Printen

Kerk als instituut

 

N. van Dijk

20-09-14

 

Uit een onlangs gepubliceerd rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau ‘Geloven binnen en buiten verband’ kwam naar voren dat de kerk in onze dagen voor velen niet langer relevant is. Nog maar tien procent van de Nederlanders gaat wekelijks naar de kerk. Volgens de socioloog prof. dr. Joep de Hart (die het onderzoek leidde) betekent dit niet dat de mensen die niet meer naar de kerk gaan areligieus geworden zijn. De kerk als instituut is volgens hem voor velen niet langer meer in beeld, er is wel veel religieuze en spirituele belangstelling gekomen, waarbij mensen geen kerk denken nodig te hebben. Zij noemen zich liever spiritueel dan religieus.

 

In een artikel in het ND, wat een bewerking was van een bijdrage aan het EO Radio Symposium ‘Kerk in verval… of in verandering. Van 2 keer per zondag naar 2 keer per maand’, schreef Wim Dekker (docent aan de CHE): “Religieus shoppen leidt ertoe dat je op enig moment ontdekt dat je niet eens meer weet of je nog wel christen bent”. Op de hogeschool vraagt Dekker altijd aan studenten van welke kerk ze lid zijn. Steeds vaker krijgt hij het antwoord dat ze zich aan het oriënteren zijn en op zoek zijn naar een kerk die bij hen past.

 

“Een kerk is nu een verkooppunt geworden van geloofservaringen, op zoek naar afnemers, ze doet aan klantenbinding. Tijdens een kerkenraadsvergadering gaat het niet over God, maar over: Wat werkt nog? Predikanten worden beoordeeld als voetbalcoaches. De tale Kanaäns is ingewisseld voor marketingtermen”.

 

Er is sprake van een consumptiecultuur, trends volgen elkaar snel op.

 

“Kenmerkend voor een consumptiecultuur is vervreemding, waarbij zowel de consument als de aanbieders, gelovige en kerk, steeds verder bij hun identiteit vandaan raken. Bij God, als wij het over de kerk hebben. Wij, die al shoppend religieuze ervaringen bij elkaar kopen, zonder duurzame binding, ontdekken op enig moment dat wij niet eens meer weten of wij nog wel christen zijn. Wij weten eigenlijk niet meer wie wij zijn” (aldus de Joodse socioloog Zygmunt Bauman).

 

Ook in de GKv blijft de kritiek doorgaan op de kerk en de vormgeving van de erediensten. Zo vraagt David Heek (theoloog) zich in een artikel in het ND af waarom vooral gereformeerden toch zoveel moeite hebben met de ‘ervaringen van dit moment’. Gereformeerden vieren volgens hem hun leven met de Heer niet uitbundig en gereformeerde kerkdiensten worden vaak als “saaie, emotie- en fysiekloze bijeenkomsten ervaren”. Volgens Heek is het eigenlijke probleem

 

“de angst voor gereformeerden voor het nu, voor de ervaring. Ik zeg niet dat God niet in gereformeerde samenkomsten aanwezig is. Maar duwen we God niet weg in het verleden of de toekomst? Zijn we stiekem niet bang voor God die ons nú wil raken? Zou dat niet de reden zijn waarom gereformeerden in het nu van hun kerkdiensten niet uitbundig durven te zijn?”

 

Onlangs trokken vier christenen (Otto Kamsteeg, Herman Wegter, Reinier Sonneveld en Karel Smouter) door Nederland om te onderzoeken hoe het christendom toekomst kan hebben. Ze willen geen voorgekookte antwoorden. Stevo Akkerman (journalist bij dagblad Trouw) adviseert:

 

“Gooi als kerk de dogma’s en waarheden de deur uit. Ik zou willen dat gelovigen wat terughoudender waren met zeggen ‘God zegt dit en God zegt dat’. Dat ontneemt mij het zicht op de hemel”.

 

Reinier Sonneveld was tevreden over het verloop van de eerste avond: “Hoe het nieuwe christendom vorm moet krijgen weet hij nog niet”. Of, zoals de vragensteller het verwoordde:

 

“Sommige gesprekspartners vroegen zich af of ze Jezus eigenlijk wel moeten volgen, maar ach we hadden in ieder geval een leuk gesprek, misschien is dat ook wel typisch iets voor de kerk”.

 

Een ander die mocht zeggen hoe het nieuwe christendom er uit moest zien en wat het achter zich moest laten, was Ingemar Francisca, een alleenstaande moeder van vier kinderen, pedagoog, mediator, inspirator en verzoener. Ze pleitte voor een samenleving van saamhorigheid. Voor haar is het hebben van een verzoenende grondhouding wezenlijk. Wat het christendom achter zich moet laten is “uitsluiting op basis van religieuze overtuiging, geaardheid, huidskleur en/of sekse”.

Nog een gesprekspartner, Paul Visser, predikant van de Noorderkerk (Protestantse Kerk) in Amsterdam ontdekte steeds meer dat God anders is dan vaak binnen de kerk is en wordt gedacht.

