Ethiek

Synodeverslagen

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

GS Meppel Verslag 23 – Homoseksualiteit

 

D.J. Bolt

02-12-17

 

Op de laatste dag van de generale synode Meppel kwam o.a. opnieuw de Quaestio Hardenberg aan de orde, zie bijlage 1. De kern is:

 

De bijbel lijkt de homoseksueel die de Heere oprecht liefheeft en in liefde en trouw wil leven niet te kennen. Wij weten tegenwoordig dat hij/zij wel bestaat. Daarom luidt de quaestio die de classis aan de synode voorlegt: is er ruimte voor een volwaardige plaats, in volle rechten en plichten, voor deze broeder en zuster in de gemeente van Christus?

 

Al eerder (19 mei 2017) had de synode zich over deze vraag gebogen maar een concreet antwoord werd niet gevonden. Wel besloten de synodeleden tot het aanbieden van een Pastorale Handreiking aan Hardenberg. En daarover ging het op deze laatste synodedag.
De bespreking vond plaats op basis van een concept Handreiking van de commissie Van Loon, zie bijlage 2. Maar ook het vaststellen daarvan bleek lang geen eenvoudige klus…

 

Hieronder wordt een verslag van de bespreking geboden, samen met de uiteindelijke reactie op de quaestio.

 


 

Quaestio Hardenberg

 

[Prof. dr. A.L.Th. de Bruijne is bij de bespreking aanwezig als adviseur.]

 

Preses ds. M.H. Oosterhuis
Tussen haakjes, de oproep om vrijwilligers voor voorlichting gemeenten over M/V en ambt heeft nog niet veel opgeleverd. U kunt zich hiervoor nog aanmelden.

Aan de orde is de Pastorale Handreiking [verder PHR] n.a.v. de Quaestio Hardenberg [verder QH].

Er zijn schriftelijke reacties gevraagd en gekregen. Nu is er nog gelegenheid voor beperkte mondelinge reacties gezien de beschikbare korte tijd. Daarop kan Maarten van Loon, voorzitter van de commissie, reageren. Vervolgens is het woord aan adviseur Ad de Bruijne.

 

BESPREKING 1

 

Br. De Haan

Ik heb nu zoveel gelezen dat ik het niet meer weet. Het is zo ingewikkeld geworden dat ik denk dat we de weg kwijt zijn. Er worden allerlei dingen geïntroduceerd, maar wat is nu nieuw en wat oud? Ik heb het gevoel dat we er helemaal in verzanden. Wat er nú ligt gaat een stap te ver, we moeten nu níet met de vraagstelling meegaan.

 

Br. Van der Tol

Zo vergaat het mij ook een beetje. Het gaat toch om de hoofdvraag van de classis? In de stukken van de commissie en prof. De Bruijne staan aardige dingen maar het gevaar is dat er een leeruitspraak van wordt gemaakt. We hebben een startverhaal met Schriftgegevens, hoe we er tegenaan kijken. Daarnaast zijn er persoonsgerichte uitspraken van GS Zwolle-Zuid en Harderwijk die niet veralgemeniseerd mogen worden. Zijn er nu weer twee meningen op basis van de Schrift? Ik zie daar niet veel heil in.

 

Commissie, ds. Van Loon

We hebben het voorstel met vier mensen voorbereid, ook al staan we er niet gelijk in. Maar misschien kunnen we de synode er mee overtuigen: dus een pastorale handreiking i.p.v. een leeruitspraak, en dat wel binnen de gestelde kaders. Wat ís blijft staan, het gaat om pastorale ruimte. Het springende punt is samenleven met gelofte van onthouding.

We doen geen leeruitspraak, zoiets zou via een andere weg aan de orde moeten komen. Met de handreiking willen niet onze hand overspelen. Maar het gaat hier wel degelijk om geldend recht, het is geen vrije kwestie.
Er zijn heel wat details waar we op in zouden kunnen gaan. Bijvoorbeeld op de vragen van Balk en Messelink, namelijk of aan de scheppingsorde niet teveel gewicht wordt gegeven i.p.v. denken vanuit het koninkrijk. Belangrijk, maar daar staat of valt het stuk niet mee.

 

We willen ook niet pluraliteit omarmen. We houden ons aan de bestaande kaders. Daar hoeven we het evenwel niet mee eens te zijn, dus kan er misschien nu toch nog nadere bezinning over plaatsvinden.

Het gaat om kwetsbare mensen die te maken kunnen krijgen met tucht. Hoewel we hun gedrag ethisch kunnen veroordelen moeten we hen niet voortdurend dreigen met tucht maar maximaal erbarmen tonen.

 

Volgens ds. M.H. Oosterhuis zouden we de punten 6 – Pastoraal gesprek, en 7 – Tucht, in elkaar kunnen schuiven. En aangeven dat het enkele feit van homoseksueel samenleven niet tot tucht moet leiden.

 

Commissie, br. Heij

Ik kan me voorstellen dat de afgevaardigden niet meer weten waar ze aan toe zijn. Daarom heb ik een poging gedaan het stuk nog wat aan te passen. Evenwel, dit is niet inhoudelijk met de commissie besproken maar ik wil het toch even projecteren en toelichten.

[De projectie door de beamer was voor velen niet of nauwelijks leesbaar. Het geamendeerde stuk werd niet aan ons beschikbaar gesteld omdat het verder niet inhoudelijk is behandeld.]

 

De PHR is een bijdrage aan het gesprek op basis van studie. Maar in het antwoord aan Hardenberg moeten we wel aangeven dat we de achterliggende vragen niet hebben kunnen beantwoorden want we hebben nu geen diepgaande studie kunnen doen, m.n. van achterliggende stukken. Er blijven dus vragen over.

Ook willen we de kerkenraad wijzen op de visie van de christelijke gereformeerden en hun rapport. Waarom zou dat ook niet te gebruiken zijn, zij zijn toch een betrouwbare zusterkerk?

 

Er zijn toenemende visies, praktijken verlegenheid en pluraliteit onder ons, zie Inleiding van de PHR. Daarom moeten we wel wat dóen en daarbij signaleren dat het om een voortgaand bezinningsproces gaat. Hardenberg realiseert zich dat er een verandering gaande in onze kerken. Denk daarbij o.a. aan de acceptatie van homoseksuele handelingen en homoseksueel samenleven 'in liefde en trouw.

 

Punt 3, derde alinea.

De zin over 'Adam en zijn vrouw…' is wat negatief geformuleerd. Kan beter worden weggelaten, en in plaats daarvan verwezen worden naar het perspectief dat voor ons allemaal mag gelden.

 

Punt 4, tweede alinea

'Solitair leven' is niet handige terminologie. Beter is 'geen partnerrelatie aangaan'.

Derde alinea. Kan geschrapt worden. Zaak moet dan ook geschrapt worden in de aanbeveling.

 

Punt 5, aanbeveling

Eerste zin 'goed recht' en het woordje 'kan' vervangen door: 'Erken dat Gods Woord seksuele gemeenschap … afwijst'. Daar zit weinig ruimte in en is minder verandering van richting.

 

Punt 6

Voetnoot kan weg.
Tucht is positief, daarom kunnen de punten 6 en 7 samengetrokken worden met als kop Pastoraat.

 

Punt 7, alinea 2

Tucht in de zin van vermaan mag niet onder druk van gemeenteleden geoefend worden, maar ook niet om het enkele feit van homoseksueel samenleven.

We willen een indringend gesprek maar geen bedreiging met tucht, zeker niet zolang homoseksuelen Gods gunst zoeken en zijn steun verwachten.

Aanbeveling 3: zin over buitensluiting weglaten.

 

Punt 8

De zin: 'Deze zal verschillend worden ingevuld … homorelaties'. De kerkenraad moet zich ervan bewust zijn dat hierover het laatste woord nog niet is gesproken.

 

Prof. De Bruijne ontraadde een studiedeputaatschap in zijn advies. Dus kan de synode geen antwoord op de QH geven. Maar als afgevaardigden kunnen we toch ook niet niets doen. Dus ontstond de PHR. Maar is dat wel verstandiger? Want deze steunt ook op allerlei visies en heeft een inhoudelijk basis. In de PHR vind je stukjes betoog over bestaande opvattingen.
Dus toch terug naar een inhoudelijk antwoord op de vraag van Hardenberg met studiedeputaten? Maar is dat effectief? Als ertoe wordt besloten kan het werk van andere kerken als NGK, CGK en CRC gebruikt worden als startmateriaal.
 

Maar het bezwaar daar weer tegen is de urgentie van Hardenberg. Want er is op dit moment verlegenheid, teleurstelling, frustratie door verschuivingen in de samenleving.

