Ethiek

Uit het verleden

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Het ontstaan van de Westminster Standards

 

R. Sollie-Sleijster

23-12-17

 

Omdat we merken dat er verschillend tegen de Westminster Standards wordt aangekeken, willen we in dit Signaal graag  iets overnemen uit de ontstaansgeschiedenis van de Westminster Standards. Dit doen we vanuit de Inleiding bij De Westminster Confessie met de Grote en de Kleine Catechismus door drs. G. van Rongen (1986 bij uitgeverij De Vuurbaak, Barneveld). Het boek geeft een goede vertaling van deze Westminster confessie en de daaraan gekoppelde catechisatieboekjes.

 

Schotland, Engeland en Ierland

 

We gaan terug naar het Engeland, Schotland en Ierland van de zestiende eeuw.

In Schotland werd het kerkelijk leven bepaald door de stelling dat Christus de Koning van de kerk is en dat slechts de door Hem aangewezen ambtsdragers (de presbyters) de opdracht hebben de kerk naar zijn Woord te regeren.

 

In Engeland was het kerkelijk leven na de Reformatie afhankelijk van de wil van de koning. Die had de macht in staat en kerk, en zou de bevoegdheid hebben om de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders aan te stellen en zo nodig weer te verwijderen. Een hiërarchisch stelsel dus, waarbij het bisschoppelijke stelsel natuurlijk goed van pas kwam.

Maar in de tweede helft van die zestiende eeuw kreeg Calvijn steeds meer invloed op het kerkelijk leven in Engeland. Vooral zijn gedachten over Gods predestinatie vonden ingang. Tijdens de regering van koningin Elizabeth de Eerste (1558-1603) gingen de Puriteinen een al sterkere oppositionele stroming vormen. Zij wilden een zuivere – een pure – kerk met een zuivere leer en een zuiver leven. Men waardeerde de geloofsbelijdenis van de Engelse kerk, de Negenendertig Artikelen, maar kantte zich tegen het episcopale stelsel met al haar kerkelijke ceremoniën en zaken als priesterkleding e.d. Men wilde een presbyteriaanse kerkinrichting. In 1572 zien we de eerste afgescheiden gemeente in Wandsworth bij London ontstaan.

 

Binnen de Anglicaanse kerk was ook beweging, vooral over de leer van de predestinatie zoals die in Artikel 17 van de Engelse geloofsbelijdenis verwoord stond. Dit leidde tot het aannemen van de negen Lambeth Artikelen in het jaar 1595. Maar koningin Elisabeth weigerde deze goed te keuren, omdat de conferentie van theologen buiten haar om was bijeengeroepen en daarom niet wettig was.

 

In Ierland, waar de kerk rond de eeuwwisseling calvinistisch was, werden de Ierse Artikelen opgesteld, 104 in getal, en in 1615 aangenomen. De Negenendertig Artikelen en de Lambeth Artikelen waren in deze Ierse Artikelen nader uitgewerkt en in de Westminster Confessie vinden we veel (soms letterlijk) uit deze Ierse Artikelen terug.

 

Jacobus de Zesde (in Schotland - 1567) – de Eerste (in Engeland - 1603)

 

Deze koning is bekend geworden door de bijbelvertaling van 1611, de King James Version, zeg maar de Engelse Statenvertaling. In 1567 was hij in Schotland zijn moeder Maria Stuart opgevolgd. Aan zijn zoon, de latere Karel de Eerste, moet hij geleerd hebben: ‘God heeft je als een kleine god op de troon gezet om over mensen te regeren’. Jacobus was fel gekant tegen George Buchanan (zijn vroegere, strenge huisleraar) die stelde dat de koning door het volk werd gekozen en gehandhaafd en onderworpen was aan menselijke en goddelijke wetten en dat men menselijke regeerders ter verantwoording mocht roepen. Hier zien we dat internationaal dezelfde zaken van geschil een rol speelden, zoals de predestinatie, maar ook het recht van verzet en zelfs opstand tegen een overheid die de grenzen van haar bevoegdheid overtrad (80-jarige oorlog hier te lande).

Het boek van Buchanan over het recht van de koning in Schotland werd door Jacobus verboden.

 

In 1582 had Andrew Melville (hij kan worden gezien als de opvolger van John Knox, de grote Schotse reformator, preses van de Generale Synode in Schotland, de koning namens de kerken een bezwaarschrift (remonstrantie) aangeboden. Dit handelde over het feit dat de koning zich met allerlei kerkelijke zaken bemoeide. Het liep erop uit dat de koning zelf 30 maanden gevangen werd gehouden. Tenslotte ontsnapte hij, maar als wraak vaardigde hij de Black Acts (Zwarte Wetten) uit, waarin stond dat de koning de opperste machthebber over allen en alles was, in staat èn kerk. Maar in 1592 had de koning de steun van de presbyterianen weer hard nodig en werden de Black Acts teruggenomen.