 

“Hij duikt op in een context waar Hij wordt verworpen. Die steeds terugkerende ervaring leert me de Schrift anders lezen. God is onder ons in een liefde die zich laat vertrappen en toch niet van ophouden weet. Bij dit verhaal maakt het niet meer uit wie je voor je hebt, kerkelijk of onkerkelijk. Is het kenmerkende van de Levende ook juist niet dat Hij ‘zonder onderscheid van de persoon’ te werk gaat? Wat ik hoe langer hoe liever achter me laat is een te massief en gesloten kerkelijk instituut waarbinnen het evangelie wordt opgesloten om alleen gedeeld te worden met ‘insiders’ en waardoor de dynamiek van Gods zoekende liefde wordt verlamd”.      

 

Verval, verootmoediging en verandering. Prof. dr. A. Baars noemt dit woorden die de laatste jaren steeds terugkeren als het gaat om de kerk. In zijn artikel ‘Zichtbare kerk in gevaar’ (RD, 17 mei) noemt hij ook het radiosymposium ‘Is de kerk in Nederland in verval of in verandering?’

In  een lezing, gehouden voor ForumC, roept Roel Kuiper op om te stoppen met ons over te leveren aan de vanzelfsprekendheid van een secularisatieverhaal dat onze eigen neergang voorspelt.

 

“Dat is ondankbaarheid voor veel zegen die er is, het maakt blind voor veel moois dat intussen in onze samenleving gebeurt, het ontmoedigt mensen die met vreugde in Gods koninkrijk aan het werk zijn en het doodt alle creativiteit om het christelijk geloof opnieuw vorm te geven in onze tijd. Laten we uit de ban komen van dit secularisatieverhaal en onszelf bevrijden”.

 

Prof. Baars meent dat het niet goed is om al te stellig te zeggen dat de Kerk niet in verval is. Hij noemt de onzichtbare en de zichtbare kant van de Kerk. En deze zichtbare Kerk kan door het menselijke en zondige dat daar gebeurt wel degelijk vervallen en zelfs verdwijnen. De kerken in bv. Klein-Azië zijn nu vervallen en voor het grootste deel verdwenen.

 

“De Heere kan bepaalde gebieden  - vanwege eigen schuld- ook verlaten om Zijn werk in andere delen van de wereld voort te zetten en Zijn Kerk daar te bouwen. En als God weggaat, dan is Hij weg. Zonder pessimistisch te willen zijn; dit laatste punt verdient serieuze bezinning met het oog op de kerkelijke situatie in Nederland”.

 

Baars waarschuwt voor de afval van binnenuit. Als het goed is moet een christen ‘geheel anders’ zijn. “Al te veel hebben wij ons door de wereld op sleeptouw laten nemen en zijn wij niet voor de wereld geweest wie we moesten zijn”. Ook klinkt tegenwoordig steeds nadrukkelijker dat de kerk moet veranderen onder druk van de veranderende tijdsomstandigheden. Baars noemt het onmiskenbaar dat de kerk door de tijden verandert.

 

“Zij moet midden in haar tijd staan en in prediking, pastoraat en catechese zo dicht mogelijk bij het hart en in het leven van de hoorders komen. Wanneer een kerk weigert dat te doen verstijft ze tot fossiel of sterft ze. Daarom zal de kerk vandaag de dag scherp moeten letten op veranderingen in de samenleving, de cultuur, de beeldcultuur en de manier van denken, leven en beleven. Ze zal daar op een Bijbelse manier mee willen omgaan. Dat kan betekenen dat ze in verzet gaat tegen de tijd, omdat ze weigert de kostbare schat van Schrift en belijdenis op te geven”.

 

Prof Baars waarschuwt voor de ‘nerveuze veranderingsdrift’ die vandaag veel kerkelijk leven in zijn greep heeft.

 

“Laten christenen eerst eens rustig kijken naar wat Schrift en belijdenis zeggen. En als het gaat om traditie, laten de kerken dan eerst zorgvuldig nagaan hoeveel goeds en krachtigs daarin nog schuilt. Bovendien zijn er dingen in de kerk die onvervangbaar zijn. Een Bijbelkring door de week kan de plaats van de kerkdienst – en zeker van de leerdienst – niet innemen, om maar iets te noemen”.

 

Aan het eind van zijn artikel citeert hij de hervormde theoloog Van Ruler (1908-1970): ‘Je moet geen nieuwe schoenen kopen als je oude nog niet versleten zijn’.

 

“Vandaag lopen kerken het gevaar nog lang niet versleten schoenen, die bovendien goed ingelopen zijn, weg te gooien. In plaats daarvan kopen ze de modeschoentjes van de waan van de dag en gaan daarmee verder. De gevolgen zijn voorspelbaar: je krijgt er alleen maar blaren van en je struikelt. Want als een kerk zich van haar Bijbelse en historische wortels lossnijdt, wordt ze dodelijk vermoeid, verdort en sterft ze, volgens Mattheüs 13:5”.