Ethiek

Kerkrecht

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

De Herziene Kerkorde - Commentaarbrief aan kerkenraden

 

Aan de kerkenraad van de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt ter plaatse.

 

Drachten, 9 april 2015

 

Geachte broeders,

 

U hebt van het deputaatschap Herziening Kerkorde een brief ontvangen waarin getracht wordt de bezwaren die er leven tegen de nieuwe kerkorde, de Herziene Kerkorde (HKO, of Kerkorde 2014), te ontzenuwen. De brief, dagtekening Rijnsburg/Hattem 30 maart 2015, gesigneerd door ds. P. Niemeijer en br. P.T. Pel, gaat gedetailleerd in op de Brandbrief aan kerkenraden die wij u eerder stuurden.

We zijn blij met de brief van deze broeders want het geeft ons gelegenheid hun argumenten te wegen en de zaken waarom het gaat nog eens duidelijk tegen het licht te houden. Is er nu overeenstemming?

 

Wat wij hier bieden is het volgende.

We beginnen met een gelijkenis, een zinnebeeldig verhaal Dordraceno of Hiërattum dat kan helpen de moeite beter te begrijpen die we voel(d)en bij de nieuwe kerkorde. U kunt dat ook overslaan en direct beginnen met het volgende onderdeel Commentaar.
Het Commentaar heeft als basis een kopie van de hele deputatenbrief met daar tussengevoegd ons commentaar.

We sluiten af met conclusies.

 

Tenslotte voegen we als bijlage De klauw van het beest toe. Dat geeft wat meer achtergrondinformatie over wat er o.i. gebeurd is bij de overgang van onze oude Dordtse kerkorde naar de Herziene Kerkorde.

 

Als u eerst de originele deputatenbrief wilt lezen kan dat ook, click hier.

De HKO is te vinden op de GKv website, click hier.

 

Wij wensen u Gods Geest toe bij uw beraadslagingen.

Met vriendelijke broedergroet,

 

D.J. Bolt

GKv Drachten-ZuidWest

 


 

Dordraceno of Hiërattum

Een gelijkenis

 

Jaren geleden werd de stad Dordraceno gesticht. De inwoners vonden er rust en vrede. Ze hechtten sterk aan hun zelfstandigheid en waren zeer verknocht aan hun koning. De stad bood ook veiligheid want rondom de stad was een hoge muur die vijanden buitensloot.

De stedelingen hadden zich verplicht elkaar te helpen en te ondersteunen in alle dingen die ze gemeenschappelijk hadden en zaken die ze niet alleen konden verwezenlijken. Daartoe kwam af en toe een stadsvergadering bijeen. Elke straat in de stad mocht één afgevaardigde sturen die deel nam aan de besprekingen en meestemde over te nemen besluiten en voorgestelde plannen. Van de bewoners werd verwacht dat ze de besluiten ook metterdaad uitvoerden. Dat had ieder beloofd. Ze hadden het vastgelegd in de stadsorde.

Wijze mannen hadden de mogelijkheid voorzien van conflicten tussen loyaliteit jegens de vorst en stedelijke ordonnanties. Daarom was er een belangrijke bepaling in de stadsorde opgenomen, de sleutelclausule: in geval een decreet van de stadsvergadering een bewoner in conflict bracht met zijn gehoorzaamheid aan de vorst dan moest de stadsvergadering daarvan verwittigd worden maar hoefde de gewraakte verordening niet te worden uitgevoerd. Ja, de orde stond zelfs toe om de stad te verlaten met alle hebben en houden als zou blijken dat er geen oplossing voor het verschil van inzicht mogelijk bleek. Daartoe had elk gezin in de stad een sleutel van de stadspoort ontvangen. Zo was de zelfstandigheid en geestelijke vrijheid grondig gewaarborgd.

 

De jaren verstreken. De stad werd aanzienlijk uitgebreid, kreeg internationale allures. Een nieuwe naam voor de stad werd voorgesteld: Hiërattum. En de hier en daar verouderde stadsorde moest natuurlijk ook weer bij de tijd worden gebracht. Een groepje hooggeschoolde bestuursrechtdeskundigen boog zich diep over het oude verbond tussen bewoners en samenleving en stelde aanpassingen voor.

Ook de sleutelclausule werd onder de loep genomen. De geleerden vonden die niet meer van deze tijd. Het was hun een doorn in het oog dat iedereen door het bezit van een eigen poortsleutel de stad zomaar kon verlaten. Een independentistisch, een vrijbuitergedrag werd er door bevorderd, vond men.

En daarom namen ze een ingrijpende maatregel. De nieuwe sleutelclausule bepaalde dat de stadsvergadering voortaan de bewoners kon verplichten raadsbesluiten onvoorwaardelijk uit te voeren. En daarom moesten alle gezinnen hun poortsleutel inleveren.
 

Er ontstond hierover nogal wat commotie. Echter men deed wanhopige tegenstanders de suggestie dat ze voortaan bij loyaliteitsconflicten maar moesten aankloppen bij de andere gezinnen in hun straat. Mogelijk konden die iets verzinnen om met hun benauwde geweten te leren leven. Maar de nieuwe clausule bleef zoals die was.

