Ethiek

In de pers

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Vreemdelingschap in de politiek

 

N. van Dijk
20-10-12

 

In het blad Zicht[1] is een artikel te lezen van dr. K. van der Zwaag met als titel ‘Tussen vreemdelingschap en doperse mijding’. Hij schreef dit artikel mede naar aanleiding van het boek ‘Lichaam en Geest van Christus. De theologie van de kerk en de Heilige Geest’ van dr. A. van de Beek.
Van de Beek stelt dat sinds de Verlichting de kerk “relevant” wil zijn. Ze wil iets betekenen voor de wereld, maar wordt  op die manier deel van de wereld. Christenen moeten volgens van de Beek geen wereldverbeteraars zijn, ze hebben geen politiek program. Hun geloof in de macht van Christus  en Gods heerschappij relativeert juist de politieke macht:

 

“Het gebed van de kerk (de voorbede) is de grootste dienst aan de wereld. Het is vanwege de eschatologische nieuwe werkelijkheid van de kerk in Christus, dat de kerk geen behoefte heeft aan staatkundige omwentelingen of verandering van maatschappelijke structuren. Het  zijn immers de laatste resten van een stervende wereld, die straks in Gods heerlijkheid zal verrijzen als een nieuwe aarde onder een nieuwe hemel. De machten in de wereld zijn door Christus aan het kruis te kijk gezet als mislukt. In Christus is de volheid van de tijd gekomen. Wat nu nog rest, is zijn overwinning  aan de wereld bekend te maken”.                                                             

 

Van der Zwaag noemt het interessant dat de opvattingen van Van de Beek overeenkomsten vertonen met de ‘doperse optie’, die volgens de Kamper ethicus dr. A. L. Th. De Bruijne binnen het huidige politiek-theologische debat een dominante richting is. In deze ‘doperse optie’ vormt de kerk een contrastgemeenschap, die publiek anders moet zijn dan de bestaande samenleving. Hierbij past minder goed het dragen van politieke verantwoordelijkheid. De ‘doperse optie’ keurt het christelijk streven naar politieke macht af. Voor dit leven gelden kruisdragen en martelaarschap. De Bruijne formuleert een visie op de christelijke publieke en politieke verantwoordelijkheid waarin de ‘doperse optie’ is verwerkt.

 

“Het Nieuwe Testament laat zien dat het Rijk van Jezus niet van deze wereld is. Na hemelvaart volgt geen aards offensief van Gods Rijk, maar leven christenen vanuit de verborgen hemelse werkelijkheid in Christus. De nadruk ligt op standhouden in de verleiding en het christelijk leven blijft gefocust op de wederkomst van Christus. Daarbij passen geen doelen voor christelijk publiek en politiek handelen die aardse gestalten van het koninkrijk nastreven”. 

 

Volgens De Bruijne verabsoluteert de ‘doperse optie’ het contrast tussen deze bestaande wereld en de komende. “De bestaande samenleving staat wel onder vreemde machten, maar is naar haar structuur niet kwaad of ongeschikt voor God en Zijn werk”. Zo laten bv. het Oude en Nieuwe Testament  zien dat God mensen machtigt  “om Zijn rechterlijk handelen te dienen met macht en geweld”. Kernelementen in de visie van De Bruijne zijn

 

“de roeping van de kerk om publiek zichzelf te blijven en Gods waarheid publiek hoog te houden (met inbegrip van het profetisch spreken rond concrete thema’s), het liefhebben en goed doen (zonder programmatisch terreinen te willen veroveren), bijdragen aan burgerschap en publieke normen en deugden en de waarde van de kerk als bron van waardevol moreel en sociaal kapitaal”.

 

Bij De Bruijne hoort ook politieke verantwoordelijkheid bij de publieke roeping van de kerk, hij vindt christelijke partijvorming niet verwerpelijk, zoals bij de ‘doperse’ optie en de naoorlogse doorbraaktheologie.                                                                                                                                                                                                                       

 

Van der Zwaag vraagt zich in zijn artikel af waar de grens ligt tussen vreemdelingschap en doperse wereldmijding. Bij Van de Beek herkent hij duidelijk trekken van de ‘doperse optie’, waarbij afgezien wordt van politieke verantwoordelijkheid vanuit de gedachte dat de macht en werkelijkheid van Christus zich niet verdraagt met aardse machten, “de kerk is in deze tegenwoordige bedeling van secularisatie en Godsverduistering een kerk onder het kruis, onder het oordeel en daarin moet zij het uithouden”. Van der Zwaag vindt dat er lering getrokken kan worden uit de huidige oplevende ‘doperse optie’ en het gedachtegoed van Van de Beek:

 

“We kunnen ervan leren dat het heil niet door menselijke machtsmiddelen wordt  gerealiseerd en dat de kerk een vreemde eend in de bijt is in deze wereld. Vreemdelingschap is een wezenlijke christelijke notie, maar deze strijdt mijns inziens niet met de politieke roeping van de christen omdat daarmee de politiek per definitie als slecht wordt afgeschreven. Niet de schepping is slecht, maar wat de mensen ervan gemaakt hebben. Politiek is juist de kunst om met besef van haar beperkt karakter de machten van deze tijd aan de kaak te stellen, in de overtuiging dat Gods Koninkrijk niet door ons werken gerealiseerd wordt, maar wij daaraan wel dienstbaar mogen zijn. Ik heb de indruk dat het vreemdelingschap bij de bevindelijk-gereformeerden steeds meer onder druk staat. Vreemdelingschap is een zaak die door de ‘doperse optie’ ons weer kan worden aangeleerd, maar niet zodanig dat een christelijke politieke verantwoordelijkheid daardoor wordt uitgesloten. Want dan worden schepping en verlossing van elkaar gescheiden, en dat is de grote valkuil van het doperdom, in oude en nieuwe gedaanten”.

 



[1] Zicht nr. 2, uitgave van de Guido de Brès-Stichting