Ethiek

Uit de kerken

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Dalfsen op weg naar de ware oecumene (2)

Zorgvuldig en nauwgezet onderscheiden


A. Velthuis
28-01-12

“Want Gods medearbeiders zijn wíj. Gods akker en Gods bouwwerk bent ú.”
(1 Kor. 3:9, HSV)

 

Uitgezet beleid

De ambtsdragers die in Dalfsen opriepen tot vrijmaking hebben zich gerealiseerd dat hun daad een breuk betekende met het kerkverband van de GKV. Maar tegelijk waren zij ervan overtuigd dat deze breuk geen breuk met de kerk van Christus was. Dit hebben we gezien in het eerste artikel in deze serie. Gelijk bij hun vrijmaking verklaarden de ambtsdragers eenheid te zoeken met allen die staan op het fundament van Schrift en belijdenis. Hierin wisten zij en de gemeenteleden die hen volgden zich geroepen om mee te willen werken aan de wettige stroom van Zijn kerkvergaderend werk in Nederland. In de verklaring die zij uit deden gaan, verwoordden zij dit als volgt:

 

“Het is ons hartelijke voornemen alles in het werk te stellen om tot eenheid te komen met allen die Christus willen volgen en daadwerkelijk willen staan op het fundament dat Hij gelegd heeft, het Woord van apostelen en profeten. Wij hopen, door Gods genade, weer te mogen staan in de ruimte van de katholieke kerk.”

 

Hierin spreekt een diepe afhankelijkheid van de Koning van de kerk. Alleen Hij kan die felbegeerde eenheid geven. Het is onze taak en roeping om eenheid te zoeken maar alleen Hij kan daarover Zijn zegen geven. De later geïnstitueerde kerkenraad heeft, na hierover gesproken te hebben met de gemeente, zich allereerst gericht op gesprekken met DGK en de GKN, in het volle besef dat Dalfsen niet zomaar even een eenheid kan bewerken tussen beide verbanden. Wel zag en ziet de kerkenraad van Dalfsen een roeping om, waar mogelijk, hieraan bij te dragen. Het kerkenraadsbeleid hierover is als volgt verwoord:

 

“Het is onze taak en roeping om als het maar enigszins kan mee te werken aan en te streven naar eenheid van allen, die omdat zij op hetzelfde fundament staan, bij elkaar horen.”

 

Alle ambtsdragers schaarden zich achter dit beleid, wat een uitvloeisel was van hetgeen hierover in de verklaring van de drie ambtsdragers was opgesteld. Ook dit getuigt van een bescheiden en afhankelijke houding. Als het maar enigszins kan wil Dalfsen een bijdrage leveren aan eenheid van allen die bij elkaar horen. Welke kerkenraad wil dit niet?

Maar het is niet zo dat het mee willen werken aan die eenheid het enige doel van de gemeente is geworden. Alsof Dalfsen eerst die eenheid even wilde bewerken om pas dan kerkverbandelijke eenheid aan te gaan. Telkens is het beleid er op gericht geweest om zo mogelijk aansluiting te vinden bij een kerkverband. Maar dan wel op Schriftuurlijke gronden. En dat vergt zorgvuldig onderzoek en tijd. Van meet af aan heeft de kerkenraad zich niet willen laten leiden door allerlei geruchten en onbewezen vooroordelen. De kerkenraad besloot zelf nauwkeurig onderzoek te verrichten om zo tot een weloverwogen besluit te komen met welke kerk de eenheid gezocht diende te worden. En dat houdt ook in een onderzoek naar de fundamenten én het bouwwerk van de kerk.

 

Dat allereerst de aandacht uitgegaan is naar DGK en de kerken van het voorlopig kerkverband (de latere GKN) ligt voor de hand. Want de broeders en zusters in beide kerkverbanden behoorden tot 2003 immers nog tot de GKV. In die zin dus broeders van hetzelfde huis waarmee Dalfsen begeerde de eenheid te vinden. Tegelijk lag daarin ook de moeite want beide verbanden trekken gescheiden op. Daarom is het goed om eerst naar de ontstaansgeschiedenis te kijken van deze kerken.

 

De Gereformeerde Kerken (hersteld) in Nederland (DGK) worden gevormd door gemeenten die zich in 2003 en navolgende jaren hebben vrijgemaakt van de GKV.