 

Het werd spannend in Dordraceno. Weliswaar was de stadsvergadering geheel akkoord gegaan met de nieuwe orde en had ook de ingangsdatum al vastgesteld, maar er moest nog één essentiële stap worden gedaan in het proces: ieder gezin moest overeenkomstig de oude orde beslissen of het de nieuwe stadsorde zou ondertekenen en de sleutel inleveren, of niet…

De stadsordedeskundigen drongen er bij verontruste gezinnen op aan mee te gaan in de nieuwe orde. En als ze het nu echt nodig vonden, konden ze immers bij de volgende stadsvergadering wel om revisie, herziening vragen? Daarin voorziet de nieuwe stadsorde, betoogden zij. Maar … ieder moest al wel zijn sleutel inleveren! 
 

En dus stond elk gezin voor het dilemma: inleveren of niet, bewoner blijven van Dordraceno of ingezetene worden van Hiërattum, de ultieme eigen geestelijke vrijheid behouden of opgeven!

 

Er is heel wat aan de orde op 1 juli 2015! 

 


 

Commentaar

 

De brief van de deputaten is zwart weergegeven, ons commentaar springt steeds in en de tekstkleur is blauw.

Briefhoofd en ondertekening zijn weggelaten.

 

Betreft: ‘brandbrief’ van br. D.J. Bolt

 

Geachte broeders,

Graag vragen wij uw aandacht voor het volgende.

 

Brief van br. Bolt

Bij de brief van 20 maart 2015 met bijlagen, gericht aan alle kerkenraden, heeft br. D.J. Bolt te Drachten u opgeroepen om de besluiten met betrekking tot de Herziene Kerkorde niet te ratificeren, omdat de Herziene kerkorde (HKO) op twee punten principieel zou verschillen van de huidige kerkorde, door hem aangeduid als DKO.

 

Ten eerste stelt br. Bolt dat in de HKO het ‘tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde’ uit art. 31 DKO is geschrapt. Besluiten van meerdere vergaderingen zoals de synode moeten, aldus Bolt, nu zonder meer door de kerkenraden worden uitgevoerd, ook al menen deze dat ze in strijd zijn met de Schrift of de kerkorde. Art. 31 DKO is hiermee volgens br. Bolt geamputeerd en het gereformeerd kerkrecht is in wezen ingeruild voor een hiërarchische bestuursvorm.

 

Ten tweede voert br. Bolt aan dat voor individuele kerkleden revisie vragen aan de synode van onschriftuurlijke besluiten is uitgesloten. Er was in het gereformeerde kerkrecht altijd gelegenheid rechtstreeks principiële bezwaren tegen het handelen van meerdere vergaderingen in te dienen en dáár gehoord te worden. Door de HKO wordt dat fundamentele recht van individuele kerkleden weggenomen, aldus de kritiek van br. Bolt.

Br. Bolt noemt de synodebesluiten op bovengenoemde punten “niet naar de Schrift” en volgens hem “gaan zij in tegen fundamentele principes van gereformeerd kerkrecht”. Dezelfde opinie valt ook te lezen in artikelen van de hand van br. Bolt op de website www.eeninwaarheid.info.

 

Reactie van deputaten

Deputaten hebben uiteraard kennis genomen van de stukken van br. Bolt en zijn van de kant van verschillende kerkenraden benaderd met vragen hierover. Vandaar dat wij in deze brief een korte reactie geven die we aan alle kerkenraden toezenden, in lijn met onze opdracht om de kerken te dienen met voorlichting over de nieuwe kerkorde. Br. Bolt heeft het recht om zich in een schrijven tot de kerkenraden te wenden, al betreuren deputaten de grote woorden waarmee dit gebeurt. Aangezien echter de inhoud van het schrijven van br. Bolt ook in diverse opzichten misleidend is, achten deputaten

zich geroepen tot een reactie, zodat u als kerkenraden beter kunt beoordelen hoe de zaken zijn.

 

Grote woorden?, ja. Het gaat ook om grote dingen, namelijk of wij als vrije zelfstandige kerken samenleven in een gereformeerde kerkverband óf als geknechte gemeenten leven onder het finale gezag van kerkelijke vergaderingen.

Misleidend? nee. Het is wat jammer dat de deputaten zó hun brief beginnen en gelijk onze brief in een negatief daglicht plaatsen. Maar goed, laat de lezer zich zelf een oordeel vormen over de argumenten van de deputaten en ons commentaar daarop. 

 

Artikel 31 in de KO 2014

Kort voordat br. Bolt zijn brief aan de kerkenraden verstuurde, heeft deputaat mr. Pel een bijdrage geschreven over artikel 31 in de HKO of KO 2014. Deze bijdrage zal verschijnen in het april-nummer van NaderBekeken en biedt een ruimer overzicht van de verwerking van artikel 31 KO in de KO 2014. Want laat één ding duidelijk zijn, anders dan br. Bolt beweert, staat het ‘tenzij’ van artikel 31 KO nog gewoon in de KO 2014.

 

Deputaten vergissen zich. We beweren niet dat het 'tenzij' niet in de HKO/KO 2014 voorkomt maar dat kerkenraden zich daar niet op kunnen beroepen om synodebesluiten (en besluiten van andere meerdere vergaderingen) niet uit te voeren! Dat is het kardinale punt. En bovendien is het 'tenzij' in de HKO (voor individuen) weer geworden 'totdat een kerkelijke vergadering er van kan worden overtuigd. En dat was precies de kernzonde van de synoden ten tijde van de Vrijmaking[1].

