Onderweg – waarheen
D.J. Bolt
15-06-19
Opnieuw willen we in deze serie over dr. Douma's autobiografie opvallende zaken naar voren halen. We hebben in dit kader ook het een en ander uit ons archief opgedoken. Het was moeilijk om daar niet helemaal in te verdrinken omdat het (in elk geval voor ons) uitermate boeiende stof opleverde over de lange strijd die er in de GKv is geweest over doorgaande reformatie, interkerkelijke samenwerking en de visie op de kerk. Tal van zaken herleefden. Waar zinvol willen we daarvan het een en ander meegeven. Ook betrekken we Douma's boek Hoe gaan we verder? (2001) bij onderstaand verhaal omdat het licht laat schijnen op een ontwikkeling in het denken van Douma en op de kerkelijke situatie nu in m.n. de GKv.
We sluiten af met een analyse.
Paginaverwijzingen in het boek Hoe gaan we verder? laten we voorafgegaan door de letter H.
Interkerkelijke samenwerking
Er is in de GKv 'van vroeger' veel strijd geweest rond doorgaande reformatie. Het begrip duidt kort gezegd aan, dat de reformatie van de kerk consequenties heeft voor heel het leven. Ook het leven buiten de directe kerksfeer dient (mee) te reformeren, d.w.z. weer en steeds weer ingericht te worden en te opereren in gebondenheid aan de Heilige Schrift en de leer zoals die is samengevat in de gereformeerde belijdenissen.
Zo ontstonden er in de GKv na de Vrijmaking tal van activiteiten en organisaties. Als belangrijkste noemen we: gereformeerde scholen van allerlei niveaus, het Gereformeerd Politiek Verbond, het Gereformeerd Maatschappelijk Verbond, het Gereformeerd Sociaal en Economisch Verband, het Gereformeerd Vormingsinstituut, het Gereformeerd Gezinsblad (later Nederlands Dagblad, ND), de Gereformeerde Omroep Vereniging, de Gereformeerde Reisvereniging, de Gereformeerde Adoptie Vereniging, de Vereniging Gereformeerde Artsen, de Vereniging van Gereformeerde Kerkorganisten etc..
Het gereformeerde leven kwam tot grote bloei!
Het mag lijken dat hiermee de GKv intern gericht was, zoals velen tegenwoordig graag willen doen geloven, maar dat is een misvatting. Het ging erom toe te rusten tot alle goed werk, gericht op de Naam en eer van de Heere (H103).
Samenwerking met anderen buiten de GKv werd veelal afgewezen. Immers hoe kun je in organisaties op basis van Schrift en belijdenis samenwerken terwijl de eenheid in geloof ontbreekt? En wanneer kerkelijk samenleven op die basis onmogelijk werd gemaakt door schorsingen en afzettingen? De kerk met zijn geloofsbelijdenis diende als krachtbron voor het hele leven, ook voluit voor instituties daarbuiten.
Deze overtuiging had consequenties. Niet-vrijgemaakt-gereformeerden werden dan ook veelal niet of bij uitzondering als leden toegelaten toe gereformeerde organisaties. Juist op dit punt – maar niet alleen daarom - ontstond veel strijd, zoals rond het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) waarin m.n. dr. J. Douma en prof. J. Kamphuis hoofdrollen speelden. Douma doet er uitgebreid verslag van in beide genoemde publicaties. We focussen nu op het GPV omdat de verwikkelingen rondom deze partij bij uitstek de achtergrond laten zien van de strijd om de 'doorgaande reformatie'.
Het Gereformeerd Politiek Verbond
De strijd spitste zich toe rond lijstineenschuiving: de mogelijkheden kandidaten van verschillende partijen – gereformeerd en niet-gereformeerd - op één gecombineerde lijst te laten deelnemen aan verkiezingen om zo meer zetels te verwerven. Het ging in eerste instantie om samenwerking tussen GPV en het Nationaal Evangelische Verbond (NEV), later om coöperatie met de Reformatorische Politieke Federatie (RPF) die een beperkte confessionele basis had. Die samenwerking lukte niet in de beginjaren '70, vooral door 'scherpe kritiek van predikanten als Joh. Francke en P. van Gurp' (226). [1]
Maar Douma c.s. bleven krachtig de geesten beïnvloeden want volgens Douma 'was de christelijke vrijheid in geding' (220) en werd er 'gebonden boven de belijdenis' 227. Een hoogtepunt (of dieptepunt[2]) was een paginagrote Verklaring in het ND (door Douma geschreven) met 77 namen eronder (27-06-81) waarin getracht werd een aanstaande Algemene Vergadering van het GPV te beïnvloeden om tegen een voorstel van het bestuur (Generale Verbondsraad) te stemmen, het voorstel namelijk om lijstineenschuiving 'ernstig te ontraden'. Zo stelde de Verklaring o.m.:
'Er kan een ijver zonder verstand zijn: honderd procent willen en daardoor niets bereiken; zó in zichzelf gekeerd en veeleisend dat we zetels verliezen die behouden hadden kunnen blijven, zonder dat we onze goede belijdenis op enig punt geweld zouden hebben aangedaan.'