Daarom: wel studiedeputaten - zij het met reserve - én ook een uitspraak over de vraag van Hardenberg of samenlevende homo's aan het Avondmaal toegelaten mogen worden. Dit moet wel goed geadresseerd worden. Als we tóch besluiten tot de PHR dan moeten twee zaken helder zijn: niet om 'het enkele feit' afhouden én niet relativeren van de bestaande lijn, dus de zaak niet tot een vrije kwestie maken.
Zo moeten we toch nog die andere mijl meegaan. Dus antwoorden met de PHR.

Ik formuleer daar nog een voorstel voor.

 

Preses

Er is een heel aantal schriftelijke vragen met kritische noten binnengekomen. Sommige zijn geparkeerd, andere beantwoord. Wat er dus nu ligt is:

  • Een concept PHR
  • Een geamendeerde PHR
  • Een stuk van prof. De Bruijne om een andere weg te gaan in het beantwoorden van Hardenberg

De volgende ronde is dus niet gemakkelijk. Daarom zullen we pauzeren en aan de adviseur en de commissie gelegenheid geven de stukken naast elkaar te leggen en een eenduidig voorstel te creëren als uitgangspunt voor de bespreking. Anders wordt het een rimboe.

 

Br. Bouma

[gebruikt niet de microfoon: onverstaanbaar]

 

Preses

Ik bepleit heel sterk voor een gezamenlijke suggestie om niet in verwarring te raken. De afgevaardigden kunnen nu de pauze gebruiken om het stuk van prof. De Bruijne te lezen.

 

Ds. Roth

Het is beter om die stukken met drie visies níet te lezen want ze vervuilen het denken in de komende discussie.

 

Preses

Ik laat dat aan de afgevaardigden zelf over.

 

PAUZE

 

Commissie, ds. Van Loon

We volgen in ons nieuwe voorstel de lijn van prof. De Bruijne, met een kleine wijziging. Punt 8 nemen we over maar vanaf 'Hoewel het beleid …' tot het eind, dát halen we er uit. Wat wij namelijk niet willen - het is volgens mij ook buiten onze mogelijkheden op dit moment – is de wissel omzetten. Niet weren van het Avondmaal om het enkele feit van homoseksueel samenleven gaat namelijk verder dan de kerken tot dusver zijn gegaan. We willen het laten bij 'voorzichtig om te gaan met samenlevende broeders en zusters en terughoudend te zijn met afhouding van het Avondmaal'.

 

Preses

Dit stuk is nu uitgangspunt in deze ronde.

 

BESPREKING 2

 

Ds. Dreschler

Ik was blij met de PHR om zijn pastoraal gehalte. Vervolgens ben ik overtuigd door het nieuwe voorstel maar heb wel aarzeling bij het studiedeputaatschap. Dat gaat spanning creëren. Laten we in deze moeilijke zaak dus toch maar bij de oorspronkelijke PHR blijven.

 

Br. Poutsma

Ik kan me vinden in het voorstel van prof. De Bruijne. Dus geen PHR meer maar wel een duiding van waar we zitten, en dat we ons gaan beraden door een weloverwogen en gedegen studie te gaan doen.

Waarom moeten we het laatste onderdeel [8d] laten vallen? Dat was toch steeds onderdeel van het advies? Vergelijk het met de andere situatie dat broeders en zusters in vijandschap leven, die gaan toch ook aan het Avondmaal? Er zijn zoveel situaties waarin 'een enkel feit' een rol speelt. Juist dit laatste onderdeel is van belang.

 

Br. Van der Tol

We moeten terug naar de eerste vraag. Daar is op 19 mei ook al een voorstel voor gedaan.

T.a.v. 'volwaardig lid' in de vraag van Hardenberg: onder tucht ben ik toch ook nog steeds 'volwaardig lid'?


Punt 5:

'De klassieke overtuiging staat onder druk en verliest snel draagvlak'. Maar dat is natte vingerwerk, het moet een onderdeel van het deputatenonderzoek zijn.

 

Punt 8c:

Dit is een brug te ver: '…liefdevol en voorzichtig om te gaan met samenlevende homoseksuele broeders en zusters en terughoudend te zijn wat betreft afhouding van het avondmaal'. Het woord 'terughoudend' dient vervangen te worden door 'zorgvuldig'. Een kerkenraad kan in gemoede op basis van God Woord tot tucht besluiten en is dan gehouden zorgvuldig te handelen.

 

Ds. Basoski

Het is een mooi voorstel: het voldoet aan de QH en geeft tijd. Ik ben er blij mee dat 8d is vervallen.
Wat willen we met die laatste zin van 8c? 'Terughoudend' is toch in zekere zin 'beleid'?

 

Ds. Koster

Er zijn drie redenen om niet tot dit voorstel te besluiten.

De QH is niet ingewikkeld, er kan een eenvoudig antwoord op worden gegeven.

Studiedeputaten moeten we niet willen, het is slechts een verlegenheidsantwoord. En ook niet met de NGK zoals we nog kortgeleden besloten hebben op een vraag van deze kerken. Je moet er goede reden voor hebben om alsnog zo'n deputaatschap te starten. Er zijn bovendien heel veel meningen ook. Het is niet te verwachten dat het veel zal oplossen.

 

Ik wil een tegenvoorstel indienen dat er zo uit kan zien:

  1. Dat de kerken hebben uitgesproken dat seksueel verkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht in het licht van Gods Woord onaanvaardbaar is. En het samenwonen van homoseksuelen in een affectieve relatie afgewezen moet worden, ook indien die relatie gepaard gaat met de belofte van seksuele onthouding.
  2. Dat de gezamenlijke kerken niet kunnen treden in de bevoegdheid van de plaatselijke kerkenraden om in concrete situaties te beoordelen hoe met de gebrokenheid en zonde op dit gebied moet worden omgegaan.

Gronden

  1. In 2008 hebben de kerken uitspraken over deze materie gedaan.
  2. Een uitspraak over welke rechten en plichten omschreven categorieën homoseksuelen zouden moeten hebben gaat voorbij aan belangrijke factoren die van geval tot geval verschillen maar die wel meewegen bij de vraag naar tuchtoefening, zoals de maat van geloof bij betrokkenen, bereidheid tot verantwoording en aanwezige kennis van de Bijbel.

Wijs erop wat kerken al hebben uitgesproken. De kerkenraden maken eigen afwegingen, oordelen zelf. Vergelijk dit met de gang van zaken bij huwelijk en echtscheiding, en samenwonende stellen vóór het huwelijk. Dat is ook niet naar de wil van de Heere, is zonde. Maar de kerkenraden hebben een modus gevonden daarmee om te gaan. Dat zou ook voor homoseksualiteit kunnen.

 

Ds. M.H. Oosterhuis

Ik wil aan 8c toevoegen aan het eind: '…en hen zorgvuldig pastoraal te begeleiden'.

 

Ds. Waterval

Ik sluit me aan bij br. Poutsma. Ik ben blij met het voorstel van prof. De Bruijne maar wil  8d handhaven. 'Het enkele feit' is een mooie term want dat kan zorgen voor een goed klimaat. En het bevordert een helderheid, dat zit in de laatste zin. Tegelijk is het niet een leeruitspraak. Het is ingekaderd in de huidige onzekerheid. We kunnen niet om 'het enkele feit' van homoseksueel samenleven heen omdat we er nog niet alles over weten. Mensen die positief christelijk willen leven moeten we warm ontvangen en duidelijkheid geven.

 

Ds. Harmannij

Twee zaken:

1 Eerherstel voor de tucht.

2 Hoe de besluiten van GS Zwolle-Zuid 2008 te positioneren.

 

'Terughoudend' zijn met de tucht'? Zo gaat God toch ook niet om met Israël en de gemeente? God gaat er voluit tegenaan. Tucht is om te rédden.
De PHR is positief. Het verantwoordt de oproep om zich te onthouden. Overigens slaat 'afhouding' in de kerkorde niet op de toegang tot het Avondmaal: daar wordt de term 'ontzegging' voor gebruikt. Tucht lijkt meer en meer uitgeschakeld te worden terwijl het een kenmerk van de kerk is. Tucht gaat om bewaring bij de vergeving van de zonde. De tucht moet niet misbruikt worden door te bedreigen met buitensluiting. Maar tegelijk niet tucht 'tussen haakjes zetten' dus.

 

In GS Zwolle 2008 ging het om een particuliere kwestie die in een besloten zitting werd behandeld. Uitspraken in appel binden alléén de partijen, en herziening kan niet door anderen worden gevraagd. Toch is in de acta de uitspraak in de zaak wel gepubliceerd. Die kreeg daarmee een algemeen karakter.