 

Wij lichten dit hierna kort toe. Het is handig als u de tekst van de KO 2014 er bij neemt. Die is te vinden o.a. via www.gkv.nl > kerkorde. De KO 2014 maakt in dit verband een duidelijker onderscheid dan de huidige KO tussen (A) het recht van bezwaar, beroep en hoger beroep tegen besluiten van mindere vergaderingen en (B) het recht om revisie te vragen van besluiten van de synode.

 

Recht van bezwaar, etc.

Het ‘tenzij’ van artikel 31 KO staat voor iedereen leesbaar in artikel F73.1 als eerste grond van bezwaar: tegen een besluit van de kerkenraad staat bezwaar open “indien het besluit in strijd is met het Woord van God of het kerkelijk recht”. Dezelfde grond geldt ook in beroep (F76.1) en hoger beroep (F77.1), waarvoor uitdrukkelijk naar F73.1 wordt verwezen. Hierover kan dus geen misverstand zijn.

 

Toch is hier al een essentiële opmerking op zijn plaats. Want de deputaten vermelden niet dat het hier gaat om het individuele kerklid en de behandeling van zijn bezwaar tegen een kerkenraad. Het gaat dus nadrukkelijk niet om bezwaren van een kerkenraad tegen besluiten van een meerdere vergadering, m.n. een synode. En dat is nu juist de kern van het probleem.

 

De KO 2014 heeft daarbij ook geregeld hoe de situatie is tijdens de behandeling van een bezwaar. Een bezwaar leidt niet automatisch tot opschorting van de uitvoering van het besluit, want dan zou je met elk bezwaar alles kunnen ‘lam leggen’. Dat is geen goede kerkelijke stijl.

 

Weer even precies. De HKO stelt heel duidelijk en letterlijk: 'Het indienen van een bezwaar heeft geen opschortende werking', F73.2. Punt. Dus niks het wat afzwakkende 'niet automatisch'. In de HKO is het 'automatisch niet'.

Wel kan de bezwaarde een verzoek doen of de uitvoering van een besluit alstublieft mag worden opgeschort. Maar ook dát verzoek schort de uitvoering van het besluit niet op. En als het verzoek tot opschorting wordt afgewezen en de bezwaarde in beroep gaat bij de volgende kerkelijke vergadering bepaalt de KO weer expliciet: 'Het beroep wordt schriftelijk ingesteld binnen zes weken na verzending van de beslissing op bezwaar en heeft geen opschortende werking', F76.3 (cursief van mij). Maar dat vermelden de deputaten, ook hieronder, niet.

 

Je kunt daarom om opschorting vragen (F73.3) en als de motivering daarvoor deugt, mag je in de kerk verwachten dat er opschorting wordt verleend. Dat is goede kerkelijke stijl in een kerkgemeenschap die zich verbonden weet in eenheid van het christelijk geloof, in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift (A1.1 KO 2014). Niet de daad van het instellen van bezwaar, maar de inhoud van de argumenten moet beslissen.

En mocht in de optiek van de indiener van het bezwaar de opschortende werking ten onrechte niet worden verleend, dan kan hij daarvan ook nog in beroep, voor een tweede beoordeling door een andere instantie (F73.3).

 

Natuurlijk is de inhoud van de argumenten beslissend. Het gaat immers om een zaak waarin Gods Woord in geding is (of strijdigheid met de KO). Maar ook hier komt het er al weer op aan om precies te lezen wat de deputaten beweren. Dat is, dat de uitvoering van een besluit waarvan de bezwaarde broeder of zuster voor zich bewezen acht dat het tegen Gods Woord ingaat pas mag worden opgeschort als de kerkelijke rechtsinstantie overtuigd is van de argumenten.

Maar zo worden de zaken precies op de kop gezet. Een ketters besluit mag niet en nooit worden uitgevoerd omdat het tegen Gods Woord ingaat.
Een kerkelijke vergadering moet niet over de schorsing van uitvoering beslissen maar over aangevoerde argumenten tegen een besluit. Als die argumenten niet deugdelijk zijn dán moet alsnog het besluit worden uitgevoerd.
Dat is het adagium wat in onze gereformeerde geschiedenis altijd weer geklonken heeft en benadrukt is.

 

Als iemand in bezwaar gaat en echt kan duidelijk maken dat een besluit in strijd komt met Gods Woord, zal een kerkelijke vergadering de uitvoering van dat besluit natuurlijk opschorten en de bezwaren tegen het besluit vervolgens zorgvuldig overwegen.

 

Drie opmerkingen.
Als het voor iemand 'echt' duidelijk is dat een besluit in strijd is met Gods Woord dan mag hij het niet uitvoeren, zeiden we al. Dus gewoon opschorten ook al heeft hij een kerkelijke vergadering daarvan nog niet (kunnen) overtuigen.

Verder merken we hier weer dat typisch hiërarchische trekje: 'de kerkelijke vergadering zal de uitvoering natuurlijk opschorten'. Maar het is andersom, de bezwaarde zal 'natuurlijk' niet aan de uitvoering beginnen en in de kerkelijke weg gaan bespreken of zijn argumenten wel of niet valide zijn.

Het is ook een vreemde gang van zaken dat na een toegestane opschorting op basis van Gods Woord 'vervolgens' nog weer zorgvuldig gaat worden overwogen of het besluit tegen de Schrift in gaat. Dan pas? Of dan weer?

 

Vaak ligt het echter niet zo zwart-wit en zit dáár het inhoudelijke probleem. Br. Bolt lijkt a priori helemaal uit te gaan van het inhoudelijk gelijk van de bezwaarde, maar dat is niet vanzelfsprekend. Niet voor niets zegt artikel 31 KO dat bewezen moet worden dat sprake is van strijd met Gods Woord of de kerkorde. Ook dat geeft aan dat de inhoud en de argumentatie beslissend moeten zijn.

