Printen

Steile nekharen en kromme tenen 2

 

D.J. Bolt

10-12-16

 

2 - Dwaalleer en independentisme

 

We zagen de vorig keer hoe het nog jonge kerkverband van de vrijgemaakt-gereformeerde kerken werd geteisterd door allerlei figuren die het liefst de kerken zo snel mogelijk weer terug wilden voeren naar de synodaal-gereformeerde kerken (sGK).

Maar nog andere grote gevaren bedreigden haar voortbestaan. Verschillende dwalingen staken de kop op. Er ontstond veel strijd over. Eerst plaatselijk maar sommige kwesties woekerden door tot het hele kerkverband er mee te maken kreeg.

 

Gereformeerd kerkrecht

 

Nu kunnen gereformeerde kerken op basis van hun kerkorde op een christelijke wijze effectief dwalingen tegengaan. Nieuwe leringen worden onderzocht op hun Schriftuurlijkheid. Afwijkingen van de Schrift worden besproken en gemotiveerd afgewezen. Verbreiding van onschriftuurlijke ideeën wordt zo ingedamd en de gemeente beschermd tegen ketterijen.
 

De eerste 'verdedigingslinie' is de kerkenraad. Als bijvoorbeeld een predikant 'valse' leer brengt zullen zijn medeambtsdragers hem vriendelijk en geduldig vermanen en terechtwijzen. Maar het kan voorkomen dat een kerkenraad zélf is 'aangestoken'. Bezwaren tegen de kerkenraad kunnen dan op een classis worden gebracht en daar bij gebleken onschriftuurlijkheid alsnog afgewezen. En vervolgens zo ook op synodaal (particulier en generaal) niveau door de kerken worden behandeld. In laatste instantie doet een generale synode een finale uitspraak. Eventueel kan een volgende synode op bezwaren vanuit de kerken een eerdere uitspraak nog reviseren. Maar dan houdt het op.

 

Zo is de grote lijn van het gereformeerde kerkrecht. Daarmee wordt de gemeenschappelijke leer van Schrift gehandhaafd. Overigens 'werkt' deze rechtsorde niet alleen t.a.v. de leer maar ook voor allerlei kwesties die plaatselijk niet kunnen worden opgelost.

Een prachtige Schriftuurlijke orde die de vrede in de kerken bewaakt en bewaart!

 

Echter daarvoor moet wel aan één hoogst belangrijke voorwaarde worden voldaan: kerkleden en kerkelijke vergaderingen moeten met meerderheid genomen besluiten wél aanvaarden en zich daaraan gewillig onderwerpen, ook al had men soms graag een ander besluit gezien.
Er is maar één uitzondering daarop, namelijk als bewezen wordt dat een besluit tegen Gods Woord ingaat[1]. In dat geval mag het besluit niet worden uitgevoerd en dient de bezwaarde partij in de geschetste 'kerkelijke weg' de kerken proberen tot herziening te bewegen. Iedere gereformeerde herkent hierin het beroemde artikel 31 van de Dordtse kerkorde.

 

En juist op dit cruciale punt ontstond er zoveel ellende in en rond de zestiger jaren van de vorige eeuw. Want er groeide in niet geringe mate een verachting van het kerkverband en een sterk kerkelijk individualisme. Veel kerkenleden en kerken waren aangestoken door independentisme, dat is onafhankelijkheidszucht. Er werd selectief of formalistisch gewinkeld in de kerkorde: als een onderdeel goed uitkwam werd het sterk benadrukt maar paste het niet dan stoorde men zich niet aan de afgesproken rechtsorde. Besluiten bij meerderheid genomen werden genegeerd, zonder de afgesproken rechtsgang in te slaan. We geven enkele voorbeelden van dwalingen en gerelateerd independentistisch gedrag.