 

Melville bood de koning vervolgens opnieuw een remonstrantie aan. Hij sprak hem vrijmoedig toe en noemde hem Gods ‘silly vassal’ (Gods onnutte dienstknecht) en zei de beroemd geworden woorden:

 

‘Sire, zoals ik u al verschillende malen heb gezegd, zo moet ik het u nu weer zeggen: er zijn twee koningen en twee koninkrijken in Schotland. Daar is koning Jacobus, het hoofd van het Gemenebest, en daar is Koning Jezus, de Koning van de kerk, wiens onderdaan koning Jacobus de Zesde is, en in wiens Rijk deze noch koning, noch heer, noch hoofd is, maar slechts een lid. Wij erkennen uw positie en brengen alle gepaste gehoorzaamheid aan u op. Maar ik zeg u nog eens: u bent niet het hoofd van de kerk.

 

Koning Jacobus reageerde door te stellen dat de Generale Assemblée dan maar een commissie moest benoemen die dan in het parlement als derde ‘Staat’ zou worden opgenomen. Jacobus werd in 1603 ook koning van Engeland en probeerde Engeland en Schotland tot één staat samen te smeden. Hij oefende veel invloed uit op de Schotse kerken, vaak op sluwe wijze en met misbruik van macht, en deze kregen daardoor weer een min of meer episcopaals systeem.  Melville werd vier jaar in de beruchte Tower van Londen opgesloten en vervolgens naar Frankrijk verbannen.

Bij de dood van Jacobus in 1625 hadden de bisschoppen in Schotland veel macht.

 

Karel de Eerste van Schotland (1625)

 

Karel de Eerste volgde zijn vader in 1625 op en ging in diens voetsporen verder. Het kwam van kwaad tot erger. Hij benoemde William Laud tot aartsbisschop van Canterbury, een man die fel anti-presbyteriaans was. Een nieuwe liturgie van Laud moest in Schotland worden ingevoerd. Maar dit leidde op 23 juli 1637 tot grote chaos. In de kathedraal St.Giles van Edinburgh gooide een vrouw haar stoel naar de liturg en riep afkeurende woorden over de nieuwe  liturgie van Laud (haar naam, Jenny Geddes, heeft een gedenkteken in genoemde kathedraal gekregen). Het werd het startsein voor een complete revolutie.

 

In 1638 werd een National Covenant opgesteld en aangenomen. Naar dit Covenant (verbond) zijn de Presbyterianen vaak ‘Covenanters’ genoemd. Het tweede deel omvat het eigenlijke verbond, opgesteld door Alexander Henderson: de verbintenis om de vrijheid van de kerk te waarborgen en het presbyterianisme te verdedigen, alsook de majesteit van de koning in het bewaren van de genoemde ware religie en de vrijheden en wetten van het koninkrijk. De Presbyteriaanse Kerk in Schotland was hersteld en men spreekt er over als de ‘Tweede Reformatie’.

 

Maar koning Karel, als koning van Engeland en Schotland, reageerde door een invasie van Schotland voor te bereiden, waardoor de Schotse kerken zouden moeten buigen. Karel had echter geen geld voor zijn troepen. In 1640 vielen de Schotten zelfs Engeland binnen  en de koning werd verslagen. Onderhandelingen leidden ertoe dat de koning moest buigen: de Generale Assemblée van Glasgow werd door hem erkend en aan de eisen van de Covenanters werd voldaan door wat als het Verdrag van Westminster 1641 bekend staat.

 

Ook in Engeland kwam verzet op gang. De hofpartij week al verder af van de leer en praktijk van de Reformatie. De Presbyterianen hadden de meerderheid in het parlement gekregen en wilden een grote synode beleggen. Deze synode zou dan aan het parlement moeten rapporteren (november 1641), maar de koning gaf geen toestemming voor deze vergadering. Het kwam zelfs tot een burgeroorlog (Civil War) in 1642. Het parlement had zijn eigen zittingen permanent verklaard en bleef aan tot april 1653. Het schafte het episcopaat in principe af.