 

Waarom maken de deputaten toch zo'n karikatuur van ons bezwaar? Denken de deputaten echt dat we 'a priori' helemaal uitgaan van het inhoudelijk gelijk van de bezwaarde'? Natuurlijk niet, de kerkgeschiedenis is duidelijk genoeg.

Maar ademt de HKO niet de sfeer dat kerkelijke vergaderingen over het algemeen wel gelijk zullen hebben? En zij daarom kunnen eisen dat haar besluiten zonder opschorting moeten worden uitgevoerd? Dáár komen we tegen op, omdat het in strijd is met het goede gereformeerde kerkrecht van eeuwen.

 

En dan kent de KO 2014 bovendien ook nog F72.4, dat bepaalt dat de uitvoering van een besluit niet van iemand kan worden verlangd, als dit hem persoonlijk in zijn geweten in strijd brengt met Gods Woord.

Daarmee is de ultieme lijn van art. 31 KO in de KO 2014 verwoord: geen gewetensdwang in de kerk.

 

Heel goed! Maar dan behalve voor individuele kerkleden ook geldend voor kerkenraden en gemeenten!

Maar we begrijpen niet zo goed hoe deze HKO bepaling te rijmen valt met het drievoudige 'geen opschortende werking' van F73.2 én F76.3 én F77.3! Of moeten we het zo lezen: als iemand meent dat een besluit in strijd is met Gods Woord moet hij het toch uitvoeren tenzij hij er zelf een ernstige gewetensprobleem, zeg maar een traumatische ervaring, van zou overhouden? Maar dat zou betekenen dat het geweten kennelijk doorslaggevender is dan het Woord. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Want ook het geweten wordt gevormd door het Woord en is er aan onderworpen. En eigenlijk moet het zo zijn dat handelen tegen het Woord automatisch leidt tot gewetensproblemen[2].

 

Recht van revisie

Nu lijkt br. Bolt zich vooral te richten op bezwaren tegen de besluitvorming van de synode en niet zozeer tegen die van de mindere kerkelijke vergaderingen. Als het om een bezwaar tegen een besluit van de synode gaat, hebben we het dus over het recht van revisie. Dit is geregeld in F81.

F81.2 zegt dat kerkenraad en classis revisie kunnen verzoeken m.b.t. elk besluit van de generale synode.

F81.3 voegt hieraan toe dat kerkleden alleen revisie kunnen verzoeken van besluiten van de generale synode waardoor zij rechtstreeks in hun eigen belang zijn getroffen.

 

De deputaten vergissen zich hier. Hetgeen we hebben opgemerkt t.a.v. de synode geldt mutatis mutandis ook voor mindere vergaderingen. Maar we hebben onze bezwaren tegen de HKO toegelicht door als voorbeeld m.n. de verhouding kerkenraad-synode in het licht te stellen[3]. In de verhouding classis/particuliere synode gelden dus soortgelijke bezwaren.

 

Volgens br. Bolt is met deze laatste bepaling het fundamentele recht van kerkleden om toe te zien op de handhaving van de zuivere leer door de KO 2014 weggenomen. Er was altijd de gelegenheid om rechtstreeks principiële bezwaren in te dienen bij de meerdere vergaderingen en dáár gehoord te worden. De kerkelijke weg is voor kerkleden nu geblokkeerd, zegt hij.

 

Br. Bolt miskent hiermee ten eerste dat de regeling van het revisierecht, zoals opgenomen in F81.2 en F81.3, al door de GS Zwolle-Z 2008 (Acta art. 16 besluit 2) is vastgesteld en dus niet nieuw is ingevoerd door de KO 2014. Br. Bolt miskent ook dat tegen deze regeling een revisieverzoek (!) is ingediend op de GS Harderwijk 2011-2012, die dit verzoek heeft afgewezen (Acta art. 20). De revisieregeling die nu in F81 staat, geldt dus al vanaf 2008 in onze kerken.

 

Inderdaad is het recht voor individuele kerkleden al zeven jaren beknot! Dat is tegen het fundamentele recht dat kerkleden altijd hebben gehad in onze kerken en dat ook als zodanig erkend is door kerkrechtgeleerden als Bouwman[4]. Op dit punt is het dus al eerder goed fout gegaan in onze kerken. Een synodelid dat we destijds vroegen waarom men deze beperking toch heeft ingevoerd, antwoordde: om het aantal bezwaarschriften te beperken. En dat is gelukt, meldde een andere deputaat-appelzaken[5]. Het gevolg is geweest dat kerkleden zich niet meer gehoord weten en moedeloos zijn geworden. Sterker, vervreemden van de kerk die hun lief is.
Maar de geschiedenis als zodanig mag nooit de norm zijn voor ons kerkelijk handelen. De HKO-deputaten hadden nú een prachtige gelegenheid deze weeffout in de kerkelijke praktijk te herstellen. Maar ze hebben deze laten stollen in de nieuwe orde.