GS Harderwijk 2011 heeft geprobeerd die brokken te repareren. Daarom t.a.v. het voorstel van prof. De Bruijne: GS Harderwijk acta art 15 is volgens geldend recht alleen bindend voor de partijen. Het geldt niet voor mij in de huidige zaak en ik wil er niet mee geconfronteerd worden.

 

Commissie ds. Van Loon

'Terughoudend zijn' is dat voor de time being? De term wordt gebezigd omdat we het niet weten. Daarin verschil ik van mening met Koster. Ik wéét het niet want ik heb geen onderzoek gedaan. De heersende ethische standpunten zijn verschillend en daarom is een studiedeputaatschap nodig. Het spreken van Koster bewijst het.

 

We bedoelen met 'terughoudend' dat we 'verlegen' zijn. Bij tucht denken we al gauw aan ontzegging, maar tucht is veel breder. Dáár gaat het veel meer over. Dus we willen het woord handhaven.

 

Persoonlijk kan ik me wel vinden in de laatste zin, 8d. Maar je verwoordt er niet meer mee dan de heersende opinie. Er moet op deze zaak gestudeerd worden. Maar dat gaat niet op een achternamiddag. We zullen wel zien of er iets nieuws uit komt.

 

Adviseur prof. De Bruijne

Mij is gevraagd over dat 'terughoudend'. Er is voorkeur om ons hier helderder over uit te spreken. Maar nú is er een evenwicht. We honoreren met dit voorstel dat er iets aan de hand is, er is nood in Hardenberg. Daarom geven een interim-antwoord dat bescherming biedt aan de heel kwetsbare homo's en lesbiennes.

Maar als we nu ons standpunt wijzigen krijgt dat zomaar een verkeerde uitstraling, gaat men er zomaar mee aan de haal, zoals bijvoorbeeld blijkt uit een artikel van J. Douma in het blad van zijn kerken. Terwijl als het om een interim standpunt gaat je er nog niet zo zwaar aan hoeft te tillen.

 

Harmannij heeft gelijk wat de kwestie op de GS Zwolle betreft: geen veralgemenisering. Er is een bestaande overtuiging dat seks behoort aan een man en zijn vrouw, en niet aan samenlevende homoseksuelen. Niet alleen als het om een liederlijk relatie gaat maar ook als het een relatie 'in liefde en trouw' betreft. Zwolle bevestigt deze overtuiging indirect, zie de gronden van het besluit en persverslagen. Dat is niet in Harderwijk teruggehaald.
Dus: het besluit heeft geen formele algemene zeggenschap maar is wel bevestiging van de bestaande overtuiging van de kerken.

 

Wat Hardenberg bedoelt met 'volle rechten en plichten', zie hun tekst.

 

N.a.v. Koster. Er is een overtuiging maar die doet geen recht aan Hardenberg want er is verlegenheid. Daarom moet er een heel grote terughoudendheid zijn. Mijn adviespraktijk bevestigt dat. Onderhuids is er grote spanning. Wij hebben het antwoord nog niet.

 

Tucht is breder dan afhouding van het Avondmaal. Tucht moet niet terughoudend worden geoefend: er is juist veel meer tucht nodig. Maar tucht heeft nu de speciale lading van 'afhouding' gekregen, en zeker t.a.v. mensen die zich al zolang afgewezen voelen. Vandaar dat op dit punt hier het accent wordt gelegd. Dus afhouding in dit geval 'terughoudend'.

 

BESPREKING 3 TEGENVOORSTEL EN AMENDEMENTEN

 

[Zie voor het ontstaan van de amendementen ook de bespreking hieronder.]

  • Tegenvoorstel ds. Koster
  • Amendement ds. Koster
  • Amendement br. Van der Tol
  • Amendement ds. Balk/br. Poutsma
  • Amendement ds. Dreschler
  • Amendement ds. M.H. Oosterhuis

Br. Van der Eijk

Tekstueel moet er iets aangepast in de terminologie t.a.v. 'homoseksuele samenlevende broeders en zusters'.

 

Ds. Balk

Als het voorstel van prof. De Bruijne wordt verworpen is dan de PHR aangenomen?

 

Preses

De PHR is van tafel genomen.

 

Van der Tol

Ik handhaaf mijn amendement dat 'terughoudend' wordt vervangen door 'zorgvuldig'.

 

Preses

Er blijkt (alsnog) voldoende steun voor het tegenvoorstel.

 

PAUZE

 

Preses

Er is ook voldoende steun voor het amendement Van der Tol.

 

Ds. Koster
Ik trek mijn tegenvoorstel in en ga mee met het voorstel van prof. De Bruijne als het beperkt wordt tot wat op het scherm staat namelijk alleen 8a, b en c en niet het stuk ervoor want daarover is veel twijfel. Geef ruimte aan het studiedeputaatschap.

Dat is mijn amendement.

 

Ds. Wisseling

Ik heb moeite met de vorm van de besluiten. Is de inhoud van het besluit de punten 8a, b en c en vormen de punten 1-7 de gronden eronder?

 

Preses

Ja.

 

Ds. Balk

Ik wil het laatste punt 8d niet laten vervallen en dien daarvoor een amendement in.

 

BESPREKING 4

 

Preses

In welke volgorde de voorstellen in stemming komen, beslissen we na bespreking.

 

Ds. Buitenhuis

Ik aarzel over het studiedeputaatschap. Het gaf veel onrust in het verleden en nu weer. Gaat hier een nieuwe trein rijden? Hoe valt dat in de kerken? Daarom pleit ik voor de PHR, net als Dreschler eerder.

 

Br. Van der Tol

Ik heb een kerkrecht-advies nodig. Heeft Hardenberg de kerkelijke weg gevolgd? Zo niet, dan geen antwoord.

 

Ds. Harmannij

Ja, de kerkelijke weg is gevolgd.

 

Ds. Waterval

Ik ben er persoonlijk voor 8b te schrappen, zie er weinig heil in.
We moeten oppassen voor de vrijgemaakte kokervisie en daarom ook anderen als CGK en NGK bij deze zaak betrekken.

Verder zijn de amendementen van de preses en Van der Tol open deuren.

 

Br. Heij

Ik steun het voorstel van Dreschler van harte. Het doet meer recht aan degenen om wie het gaat, het gaat niet om kerkenraden. Dat komt uit in de afgewogen PHR.
Het stuk van prof. De Bruijne ligt hier pas sinds vanmorgen op tafel en is nogal academisch. Het zal wel kloppen maar dat is het dan ook.

 

Ds. Dreschler

Er moet Hardenberg wel recht worden gedaan. Ze hebben een vraag en met alleen 8a, b en c sturen we hen met een kluitje in het riet. Een studiedeputaatschap gaat de messen slijpen. Het gevolg is dat voor- en tegenstanders hun argumenten nog verder zullen verstevigen. Daarom dus wel ondersteuning met een pastorale handreiking.

 

Br. De Haan

Ik vind alle alternatieven wat mager.  De handreiking komt nu weer als voorstel naar boven. Daarin zijn wissels genomen, er wordt gekozen zonder onderbouwing. Voorbeeld.

In de Inleiding wordt het begrip homoseksuele relatie in liefde en trouw geïntroduceerd. Waar komt die term vandaan? Moeten we daar in meegaan? Is zo'n relatie er? Daar wordt al een keuze gemaakt, een gerechtvaardigd label ingevoerd, en ik kan me er iets bij voorstellen. Maar is zo'n label zo zonder meer te hanteren? Wat voor betekenis moeten we bijvoorbeeld aan 'trouw' geven? Houdt dat een publieke belofte in? Dat gaat heel erg ver. Een zegen geven dan? Dat is een discussie waar we niet aan toe zijn. Dus niet kerken nu al deze term meegeven.

Er zijn meer voorbeelden van wissels. Dit moeten we niet willen.

 

Br. Poutsma

De preses wil zorgvuldig en pastoraal begeleiden. Maar dat is tóch al de brede verantwoordelijkheid van de kerkenraad als die samen met de broeder of zuster het traject ingaat? Dat kan leiden tot ontzegging van het Avondmaal, net zoals dat algemeen geldt. Maar juist in deze situatie met veel moeite en pijn van deze broeders en zusters in gemeente, kunnen we duidelijkheid verschaffen door pastoraal handelen en terughoudend te zijn met tucht . We bieden hun bescherming door de enkele-feit-constructie.