 

Westminster Assemblée – Solemn League and Covenant

 

Het Engelse parlement zocht al snel steun bij de Schotten en zond in 1643 vier parlementsleden en twee leden van de inmiddels begonnen Westminster Assemblée naar Schotland. De Schotten hadden hier zelf belang bij, immers zou de koning winnen, dan zou hij ook direct Schotland willen onderwerpen. Alexander Henderson, voor de derde maal preses van de Generale Assemblée, werd verzocht een document op te stellen. Het resultaat staat bekend als de Solemn League and Covenant (plechtige verbintenis en verbond) voor de reformatie en verdediging van de religie, de eer en het geluk van de koning, en de vrede en veiligheid van de drie koninkrijken van Schotland, Engeland en Ierland. Het Covenant werd aangenomen en ondertekend door parlementariërs in Engeland en Schotland. Het werd  gevolgd door de aanwijzing van een aantal afgevaardigden naar de vergadering van theologen die intussen in Westminster was begonnen.

Ook werd in november 1643 een meer militair verdrag gesloten. Schotland zou een leger beschikbaar stellen, dat later door Engeland zou worden betaald. Maar in januari daarop hielp dat leger bij het verslaan van de koning op Engels grondgebied (Marston Moor). Na de beslissende slag van Naseby in 1645 verkoelde de belangstelling van de Engelse parlementariërs voor de Solemn League and Covenant. Het royalisme en episcopalisme werden verslagen, maar het scheppen van eenheid op kerkelijk gebied door de aanvaarding van het presbyteriaanse stelsel van kerkregering en de handhaving of opnieuw aanvaarding van de gereformeerde leer, wat eigenlijk het doel was, werd niet bereikt.

 

De vergadering - Westminster - 1643

 

Alle aanwezigen op de eerste vergadering van theologen (Assembly of Divines) legden de eed af:

 

‘Voor het aangezicht van God Almachtig beloof en zweer ik in alle ernst dat ik in deze Assemblée, waarvan ik lid ben, niets zal verdedigen ten aanzien van de leer dan wat ik geloof ten volle in overeenstemming te zijn met het Woord van God, en ten aanzien van de tucht wat het meest strekt tot de eer van God en de vrede en welvaart van zijn kerk dient.

 

Alle Engelsen waren door het Parlement aangewezen. Er bevonden zich geen Arminianen, Pelagianen of Antinominianen onder. De Schotten werden door de Generale Assemblée van de kerken met instemming van de Staten gezonden. De kerken van Noord-Amerika waren uitgenodigd, maar zonden geen afgevaardigden. België, Frankrijk, Zwitserland en Nederland reageerden wel gunstig op hun uitnodiging.  1163 zittingen werden gehouden (en duurden meer dan vijf en een half jaar). Lange dagen werden gemaakt, vaak van negen en een half uur en dan van maandag tot en met vrijdag, waarna soms nog commissievergaderingen volgden.

 

Men begon met een revisie van de Negenendertig Artikelen, maar halverwege de behandeling hiervan moest eerst op instigatie van het parlement behandeling van de dringende zaak van de kerkregering plaatsvinden.  Hier werd ook de meeste discussie over gehouden. Er bestond veel verschil van opvatting. Tenslotte verlieten vóór de aanvaarding van een Book of Discipline de Independenten en de Erastianen (de koning/overheid alle macht) de vergadering. Het presbyterianisme met het goddelijk recht ‘zoals dat duidelijk is ingesteld of geboden wordt in het Nieuwe Testament als de enige norm en onveranderlijke vorm van kerkinrichting’ kwam als overwinnaar uit het debat. Het resultaat was dat het Engelse parlement de presbyteriaanse kerkinrichting aanvaardde. Ook het Book of Common Order over de liturgie werd aangenomen, dat voornamelijk was gebaseerd of Knox’ liturgie.

 

De confessie - 1646

 

In 1646 kwam het geheel van wat nu de Westminster Confessie heet, in 33 hoofdstukken gereed. Het Lagerhuis in Engeland vroeg na langdurige besprekingen nog om toevoeging van Schriftbewijzen en deze werden binnen een week gegeven  (29 april 1647). In juni 1648 werden de parlementaire besprekingen afgerond.

 

In Schotland werd de Confessie op 28 juli 1647 aanvaard door de Generale Assemblée. Dit met reserve voor hoofdstuk 31.2. over het erastianisme, waar men in Schotland erg bang voor was.