 

Belangrijker nog is dat br. Bolt ook hier de essentie van de regeling miskent. Kerkleden die niet rechtstreeks in hun eigen belang zijn getroffen door een besluit van de synode, maar bezwaren hebben tegen bijv. een synodebesluit van algemene aard, zijn niet ‘monddood’ gemaakt, maar dienen naar hun eigen kerkenraad te gaan, daar hun bezwaren te bespreken en als zij de kerkenraad kunnen overtuigen van de noodzaak van revisie, kan de kerkenraad die revisie vragen. Dat is een gezonde kerkelijke

regeling, waarbij je als gemeentelid eerst te rade gaat bij je eigen directe broederkring. Als de kerkenraad de bezwaren deelt, is er juist een breder draagvlak voor het revisieverzoek.

 

Er is niets op tegen dat broeders eerst te rade gaan bij hun kerkenraad om te kijken of hun bezwaren wel steek houden. En zich grondig confronteren met anderen en hun opvattingen. Maar het punt is, en de deputaten geven het hier ook toe, kerkleden kunnen geen bezwaar meer aantekenen bij meerdere vergaderingen als hun kerkenraad hun opvatting niet deelt. De deputaten noemen dit 'een gezonde kerkelijke regeling', maar we menen oprecht dat het niet in overeenstemming is met de Schrift[6] en onze belijdenis[7]. We verwezen daar al naar in de vorige brief maar de deputaten gaan er niet op in.
Het wonderlijke is ook dat je voor 'het persoonlijk belang' ter waarde van een dubbeltje kunt procederen tot en met de generale synode maar bij ontkenning van de Godheid van Christus of bezwaren tegen de acceptatie van het homo'huwelijk' kunt blijven steken bij een onwillige kerkenraad. Zo wordt een verstikkend kerkelijk klimaat geschapen.

 

Art. F81 zegt niets over opschorting. Ook dat is een kritiekpunt van br. Bolt. Nu doet artikel 33 KO dat ook niet. Opschorting vragen bij een synode die reeds gesloten is, is onmogelijk. Vandaar dat hier de regel van E63.4 van toepassing is: als een kerkenraad van oordeel is dat hij revisie dient te vragen van een synodebesluit, dient hij dat te melden aan de classis en de classis om steun en advies te vragen m.b.t. zijn opstelling in de interim-periode hangende het revisieverzoek. Dat is opnieuw een gezonde kerkelijke regeling, waarbij je als kerkenraad niet solistisch optreedt, maar je zusterkerken in de classis raadpleegt.

 

Inderdaad, je kunt geen opschorting meer vragen aan de synode die het onschriftuurlijke besluit nam. Maar wij zouden naar gereformeerd kerkrecht zeggen: opschorting van uitvoering van zo'n besluit hoeft helemaal niet te worden gevraagd, je mag het besluit helemaal niet uitvoeren.

Het wonderlijke is dat de deputaten hier de regel van E63.4 van toepassing achten. Die luidt namelijk:

 

E63.4 In de classis ontmoeten de kerken elkaar voor onderlinge steun en advies en zien zij op elkaar toe.

 

Een aantal opmerkingen:

  • Het gaat in E.63.4 om een heel algemene regel van onderling samenleven en in het geheel niet om appel- en revisierecht.
  • Er staat in E63.4 helemaal niets over 'dient hij een revisieverzoek  te melden aan de classis' noch iets als 'de classis om steun en advies te vragen m.b.t. zijn opstelling in de interim-periode hangende het revisieverzoek'. Het is puur een ad hoc verzinsel van de deputaten.
  • Met dezelfde deputatenredenering zou iemand kunnen betogen dat de genabuurde kerk moet worden geconsulteerd in geval van revisie en daarmee volstaan, E64. Of de visitatoren raadplegen, E65.
  • Opschorting kun je niet vragen aan synoden volgens de deputaten. Deze vergadering is immers uit, bestaat niet meer na sluiting. Maar precies datzelfde geldt ook van de classes (art.E62.5).
  • Tenslotte, als hier de 'revisiecondities' van de deputaten al zouden gelden, hadden ze in hoofdstuk F moeten zijn opgenomen. Dáár is immers het appel- en revisierecht vastgelegd en niet in E.

We kunnen niet anders concluderen dan dat de deputaten hier een verlegenheidsargument hanteren dat bovendien niet zal werken in de praktijk, zie hieronder.

 

Br. Bolt spreekt geringschattend dat de opschorting hiermee afhangt van ‘coulance’ van de kerkelijke vergadering en dat het ‘een niet formeel geregelde gunst’ is. Wij vinden dit geen pas geven in het gereformeerd kerkrecht dat niet uitgaat van overheersen, niet door een vergadering en ook niet door een enkeling, maar van overtuigen. En ook hier heeft te gelden: als een kerkenraad overgaat tot indiening van een revisieverzoek omdat hij meent dat een besluit van de synode in strijd komt met Gods Woord, zal de classis met die kerkenraad een modus vivendi zoeken ten aanzien van het omgaan met

het synodebesluit hangende het revisieverzoek. Voor dergelijke bijzondere situaties kan de KO uiteraard geen gedetailleerde regels bevatten. Ook de huidige KO kent die niet.

 

Zie voor meer over 'heersen' en 'overheersen' in het kader van art. 83 DKO het bijgevoegde artikel In de klauw van het beest, of click hier.

De deputaten ontkennen dus niet dat een kerkenraad voor het wel of niet uitvoeren van een naar zijn overtuiging onschriftuurlijk besluit afhankelijk is geworden van de coulance, 'welwillendheid' van de classiskerken. Er moet daar een modus vivendi, een voorlopige schikking tussen strijdende partijen[8], worden gezocht.