Dr. Douma heeft deze strijd om de kerkelijk-confessionele karakterverandering van het GPV gewonnen[3]. En het is niet alleen een samenwerking geworden maar uiteindelijk geleid tot samensmelting met de RPF in de huidige ChristenUnie.
Douma is daar dankbaar voor, 'juichte het toe', eindelijk was de 'doorgaande reformatie een halt toegeroepen', een 'keerpunt', zo schrijft hij (423). We zouden eindelijk eens moeten
'toegeven dat we door ons exclusivisme gewetens hebben gebonden met een ondeugdelijk beroep op de Schrift. En dat alles in naam van een goddelijk gebod van doorgaande reformatie, dat geen goddelijk gebod was. Wanneer dat inzicht doorbreekt, wankelt uiteraard de vrijgemaakt-gereformeerde zuil. Want als er met anderen goed valt samen te werken in christelijke geest, verliest exclusief vrijgemaakte optreden z'n zin (H118).
….
Van 'doorgaande reformatie' zoals de term gebruikt en toegepast werd, moeten wij afscheid nemen, frank en vrij. Want zij heeft veel gewetens op een wettische wijze gebonden. Dat de vrijgemaakte zuil, die al aan het afbrokkelen is, nog verder kan afbrokkelen, hoeft geen verlies te zijn. Wat vrijgemaakt-gereformeerd was, zal in de meeste gevallen wel in confessioneel-gereformeerd veranderen, (H120).
De in Douma's ogen vrijgemaakt-gereformeerde specialiteit moest dus worden omgekat in confessioneel-gereformeerd (H121-123). Bovendien overwoog Douma in 2001, dat, als je christelijke politiek nastreeft, 'het nog niet vaststaat dat er naar de drie formulieren verwezen moet worden. Niet alles wat in de drie formulieren staat, is beslissend voor politieke samenwerking'. Het wordt volgens hem knap lastig als je met een sympathisant als de roomse prof.dr A.F. Rutten te maken krijgt. 'Is het dan niet zaak dat men zich opnieuw bezint op de eigen grondslag en tot een duidelijke afgrenzing komt van wat het betekent dat men een orthodox-protestantse politieke partij wil zijn?', zo vraagt Douma zich af (H187 noot 47, cursief van ons).
Inmiddels is de gereformeerde belijdenis geheel uit beeld bij de CU[4]. Het lidmaatschap van de partij en de politieke vertegenwoordiging ervan staat voor ieder open, van charismatisch-evangelisch tot rooms-katholiek. Vanouds gereformeerde overtuigingen wankelen, zoals t.a.v. homoseksualiteit[5].
Overigens heeft Douma dáár wel problemen mee. Immers een belangrijke reden waarom hij de GKv heeft verlaten is de sluipende acceptatie van homoseksuele relaties. Zo staat hij ook geheel achter de Nashville verklaring, had deze ook wel willen ondertekenen maar op één puntje was er een bepaalde suggestie die hem dat verhinderde[6].
We hebben veel aandacht besteed aan de ontwikkeling rond het GPV. Eigenlijk ten diepste aan Douma's heftige strijd tegen doorgaande reformatie zoals hij die breed beschrijft in zijn boeken. De gevolgen daarvan zijn niet beperkt gebleven tot het GPV. Het gereformeerde karakter van tal van vrijgemaakte organisaties is gesneuveld. Zo is met de openstelling van de scholen voor niet-gereformeerden ook daar het gereformeerde karakter veelal verdwenen. Niet-gereformeerde bestuursleden, directieleden of leraren zijn welkom. In het Noorden heten de basisscholen niet meer gereformeerd maar 'Scholen met de Bijbel'. Gereformeerde ouders zoeken naar alternatieven voor het onderwijs van hun kinderen.
Het jubilerende 75-jarige Nederlands Dagblad, oorspronkelijke vrucht van doorgaande reformatie!, is totaal van karakter veranderd. Van een GEREFORMEERD GEZINSBLAD is het een rooms-protestantse krant geworden waarin o.a. een RK-bisschop, een Joodse rabbijn, PKN-ers van allerlei overtuiging hun vaste plek hebben. Vaste medewerkers van evangelisch tot rooms vullen het blad. Een moslim-medewerker lijkt nog slechts een kwestie van tijd. Gereformeerde (ingezonden) geluiden worden bedolven onder een wolk van kritische tegenspraak. Wekelijks wordt een scala aan bioscoopfilms aangeprezen niet zelden van een bedenkelijk allooi, om maar iets te noemen.
