Ethiek

Vraag & Antwoord

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

K. Schilder over de kerk

 

N. van Dijk

07-04-12

 

De laatste tijd wordt er weer meer aandacht gegeven aan het gedachtegoed van K. Schilder. Zo vestigt dr. A.N. Hendriks in het tijdschrift 'Nader Bekeken' de aandacht op een studie van dr. A.L.A. Buys, theoloog en filosoof, predikant van die Gereformeerde Kerk Innesdal te Pretoria. Van zijn hand verscheen een studie over de kerk van Christus.

Dr. Hendriks noemt de studie belangrijk omdat met name Schilder het spreken over 'ware' en 'valse' kerk sterk bepaald heeft. In onze kring wordt van dit spreken hoe langer hoe meer afstand genomen, zo lijkt het. Het is dan ook verrassend dat aan de andere kant van de wereld de rijkdom van Schilders gedachtegoed bekend wordt en waardering vindt.

 

Uit de studie van Buys komen de grondgedachten naar voren van waaruit Schilders visie op de kerk ontstond.

Dat is allereerst zijn openbaringsleer. Buiten de goddelijke openbaring wil Schilder niets over de kerk zeggen. Niet menselijk-pragmatische overwegingen zijn uitgangspunt, maar wat de Schrift zegt over de kerk.

Een tweede grondgedachte is dat het kerkvergaderend werk van de Zoon van God zelf tot het centrum van de de geloofsinhoud van de kerk behoort.

De derde grondgedachte is dat de Schrift een eenheid is. De openbaringsinhoud is een eenheid, en daarom is er alleen kerkelijke eenheid mogelijk wanneer men in de waarheid Gods is.

Voor Schilder is het van groot belang dat de volle openbaring de grond vormt voor alle kerkelijke belijdenissen. Rondom deze belijdenissen wordt de kerk vergaderd. Ware kerk is de kerk die zich aan deze waarheid vasthoudt. De belijdenis is ten diepste een oecumenische aangelegenheid. Zij is de grondslag voor de eenheid van alle gelovigen en zo de onderlinge verbindingskracht van de kerk. Schilder waarschuwt daarom ook tegen de leer van de pluriformiteit van de kerk, als zou Christus' kerk zich in vele gedaantes vertonen. Buys noemt het de verdienste van Schilder dat hij de belijdenis weer centraal zette in het gesprek rond kerkelijke eenheid.

 

Schilders spreken over de kerk werd ook sterk bepaald door Gods verbond. Belofte en eis horen bij elkaar, het accent ligt op de verbondsgehoorzaamheid. Een wettige vergadering is daar waar de verbondsgehoorzaamheid kan worden aangewezen. Zo ziet hij de Reformatie van de zestiende eeuw, de Afscheiding van 1834 en de Vrijmaking van 1944 als wettige voortzetting van kerkvergadering.

Bij het verstaan van de kerk gaat het om gehoorzaamheid aan het vergaderwerk van God, zij is dan ook aanwijsbaar. Wij moeten onderzoeken of de kerk haar belijdenis nakomt.

 

Schilder vond het verkeerd om kerkelijk samen te werken waar niet kerkelijk samengeleefd wordt. Het idee van de 'onzichtbare kerk' is een voedingsbodem voor laksheid die het gevecht om de eenheid van de kerk niet serieus neemt.

Voor de eenheid van de kerk zette Schilder zich zijn hele leven in. De verdeeldheid noemde hij een gevolg van de zonde. De gelovigen moeten zich verzamelen rondom de gereformeerde confessie. Daarbij wil Schilder niet weten van een minimum als kernbelijdenis, dit ziet hij als geringschatting van Gods openbaring. De eenheid van de kerk ligt in de eenheid van de leer, rustend op de eenheid van de openbaring, zoals verwoordt in de belijdenis. Hij wijst de oecumenische beweging af, die doelbewust leergeschillen niet wil noemen.

 

Volgens Hendriks is er bij Schilder sprake van exclusivistisch spreken over de 'ware kerk' ook al sprak hij over het dynamisch vergaderwerk van Christus. Hij formuleert aan het eind van zijn artikel enkele vragen. Die vindt hij noodzakelijk want:

 

"als wij afstand nemen van Schilders spreken over de kerk, dient dat m.i. grondig theologisch doordacht te zijn. En daaraan heeft het voor zover ik zie, tot onze schade nog teveel ontbroken. De broeders en zusters die met dr. P. van Gurp en dr. S. de Marie zich laten vergaderen, hebben naar mijn oordeel recht op een zorgvuldige kritiek op Schilders exclusivistisch spreken over 'de ware kerk'. We zijn veel ruimer geworden t.a.v. andere kerken, helaas zonder dit theologisch goed en grondig te funderen. De erfenis van Schilder is te rijk en te geargumenteerd om daar te oppervlakkig mee om te gaan of zelfs mee af te rekenen". 

 

Hendriks stelt dan ook voor ons met een aantal vragen uitdrukkelijk bezig te houden:

  • Is het juist dat Schilder bij het 'ware kerk'-zijn de wettigheid zo'n belangrijke rol laat spelen, en de kerkgeschiedenis daarin als de gang van Christus' vergaderwerk zo'n zwaar accent geeft dat hij spreekt over 'de kerk op geschiedenis en belijdenis gegrond'. Wanneer we hierin het spoor van Schilder gaan, zie ik niet in wat we dan aan moeten met de vele allochtone kerkjes en evangelische gemeenten die als paddestoelen uit de grond rijzen. Wat artikel 29 over de kenmerken zegt, is wellicht voldoende.
  • Is het niet overtrokken wanneer Schilder de verbondsgehoorzaamheid zo rigoureus concentreert op het gehoorzaam met Christus mee institueren?
  • Is er in Schilders visie op ware en wettige kerk een dopers trekje, doordat hij bij dat meevergaderen met en institueren volgens Christus er te weinig recht aan doet dat we ook in dit opzicht als gelovigen nog maar 'een klein begin' van de gehoorzaamheid hebben?
  • Gaat het aan om vanuit de insteek van wettigheid andere kerken als 'valse' vergaderingen te zien?
  • In onze kring wordt gepleit voor deelname aan de zgn. 'nationale synode' . Waarin gaat Schilder fout als hij stelt dat zo'n initiatief juist de oproep tot kerkelijke eenheid ontkracht?
  • Kunnen wij terecht geen genoegen nemen met een kernbelijdenis, omdat de openbaring één is en omdat daarom alles eeuwig waar is?

Aan het eind van zijn artikel schrijft Hendriks:

 

"Als vrijgemaakte kerken hebben wij nog altijd een erfenis van Schilder, die juist nu wij ons van die erfenis schijnen te verwijderen, om grondige bezinning vraagt. De studie van Buys nodigt ons uit om ons met die erfenis te confronteren en het goede daarin dankbaar te behouden. 

Was Schilder echt een oecumenisch theoloog, of heeft hij - zijns ondanks - helaas toch bijgedragen aan een kerkelijk exclusivisme waaraan wij nu met schaamte terugdenken?"