 

Br. Van den Berg

De PHR is mooi door de warmte die eruit spreekt. Maar toch ben ik bang voor een overwaardering als GS-uitspraak. Zo'n handreiking zou heel anders gewaardeerd worden als slechts tien predikanten die zouden hebben gemaakt. We moeten dus voorzichtig zijn.

Prof. De Bruijnes voorstel is: niet beantwoorden, want we voelen allemaal verlegenheid.

De pastorale warmte zou kunnen blijken als de punten 1-7 als gronden worden toegevoegd aan 8c. En met het studiedeputaatschap laat de GS zien dat we hen niet in de steek laten.

 

Ds. Stolper

Het gaat om kwetsbare broeders en zusters die we liefhebben. De besluitvorming moet daarom duidelijk, open en helder zijn anders zijn revisies het gevolg met opnieuw onveiligheid. Dus daarom in het voorstel van prof. De Bruijne de laatste 5 zinnen weglaten, en de amendementen van Van der Tol en de preses aannemen.

Ik zie niet veel heil in het studiedeputaatschap. Maar we moeten het misschien toch durven, misschien zal de Heilige Geest duidelijkheid verschaffen. Anders wordt het toch nog weer vechten en stoeien.

 

Ds. Koster

Het gaat om verlegenheid, om kwetsbare homoseksuele broeders en zusters. Ik heb respect voor het pastorale karakter van de PHR. Maar het moet wel breed gedragen worden. Er komt allerlei kritiek langs m.b.t. de scheppingsorde, het koninkrijk. Heij komt ter plekke nog met een voorstel en we twisten erover. Het lukt zo niet nu een PHR de kerken in te sturen. Daarom dus wel een studiedeputaatschap.

 

We moeten de punten 1-7 niet als gronden gebruiken. Gronden moet je summier houden. Er worden dingen betwist zoals in punt 4 over de status van besluiten door GS Zwolle-Zuid.

 

Ds. Harmannij

Ik beschouw prof. De Bruijne als mijn bondgenoot: zijn verlegenheid voel ik ook. We staan voor dezelfde zaak.
De helft van de PHR is door mij, en met overtuiging, geschreven. Er staan belangrijk dingen in. Maar we zijn er nog niet aan toe. We kunnen alleen een besluit met punt 8 nemen en aangeven dat we de punten 1-7 als advies hebben gebruikt om tot dit besluit te komen. Dan hoef je ze ook niet precies te wegen.

 

De instelling van een studiedeputaatschap is uitstel van executie. Bovendien vragen zijn: Wie moeten er in? Samen met de NGK? (Ad de Boer [aanwezig als toehoorder] zei: 'Wij zijn toch samen op weg?'). Moeten er ook homo's bij worden betrokken? Singles? Samenlevende homo's al dan niet samenlevend 'in liefde en trouw'? Of met een relatie zonder seks? Het wordt een hele klus.

 

Ds. Van Loon (persoonlijk)

Het pastorale is me uit het hart gegrepen want het gaat om kwetsbare en dierbare broeders en zusters. Daarom vind ik jammer dat de pastorale toon kwijt is met het voorstel van prof. De Bruijne. Laten we laten merken ontzettend bewogen te zijn, vol van ontferming. Kan er misschien een herderlijk schrijven van het moderamen komen over waar het expliciet om gaat? Dat is waar betrokkenen naar snakken.

 

Commissie ds. Van Loon

We hebben niet zoveel toe te voegen. Is een begeleidende brief zinvol? Het moderamen zou die samen met de commissie kunnen opstellen.

 

Adviseur prof. De Bruijne

Het voorstel is kort voor de vergadering neergelegd, wel al eerder bij de commissie ontvangen. Ik begrijp dat het voorstel nu is alleen het besluit met punt 8 te nemen. Echter dat alléén is wel zakelijk.

 

Overigens, de quaestio vraagt om antwoord, niet om pastoraat - of samenlevende homo's volwaardige rechten en plichten hebben. Daar is een inhoudelijk, ook zakelijk, antwoord op nodig. Maar daarbij mag aan de aard van de vraag niet voorbij gegaan worden.

 

Ds. Dreschler

Het is nogal complex allemaal. Er is kritiek op van alles en nog wat mogelijk. En over drie jaar zal er ook niet een heldere uitspraak zijn. Daarom geen studiedeputaatschap. Ik blijf achter de PHR staan. Kan Heij misschien iets over een relatie 'in liefde en trouw' zeggen?

 

Br. Van Eijk

Over welke PHR hebben we het hier?

 

Preses

Over die van Heij.

 

Br. De Haan

We moeten niet die vraag aan Heij stellen. Daar zijn wij niet aan toe.

 

Br. Heij

'In liefde en trouw' is een essentieel punt. In de PHR krijgt die in punt 7 over communicatie naar gemeente een plek. Daarin heeft ook de verantwoording voor de kerkenraad een plaats. Kan deze relatie voor God bestaan? Het is geen uitgebreid verhaal geworden maar de relatie 'in liefde en trouw' is er wel in verwerkt.

 

Ds. Basoski

De versie PHR van Heij? Ik weet niet meer wat nu besproken moet worden. Is de oorspronkelijke PHR dan van tafel?

 

Preses

Ik geef een ronde over de PHR van Heij.

 

Ds. Dreschler

Het is mooi als die alsnog in bespreking zou komen.

 

Ds. Harmannij

Ordevoorstel: als het voorstel van de commissie wordt verworpen dan pas komt het  tegenvoorstel van Heij aan de orde. Laten we daar nú nog geen tijd aan besteden. Dat kan dan nog wel.

 

OVERLEG MODERAMEN

 

Preses

Een suggestie: in een begeleidende brief kan de inhoud van de PHR verwerkt worden. Het moderamen vraagt mandaat om die brief samen met de commissie op te stellen.

 

Ds. Basoski

Ik heb daar aarzelingen bij.

 

Ds. Koster

Ik heb het voorstel Heij niet gezien.

 

Preses

Kunt u het vertrouwen geven aan het moderamen?

 

Ds. Roth

Ik geef geen vertrouwen. We zitten in een precaire situatie. U kunt die brief niet namens ons sturen.

 

Preses

We gaan de zaken in stemming brengen.

 

STEMMING AMENDEMENTEN EN VOORSTEL

Totaal 31 stemmen.

 

Amendement Van der Tol:

'Terughoudend' vervangen door 'zorgvuldig'.

V05O01, verworpen.


Amendement Balk/Poutsma:

Punt 8d handhaven.

V06O00, verworpen

 

Amendement Koster:

Besluit 8 en daarbij 1-7 weglaten.

V16O01T14, aangenomen

 

Amendement M.H. Oosterhuis:

'…en hen zorgvuldig pastoraal te begeleiden'

Verworpen [aantal voorstemmers niet genoemd]

 

Geamendeerd voorstel prof. De Bruijne

Bijlage 4.

V24T07, aanvaard

 

Preses

Voorstel: punten 1-7 maximaal gebruiken in begeleidende brief.

 

BESPREKING 5

 

Ds. Van Loon

Voor het begeleidend schrijven kunnen elementen uit de PHR punten 1-7 worden gehaald. Maar er zal wel compassie moeten verwoord worden en blijk gegeven dat de synode met deze zaak heeft geworsteld.

 

Ds. Messelink

Als Van Loon.

 

Br. De Haan

Als Van Loon.

 

Ds. Harmannij

De brief geeft antwoord op de vraag hoe de GS tot dit besluit is gekomen.

 

Preses

Voor de brief met een pastorale toon gebruiken we de oorspronkelijke PHR.

 

[diverse afgevaardigden roepen 'nee']

 

Ds. Harmannij

Het oorspronkelijke voorstel van de commissie (zonder aanvullingen Heij) komt als bijdrage beschikbaar.

De bijdrage van prof. De Bruijne komt bij het verslag van de bespreking.

 

Preses

Er wordt dus een pastorale brief gestuurd zonder discussiepunten.

[applaus]

We gaan er heel hard mee aan het werk.

 

Ds. Stolper

Zouden we nu niet samen in gebed moeten gaan?

 

Preses

Het is beter dat later aan het eind van de vergadering te doen.

 

Verder moeten er nog studiedeputaten worden aangesteld en een budget beschikbaar gesteld.