P. Jongeling zou zijn blad niet meer herkennen en spontaan aan een nieuwe doorgaande reformatie beginnen…
Kerkvisie
Wat is de diepere principiële achtergrond van deze dramatisch neergang? Dr. Douma geeft er zelf antwoord op
'Zelden komt men ertoe openlijk te erkennen dat de verandering het gevolg is van een ruimere visie op de kerk. Door onze verandering van visie op de kerk kan nu wel wat toen niet kon' (H161).
Wat is dan die achterliggende visie die gemaakt heeft dat gereformeerde instellingen overgeverfd werden in algemeen-christelijke kleuren? Douma geeft er in het interview met het RD als antwoord op
'Mijn visie (is) dat we ook aandacht moeten hebben voor de kerk als onzichtbare vergadering van alle gelovigen, binnen én buiten onze eigen kerk.'[7]
Weliswaar heeft hij 'begrip voor de vele bezwaren die tegen het gemakkelijk beroep op een onzichtbare kerk werd gedaan' maar al sinds de jaren '70 pleit hij voor een 'ruimer zicht op de kerk', 'ja op de onmisbaarheid van dit onderscheid zichtbaar-onzichtbaar'.
'Er is ook een onzichtbare kerk, waartoe allen gerekend mogen worden die zich aan God en Jezus Christus verbonden weten' (312).
Van deze 'ruime visie' getuigt ook zijn voorgaan in een kerk van de zgn. Reformed Baptists in Cuckfield, Engeland[8] (164). Dat was, stelt hij, toch 'een christelijke kerk ook al verwerpt men er de kinderdoop'. En, 'alleen in een vérgaand kerkisme kan men zich afzijdig houden van wat op enigerlei punt afwijkt van de leer zoals wij die zelf van harte onderschrijven'.
Met deze overtuiging is interkerkelijk samenwerken uiteraard ook geen enkel probleem. Eigenlijk lijkt 'interkerkelijk' bij Douma al een onbruikbaar bijvoeglijk naamwoord bij samenwerking. Het kerklidmaatschap-criterium als gehanteerd in vrijgemaakte organisaties is immers onacceptabel: samenwerken doe je op individuele basis met christelijke mensen ongeacht van welke 'denominatie' ze ook lid zijn (of zelfs dat niet). Het is dan slechts nog één stap verder, en ook christelijke organisaties verdwijnen uit beeld. Roeping en taak kunnen binnen seculiere instituties worden vervuld, met misschien zelfs wel een evangeliserend karakter. Het verbaast dan ook niet hoe vaak Douma in dit kader aan zijn activiteiten in VBOK - een algemene organisatie waarin christenen en ongelovigen samenwerken - als lichtende voorbeeld refereert en die als maatstaf hanteert.[9]
Douma's visie en streven zoals hij die eind jaren '70 ook binnen De Reformatie in de rubriek Kerkelijk leven ging promoten, vonden in de kerken krachtige weerstand (294). Zo reageerde prof. J. Kamphuis er in drie artikelen op (De Reformatie, jg. 54). En de meerderheid in de redactie stelde zich achter een kritische brief (30-05-80) van de predikanten J. van Dijk, K. Folkersma, Joh. Francke, A. Geelhoed, J.M. Goedhart, P. van Gurp, J.F. Heij, E. Hoogendoorn, T. Wendt en H.J. de Vries. En ook ds. Tj. Boersma kwam met soortgelijke bezwaren.
Die kritiek werd voor Douma aanleiding om te stoppen met zijn Kerkelijk Leven in het blad (1980). En in 1987 trok hij zich geheel terug uit de redactie.
Maar in het Nederlands Dagblad ging Douma zijn werk 'dat hij in De Reformatie begonnen was, voortzetten', zo schrijft hij (298). Met zijn column Moreel Beraad (sinds 1985, 23 jaar!) besprak hij tal van ethische en andere onderwerpen.
Echter na de restyling van de krant paste Douma er niet meer in en werd hij bedankt voor bewezen diensten. Met een uitbundige hoofdredactionele Bijgepraat zwaaide P.A. Bergwerff hem lovend uit (13-12-2008)
'Principiële vastheid paarde hij [Douma, djb] altijd aan een grote mate van flexibiliteit en openheid voor verandering. Dat gold de inhoud van zijn rubriek, maar ook in het algemeen zijn opstelling als gereformeerd theoloog in het kerkelijke en maatschappelijk leven. () Zeker is dat hij als geen ander heeft bijgedragen aan de toegenomen openheid in eigen kerkelijke, vrijgemaakt-gereformeerde, kring. Moedig en gedurfd zette hij vensters open en bewandelde hij nieuwe wegen, of het nu ging om gezinsvorming, apartheid, de 'vrijgemaakte kerkvisie', de noodzaak schuld te belijden over kerkelijk handelen en over de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Van die openheid gaf ook zijn rubriek in deze krant blijk en daarmee gaf hij in de afgelopen decennia stuur aan een gereformeerd volksdeel, waarvan veel gezegd kan worden, maar in elk geval ook dit dat het in de laatste kwart eeuw hevig in beroering is. Het gaat niet te ver te constateren dat Douma zo een belangrijke factor is geweest in de ontwikkeling van ook deze krant tot wat ze vandaag geworden is.