 

In Engeland had men deze reserve niet. Wel schrapte men daar de hoofdstukken 30 en 31, 20.4 en 24.5,6 en 24.4 gedeeltelijk. Maar in Engeland verwijderde Oliver Cromwell met zijn Independenten in het jaar 1648 alle Presbyterianen uit het parlement. In 1660 kwamen de Stuarts weer op de troon en daarmee werd het episcopalisme weer ingevoerd. Daarmee is de Westminster Confessie slechts een historisch document in de Engelse kerk. Voor de Engelse Presbyterianen bleef de Westminster Confessie echter wel geldig dank zij het Rompparlement van 1660, en - na nieuwe onderdrukking tijdens de Stuarts – op grond van de Tolerantiewet uit 1689 van Willem van Oranje (in Nederland stadhouder Willem de Derde) die met zijn vrouw Mary voor Schotland zijn Koninklijke sanctie gaf in 1690.

 

Door de kerken in Ierland en de Presbyterianen in New England (Noord-Amerika) werd deze confessie ook aanvaard, al is het met soms drastische wijziging op bepaalde punten. Door zendingsactiviteiten van de Amerikaanse Presbyteranen en Congregationalisten is ze verder over de wereld verbreid. Zodat hier en daar met enige trots te lezen valt dat zij de meest bekende en aanvaarde is van alle gereformeerde belijdenisschriften.

 

Nederland

 

De invloed van de Nederlandse theologie is zeker merkbaar. We zien duidelijk overeenkomst met de Dordtse Leerregels. De winst van de strijd tegen het remonstrantisme is in de Westminster confessie verwerkt. Kerkrechtelijk is de invloed van de Schotse afgevaardigden sterk geweest. Het blijft jammer dat het gestelde doel één presbyteriaanse confessie en dezelfde catechismussen in heel het Verenigd Koninkrijk niet werd bereikt. Toch werd in de Act of Approving  (acte van goedkeuring) door de Assembly van Edinburgh 1664 gesteld dat de Westminster Confessie onze waardering vereist, omdat zij een document is ter bewaring van de gereformeerde religie en ter afwijzing van allerlei dwaalleer.

 

In Nederland hebben wij vanuit onze Geloofsbelijdenis en Catechismus soms op onderdelen ernstige bedenkingen. Hier en daar dringt zich het puritanisme heel sterk op, bijvoorbeeld in het overnemen van enkele verboden graden van verwantschap uit het Oude Testament en in de minutieuze behandeling van de Tien Geboden, met name van het vierde gebod. Wij zien de calvinistische Schriftuurlijke predestinatieleer als het telkens terugkerende thema en de gereformeerde verbondstheologie – zij het helaas ook in een weergave die hier en daar vragen opwekt – als materiaal dat duidelijk is verwerkt.

Daarom kunnen wij de woorden van de Act of Approving onderschrijven. Men heeft in het Verenigd Koninkrijk met volle inzet gestreden – en geleden – voor de bewaring van het gereformeerde geloof. Dat verdient niet alleen onze historische belangstelling en waardering, maar ook het meeleven met alle kerken die – waar ook ter wereld – ook vandaag willen staan voor dit belijden!

Men ga het alles trouwens zelf na bij het lezen van de hierna volgende vertaling, zo sluit drs. Van Rongen zijn inleiding af.

 

Amerika

 

Van Rongen maakt nog een enkele opmerking over de Amerikaanse uitgaven van de Westminster Standards. Deze vertonen hier en daar een wel wat andere tekst dan de Schotse uitgaven. In ‘de nieuwe wereld’ zijn deze geschriften voor hun kerkelijk leven aanvaard, maar al direct met uitzondering van de uitspraken over de overheid die erin voorkomen.

Het presbyteriaanse leven in de Verenigde Staten is aan allerlei splitsingen en herenigingen onderhevig geweest. Van Rongen kan niet nagaan of en in hoeverre in iedere kerk die zich Presbyterian noemt, de Westminster integraal wordt gehandhaafd.

Wel zijn door de zuidelijke presbyteriaanse kerken in de VS in 1842 nog twee artikelen toegevoegd, Artikel 34 over de Heilige Geest en Artikel 35 over Gods liefde en de zending. De Kerken in het noorden namen deze in 1903 over. En ook de Presbyteriaanse Kerken in Korea (Kosin) namen deze revisie over en voegden daar in 1983 deze artikelen 34 en 35 aan toe.

 

Een merkwaardigheid, die Van Rongen nog apart vermeldt, is het feit dat hoewel de Nederlandse Kerken de Westminster geschriften niet overnamen, ze toch als officiële confessionele documenten in de zin van ‘formulieren van eenheid’ soms formeel geapprobeerd werden en daarmee als gereformeerd erkend, min of meer kerkelijk uitgegeven en  - wat heel belangrijk is - ook gebruikt.