Bestuderen we de gronden voor de vrijmaking van 2003 en navolgende jaren dan is daar grote herkenning vanuit Dalfsen gezien. Wel zijn er naast overeenkomsten ook verschillen aan te wijzen.

 

De GKN zijn ontstaan door afscheiding van de DGK: de gemeenten Zwijndrecht en Hardenberg (De Matrix) die later, eind 2009, samen met Kampen-Ichthus een nieuw kerkverband stichtten. De ontstaansgeschiedenis van dit kerkverband ligt dus (grotendeels) in een afscheiding van DGK.

Bij het kerkverband van de GKN hebben zich later ook de uit de GKV vrijgemaakte gemeenten te Assen en Goes gevoegd alsmede de van DGK afgescheiden gemeenten van Zwolle (De Vijverhoeve) en Veenendaal. Later hebben zich ook nog de broeders en zusters gevoegd die zich onttrokken hebben aan de Gereformeerde Kerk (dolerend) te Dalfsen.

 

Zoals al is aangegeven werd het onderzoek van de kerkenraad door het gescheiden optrekken van deze kerkverbanden er niet gemakkelijker op. Vandaar ook dat besloten is om met DGK en het voorlopig kerkverband (GKN) gesprekken aan te gaan om enerzijds zorgvuldig onderzoek te doen naar fundament en bouwwerk van deze kerken en anderzijds om te komen tot kerkelijke eenheid. Om zo samen te bouwen op het fundament dat eens door de apostelen zelf gelegd is. Deze gesprekken zijn, op uitnodiging van deze kerkverbanden zelf, begonnen in juni 2010.

 

Het contact met de GKN

Wat allereerst opvalt in het gesprek met de GKN is dat deze kerken zich herkennen in de “Verklaring van kerkelijke stappen om gereformeerd te blijven” van Dalfsen. GKN kan zich vinden in deze verklaring en heeft  dezelfde zorgen m.b.t. de GKV. Met dankbaarheid is hier door Dalfsen kennis van genomen. Ook is de wens uitgesproken om te komen tot kerkelijke eenheid en dat Dalfsen ziet dat de GKN wil staan op hetzelfde fundament. Tegelijk is ook aangegeven dat Dalfsen een verkennende bespreking heeft gehad met de commissie kerkelijke eenheid (CKE) van DGK.

 

Broeders en zusters hebben vanuit de GKV verschillende routes naar de GKN gevolgd. Er waren broeders en zusters die in 2003 al braken met de GKV. De kerk van Kampen is uit de GKV gestoten na een lange appèlgang tegen de onrechtmatige afzetting van haar predikant. Ook Dalfsen is er van overtuigd dat hier onrecht is gepleegd. De zaak  vormde één van de vrijmakingsgronden in Dalfsen.

Over gemeenten die zich van DGK afgescheiden, werd opgemerkt dat ieder van deze kerken op een eigen moment en wijze moeite kreeg met DGK. Deze moeiten spitsen zich toe op punten, die van de zijde van de GKN aangeduid worden als: kerkvisie (versmalling art. 28 NGB), kerkelijke censuur over ambtsdragers, moeite met de kerkregering, hardvochtig handelen en het proeven van een klimaat van radicalisme.

 

Verder is gesproken over de vorming van het kerkverband van de GKN. Is dit een vast verband of is het nog een voorlopig kerkverband zoals de GKN zich in eerste instantie gepresenteerd heeft? De GKN kan door het kleine getal van kerken (nog) niet voldoen aan de kerkorde en daarom willen deze kerken elkaar (nog) niet binden door bijvoorbeeld het houden van een synode. Later zal wel bekeken worden welke synodebesluiten van de GKV te handhaven zijn. Op de vraag van Dalfsen of de positie van de GKN ten opzichte van de GKV beschreven is, wordt geantwoord dat de vrijmaking van Hardenberg (De Matrix), Zwijndrecht en Zwolle (De Vijverhoeve) die positie markeert. De vierde gemeente (Kampen) heeft zich, naar buiten toe, alleen uitgesproken over haar eigen situatie.