Met Douma's vertrek wordt in zekere zin een tijdperk afgesloten, althans in onze krant. Het was de periode waarin de vrijgemaakt gereformeerde 'zuil' waarvan deze krant tot zo'n vijftien jaar geleden deel uitmaakte, 'openging', een proces waarin Douma een belangrijke, zo niet een hoofdrol speelde.'
We geven dit brede citaat omdat het een kernachtige typering is van Douma's betekenis, m.n. voor de gereformeerde kerken vrijgemaakt en de ontwikkelingen daarin. Het zal duidelijk zijn dat wij, anders dan Bergwerff, deze anders waarderen.[10]
Continuïteit
In 2001 droomde dr. Douma van een federatief samengaan van allerlei 'soorten' gereformeerde kerken: GKv, NGK en CGK. Hij beschrijft het uitgebreid in Hoe gaan wij verder? Niet een fusie, want die zou toch wel niet haalbaar zijn 'zonder elkaar daarna onmiddellijk in de haren te vliegen' (H149 ev.).
Zo'n federatie zou dan de zelfstandigheid en eigenheid van afzonderlijke kerken in tact moeten laten maar wel elkaar als kerken van Christus moeten erkennen en dus de kansels en avondmaalstafels voor elkaar openstellen. En dan niet elkaar meer 'zó de maat nemen zoals wij dat wel vaak gedaan hebben'. Niet verschillen verdoezelen maar het onderscheid hanteren van 'zuivere en minder zuivere kerken', zoals de Westminster Confessie dat doet, en dan naar elkaar toegroeien, is Douma's insteek.
Aparte aandacht schenkt hij in dit kader aan de NGK. Deze kerk heeft schuld erkend aan de breuk in 1967. Van weeromstuit zou dat ons ook passen, meent Douma. Hij vindt wel dat 'het van belang is het verleden op te halen ter wille van het heden'. Wij moeten schuld belijden over ons 'exclusivisme', 'verengde opvatting over de kerk' en 'extremisme' waardoor 'zeker velen de kerken hebben verlaten' of 'beschadigd zijn geraakt'.
Douma citeert een mooie zin uit een NGK-brief gericht aan 'de beminden in de GKv' die stelt dat
'het toch niet zo moeilijk moet zijn [voor de GKv, djb] de Nederlands Gereformeerde Kerken te herkennen als kerken die 'op de basis van Gods Woord willen staan naar de gereformeerde belijdenis'.
Maar dat gaat niet zómaar. Eerst wil Douma wel van de NGK vragen
'het volle begrip te tonen voor wat ons in 1967 en volgende jaren bewoog om het met de binding aan de confessie nauw te nemen. Gebiedt zelfbeproeving niet, dat zij toegeven hoe velen onder ons met minachtende kritiek zijn overladen, toen zij oprecht probeerden het gereformeerde karakter van ons kerkelijk samenleven aan de orde te stellen? Met de grootste klem zou ik onze 'beminde broeders' willen vragen hier duidelijkheid te scheppen (H166).'[11]
Douma wilde het niet laten bij een federatie van de drie kleine gereformeerde kerken. Want ook de Gereformeerde Gemeenten komen in beeld. Hoewel hij de grote verschillen wel ziet is er toch voldoende reden om ook met deze kerken contact op te nemen. En misschien is het klimaat bij de Gereformeerde Bond in de Nederlands Hervormde Kerk en bij het Confessioneel Gereformeerd Beraad in de syn. Gereformeerde kerken niet zoveel veranderd dat die er ook voor voelen mee te doen?
En, oppert hij, zou bij het jubileum van 400 jaar Dordtse Synode het ook niet passend zijn een nieuwe vierde belijdenis het licht te doen zien…? Samen 'te jagen naar een nieuwe eigentijdse belijdenis?' (H180/181).
Om het een en ander in een vat te gieten doet Douma vervolgens allerlei organisatorische voorstellen.
Het is triest, maar sinds het verschijnen van Douma's boek Hoe gaan wij verder? zijn de kerkelijke scherven ieder om de oren gevlogen. De Hersteld Hervormde Kerk ontstond als afscheiding van de Nederlands Hervormde Kerk (2004) bij de PKN-fusie. De afstand tussen GKv en CGK is groter dan ooit. Waar er 'samenwerking' tussen CGK enerzijds en GKv/NKG anderzijds is, dreigen nu scheuringen door m.n. het verval in laatstgenoemde kerkverbanden. Een federatie met GerGem is alleen al ondenkbaar geworden gezien de openstelling van de ambten voor vrouwen. En de kleine kerkverbanden DGK en GKN ontstonden uit een afscheiding van de GKv. Internationaal braken zusterkerkrelaties met de GKv.
In 2001 zag Douma nog volop 'continuïteit' in de GKv (H125).
