgenomen.
(2) = Nederlandse Volksbeweging, waarin men de "waarden" o.m. van
Christendom en humanisme wilde "verenigen" met uitwissing der scheidslijnen. Vgl. Dr R. J. Dam "Schets en beoordeling van de beginselen der "Nederlandse Volksbeweging" in "De Reformatie" , 21e Jrg., blz. 342 v.











[1] www.de-vijfhoek.nl. In juni 2004 is een aantal broeders en zusters uit Dalfsen, Langeslag, Zwolle-Zuid, Zwolle-Berkum en Nieuwleusen bijeen gekomen uit zorg over de ontwikkelingen binnen de GKv. De naam Vijfhoek is ontstaan omdat er aanvankelijk steeds deze vijf gemeenten genoemd werden.

[2] Internetmagazine www.eeninwaarheid.nl.

[3] Een aantal verontruste predikanten die publiceren op www.gereformeerdblijven.nl

[4] 1Kor. 1:4-9

[5] We ontlenen het een en ander aan een preek van prof. dr. K. Schilder, zie Bijlage.

[6] Het woord is van Schilder.

[7] 1Kor. 4:4.

[8] 1Kor 4:3.

[9] Vergelijk de ene moordenaar aan het kruis.

[10] 1Kor. 6.

[11] 1Kor: 4:6.

[12] Rom. 16:17.

[13] 1Tim. 1:5. 

[14] Spr. 10:17. 

[15] 1Kor. 13:12.

[16] Ps. 119: 105.

[17] Heb. 4:12. 

[18] Van Martin Luther, zoals berijmd in Gezang 33:4 van het Gereformeerd Kerkboek.

[19] Zie preek van prof. dr. K. Schilder in de Bijlage.

[20] Het woord is van prof. Schilder.

[21] 1Tim. 1:18.

[22] Filip. 4:4  Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!

[23] Dr. L. Praamsma, De kerk van alle tijden.

[24] H. Algra, Het wonder van de 19de eeuw.

[25] In Terdege van enige tijd terug, deed de CGK emeritus-hoogleraar dr. W.H. Velema de volgende ontboezeming: "?Ik heb grote moeite met de Nieuwe Bijbelvertaling. Een jaar lang wilde ik 's morgens de NBV gebruiken maar ik ben ermee opgehouden. Ik kón het niet langer. Bepaalde gedeelten zijn onmiskenbaar duidelijker, maar het steekt me dat 'hij' met een kleine letter wordt geschreven als het gaat om God, en dat altijd wordt gesproken van de Heer. Nog afgedacht van allerlei andere bezwaren. Ik kan er niet overheen komen dat de God van Hemel en aarde wordt aangeduid met een kleine letter. Dat is meer dan een gevoelskwestie. Ik begrijp niet dat de mensen die daarover beslist hebben, het gebruik van hoofdletters zo makkelijk aan de kant hebben gezet, en dat de vrijgemaakten deze vertaling zomaar hebben aanvaard.

Onbegrijpelijk!"

[26] Zie preek van prof. dr. K. Schilder in de Bijlage.

[27] Om misverstand te voorkomen, wij hebben geen reden om dat ds. Slotman te verwijten. Daarvoor hebben we te weinig kennis van zijn 'oevre' aan preken. De besproken preek geeft ons echter wel aanleiding om opmerkingen over de prediking in zijn algemeenheid vanuit onze waarneming, te maken.

[28] Ef. 4:11-13.

[29] Naar Jer 11:6.