 

Dwalingen 1

Ds. L.E. Oosterhoff – Algemene verzoening

 

Leer

Volgens ds. Oosterhoff, verbonden aan GKv Beverwijk, zou Christus voor álle mensen (iedereen) zijn gestorven. Hij baseerde dat op Rom. 5:18[2]. Later beperkte hij dit tot 'iedereen in de gemeente', gelovig of ongelovig. Weliswaar wilde hij niet zeggen dat ieder zalig zou worden - hij maakte onderscheid tussen verwerving en toepassing van Christus heil. De predikant kwam hiermee in strijd met HC zondag 17 en DL II/8[3]   


Ook tastte de predikant de leer van de doop aan. De doop zou niet alleen 'betekening en verzegeling' van Gods beloften zijn maar ook wérkelijkheid voorafgaande aan het geloof. Maar Gods gaven hebben gelovigen in Christus, d.w.z. ze worden hen persoonlijk toegeëigend door het geloof in Hem.

 

Gevolgen

De kerkenraad besloot dat de ambtsdienst van de predikant zo niet kon worden voortgezet, wendde zich eerst tot de genabuurde kerk van Haarlem en daarna tot de classis Haarlem. Deze beide weigerden echter de kerkordelijke medewerking. De valse leer was, kort gezegd, 'niet erg genoeg'. Ook de Particuliere Synode (PS) van Noord-Holland kwam tot dezelfde conclusie en liet de predikant zijn volle ambtsrechten behouden. De kerkenraad van Beverwijk was inmiddels 'in doleantie' gegaan.
 

Maar de generale synode (GS) van Rotterdam-Delfshaven 1964/65 sprak uit dat de leringen van ds. Oosterhoff in strijd waren met de Schrift en de belijdenis en dat de kerkenraad terecht zijn predikant schorsenswaardig achtte. En ook dat de dolerende kerk van Beverwijk in het verband van kerken diende te worden ontvangen, hetgeen tot dan toe geweigerd was door de classis Haarlem.

 

De classis Haarlem ontving nu de kerk van Beverwijk. Maar … de PS Noord-Holland veroordeelde de classis hiervoor, en negeerde het besluit van de GS verder. Hetzelfde lot ondergingen de latere besluiten van de GS Amersfoort-West.
En ds. Oosterhoff werd door de kerken die zich vertegenwoordigd achtten in PS 'Wormer' gehandhaafd in volle rechten!

 

Dwalingen 2

Ds. G. Visee en ds. J.O. Mulder – De Tien Geboden vervallen

 

Leer

Deze predikanten van de GKv te Kampen leerden dat evenals de ceremoniële, burgerlijke en zedelijke wetgeving, ook de Tien Geboden met de komst van Christus als positieve wet van God waren vervallen. Wij zijn vríj van de wet, vrij van de vloek van de wet - en vrij van de eis de geboden 'naar de letter te volbrengen'.
Deze vrijheid betekende volgens de predikanten geen losbandigheid maar wel dat je de geboden nieuwtestamentisch moest 'vertalen'. Dat had consequenties voor o.a. de zondagsheiliging volgens het vierde gebod.
Maar de Schrift en de belijdenis leren anders[4].

 

Maar nog andere zaken speelden een rol in deze kerk die een bijzondere positie innam gezien het feit dat de Theologische Hogeschool ook zetelt in deze plaats.

Ds. Visee en de hoogleraren Jager en Veenhof betoogden al in 1962 dat bij openbare belijdenis alleen maar instemming met de twaalf artikelen werd betuigd en niet met inhoud van de drie Formulieren van Eenheid. Dit in duidelijke tegenspraak met bijvoorbeeld art. 61 (nu 60) van de kerkorde waar de toegang tot het Avondmaal wordt gebonden aan de gereformeerde belijdenis.
Trouwens deze binding kwam in toenemende mate zélf in discussie. Prof. Jager:

 

'We moeten rustig kunnen spreken over verschillende zinnen of paragrafen van de Belijdenisschriften, die tot de "rimpels en vlekken" behoren. Dat geldt ook voor ds. Oosterhoff'.
 

En, schrijft hij (hoogleraar aan de Theologische Hogeschool!),
 

'Misschien zou ik in de "synodale kerk beter terecht kunnen. Misschien ook niet. () Men neemt het "verband" maar op de koop toe. Wellicht geldt dat hier en daar hetzelfde van de hervormde kerk'.[5]

 

Ook werd door deze kerk de dwaalleer van ds. B. Telder (zie hieronder) in bescherming genomen en onder meer uitgedragen in een catechisatieboekje.