'Het kan wel lijken alsof ook bij ons alles op de helling gaat, maar dat is niet waar. Het is ook niet waar dat wij het spoor van de Samen-op-Wegkerken volgen, alleen met dit verschil dat het bij ons wat langer duurt voor wij zullen zijn waar zij allang uitgekomen zijn (H125)'.
En
'Een enkeling kan iets mompelen over een dreigende scheuring; maar ik zou niet weten hoe men die voor God en mensen moet verantwoorden. () Wij mogen ons erover verheugen dat, al leefden we soms in een wat al te afgesloten ruimte, vast hebben gehouden wat wij hadden. Wij mogen er Gods genade in zien dat, ondanks de grote gebreken die ons kerkelijk leven vertoond heeft, het Woord onder ons is gebleven. Als ik de vraag dus stel: 'hoe nu verder?', luidt het antwoord dat wij in hetzelfde spoor door moeten gaan' (H126).
Ach, Douma's mooie droombeeld is in weinige jaren geheel aan diggelen, zo blijkt uit zijn biografie.
Omslag
In 2001 was dr. Douma dus 'nog helemaal niet verontrust over de kerkelijke situatie'. Hij zag 'het verval niet aankomen' (423). We hebben het hierboven laten zien uit zijn eigen publicaties en activiteiten. Pas in 2009 sloeg enige ongerustheid toe (425 ev.). We laten enkele momenten daarvan zien in de verdere ontwikkelingen.
Dr. S. Paas werd benoemd tot docent aan de theologische universiteit in Kampen (TUK).
Paas had (heeft?) duidelijk Schriftkritische ideeën[12]. Belangrijke punten waren dat volgens dr. Paas het volk Israël voortgekomen is uit een Kanaänitisch volk. De bijbelse verhalen zijn voor een belangrijk deel 'theologische reflecties', ideaaldenkbeelden van latere profeten over hoe de geschiedenis van Israël had kunnen gebeuren. En het bijbelse scheppingsgeloof zou Kanaänitische wortels hebben en mogelijk beïnvloed zijn door Egyptische religievoorstellingen. Genesis 1-3 is literaire proza dat niet wil zeggen wat God toen-en-dan en zus-en-zo heeft gedaan. Het zegt iets over de zin en het fundament onder ons bestaan hier en nu. Dus niet hoe en wanneer God ons geschapen heeft[13].
Zeven predikanten dienden bezwaren in tegen de benoeming: A. Bas, H.W. van Egmond, E. Heres, H.G. Gunnink, P.L. Storm, J.R. Visser en R. van der Wolf. Maar de bezwaren werden afgewezen, het zouden 'Indianenverhalen' zijn volgens de Kamper universiteit. Dat laatste was reden voor Douma om voor de predikanten in de bres te springen, zo ging je toch niet met oud-leerlingen van de TUK om? Maar het protest leverde niets op, Paas werd er professor, missiologie.
Maar de ontwikkelingen stonden niet stil. Langzaam maar zeker begon ook Douma in te zien dat er sprake was van groeiende fundamentele problemen. In een appelschrift deden meer dan 1500 ondertekenaars, waaronder Douma, een beroep op de synode van Ede 2014. Als punten van zorg werden genoemd[14]
Het leverde niets op (434). Douma stopte daarom maar met kritiek op de ontwikkelingen in de GKv (435).
Echter inmiddels was er in zijn gemeente GKv Hardenberg ook een conflict ontstaan over homoseksueel samenleven en de toegang tot het Avondmaal. Een vraag daarover werd door de classis GKv Hardenberg als Homo Quaestio aan de synode van Meppel 2017 voorgelegd[15].
Maar Douma en zijn echtgenote wachtten niet op het antwoord van deze synode. Ze namen op een kerkenraadsvergadering van GKv Hardenberg-Centrum een 'goed afscheid van de broeders' en sloten zich aan bij GKN Hardenberg[16] (ds. R. van der Wolf) (438). En daar willen zij 'samen kerk van Jezus Christus zijn, zonder ons met de andere GKN-kerken als de enige ware kerk in Nederland te beschouwen' (440).
Verhouding DGK-GKN
Douma besteedt ook enige aandacht aan de verhouding van zijn nieuwe kerk met De Gereformeerde Kerken (hersteld), of 'de groepering DGK van ds. P. van Gurp en de zijnen' zoals hij die noemt. Daarbij komen we nogal wat zaken tegen die of onjuist of discutabel zijn. Nu gaan we daar niet een uitgebreid verweer tegen voeren. Maar enig tegengas is toch wel op z'n plaats gezien het feit dat Douma niet schuwt ook in de pers zijn (negatieve) gevoelens jegens DGK te ventileren. En ze worden maar al te graag door de pers overgenomen, lijkt het.