Nu is er niets op tegen dat de kerkenraad een gewraakt besluit op de classis aan de orde stelt en daar probeert andere afgevaardigden te overtuigen van zijn bezwaren om zo medestanders te krijgen, of niet. Maar, uitvoering blijft ter beslissing van de kerkenraad ook al stemt de hele classis niet met zijn terechte bezwaren in.

 

Maar er is hier ook nog iets anders vreemd. Want de te verzinnen classicale modus vivendi moet een voorlopige schikking worden tussen de strijdende partijen. Maar één van die partijen, de synode, bestaat niet meer, en kan dus ook geen schikking treffen of opschorting verlenen. En de classis is ook al geen partij. Immers, zij nam het besluit niet en vertegenwoordigt ook maar een klein deel van de kerken.
Het kan dus kerkrechtelijk helemaal niet, menen we.

 

Het makkelijkst is het failliet van deze constructie te zien door eens te veronderstellen dat een classismeerderheid instemt met de bezwaren van de kerkenraad. Hoe moet het dan verder?! Naar de Particulier Synode (PS) dan maar? Maar stel dat die ook een open oor heeft voor de bezwaren? Trouwens ook de PS bestaat niet permanent maar vergadert één keer per jaar…
Hoe gaat het dan ondertussen met de uitvoering van het gewraakte generaal-synodale besluit? Immers, hangende deze steeds langer wordende 'kerkelijke weg' mogen we nog steeds niet opschorten volgens art. F76.3/F77.2…

Kerkwanordelijke gerommel dus.

 

Conclusie: broederlijke bespreking met de genabuurde kerk, visitatoren of de classis, prima. Maar handhaaf het fundamentele recht van de hoogste instantie in de kerk - de kerkenraad - om onschriftuurlijke besluiten niet uit te voeren. De kerkenraad heeft immers als ambtelijke vergadering, onder Gods Woord het hoogste gezag. En hij bestaat permanent, in tegenstelling tot alle andere kerkelijke vergaderingen.

 

Br. Bolt waarschuwt tegen een “hiërarchisch kerkelijk besturingssysteem”. Die waarschuwing is altijd weer op zijn plaats. Maar br. Bolt heeft een blinde vlek voor de ‘dictatuur’ van de enkeling, die slechts uitgaat van eigen gelijk en meent dat alles daarvoor wijken moet. Ook voor br. Bolt is de kerkelijke weg dat hij in overleg treedt met zijn kerkenraad. En wanneer hij de kerkenraad niet van de juistheid van zijn

bezwaar kan overtuigen, dan eindigt daar op dat punt voor hem de kerkelijke weg. Behalve dat hij uiteraard altijd persoonlijk vrij blijft om een getuigenis van zijn bezwaar te doen uitgaan.

 

De deputaten onderstrepen hiermee precies waar een van onze twee kernbezwaren tegen is gericht: het individuele kerklid komt niet verder als zijn kerkenraad het onschriftuurlijk synodebesluit prima vindt. Hierboven motiveerden we al waarom we daarmee het recht van kerkleden fundamenteel tekort gedaan achten.

 

Verder is naar onze mening de dictatuur van de enkeling goed in de  'kerkordetang' te houden. Het kost wat tijd en moeite maar deze dictators zijn effectief te bestrijden[9].
Anders is het met 'de dictatuur' van hiërarchische synodes. Eens in het zadel is die nauwelijks meer in te tomen, zie de PKN. Ds. Bos spreekt in dit kader over de klauw van het beest. Die was er in 1944. Toen illegaal, in strijd met de vigerende gereformeerde kerkorde. Nu scheppen we als kerken een legaal kader
voor het beest

 

Termijn

Er dreigt enig misverstand over de termijn waarin u kunt beslissen over het al dan niet indienen van een revisieverzoek. Anders dan br. Bolt stelt, kan een verzoek tot revisie worden ingediend tot de sluitingsdatum voor indiening van stukken bij de volgende synode, de GS Meppel 2017. Er is dus alle tijd om deze zaken goed te overwegen.

 

Nee, nee, nee! Hier wordt iets heel gevaarlijks voorgesteld. Want na 1 juli 2015 zijn alle kerkenraden, ook die principiële bezwaren hebben tegen de fundamentele gebreken van de HKO, er wel aan gebonden.
Bij de synode van Meppel kan een bezwaarde kerkenraad inderdaad revisie vragen om alsnog weer de oude betekenis van art. 31 KO in ere te herstellen maar hij is wel gebonden aan de dan geldende HKO. Wijst Meppel revisie af (en die kans is groot gezien het klimaat in de kerken nu), dan blijft deze kerkenraad gebonden aan de lekke HKO en is de ontsnappingsmogelijkheid die er op dit moment (april 2015) nog is, verdwenen. De DKO/art. 31 bestaat immers niet meer ten tijde van Meppel 2017?

 

Een eenvoudige metafoor ter verduidelijking.
Een vogelaar lokt parkieten in zijn kooi. Maar hij geeft wel elk beestje een sleuteltje van de kooideur. De vrije vogels blijven dus hun ultieme vrijheid houden. Ze kunnen eruit als de kooi hen te benauwd wordt of de vogelaar hun valse versjes forceert te fluiten.

Maar wat te denken van de vogelvanger die tegenfladderende vogels naar binnen probeert te tierelieren met de belofte dat ze natuurlijk over een aantal jaren nog wel mogen vragen om het sleuteltje van de kooideur…?