 

Gevolgen

De opvattingen van predikanten over de Wet van de Here worden door de PS Overijssel veroordeeld. En hoewel de GS Hoogeveen 1969/1970 allerlei feilen van de PS aanwijst komt zij toch tot het oordeel dat hun leringen de eenheid van het ware geloof en de band aan de gereformeerde belijdenis aangetast heeft.

Ook veroordeelde de synode het in bescherming nemen van de leer van Telder. De kerkenraad derailleerde van het spoor der waarheid en maakte de gemeente weerloos in de strijd van de geesten.

De synode constateerde verder dat op de achtergrond een voortdurend ageren was tegen het samenleven volgens de regels van het kerkverband en tegen de plaats en de zeggenschap van meerdere vergaderingen.

 

Het gevolg is geweest dat de kerk van Kampen op 21 juni 1967 scheurde. Dat was niet alleen voor de Kamper kerk ingrijpend maar had ook grote gevolgen voor de Hogeschool.

  

Dwalingen 3

Ds. B. Telder en ds. C. Vonk - Tussentoestand

 

Leer

Al voor de zestiger jaren ontkende ds. B. Telder van Breda dat gelovigen bij hun sterven naar de Heere gaan. Er zou een soort 'tussentoestand' tussen sterven en wederkomst zijn waarin de gestorvenen niets weten. Zij slapen als het ware en worden plotsklaps weer wakker als Christus komt. In 1960 publiceerde hij zijn dwaalleer in een boek getiteld Sterven … en dan?
In dat boek blijkt hij ook niet te willen weten van een onderscheid tussen lichaam en ziel waarbij de laatste blijft voortbestaan na de lichamelijke dood. Er is dus geen voortzetting van het eeuwige leven. Er is alleen 'de vaste hoop' op de erfenis in Christus.

 

Ook ds. C. Vonk van GKv Schiedam sloot zich in krasse woorden bij deze leer aan. De 'doden weten niets' leerde hij. De leer dat kinderen van God bij hun sterven naar de hemel gaan noemde hij 'de oudste leugen van de Satan'.

 

Maar deze leer betekende een duidelijke afwijking van de Schrift en de belijdenis[6] en kon dus niet worden getolereerd.

 

Gevolgen

De classis Noord-Brabant/Limburg wees in eind 1961 bezwaren tegen de leer van deze predikant af. Het zou slechts om 'meningsverschillen' gaan die in een publieke discussie wel konden worden opgelost. Van ds. Telder en zijn medestanders werd 'met vreugde' vastgesteld dat ze geen valse leer verkondigden.
Maar de PS oordeelde anders, Telder c.s. kwamen in strijd met de Schrift en de belijdenis. Echter de classis gaf geen gehoor en ging ook niet in revisie…

 

Inmiddels was ook in Breda een breuk in de kerk ontstaan doordat de meerderheid van de kerkenraad niet onvoorwaardelijk de belijdenis als Schriftuurlijke grondslag voor het kerkelijk leven aanvaardde. De 'minderheidskerk' werd echter niet door de classis aanvaard, ook niet na duidelijke uitspraken van de PS van het zuiden en de GS Amersfoort-West 1967. Men bleef zijn eigen gang gaan en luisterde niet naar de broederschap.

 

Independentisme

 

Hierboven hebben we al diverse keren gezien hoe predikanten, kerkenraden en meerdere vergaderingen zich nauwelijks of niets gelegen lieten liggen aan het kerkverband en zijn besluiten. Deze independentistische tendens werd krachtig gestimuleerd en ondersteund door predikanten als ds. K. Doornbos, GKv Wormer en ds. H. Brink te Krommenie. Kerkverband? Het begrip komt niet in de Bijbel voor en ook niet in de kerkorde, beweerde ds. Doornbos. Ieder is dus vrij om deel te nemen van kerkelijke vergaderingen of haar besluiten wel of niet uit te voeren. Dat K. Schilder had betoogd dat Christus ook voor het kerkverband zijn bloed had vergoten vond hij afgoderij ermee.