Douma schrijft dat hij geen lid van DGK wilde worden want
'de argumenten die zij toen [bij de afscheiding in 2003, djb], m.n. over het Vierde Gebod gebruikten zou ik ook vandaag niet kunnen onderschrijven als een grond voor onttrekking aan de GKV. En de pretentie de enige ware kerk te zijn in Nederland tegen de achtergrond van de artikelen 27-29 van de Ned. Gel. Belijdenis, lijkt mij evenmin juist. De bescheidener visie van de GKN-kerken, die elkaar vanaf 2009 vonden, heeft ons overtuigd dat we daar beter terecht konden' (440).
Misschien kan het verhelderen wat de DGK-broeders en -zusters[17] precies in hun Acte van Afscheiding schreven. Hun bezwaar was dat
'De valse leer als zou er geen goddelijk gebod meer zijn om op de dag van de HERE te rusten, werd gewettigd. Zelfs werd uitgesproken dat de geloofsopvatting, dat naar het vierde gebod de zondagsrust nog steeds door God geboden wordt, niet aan de gemeente mag worden opgelegd'. [met verwijzingen in de Schrift en de belijdenissen].
Daar is weinig mis mee, lijkt ons.
En 'de pretentie [dat DGK, djb] de enig ware kerk in Nederland zou zijn'? We hebben het niet kunnen vinden. Het is ons ook nooit gevraagd dat voor onze rekening te nemen. Natuurlijk geloven we vast dat DGK kerken van Christus zijn – wij zouden ook niet anders moeten durven! - maar dat zegt Douma ook van zijn kerk (440)[18].
Een bladzij later geeft Douma aan dat de GKN 'de bereidheid getoond heeft [met DGK, djb] samen te spreken, waarop een aantal keren wederzijdse gesprekken hebben plaatsgevonden'. Dat klopt, al sinds 2015 probeert DGK goede open gesprekken met GKN aan te gaan en zo mogelijk een te worden. Het laatste recente gesprek, 7 mei 2019, is naar verluidt ook heel goed verlopen[19]. GKN heeft terecht waargenomen dat 'DGK op de goede grondslag staat voor samenwerking', zoals Douma de uitspraak van zijn kerken vertaalt[20]. En wij zeggen rustig hetzelfde van GKN. Maar, vervolgt Douma, 'ik heb de indruk dat hun visie op ons is: Zij willen wel staan op de goede grondslag, maar óf zij erop staan, moet nog grondig door ons (DGK) onderzocht worden'.
Daar is het weer. Jammer dat dit nog steeds, zelfs in een boek uit 2018 (en in interviews 2019[21]) wordt gedebiteerd. We hebben daar eerder uitgebreid over geschreven en gaan dat niet herhalen[22]. Misschien zouden we Douma mogen vragen dezelfde welwillendheid te tonen die hij ook liet blijken t.a.v. de NGK, zie paragraaf Continuïteit, hier boven.
Overigens, verschillende ondertekenaars van de DGK Oproep tot Reformatie (2003) waarin inhoudelijk precies hetzelfde staat t.a.v. het Vierde Gebod, zijn lid van de GKN.
Nee, DGK-afgevaardigden zijn geen 'keurmeesters', zoals Douma dat kwalificeert. Maar het is wel goed om ontsporingen in het verleden die verwijdering tussen broeders en zusters hebben gegeven en voor veel verdriet gezorgd, uit te praten en te verzoenen. Als wij dat niet willen wordt de bede 'Vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven' een ernstige bedreiging. Dat kun je niet met een machtswoord 'wij zijn gereformeerd of wij zijn het niet' van tafel vegen. Het past overigens ook niet bij de bescheidenheid die Douma graag aanbeveelt.
Lering
Het is een lang verhaal geworden, als recensie volledig uit z'n voegen gebarsten. Maar bewust is er voor gekozen om wat we als de grote lijn van essenties van Douma's verhaal zien, goed en eerlijk weer te geven. Om daar uit te leren voor ons en onze kerken, nu en in de toekomst. Want we zien om ons heen hoezeer het gereformeerde leven in allerlei opzichten versneld wordt afgebroken, vergruizelt. Daar zijn allerlei oorzaken voor aan te wijzen. Maar is niet één heel belangrijke oorzaak dat zoals inderdaad Douma signaleert, de visie op de kerk is veranderd? En in het kielzog daarvan doorgaande reformatie van het leven 'een halt werd toegeroepen' (423). Met als gevolg dat veel van wat onze voorvaderen en wij aan gereformeerd gefundeerd leven opbouwden tot de grond toe is en wordt afgebroken?
In een interview met het RD krijgt Douma de vraag te beantwoorden: Hoe ziet u de relatie tussen de ethische en de theologische verschuivingen? Hij antwoordt dan:
'… eerst zwicht men voor de tegenwoordige wereld, vervolgens probeert men die wending theologisch goed te praten.'
Wij hebben daar onze vragen bij. Deze volgorde zal zeker voorkomen, de leer aanpassen aan een onschriftuurlijke levenspraktijk. Maar laat de geschiedenis niet overduidelijk zien dat theologen voorop gingen, zoals de titel van het beroemde boek van ds. A.M. Lindeboom luidt waarin hij dat ook bewijst.[23] Is het dan ook niet naïef als Douma ergens zegt dat hij 'Kuitert geen groot gevaar acht voor GKv (H110), wel als er sprake is van 'meer liefde voor genot dan voor God''?