 

Op de vraag van de GKN hoe Dalfsen DGK beoordeelt, antwoordt Dalfsen dat ook zij wil staan op het fundament van apostelen en profeten. Door de GKN wordt dit echter in twijfel getrokken. De GKN kan geen verband zoeken met DGK omdat het klimaat aldaar niet deugt. Onomwonden werd in de bespreking gesteld dat DGK niet staat op hetzelfde fundament. Kerk, ambt, Heilige Schrift, binding aan de belijdenis en gereformeerde kerkregering zouden in het geding zijn. Wanneer Dalfsen daar anders over denkt is er ook een kloof tussen de GKN en Dalfsen, zo werd opgemerkt, en zit Dalfsen niet op het oecumenische spoor.
Tot zover het gesprek.

 

Hier doet zich de belangrijke vraag voor of Dalfsen van meet af wel oog heeft gehad voor verschillen tussen de GKN en DGK. Echter vanuit Dalfsen is telkens gesteld dat door de scheuringen en afsplitsingen van DGK de kerkelijke situatie gecompliceerd is geworden. Dalfsen was niet betrokken bij de conflicten in de gemeenten Zwijndrecht, Bergentheim/Bruchterveld en Zwolle. Daarom besloot Dalfsen gesprekken aan te gaan met beide kerkverbanden om op deze wijze eerlijk onderzoek te doen naar de achtergronden van de diverse breuken. En wanneer daar, zoals door de GKN gesteld, fundamentele verschillen tussen beide kerkverbanden aan ten grondslag liggen dan dient dit ook aangetoond te kunnen worden. Dat is tot nu toe niet publiek gebeurd.
Maar zulk onderzoek werd door de GKN niet geaccepteerd. Helaas begreep de GKN de achtergrond ervan niet. Terwijl aan het begin van de bespreking juist vanuit de GKN opgemerkt is dat deze gemeenten op eigen moment en op eigen wijze moeite kregen met DGK.

 

Samenvattend, op basis van het gesprek met de GKN kan er enerzijds dankbaar vastgesteld worden dat er herkenning is tussen Dalfsen en de GKN maar anderzijds bleek ook dat de houding ten aanzien van DGK een splijtzwam in de bespreking was. Verschil in taxatie van de gebeurtenissen in de DGK werd door de GKN getypeerd als een kloof. We komen daar in één van de volgende artikelen nog op terug.

 

Het contact met DGK

In de periode van juni t/m september 2010 zijn er drie besprekingen geweest met de Commissie Kerkelijke Eenheid (CKE) van DGK. De reden voor drie besprekingen lag in het feit dat de vooraf opgestelde agenda niet in één avond kon worden afgerond. DGK heeft alweer zeven jaren kerkgeschiedenis geschreven en dit kerkverband is niet gevrijwaard is van moeiten. Er lag dus veel gespreksstof op tafel.

 

Allereerst is ook in dit gesprek naar elkaar de hartelijke begeerte uitgesproken om te komen tot kerkelijke eenheid, onderworpen aan Gods Woord en de belijdenis. Er werd geconstateerd dat DGK en Dalfsen beide op hetzelfde fundament staan: Schrift, belijdenis en kerkorde. Die vormen die basis voor uitspraken van meerdere vergaderingen en functioneren in de levende geloofsgemeenschap.
Vervolgens is uitvoerig gesproken over de taxatie van de vrijmaking van 2003/2004 door Dalfsen. Vanuit Dalfsen is naar voren gebracht dat een afscheiding voor hen toen nog te vroeg was. Zij zag in 2003 nog mogelijkheden binnen de GKV om tegen de ontwikkelingen in te gaan en wisten zich nog niet geroepen om te komen tot vrijmaking. Als DGK van Dalfsen  vraagt om over 2003 exact dezelfde overtuiging te hebben dan gaat dat te ver.

Dit punt heeft uiteindelijk geleid tot een vraag van Dalfsen aan de synode van DGK die op dit punt concrete uitspraken heeft gedaan. De taxatie van dit synodebesluit wordt in deze artikelenserie achterwege gelaten om dat over dit punt al veel geschreven is. Hierbij valt te denken aan de serie: “Ruimte in DGK” van br. D.J. Bolt van het internetmagazine één in waarheid en de publicaties in het kerkblad De Bazuin van DGK. In de latere gesprekken heeft Dalfsen uitgesproken in 2003 ook de hand van de Here te zien hoewel zijzelf zich pas in 2010 geroepen wisten om te komen tot vrijmaking. Er bleek ruimte te zijn voor verschillende visies op de gronden voor afscheiding. DGK en Dalfsen blijken op dit punt tot elkaar genaderd te zijn.