Doornbos' jarenlange ondermijning van kerkelijk samenleven zou m.n. in Noord-Holland zijn uitwerking niet missen. Daarbij kwamen zijn afkeer van de belijdenis en beoefening van theologische wetenschap.
 

Door sommigen (als bijvoorbeeld ds. M.R. van der Berg) was zelfs het willen hébben van een kerkorde al een teken dat men zich niet geheel aan Christus en zijn Woord toevertrouwde. Een bindende kerkorde betekende volgens hem, 'een poging onzerzijds om Christus en de Heilige Geest aan een ketting van menselijke inzettingen te leggen'.

 

Ambtsindividualisme

 

Met independentisme gaat vaak ambtsindividualisme gepaard. Predikanten die hun eigen gang gaan omdat ze menen alleen verantwoording aan God verschuldigd te zijn. Kom niet aan 'door God gekroonde hoofden', zou ds. C. Vonk zeggen. Ambtdragers op een voetstuk dus. Enkele voorbeelden.

 

De kerk van Breda onderhield de christelijke feestdagen (als bepaald in KO art 67) niet meer. De kerkelijke huwelijksbevestiging werd afgeschaft. Ambtdragers traden niet meer periodiek af. Men verzette zich tegen kerkvisitatie. Een eigen ondertekeningsformulier werd ingevoerd. En dat alles zonder overleg met zusterkerken.

 

Ds. H. Eenhoorn van Zwijndrecht-Groote Lindt wilde niet preken op christelijke feestdagen en deed dat dus metterdaad ook niet. Hij weigerde zich te verantwoorden over zijn bezwaren tegen de Dordtse Leerregels en HC zondag 22 - kwam gewoon niet op kerkenraadvergadering met visitatoren.
Toen hij tenslotte werd afgezet erkenden de kerken van Papendrecht en Gorinchem dit niet. Ze vaardigden niet meer af naar de classis en gingen ook niet in appel bij de PS.

 

Conclusie

 

Het jonge kerkverband dat zoveel strijd had moeten leveren tegen dwaalleer en machtsmisbruik in de sGK was nu zelf in grote turbulentie gekomen. De giftige cocktail, valse leer en independentisme waarvan we beknopt een maar beperkt aantal belangrijke voorbeelden de revue konden laten passeren, duwde de kerken meer en meer naar de rand van de afgrond. Het kerkelijk samenleven was een kruitvat geworden.
En de lont brandde al …

 

Maar voor we daar aandacht aan gaan geven, eerst nog een andere zaak van groot gewicht, de zgn. doorgaande reformatie. Want ook die is een belangrijk factor geweest in het kerkelijk leven van de zestiger jaren en kreeg 'een bepaalde belichting' op het symposium!

 

Wordt vervolgd

  

NOTEN

[1] In feite is er nog een tweede uitzondering, namelijk als een besluit strijdt met een onderdeel van de kerkorde zelf.

[2] Rom. 5:18: Derhalve, gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. In het Grieks betekent alle hier allerlei, vergelijk Hand 22:15.

[3] Christus heeft 'door zijn opstanding de dood overwonnen, om ons te doen delen in de gerechtigheid, die Hij door zijn dood voor ons had verworven'. Zie ook het prachtige geloofsartikel II/8 van de Dordtse Leerregels.

[4] Zie o.a. Rom. 3:31, 7:7, 22/ Ef. 6:2; Heb. 8:10; HC zondag 33 v/a 91, 115.

[5] Opbouw, 11 april 1969, geciteerd via De Vrijmaking in het vuur.

[6] HC zondag 22 v/a 57 leert dat '…mijn ziel na dit leven van stonde aan tot Christus haar Hoofd zal worden opgenomen…'. De Schrift laat dat ook zien in o.a. Joh. 3:16, 36; 5:24, 25, Joh. 11:25, 26, Fil. 1: 21-15.