 

[sluiting agendapunt]

 

Bijlagen

 

Bijlage 1 - Quaestio Hardenberg

 

Overwegend dat

 

1

we de homoseksuele broeders of zusters die de Here oprecht liefhebben in de Bijbel niet tegenkomen,

2

de Bijbel enkel negatief spreekt over homoseksualiteit,

3

homoseksuele handelingen in de Bijbel worden getypeerd als het gedrag van mensen die Gods zelfopenbaring in zijn schepping en in zijn Woord miskennen en die daarom door Hem onder andere aan ontaarde verlangens zijn overgelaten (Romeinen 1),

4

wij homoseksuele broeders en zuster die de Here oprecht liefhebben wel ontmoeten in onze realiteit

 

is de quaestio die de classis langs deze weg aan de zusterkerken voorlegt:

 

DE BIJBEL LIJKT DE HOMOSEKSUEEL DIE DE HERE OPRECHT LIEFHEEFT EN IN LIEFDE EN TROUW WIL LEVEN NIET TE KENNEN. WIJ WETEN TEGENWOORDIG DAT HIJ/ZIJ WEL BESTAAT. DAAROM LUIDT DE QUESTIO DIE DE CLASSIS AAN DE SYNODE VOORLEGT: IS ER RUIMTE VOOR EEN VOLWAARDIGE PLAATS, IN VOLLE RECHTEN EN PLICHTEN, VOOR DEZE BROEDER EN ZUSTER IN DE GEMEENTE VAN CHRISTUS?

[kapitaal van de classis]

 

[In een bijlage worden de volgende Bijbelteksten kort besproken en conclusies getrokken:
 

- Genesis 1, 2, 9, 19

- Leviticus 18, 22, 20:13

- Richteren 19

- 1Samuel 18-23

- Romeinen 1:24-27

- 1Korinthiërs 6: 9, 10

- 1Timotheüs 1: 8-10]

 

Bijlage 2 – Concept Pastorale Handreiking Homorelaties

 

Materiaal:

brief van de classis Hardenberg, die de synode de volgende vraag voorlegt (03-12-2016):

“De bijbel lijkt de homoseksueel die de Here oprecht liefheeft en in liefde en trouw wil leven niet te kennen. Wij weten tegenwoordig dat hij/zij wel bestaat. Daarom luidt de quaestio die de classis aan de synode voorlegt: Is er ruimte voor een volwaardige plaats, in volle rechten en plichten, voor deze broeder en zuster in de gemeente van Christus?”

 

Besluit:

de volgende handreiking aan de kerken aan te bieden:

 

PASTORALE HANDREIKING INZAKE HOMORELATIES

Eindconcept 13 november 2017

P.A. Heij, P. Huizenga, M. van Loon en R.C. Stolper

 

Inleiding

De classis Hardenberg heeft de synode een vraag voorgelegd inzake de plaats in de gemeente van de homoseksueel die de Heer oprecht liefheeft en in liefde en trouw wil leven. Met deze vraag hebben we als synode – vermoedelijk net als de classis – geworsteld. Na veel wikken en wegen zijn we tot deze pastorale handreiking gekomen in de vorm van een achttal punten. Eerst is het echter goed een aantal zaken te noemen die van belang zijn voor een goed begrip.

 

Deze handreiking is in de eerste plaats bedoeld voor kerken en kerkenraden. De aard van de vraag brengt dat als van zichzelf met zich mee. Daarom vragen we ieder ander dit stuk met welwillendheid te lezen en te bestuderen. Weet dat het – ondanks de misschien soms zakelijke toonzetting – met warmte en liefde is geschreven, met in ons hart die broeders en zusters die ook de classis voor ogen heeft gehad toen ze de synode deze tere en aangelegen vraag stelde.

 

Ook is het goed te bedenken dat er vanuit de kerken niet is gevraagd om een ‘leeruitspraak’ ten aanzien van homoseksuele relaties. Hiervoor was geen mandaat en deze pastorale handreiking kan dus ook niet als zodanig gezien worden. In alle voorzichtigheid proberen we kerken en kerkenraden een weg te wijzen hoe pastoraal om te gaan met deze gevoelige materie.

 

Daarbij realiseren we ons bovendien dat er over de vraag of homoseksuele relaties in liefde en trouw op grond van de Schrift al dan niet kunnen worden geaccepteerd verschillend wordt gedacht. Officieel hebben eerdere GKv-synodes hierover geen algemene uitspraak gedaan. Wel zijn er op recente synodes in een aantal beroepszaken uitspraken gedaan waarin het uitgangspunt was dat dergelijke relaties op grond van de Schrift niet geoorloofd zijn. Waar echter deze visie binnen de GKv tot voor kort in woord en geschrift breed werd gedragen, lijkt er de laatste jaren sprake van toenemende verlegenheid en zien we een groeiende pluraliteit aan visies en praktijken. Dit geldt overigens niet alleen binnen de GKv, maar is in het algemeen waarneembaar in orthodox-christelijke kringen.

 

Dit alles maakt het lastig om deze vraag goed te beantwoorden. We hopen en bidden met deze handreiking een aanzet te hebben gegeven voor het gesprek met elkaar in de kerkenraad, de classis of op welke plek dan ook.

 

1. Man en vrouw

 

“God schiep de mens als zijn evenbeeld” (Gen. 1 : 28), “als evenbeeld van God schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen”.

 

Dit zegt enerzijds dat mannen en vrouwen elkaar als gelijken mogen aanvaarden: beiden geschapen om Gods beeld te vertonen. Het zegt anderzijds dat het God goed leek om alle mensen vanaf het begin te verdelen over twee categorieën: mannen en vrouwen. In het genieten van dat onderscheid mogen ze Gods glorie vertonen. Daar is zelfs een speciaal bijbelboek aan gewijd: Hooglied.

 

Genesis 2 vertelt het als hoogtepunt van Gods scheppingswerk: hoe Adam met gejuich zijn vrouw ontvangt, die gelijk is aan en toch ook net anders dan hijzelf. Deze beide mensen passen bij elkaar als gelijken en vullen door hun anders zijn elkaar perfect aan.

 

Dit mooie begin is niet verloren. Jezus onderstreept het in Matteüs 19 : 5. Ook al is de realiteit vaak anders, God belooft ons in Christus Jezus dat hij zijn eerste opzet niet laat vallen. Christenen mogen het vasthouden als de norm van het begin, die nog altijd richting geeft.

 

Aanbeveling Houd het huwelijk in ere zoals de Schepper dat van oorsprong heeft bedoeld, als vaste verbinding tussen een man en zijn vrouw. Het is meer dan een ideaal: het geeft ons hoop op de vernieuwing van Gods werken.

 

2. Verwarring

 

Toen de eerste mensen het verbod van God om van die ene boom te eten overtraden, had dat direct gevolgen voor hun onderlinge verhouding. Ze schaamden zich voor elkaar en ze verraadden elkaar (Gen. 3 : 6-12). Het mooiste wat God gemaakt had, werd door de zonde diepgaand aangetast.

 

Dit leidt tot veel onzekerheid. Mannen vinden het moeilijk om de juiste vrouw te vinden, en andersom. Huwelijken lopen stuk, al dan niet door ontrouw van een van beide partners. Daarnaast vinden sommige mensen het onmogelijk om seksuele aantrekkingskracht te ervaren tot het andere geslacht. Om redenen die ook voor henzelf vaak duister blijven, voelen ze zich aangetrokken tot het eigen geslacht. Er zijn ook mannen en vrouwen bij wie hun psychische gevoelens botsen op hun lichamelijke kenmerken.

 

Het evangelie leert ons om deze verwarring niet te ontkennen, maar die evenmin tot nieuwe norm te verheffen. We mogen het benoemen als onze nood, als iets waarvoor we redding nodig hebben.

 

Aanbeveling

 

Erken de realiteit van lesbiennes, homo’s en transgenders. De realiteit dat zij merken niet te passen in het oorspronkelijke plaatje van het paradijs. Heb oog en oor voor hun verwarring. Deel hun nood: samen staan we als gemankeerde mensen voor God.

 

3. Relativering

 

De redding die Jezus biedt blijkt niet te zijn dat christenen nu al weer een paradijselijk leven krijgen. Ziekte en dood zijn gebleven, en bekering betekent niet dat we alles opeens weer beleven zoals Adam en zijn vrouw dat zullen hebben gedaan.

 

Er zijn christenen die zeggen dat homoseksuele gevoelens met catechisatie of therapeutische sessies weg te werken zijn. Deze visie botst op de werkelijkheid. Het is een illusie om te denken dat homoseksuele gevoelens zomaar te veranderen zijn. Soms kunnen geloofsonderwijs en therapie bewerken dat mensen anders gaan denken en beleven, maar resultaten zijn daarin niet voorspelbaar en al zeker niet op bestelling verkrijgbaar. De redding die Jezus biedt is die van zijn sterven, om daardoor ruimte te maken voor een nieuw leven, waarin we niet meer afhankelijk zijn van wat we hier op aarde hebben.