We zouden m.n. ook de gereformeerde kerken in het buitenland willen waarschuwen. Wij hebben bijvoorbeeld het een en ander van het gereformeerde leven m.n. gereformeerde scholen, in Canada gezien. Dat was een ontroerend feest van herkenning, 'zo was het vroeger ook bij ons'. Laat men toch lering trekken uit de neergang in Nederland van al die geweldige geschenken die we eens van de Heere ontvingen maar die teloor zijn gegaan. Omdat we niet meer begrepen wat doorgaande reformatie van het leven betekende. En men oude Kuyperiaanse ideeën over onzichtbare kerk en pluriformiteit ging omarmen. En waar subtiele verschillen werden geconstrueerd tussen vrijgemaakt-gereformeerd en confessioneel-gereformeerd die weliswaar menselijke openheid en ruimte creëerden maar in de praktijk het gereformeerde karakter van het leven ondermijnden.
Piet Jongeling |
Douma blijkt nu ook te beseffen dat er op dit punt echt iets misgegaan is. Als de RD-journalist in het eerder genoemde interview vraagt hoe de vrijgemaakten een nieuw evenwicht kunnen vinden, denkt Douma:
'Er moet een derde weg zijn tussen exclusivisme en onverschilligheid. Hoe precies? Ik ben daar niet uit. Maar de onkunde en de grote hekel die mensen opeens hebben aan de vrijgemaakte nestgeur, betreur ik zeer. Ik heb er indertijd zelf aan meegewerkt, maar hoe voorkomen organisaties die overstappen van kerkelijk-gereformeerd naar confessioneel-gereformeerd dat ze kleur verliezen? We hebben mensen van formaat zoals Piet Jongeling nodig, om sturing te geven.'
Zou het? Zou het antwoord in principe niet zijn: het leven weer gewoon doorgaand gereformeerd, d.w.z. kerkelijk-gereformeerd inrichten?
Tenslotte
Er moet ons nog iets van het hart.
Al lezend in de besproken boeken kom je voortdurend diskwalificerende opmerkingen tegen over onze vroegere gereformeerde kerken vrijgemaakt. De kerken worden gebrandmerkt met termen als absolutisme, (religieus)exclusivisme[24], kerkisme, extremisme, radicalisme, wetticisme, enige-ware-kerk-denken, zwart-wit-schema's[25]. Het doet werkelijk diep pijn. We kennen zoveel broeders en zusters die zich geheel gaven in de dienst van de Heere. En die daar alles voor over hadden. Natuurlijk, met hun fouten en gebreken – wie heeft ze niet -, maar oprecht als leden van het Lichaam bezig waren met allerlei aspecten van het kerkelijke en publieke leven voor Christus. Het gaat niet aan om hen voortdurend af te serveren met al die nare ismen. Dat is onbarmhartig en onterecht.
Douma roept regelmatig op tot bescheidenheid en voorzichtigheid, en dat is een goede zaak, we nemen het ter harte. Maar we zouden hem willen vragen terughoudend te zijn in het diskwalificeren van de broederschap waaraan ook hij zo heel veel te danken heeft[26]. De wereld om ons heen lastert ons op het punt van onze vroegere gereformeerde kerken en voorgangers al meer dan ons lief is.
***
Ondanks ook het kritisch commentaar in deze serie artikelen – die moet kunnen volgens normen die Douma zelf hanteert – zeggen we hem nogmaals dank voor de vele ethische commentaren die ons geholpen hebben koers te bepalen in een zondige en losgeslagen wereld.
NOTEN
[1] Douma samen met o.a. K. Veling, C. Trimp stonden tegenover J. Kamphuis, W.G. de Vries, Joh. Francke, S.S. Cnossen, P. van Gurp, e.a. (226)
[2] De samenwerking die het GPV aan wilde gaan met de RPF bracht prof. J Kamphuis in een interview in het GPV-blad Ons burgerschap tot de jammerklacht: 'Het GPV verkeert in een heel diepe crisis' (1998/99).
[3] De uitslag van de stemming op de Algemene Vergadering was 102 tegen 99 voor, waarmee het GVR voorstel was verworpen. Het GPv ging open, werd interkerkelijk.
[4] Alleen aan de belijdenis van Nicea wordt nog gerefereerd in de Beginselverklaring.
[5] ND 27-09-2011: CU voorzitter dr. P. Blokhuis deelt mee dat samenwonende homo's niet per definitie uitgesloten zijn van verkiesbaarheid (429).
[6] RD interview 15-04-19.
[7] Opmerkelijk dat Douma claimt dat prof.dr. C. Trimp hem in deze visie steunde. Maar Trimps boek Kerk in aanbouw bepleit juist het niet meer te hebben over 'onzichtbare kerk', al was het alleen maar om de kans op misverstanden, p57/58.