 

Het is ook niet juist dat bij een revisieverzoek t.a.v. een onderdeel van de nieuwe KO 2014 de hele KO 2014 niet in werking zou (kunnen) treden. De inwerkingtreding van de nieuwe kerkorde vindt plaats per 1 juli 2015. Mocht u een revisieverzoek overwegen, dan is het zaak om dat voor 25 mei 2015 aan de gemeente te verantwoorden.

 

Ook hier willen we indringend waarschuwen. Het gaat om ratificering van Acta Synode 2014

 

       Artikel 3-12/Besluit 2: (de kerkorde)

  1. vast te stellen de definitieve tekst van de kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland, (hierna te noemen: kerkorde 2014) zoals opgenomen in bijlage 3-11 bij dit besluit;
  2. te bepalen dat deze kerkorde 2014 in werking zal treden op 1 juli 2015;
  3. in te trekken de kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland, zoals deze is vastgesteld door de Generale Synode van Groningen-Zuid (1978) en nadien gewijzigd, met ingang van 1 juli 2015.

Het is onmogelijk om een deel van een artikel te ratificeren. Het is van tweeën één: het hele artikel ratificeren óf niet. Ratificeren betekent: leven onder de HKO (lid b) terwijl de DKO is vervallen (lid c). U mag dan nog slechts een revisie indienen bij de synode van Meppel onder het regiem van de HKO!

Het gaat om een heel nieuw kerkelijke samenlevingscontract. Daar past maar een antwoord op. Wat ons betreft: nee, niet zo.

 

Ultieme datum

We weten niet waar de deputaten de datum van 25 mei vandaan hebben[10]. In de Aanbiedingsbrief bij de Acta dd. 25 november 2014[11] die alle kerkenraden hebben gekregen, staat iets anders, namelijk

 

"Het is mogelijk dat inmiddels genomen besluiten bij u op bezwaren stuiten. Het is niet mogelijk om deze bezwaren in te dienen bij deze synode [Ede, djb] voor bespreking in januari 2015. U bent gehouden om ze na te leven en indien van toepassing uiterlijk in mei 2015 hun plaats in uw kerkelijk leven te geven, of voor die datum aan de gemeente te verantwoorden waarom u dat niet kunt doen. Vergelijk hiervoor de regeling zoals die is besloten door de generale synode van Zuidhorn 2002 (Acta, art. 18)."

 

Het lijkt ons dus (veel) veiliger om UITERLIJK 30 APRIL, dus vóór mei, een besluit tot niet-ratificeren te nemen en daarvan de gemeente in kennis te stellen. Want overschrijding van termijnen is juridisch heel problematisch en doet vaak verzeilen in situaties die je juist wilt voorkomen!

 

Tot slot

Een KO-tekst is niet van beton. De nieuwe KO voorziet net als de huidige KO in de mogelijkheid van wijziging. We hebben nu natuurlijk te maken met een bijzondere situatie, waarin er een hele nieuwe KO-tekst in werking gaat treden, na een uitvoerig voortraject.

Het mag daarbij te denken geven dat alle kerkenraden via de classes in de gelegenheid zijn geweest om ‘consideraties’ in te dienen tegen de 1e lezing van de kerkorde, zoals vastgesteld door de GS Harderwijk 2011-2012 en dat geen van de classes aanleiding heeft gezien om op de hierboven besproken punten een wijzigingsvoorstel voor te leggen aan de GS Ede 2014.

Dat sluit een revisieverzoek niet uit. Maar geeft wel extra aanleiding om u kritisch af te vragen of de boodschap van br. Bolt wel recht doet aan de nieuwe kerkorde, zoals die nu is vastgesteld.

 


 

Onze conclusies

 

We hoeven hier niet zoveel meer aan toe te voegen. De zaak waarom het gaat kan duidelijk zijn. Onze conclusies zijn, kort samengevat:

  • In de HKO mist het recht van kerkenraden om onschriftuurlijke besluiten niet uit te voeren.
     
  • De HKO biedt ten onrechte individuele kerkleden geen eigen mogelijkheid (meer) bezwaar aan te tekenen tegen onschriftuurlijke besluiten en uitspraken van meerdere vergaderingen.

De deputaten hebben in deze brief niet aangetoond dat het anders is, sterker nog ze hebben dit verdedigd[12]!

 

Naar onze overtuiging is met de HKO in geding wat we belijden in NGB art. 32:

 

"…Wij verwerpen alle menselijke bedenksels en alle wetten die men zou willen invoeren om God te dienen en daardoor het geweten te binden en te dwingen, op welke wijze dan ook. Wij aanvaarden dus alleen wat kan dienen om eendracht en eenheid te bevorderen en te bewaren, en allen te doen blijven bij de gehoorzaamheid aan God…"

 

Tot slot.
Het blijft onbegrijpelijk dat vooraanstaande broeders waaronder de hoogleraar kerkrecht in Kampen, prof. dr. M. te Velde, zo'n hiërarchische kerkorde hebben ontwikkeld en maar krachtig (blijven) proberen deze ingevoerd te krijgen. In plaats van een heldere verwoording van gereformeerd kerkrecht, hebben deze deputaten onze oude kerkorde in hiërarchische richting verbogen. We blijven ons verbijsterd afvragen hoe het toch mogelijk is geweest dat deze stille revolutie in de vrijgemaakte kerken onderhoudende art. 31 DKO heeft kunnen plaatsvinden
[13].
We hebben geprobeerd daar een eerste antwoord op te geven in het eerder genoemde en nu bijgevoegde verhaal De klauw van het beest.