 

Jezus spreekt in Matteüs 19 : 12 positief over mannen die niet kunnen of willen trouwen. Hij is zelf zo iemand. Hij bleef ongetrouwd en kinderloos, omdat hij zich volledig inzette voor het komende koninkrijk. Paulus verwerkt dit in zijn onderwijs van 1 Korintiërs 7: “iemand die trouwt handelt goed, maar iemand die niet trouwt handelt beter” (vs. 38). Dat is geen diskwalificatie van huwelijk of seksualiteit, maar een relativering: voor de toekomst van Gods koninkrijk hebben we niet nodig om getrouwd te zijn. “Bij de opstanding trouwen de mensen niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, ze zijn dan als engelen in de hemel” (Matt. 22 : 30). Het huwelijk gaat voorbij. Wie in dit leven geen relatie kan beleven zoals Adam en zijn vrouw die hadden, raakt toch niet op achterstand. Hij mag met Jezus het nieuwe leven binnengaan. Binnen de kerkelijke gemeenschap kan het goed en mooi zijn om ongetrouwd te zijn of zonder partner te zijn. Ongetrouwd zijn of single zijn staan met getrouwd zijn op een gedeelde eerste plaats.

 

Aanbeveling

 

Geef aan dat het gezin niet altijd op de eerste plaats komt. Spreek uit dat Gods koninkrijk ‘met stip’ op één staat. En beleef samen met alle heiligen, man of vrouw, getrouwd of ongetrouwd, kinderloos of met een groot gezin, homo of hetero, de ruimte die dat komende Rijk ons biedt. 

 

4. Relatie

 

Toen God besloot om de mens een vrouw te geven, was zijn motief: “het is niet goed dat de mens alleen is” (Gen. 2 : 18). De meeste mensen zullen dat herkennen. Wie leeft voor Gods koninkrijk heeft een huwelijk of andere relatie weliswaar niet nodig, maar kan er evengoed veel steun aan ontlenen. Zo was Jezus blij dat hij een leerlingenkring had die hem tot op het laatst trouw is gebleven (Luc. 22 : 28).

 

Wanneer christen-homo’s er bewust voor kiezen om solitair te leven verdient dat alle steun. In het voetspoor van Jezus hebben ze wel een vriendenkring om zich heen, maar geen vaste huisgenoot. De gemeente moet oog hebben voor deze broeders en zusters en hoort met haar zorg en gebeden de zware last van deze broeders en zusters mee te dragen.

 

Het is niet makkelijk om alleen te zijn. Het is daarom heel begrijpelijk en invoelbaar dat homo’s en lesbiennes, ook al willen zij afzien van seksuele gemeenschap, toch verlangen naar een vaste relatie met iemand die hun gevoelens begrijpt en herkent. Dat zal dus meestal een andere homo c.q. lesbienne zijn. Iemand van wie ze kunnen houden en die ook kan helpen zuiver met seksuele gevoelens om te gaan.

 

Aanbeveling

 

Toon begrip voor het verlangen van homo’s of lesbiennes om een vaste relatie zonder seksuele gemeenschap aan te gaan. Maak het echter niet tot nieuwe norm, alsof wie kiest voor alleen blijven onnodig moeilijk doet.

 

5. Seksuele intimiteit

 

We realiseren ons dat we een teer en precair onderwerp aansnijden als we seksuele intimiteit ter sprake brengen. Het is echter nodig om hier iets over te zeggen. Het eerste is dat (seksuele) intimiteit veel meer omvat dan seksuele gemeenschap. Een tedere aanraking en een kus zijn immers ook intieme uitingen van genegenheid. In de bijbel lezen we alleen in afkeurende zin over seksuele gemeenschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht (Gen. 19; Lev. 18 : 22; Lev. 20 : 13; Recht. 19; Rom. 1 : 26-27; 1 Kor. 6 : 911[1]; 1 Tim. 1 : 10[2]). Over andere intimiteiten wordt niks gezegd. Dat maakt ons ook voorzichtig om hier wél iets over te zeggen en al helemaal om daarvoor precieze grenzen aan te geven.

 

In het voorgaande punt werd daarom alleen heel in het algemeen een weg gewezen voor het geval dat twee mensen van hetzelfde geslacht kiezen voor een relatie waarin intimiteit (zonder seksuele gemeenschap) een plek heeft. Nu wordt wel gesteld dat het in de praktijk vrijwel onmogelijk is om dit vol te houden[3], maar daartegenover mogen we wijzen op de kracht van Gods Geest. Wanneer christen-homo’s een relatie aangaan en daarbij aan elkaar en hun omgeving beloven dat ze zullen afzien van seksuele gemeenschap, is het daarom niet eerlijk om bij voorbaat te oordelen dat daar niets van terecht zal komen.

 

Hiervoor werd al opgemerkt dat de Schrift uitsluitend in afkeurende zin spreekt over seksuele gemeenschap tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. Hierbij moet wel bedacht worden dat het in de geschiedenissen in Genesis 19 en Rechters 19 gaat om voorgenomen (homoseksuele) verkrachting. Hieruit kunnen dus geen conclusies getrokken worden over relaties in liefde en trouw. Bij Paulus’ woorden in Romeinen ligt dat anders. Een belangrijke vraag bij dit gedeelte is of dergelijke relaties binnen zijn blikveld vielen. De één betrekt Paulus’ woorden op losse seksuele contacten en avontuurtjes en acht ze niet van toepassing op relaties in liefde en trouw, terwijl een ander van mening is dat dergelijke relaties bij Paulus bekend waren en zijn woorden dus ook hierop betrekking hebben. Dit moet ons voorzichtig maken om al te stellige woorden te spreken. De discussie hierover is nog volop aan de gang en van wezenlijk belang. Hier achter gaan belangrijke vragen over hermeneutiek en de relatie tussen de goddelijke en de menselijke auteur schuil. Het is belangrijk hier samen met elkaar biddend over te spreken en studeren.

 

Hoe de woorden uit Romeinen 1 en andere bijbelgedeeltes, zoals 1 Kor. 6 : 9-11 en 1 Tim. 1 : 10,  ook uitgelegd moeten worden, blijft staan dat uit het scheppingsverhaal en de bijbel als geheel duidelijk wordt dat man en vrouw voor elkaar bedoeld zijn.

 

Aanbeveling

 

Erken dat met goed recht op grond van de Schrift geoordeeld kan worden dat God seksuele gemeenschap tussen mensen van hetzelfde geslacht zonder uitzondering afwijst. Blijf in gesprek met broeders en zusters die op grond van de Schrift voor relaties in liefde en trouw een uitzondering mogelijk achten.

 

6. Pastoraal gesprek

 

In het gesprek met samenlevende homo’s of lesbiennes zal snel aan de orde komen dat de meningen over de toelaatbaarheid van homorelaties binnen de kerken verdeeld zijn. Dat hoeft het gesprek echter niet te frustreren, integendeel. Het dwingt juist om samen te blijven luisteren naar wat onze Heer heeft gezegd en wat hij daarmee bedoelt. Het dwingt om verder te kijken dan de geijkte teksten. Het dwingt tot het gebed om de Geest die ons verstand verlicht.

 

Daarbij hebben betrokkenen hun eigen inbreng. Dat is zelfs noodzakelijk. Zij hebben in hun specifieke omstandigheden gekozen voor een bepaalde levensstijl en (formele) relatievorm; laten ze zich in het pastorale gesprek daarover ook “verantwoorden tegenover de Heilige Schrift”[4]

 

Laat het gesprek niet ontaarden in een strijd om het eigen gelijk. Luister liever en bouw aan overeenstemming, in een gezamenlijke zoektocht naar wat voor de Heer heilig is.

 

Laat het gesprek evenmin ontaarden door indiscrete vragen naar de intieme omgang. Belangstelling tonen is goed, maar net als ieder ander hebben ook homo’s en lesbiennes het recht om te zwijgen over hun privéleven. Ambtsdragers mogen zich beperken tot wat ze van de betrokkene zelf horen, en wat ze in zijn of haar doen en laten van hem of haar zien.

 

Aanbeveling

 

Ga een indringend gesprek aan met betrokkenen. Spreek hen aan op wat u van henzelf hoort en ziet. Ga niet af op geruchten. Stimuleer betrokkenen om zelf vanuit de Schrift een verantwoorde levensstijl op te bouwen.