[8] Opmerkelijk is wel dat hij daar wél wilde preken maar niet het Avondmaal vieren. Dat lijkt wat inconsequent.
[9] Juist in deze dagen wordt pijnlijk duidelijk hoezeer zo'n algemene organisatie als Siriz/VBOK, zwaar gesubsidieerd door de overheid, het moeilijk krijgt om een onverholen christelijke koers te varen waarvan het kenmerkend aspect moet zijn abortus provocatus tegen te staan en zó mensen in nood te helpen.
[10] Die waardering valt Douma nog steeds ten deel. Bij het verslag van de presentatie van Onderweg (13-04-19) werden G. Harinck en W. Berkelaar uit De domineesfabriek geciteerd: Douma was 'een man van naam in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. In de jaren zeventig en tachtig was hij de gezichtsbepalende figuur van de Broederweg. De samenleving kwam dankzij hem aan de Broederweg in het vizier. Hij was de breedste vrijgemaakte opinieleider, zorgde voor publiciteit, wist de agenda te bepalen en werd de eerste onder zijn gelijken. Hij was vrijmoedig, zelfbewust en een man met lef'.
Het mag overigens duidelijk zijn dat genoemde heren naar ons gevoelen wel eens een tikkeltje eenzijdig beeld van de gereformeerde kerken vrijgemaakt en hun voorgangers gaven. Lees bijvoorbeeld onze countercolumn bij het overlijden van prof. J. Kamphuis in 2011, click hier. Onthutsend.
[11] Met een glimlach zien we een parallel in de kerkelijke situatie DGK-GKN.
[12] Ze zijn te vinden in Paas' dissertatie Schepping en oordeel die hij in 1998 aan de universiteit van Utrecht verdedigde.
[13] De weergave van prof. Paas' ideeën is uitgebreid weergegeven en besproken op EIW in tal van artikelen. Het eenvoudigst zijn ze vinden door op het rode zoekicoontje (rechts boven) te clicken en als zoekargument S. Paas in te tikken. Een lijst van artikelen verschijnt. Click op een artikel en het verschijnt, met een gele aanduiding in de tekst waar aan de naam wordt gerefereerd.
[14] Het is opmerkelijk dat hier niet wordt genoemd de Schriftkritiek t.a.v. Genesis 1-3. En ook niet het ondergraven van de betekenis van het Vierde en Zevende Gebod.
[15] Zie over deze Quastio Hardenberg uitgebreide verslagen en impressies op deze site. Het eenvoudigst zijn ze te vinden door op het rode zoekicoontje (rechtsboven) te clicken en als zoekargument quaestio in te tikken. Een lijst van artikelen verschijnt. Click op een artikel en het verschijnt, met een gele aanduiding in de tekst waar aan quaestio wordt gerefereerd.
[16] Kennelijk is de overgang naar de GKN een individuele zaak gebleven, d.w.z. zonder de medebroeders en –zusters ook voor keuze te stellen en 'mee te nemen'. Misschien heeft dat te maken met Douma's visie op de kerk.
[17] Overigens zijn vele broeders en zusters (ook vooraanstaande) die destijds deze acte voor hun rekening namen lid van GKN.
[18] Zie de krachtige vermaning en noodzaak daartoe in Kerk in aanbouw., p85/86 van prof. C. Trimp.
[19] Zie het artikel DGK – GKN verder op weg, rubriek Kerkverband.
[20] De precieze uitspraak is: 'Allereerst is uitgesproken om u [DGK, djb] te herkennen als kerken van Christus, staande op het fundament van apostelen en profeten. Niet in ieder opzicht denken we helemaal gelijk, maar het is ook niet het fundament van de kerk dat we het in alles eens zijn. Wij verheugen ons zeer dat wij deze dingen in het huidige geestelijke klimaat mogen opmerken en we verwonderen ons.' Cursief van ons.
[21] RD 14-05-19.
[22] Zie o.a. de serie artikelen GKN herkent DGK als Christus' kerken in de rubriek Kerkverband.
[23] Ds. A.M. Lindeboom, De theologen gingen voorop, Een eenvoudig verhaal van de ontmanteling van de gereformeerde kerken [synodaal, djb].
[24] Voorbeelden in Hoe gaan wij verder?: 41, 43, 117, 118, 146, 148, 151, 161, 162… Een soortgelijk lijstje is uit Onderweg te geven.
[25] Het is opvallend hoe veel van deze diskwalificaties ook op prof.dr. K. Schilder van toepassing werden geacht, zie Trimps Kerk in aanbouw, p81.
[26] We denken in dit verband ook aan Hebr. 13:7.
Naar aanleiding van de autobiografie Onderweg, Jochem Douma, 460 pag. Prijs: op een cent na € 30.
Het boek is mooi, gebonden uitgegeven.
We troffen relatief weinig tekstuele fouten aan.