 

Nog een laatste opmerking. We vragen ons af hoe deze HKO ook de zgn. kleine oecumene negatief zal beïnvloeden. Naar onze inschatting zullen de Christelijke Gereformeerde broeders er een nieuwe barrière in zien voor verdere kerkelijke eenheid. En we hebben ook niets gemerkt van overleg met (kerkrecht)deskundigen als prof. dr. W. van 't Spijker of prof. dr. H. Selderhuis. Dat zou toch voor de hand hebben gelegen en is oecumenische noodzaak? 

 

Het is enkele minuten voor twaalf maar nog net niet te laat. Daarom roepen we opnieuw onze kerkenraden op uiterlijk 30 april a.s. Acta Ede Artikel 3-12/Besluit 2: (de kerkorde) niet te ratificeren en dat te verantwoorden aan hun gemeenten.
Eventueel
pro forma[14].

 

 

NOTEN

[1] Meulink, De Wolff, Korte Verklaring van de KO, 3de onveranderde druk 1967: De synoden  1943-1946 maakten van  “tenzij” “totdat” een volgende synode ze terugneemt, dat is geen exegese van art. 31 maar een elimineren ervan.
Vergelijk ook wat een van de HKO deputaten nog in 1990 schreef: “Een kerkenraad is niet gebonden aan een besluit van de classis, als de kerkenraad kan bewijzen dat het classicale besluit strijdig  is met Gods Woord of met de kerkorde”. Dat bewijs  moet overgelegd worden aan de classis. Laat de classis zich niet overtuigen dan is er de verdere kerkelijke weg. K. Harmanny, Wegwijs in de Kerkorde, p64.

En last but not least J. Kamphuis, Kerkelijke besluitvaardigheid, p64, 65..

[2] Vergelijk Rom. 2:15, 1Tim. 1:19, 3:9, 4:2. En J. van Genderen/Velema Beknopte Gereformeerde Dogmatiek p57; J. Douma, Grondslagen, p352-354.

[3] In De Herziene Kerkorde – Vraag en antwoord schreven we: "Om het verhaal niet te complex te maken spreken we m.n. over de verhouding tussen generale synode en kerkenraden en laten veelal andere relaties als die met de classes en PS buiten beeld".

[4] Dr. H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II/p41: "In elk geval is het recht van appèl door de kerken nimmer beperkt tot de gevallen van persoonlijke rechtskrenking of verongelijking".

[5] Deputaat appelzaken dr. A. Bas op de synode van Harderwijk 2011: "…Het aantal appelzaken is minder dan bij vorige synodes."

[6] Joh.14:15; Ef.4:14,15,25; 1Joh.4:1; Judas:3.

[7] NGB art. 29: "…Wat de valse kerk betref, deze schrijft zichzelf en haar verordeningen meer gezag toe dan aan Gods Woord en wil zich niet aan het juk van Christus onderwerpen." Vergelijk ook NGB art. 7.
Hiermee willen we niet zeggen dat de HKO-deputaten deze intentie hebben. Maar wel dat ze met hun HKO hiervoor het kader scheppen.

[8] Volgens Verklarend Woordenboek der Nederlandse Taal, 27ste druk.

[9] We zouden er geen bezwaar tegen hebben als in de KO weer de oude bepaling zou worden opgenomen dat de kerken kennelijk misbruik van het recht van appèl zullen bestraffen.

[10] Mogelijk heeft het te maken met de termijn van een half jaar (25 november- 25 mei) waarna synodebesluiten automatisch zijn geratificeerd als de kerkenraad ze niet expliciet heeft verworpen. Maar o.i. gaan kerkenraden veiliger door de tekst van de aanbiedingsbrief aan te houden.

[11] Ondertekend door ds. R.J. Vreugdenhil, scriba en P. Jonkman griffier.

[12] Vergelijk ook deputaat br. P.T. Pel n.a.v. de vraag van ds. F.J. Bijzet: "Heeft 'persoonlijk geweten' ook betrekking op de kerkenraad?". Pel antwoordde:
"… Als een kerkenraad een besluit niet wil uitvoeren heeft dat een veel bredere scope, een veel bredere strekking. Dan is er gevaar voor independentisme. Als een kerkenraad in de ultieme eindprocedure een besluit niet kan uitvoeren dan moet deze naar classis gaan met het probleem. Misschien kan er een modus vivendi worden gevonden. Maar dat moet hier niet geregeld worden. Hier gaat het dus om een persoonlijke zaak. Het andere probleem hoort op kerkelijke vergaderingen thuis." Click
hier.

[13] Misschien heeft het te maken met de invloed van deputaten in onze kerken. Er is een overvloed van deputatenrapporten, ordners vol. En in de synode worden de voorstellen verdedigd door de deputaten zelf. We hebben zelf gezien hoe groot de invloed van hun opereren is op de besluitvorming. Worden afgevaardigden niet bedolven door deze stroom van informatie waardoor ze zicht op de essenties verliezen?

[14] Pro forma niet-ratificeren betekent in dit verband: het besluit formeel niet aanvaarden omdat er nog niet voldoende tijd is geweest om het goed te behandelen. Niet-ratificering is wel nodig gezien de termijn waar binnen ratificeren moet plaatsvinden: anders is het automatisch wel geratificeerd. Dus door eerst maar niet te ratificeren is men niet aan het besluit gebonden en wordt ruimte gecreëerd voor rustige bezinning en het nemen van een definitief besluit.