 

7. Tucht

 

Het kan zijn dat een kerkenraad na één of meer pastorale gesprekken redenen heeft om tucht te overwegen. De praktijk heeft echter al meermalen geleerd dat het toepassen van tucht bij homorelaties leidt tot een patstelling: de kerkenraad ontzegt betrokkenen het Avondmaal, maar de situatie wijzigt daardoor niet; de kerkenraad durft echter niet verder te gaan, onder meer omdat de gemeente hierover verdeeld blijkt. De enige ‘oplossing’ lijkt dat betrokkenen zich onttrekken, hetgeen in de praktijk regelmatig is voorgekomen. Maar dat kan in de kerk van Christus niet de bedoeling zijn.

 

Van belang is dat tucht toegepast wordt op de manier zoals deze is bedoeld. Ontzegging van het Avondmaal mag alleen op goede gronden en mag niet worden toegepast onder druk van de gemeente, of juist vanwege te verwachten onrust worden uitgesteld.

 

Een goede grond voor ontzegging is wanneer betrokkenen weigeren om zich voor God te verantwoorden. Ook wanneer iemand zegt dat hij zich tegenover God verantwoord acht, maar dat combineert met een levensstijl die duidelijk vloekt met Gods woord, heeft een kerkenraad het recht om tot ontzegging over te gaan.

 

Buitensluiting is volgens onze belijdenis (HC zondag 31) verbonden aan het oordeel van God, die hardnekkige ongelovigen buiten het rijk van Christus sluit. Een kerkenraad mag er dus alleen toe overgaan als hij deze ernst aanwezig ziet. Buitensluiting is pas aan de orde wanneer de onwil om het gedrag aan te passen duidelijk voortkomt uit onwil om zich iets aan Gods geboden gelegen te laten liggen. Zolang betrokkenen hun heil bij Christus willen zoeken en daar – al is het op hun eigen manier – ook invulling aan geven, mag de kerk hen blijven vermanen, en zo nodig de Avondmaalstafel voor hen gesloten houden, maar niet alle banden met hen verbreken. 

                                               

Aanbeveling 1

Raadpleeg hoofdstuk D van de kerkorde, voor u tot tuchtoefening overgaat of juist besluit om tucht achterwege te laten. Ga niet af op wat ‘men’ denkt of zegt dat er nu zou moeten gebeuren. Hanteer de kerkelijke tucht als een geestelijk instrument, zoals God het wil.

 

Aanbeveling 2

Ga niet over tot ontzegging van het avondmaal omdat u ongewenst gedrag ziet, maar omdat betrokkene weigert om zich daarover voor God te verantwoorden, of een verantwoording geeft die niet serieus valt te nemen.

 

Aanbeveling 3

Bedreig samenlevende homo’s of lesbiennes niet met buitensluiting. Verzeker hen liever dat zij, zolang ze Gods gunst zoeken, mogen rekenen op de steun van de christelijke gemeente.

 

8. Communicatie naar de gemeente

 

Wanneer twee mensen van hetzelfde geslacht gaan samenleven, blijft dat meestal niet onopgemerkt. Of ze geven daar zelf publiciteit aan. Dit plaatst de kerkenraad dan voor zijn verantwoordelijkheid leiding te geven aan de gemeente. Deze zal verschillend worden ingevuld afhankelijk van de positie die de kerkenraad inneemt ten aanzien van homorelaties. Deze positie zal aan de gemeente duidelijk moeten zijn, terwijl de kerkenraad te allen tijde terughoudend moet zijn met het geven van specifieke informatie over een concrete situatie.

 

Het is in het belang van betrokkenen wanneer de gemeente waarin zij leven wordt geïnformeerd over hun motieven en hun strijd. Het voorkomt dat ze worden achtervolgd door kwade geruchten en veroordelingen gebaseerd op misverstand. Het helpt de gemeente om hen niet stilzwijgend te ontwijken, maar hen te blijven ontvangen en voor hen te blijven bidden.

 

Aanbeveling

 

Stimuleer betrokkenen om in overleg met de ambtsdragers de gemeente van de nodige informatie te voorzien. Aanvaard de grenzen die ze daarbij zelf aangeven. Maak als kerkenraad de eigen uitgangspositie duidelijk.

 

Afsluiting

 

Zoals gezegd hebben we als synode geworsteld met de vraag van de classis Hardenberg. De aard van de vraag bracht met zich mee dat we in de formuleringen vooral kerkenraden op het oog hadden. We hopen en bidden dat met deze handreiking ook broeders en zusters met een homoseksuele gerichtheid zich gesteund weten. Bij het schrijven waren zij voortdurend en nadrukkelijk in onze gedachten. Met deze handreiking hebben we willen bijdragen aan een veilig klimaat in de gemeente voor homo’s en lesbiennes, zodat zij hun specifieke gaven en talenten in de gemeente kunnen inzetten. We bidden dat deze handreiking een zegenrijke uitwerking mag hebben.

 

Bijlage 3 - Antwoord Quaestio – alternatief voorstel Ad de Bruijne

  1. De classis Hardenberg legt de GS de volgende vraag voor:

DE BIJBEL LIJKT DE HOMOSEKSUEEL DIE DE HERE OPRECHT LIEFHEEFT EN IN LIEFDE EN TROUW WIL LEVEN NIET TE KENNEN. WIJ WETEN TEGENWOORDIG DAT HIJ/ZIJ WEL BESTAAT. DAAROM LUIDT DE QUAESTIO DIE DE CLASSIS AAN DE SYNODE VOORLEGT: IS ER RUIMTE VOOR EEN VOLWAARDIGE PLAATS, IN VOLLE RECHTEN EN PLICHTEN, VOOR DEZE BROEDER EN ZUSTER IN DE GEMEENTE VAN CHRISTUS?

  1. De GS begrijpt de achtergrond en urgentie van de vraag, zowel voor homoseksuele broeders en zusters als voor kerkenraden die geroepen zijn tot pastorale zorg en liefdevol opzicht en tucht. Met ‘een volwaardige plaats, in volle rechten en plichten’ zal de classis met name doelen op het gegeven dat een kerkenraad bij zonde geroepen kan zijn tot kerkelijke tuchtoefening. Wanneer een homoseksuele relatie zonder meer als zonde geldt, kan het dus komen tot afhouding van het avondmaal en is er geen sprake van ‘een volwaardige plaats, in volle rechten en plichten’. In  tweede instantie zou ook de mogelijkheid om een ambt te vervullen in beeld kunnen zijn, maar dat lijkt toch minder het geval. Ook wie niet geschikt zou zijn als ambtsdrager, bezit nog wel ‘een volwaardige plaats, in volle rechten en plichten’ binnen de gemeente.
     
  2. De vraag van de classis Hardenberg kan strikt genomen alleen beantwoord worden na hernieuwde grondige studie van het gehele vragenveld rond homoseksualiteit. Dat blijkt al uit de onzekerheid in de formulering ervan, waar deze spreekt van het feit dat de Bijbel de homo die de Here liefheeft en leeft in een relatie van liefde en trouw niet ‘lijkt’ te kennen. Deskundigen verschillen van mening over de vraag tegen welke maatschappelijke en culturele achtergrond Paulus’ uitspraken rond homoseksualiteit staan. Volgens sommigen bestond er wel degelijk iets wat lijkt op de hedendaagse ‘relatie van liefde en trouw’. Bovendien kunnen wij wel in redelijkheid veronderstellen dat binnen de christelijke gemeente geen homo’s bestonden die minstens naar een dergelijke relatie verlangden en dus een pastorale uitdaging vormden, maar weten wij dit niet zeker.

    Zou de GS hier toch uitspraken over willen doen, dan moet zij zich in deze materie verdiepen. Daarbij komen onherroepelijk ook andere aspecten van het vragenveld rond homoseksualiteit aan de orde. De exegese van de meestal besproken teksten, die Hardenberg beslist acht, kan immers niet losgemaakt worden van ons beeld van de toenmalige context. Bovendien komt de hermeneutische vraag aan de orde of insteek via deze teksten de enige of zelfs voornaamste ingang moet zijn om rond homoseksualiteit in het licht van de Schrift richting te vinden. Daarnaast kan niet genegeerd worden wat de tegenwoordige stand van de kennis over homoseksualiteit is, evenmin welke culturele verschillen bestaan tussen de context van de Bijbel en de hedendaagse context en hoe deze gewogen moeten worden. Zelfs komt de hele kerkelijke praktijk rond huwelijk, ongehuwd-blijven en andere vormen van intermenselijke verbondenheid in beeld, en de vraag in hoeverre een koninkrijksperspectief hier tot andere accenten moet leiden dan een scheppingsperspectief.
     