 

Door DGK is gevraagd of Dalfsen ook onderzoek doet naar de afgescheiden groeperingen die later het kerkverband van de GKN hebben gesticht. Dalfsen stelde dat dit voor haar een complexe zaak is waarbij het zeer moeilijk is een oordeel te vormen. Voor zover zij nu kan overzien, zijn er geen fundamentele leergeschillen tussen de GKN en DGK. Vanuit DGK werd hier tegen ingebracht dat bijvoorbeeld de Vijverhoeve gemeente (Zwolle) de DGK publiek beschuldigt van het verkondingen van dwaalleer terwijl de betrokken ambtsdragers hun plicht verzuimden door hun moeiten niet voor te leggen aan de meerdere vergaderingen.

Ook over dit punt is al veel geschreven, zie de brochure van De Vijverhoeve gemeente: “De Reformatie van de kerk en het Evangelie van vrije genade” en een uitgave van DGK Zwolle: “Weerlegging” waarin de beschuldigingen worden afgewezen en opgeroepen wordt tot bezinning en wederkeer.

 

In de gesprekken kwam ook Kampen-Ichthus aan de orde omdat de onrechtmatige afzetting van haar predikant voor Dalfsen één van de vrijmakingsgronden was. DGK stelde de vraag of de afscheiding aldaar tot stand kwam om vermeend onrecht of op geestelijke gronden. Hierop is geantwoord dat deze gemeente een eigen ontwikkeling heeft doorgemaakt maar dat alles erop wijst dat men in Kampen dezelfde moeite heeft met de kerkelijke ontwikkelingen in de GKV. In haar voorganger herkent Dalfsen een klassiek gereformeerde predikant.

 

Uitvoerig is gesproken over de onderliggende oorzaken van de moeiten en breuken binnen DGK. Volgens  DGK gaat  het ten diepste  om principiële verschillen en het ontbreken van geloofsgehoorzaamheid. Op dit punt heeft Dalfsen gevraagd of de moeiten ook niet voor een deel gevoed zijn door een vorm van rigorisme welke met name uit artikelen in De Bazuin zou spreken. En ook of er niet een vorm van hardheid is in de besluiten waarmee de opbouw en vrede in de kerken niet gediend is. Hierbij is door Dalfsen gewezen op Galaten 6:1:

 

“Broeders, ook als iemand onverhoeds tot enige overtreding komt, moet u die geestelijk bent, zo iemand weer terechtbrengen, in een geest van zachtmoedigheid.” (HSV).

 

Verder is gesproken over de wijze van schorsen in de gemeente van Bergentheim/Bruchterveld. De CKE (Commissie Kerkelijke Eenheid) gaf aan dat het moeilijk kan oordelen over de moeiten in de classis Noord-Oost. Maar zij meent wel dat afhankelijk van de situatie en urgentie het mogelijk is dat een minderheid in een kerkenraad de meerderheid schorst.
In de latere evaluatie van de besprekingen heeft Dalfsen vastgesteld dat het niet aan haar is om hier een kerkelijke uitspraak over te doen.

 

Tenslotte is uitvoerig gesproken over mogelijke contacten tussen DGK en de GKN. Voor DGK ligt  dit moeilijk  omdat er door de verschillende GKN kerken voorwaarden vooraf gesteld worden. Daarbij komen de recente schorsingen in de gemeente van Zwolle waaruit De Vijverhoeve gemeente is ontstaan. De vraag is hoe vruchtbaar zo’n gesprek dan nog kan zijn. Maar toch werd vanuit DGK naar voren gebracht dat als de basis voor een gesprek de Schrift en de belijdenis zijn, DGK bereid is tot spreken met de GKN.

 

Tot zover over het verloop van de contacten met DGK. In een later stadium is opnieuw gesproken met deputaten binnenlandse betrekkingen van dit kerkverband. In één van de volgende delen van deze artikelenserie zal daarover meer inhoudelijk gezegd worden. Maar in de volgende artikelen zal eerst stilgestaan worden bij de moeiten in de eigen gemeente en het verdere contact met de GKN.

 

Wordt vervolgd