  3. Hoeveel aan de vraag van Hardenberg vast zit, blijkt ook wanneer wij beseffen dat daarmee vragen gesteld worden bij wat tot nu toe het uitgangspunt is geweest in de kerkelijke omgang met homoseksualiteit. Sinds het Nieuwe Testament tot zeer recent is de kerk ervan uitgegaan dat de Bijbel seksueel verkeer exclusief reserveert voor het huwelijk tussen man en vrouw en dat seksueel verkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht dus zonde is, die moet worden afgewezen en bestreden. Ook als de Bijbel daarbij geen ‘relaties van liefde en trouw’ zou hebben gekend, heeft de kerk daar in de loop van haar geschiedenis wel mee te maken gekregen. Dat is met name (maar niet alleen) het geval geweest in de laatste twee eeuwen. Het Bijbels uitgangspunt is ook daarop zonder meer van toepassing verklaard, hoewel met toenemende pastorale fijngevoeligheid.

    Ook enkele synodeuitspraken uit het recente verleden hebben deze lijn bevestigd. De GS Zwolle-Zuid behandelde in comité een zaak rond het samenleven van homo’s na een gelofte van seksuele onthouding. In de beantwoording daarvan ging de GS zonder meer uit van bovenstaande klassieke lijn als vaststaand. Zelfs met een gelofte van onthouding wees zij het betreffende samenleven af, onder meer met het argument dat de verleiding tot de zonde van een seksuele relatie daarmee te groot werd. De GS wilde met deze uitspraak ook de kerken als geheel een weg wijzen. Daarom maakte zij deze geanonimiseerd publiek en nam zij haar op in de Acta. De GS Harderwijk 2011 sprak uit dat de concrete beslissing in een appelzaak die Zwolle nam, niet automatisch op ‘andere kwesties’ mocht worden toegepast. Dat betekende echter niet dat Harderwijk een opening bood aan een andere opvatting over het toelaatbaar zijn van seksuele relaties tussen homo’s. In de eerste plaats duidt het (enigszins merkwaardige) woord ‘kwestie’ waarschijnlijk op de vraag waarmee Harderwijk te maken kreeg, namelijk het al dan niet deelnemen van de kerken aan een website waar meerdere geluiden rond homoseksualiteit klonken. In de tweede plaats sprak Harderwijk tegelijk expliciet uit dat de deputaten die in deze website participeerden zouden blijven bij de traditionele overtuiging dat seksuele omgang exclusief verbonden was aan het huwelijk tussen man en vrouw.

    Wil de GS de vraag van Hardenberg beantwoorden, dan zal zij zich moeten verantwoorden tegenover deze bestaande kerkelijke overtuiging.
     
  4. Tegelijk vormt de vraag van Hardenberg een signaal voor een recente ontwikkeling die binnen de kerken breder aan de orde is. Deze bestaande en klassieke kerkelijke overtuiging staat onder druk en verliest snel draagvlak. Anders dan in het verleden vindt zij relatief weinig weerklank en begrip onder homoseksuele gemeenteleden zelf. Alle pastorale bewogenheid ten spijt voelen velen van hen zich ermee miskend en afgewezen. Vaak verlaten zij uiteindelijk zelfs de kerk.

    Bovendien brokkelt de overtuigingskracht ervan ook bij andere gemeenteleden en in toenemende mate tevens bij voorgangers en kerkenraden af. De vrijmoedigheid tot vermaan en tucht wordt zwakker en op steeds meer plaatsen is sprake van feitelijke tolerantie van homoseksuele relaties. Ook is er sprake van maatschappelijke gewenning en druk. Ook velen van hen die de klassieke benadering wel handhaven, erkennen dat er nog allerlei onbeantwoorde vragen zijn. Tegelijk voelen homo’s die uit gehoorzaamheid aan God ongehuwd blijven, zich in toenemende mate gemarginaliseerd, alleen gelaten en niet meer ondersteund.

    De GS mag deze gecompliceerde realiteit waarin de vraag van Hardenberg ligt ingebed, niet negeren.
     
  5. Enerzijds kan de GS onmogelijk zelf dit probleemveld doordenken en in dat licht de vraag van Hardenberg beantwoorden. Het zou bijvoorbeeld een studiedeputaatschap vergen. Anderzijds zou het onbevredigend zijn om de actuele urgentie die achter de vraag van Hardenberg schuilt, te negeren.  Bovendien is het allerminst zeker dat een studiedeputaatschap de oplossing zal bieden. In meerdere verwante kerken in binnen-  en buitenland hebben al dergelijke studiedeputaatschappen gefunctioneerd. Zij kwamen tot onderling tegenstrijdige conclusies en leidden bovendien ook binnen de betreffende kerken zelf tot verdeeldheid. Kennelijk zijn de vragen hier dermate gecompliceerd dat antwoorden niet kerkelijk ‘maakbaar’ zijn.
     
  6. Deze overwegingen samenbrengend meent de GS dat het op dit moment het meest recht doet aan de situatie binnen de kerken om geen uitspraken te doen die de overtuiging relativeren dat seksuele gemeenschap exclusief verbonden is aan het huwelijk van man en vrouw en dus niet past in een relatie tussen homo’s niet de ogen te sluiten voor de vele nog onbeantwoorde vragen rond homoseksualiteit, het afnemen van de overtuigingskracht van de klassieke benadering bij de betrokkenen zelf en de anderen, de kerkelijke en pastorale urgentie en verlegenheid en de groeiende praktijk van pluraliteit en tolerantie.
     
  7. Daarom besluit de GS
    1. De quaestio Hardenberg niet op dit moment zelf te beantwoorden.
       
    2. Een studiedeputaatschap te benoemen met de opdracht om na te gaan of er reden is om de klassieke kerkelijke benadering van homoseksualiteit bij te stellen en of daarbij hernieuwde kerkelijke eenstemmigheid kan groeien. Daarbij moeten eerdere studies van verwante kerken in binnen- en buitenland nadrukkelijk benut worden.
       
    3. De kerken op te roepen om in de pastorale omgang met homo’s te rekenen met het onder druk staan van de klassieke kerkelijke benadering van homoseksualiteit, de vele nog onbeantwoorde vragen, en het afnemen van de overtuigingskracht. In dat licht past het om in biddende afwachting van hernieuwde gedeelde overtuiging liefdevol en voorzichtig om te gaan met samenlevende homoseksuele broeders en zusters en terughoudend te zijn wat betreft afhouding van het avondmaal.
       
    4. Hoewel het beleid rond kerkelijke tuchtoefening altijd op de betrokken persoon toegespitst moet blijven en dus een zaak van de kerkenraden vormt, beveelt de GS kerkenraden daarbij als vuistregel aan dat in de huidige kerkelijke context het enkele feit van (al dan niet seksueel) samenleven door homo’s geen reden zou moeten vormen om hen van het avondmaal te weren.

Bijlage 4 – Besluit Quaestio Hardenberg

 

Besluit:

  1. De quaestio Hardenberg niet op dit moment zelf te beantwoorden.
     
  2. Een studiedeputaatschap te benoemen met de opdracht om na te gaan of er reden is om de klassieke kerkelijke benadering van homoseksualiteit bij te stellen en of daarbij hernieuwde kerkelijke eenstemmigheid kan groeien. Daarbij moeten eerdere studies van verwante kerken in binnen- en buitenland nadrukkelijk benut worden.
     
  3. De kerken op te roepen om in de pastorale omgang met homo’s te rekenen met het onder druk staan van de klassieke kerkelijke benadering van homoseksualiteit, de vele nog onbeantwoorde vragen, en het afnemen van de overtuigingskracht. In dat licht past het om in biddende afwachting van hernieuwde gedeelde overtuiging liefdevol en voorzichtig om te gaan met samenlevende homoseksuele broeders en zusters en terughoudend te zijn wat betreft afhouding van het avondmaal.

 

NOTEN


[1] Of het hier wel of niet over homoseksualiteit tussen volwassenen gaat is omstreden, zie het verschil tussen bijvoorbeeld de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) en Herziene Statenvertaling (HSV).

[2] Zie voorgaande voetnoot.

[3] We zijn ons ervan bewust dat een eerdere synode (Zwolle-Zuid, 2008) een uitspraak in hoger beroep heeft gedaan waarin een dergelijke relatie in een specifieke situatie werd afgekeurd: “de zuigkracht van de zonde” zou daarvoor te groot zijn (Acta, art. 52). Deze uitspraak is dus niet algemeen en alleen bindend voor destijds betrokkenen. Andere kerken of kerkleden mogen er argumentatie aan ontlenen, maar zijn er niet aan gebonden. Zie de Acta van de GS Harderwijk 2011, art. 15.

[4] De uitdrukking komt uit art. D56 KO, dat handelt over afwijking van de leer, maar ook in situaties als deze waardevolle aanzetten biedt.