Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Hamilton en Hermeneutiek (7) - Panel discussie

 

D.J. Bolt
05-04-14

 

Vorige keer publiceerden we samenvattingen van een drietal toespraken van docenten van Hamilton en Kampen over de omgang met de Schrift in relatie tot schriftkritiek (Hamilton en Hermeneutiek (6) – Kritiek op de Schrift):

Ter herinnering:

 

  • Prof. dr. C. van Dam - Interpretatie van het historische verhaal: een methode gewogen
  • Dr. K. van Bekkum - Enige opmerkingen over de gereformeerde hermeneutiek van het Bijbelse historische verhaal
  • Prof. dr. J. Smith - De structuur van Jeremia: confessionele integriteit en kwaliteitsbewaking

 

De broeders gingen met elkaar in discussie over hun bijdragen aan de conferentie. We geven er een uitgebreide samenvatting van.

 


 

 

Paneldiscussie met dr. K. van Bekkum, prof. dr. C. van Dam en prof. dr. J. Smith

 

Van Bekkum

We hebben afgesproken eerst de bijdrage van professor Van Dam te bespreken.
Zijn onderwerp is zeer belangrijk en het vormt ook een spiegel voor mij. Ik word er door gedrongen mezelf af te vragen wat ik aan het doen ben en wat ik bedoel. Het is de bedoeling de bijdrage te publiceren zodat ook anderen er profijt van kunnen hebben.

 

Wat ik zeer waardeer is uw nadruk er op dat niet menselijke redenering maar een gelovige houding nodig is om de historische betrouwbaarheid van de Heilige Schrift te aanvaarden. Tegelijk zegt u zachtjes dat er ook wel plaats is voor verdediging van de Schrift. Als u dan niet het woord test of beoordelen of valideren wilt gebruiken hoe staat dat dan in verhouding tot het feit dat u wel de menselijke perceptie van wat de Schrift als geschiedenis aanmerkt wilt checken?

 

Van Dam

Verdediging van het Oude Testament is maar in heel beperkte mate zinvol. Ik herinner aan bijvoorbeeld een voortreffelijk boek van Kenneth Kitchen dat de betrouwbaarheid van het Oude Testament aantoont op basis van een enorme hoeveelheid artefacten. Maar ongelovigen die het beoordeelden waren, treurig genoeg, er volstrekt negatief over terwijl het toch zo'n bruikbaar boek is.

 

Als gereformeerde belijder zie ik dit probleem: aanpassing aan je kritische collegae betekent dat je moet opereren op basis van hun vooronderstellingen. Daarbij is slechts geldig wat logisch en redelijk is. Maar dan begeef je je wel op glad ijs.

Wij geloven dat de Bijbel historisch betrouwbaar is en dat is een rotsvast fundament, onze basale waarborg. Wat er ook gebeurt: de Bijbel is waar!

 

Maar in de dialoog zullen critici vragen: bewijs het me. Je uitgangspunt is dan: de Bijbel is waar. En vervolgens ga je argumenten aanvoeren voor het bewijs. Maar als deze níet standhouden dan komt in een echt gesprek met sceptici ook je uitgangspunt ter discussie. Als je accepteert dat er objectief bewijs kan zijn dat de Bijbel niet waar is dan is het slechts nog een kleine stap om al je redeneringen te baseren op logica alléén. Je discussiepartners zullen niet accepteren dat je hun harde bewijs afwijst op basis van geloof. Op die basis zijn ze het gesprek niet ingegaan. En dus zul je moeten erkennen: deze of die Bijbelse geschiedenis is niet echt gebeurd. Je hebt jezelf overgeleverd aan de 'barmhartigheid' van de logica.

 

Ik heb nog een ander bezwaar.

De bekende William Robertson Smith (Free Church of Scotland) was een gelovig en erg vroom mens. Maar hij aanvaardde de historisch kritische methode. Er kwam een enorme spanning in zijn leven. Want als geleerde accepteerde hij deze methode maar in de kerk moest hij alles aanvaarden wat de Bijbel zegt. In dit dualisme beschouwde hij tenslotte de Bijbel als onfeilbaar als gids voor persoonlijk heil. Religie is dan een zaak van het hart en niet van het verstand.

 

De historisch kritische methode laat zich kennen aan zijn vruchten. Als je naar conferenties gaat op het gebied van het Oude Testament dan zijn dat verschrikkelijke vruchten. Voor de kritische deelnemers is het onderwijs in het Oude Testament slechts een job, ze geloven er niet veel meer van.
De methode laat de kerk achter zonder het volle Woord van God en dat is afschuwelijk. Als je het gesprek aangaat met 'de overkant' zul je buitengewoon voorzichtig moeten zijn dat je de basis van het geloof en de leer niet opoffert. Wees je ervan bewust dat je waarschijnlijk ook je critici niet kunt overtuigen. Dat toont een overvloed van literatuur aan.

 

Van Bekkum

Wat de hoofdlijn betreft ben ik het wel eens met deze principiële oude manier van redeneren maar deze is wel een reactie op de historisch kritische methode die de ultieme fundering van kennis zocht in de rede. U kunt wel zeggen, begin in de Schrift en dan kunnen volgende stappen in het denken worden genomen maar dat werkt niet bij mijn ongelovige buurman. Die stelt dat Jezus niet heeft bestaan. Dan kan ik op twee manieren reageren: met argumenten uit de Schrift of met algemene argumenten. Met feiten die eenvoudig aantonen dat Jezus wél heeft bestaan. Dat zegt niets over wie Jezus werkelijk was maar wel dat het gaat om een realiteit.

 

Ik mis twee elementen in uw betoog.

In de eerste plaats een soort flexibiliteit om met heel verschillende gesprekspartners te communiceren. Want elke partner, uitgaande van het geschetste fundament, vraagt zijn eigen benadering.

In de tweede plaats stelt u in een van uw kernelementen: We aanvaarden als historisch betrouwbaar al wat de Schrift ook maar naar voren brengt. Waar geloof zoekt te begrijpen. Maar het probleem is dat we de Schrift niet altijd begrijpen omdat we Westerse mensen van de 21ste eeuw zijn die precies willen weten hoe het zit, in tegenstelling tot bijvoorbeeld mensen in Afrika. Bij onze vragen zullen we open moeten staan voor wat de Schrift zelf zegt. Mijn vraag aan u is dan: Hoe voorkomt ú dat u uw vooronderstellingen onbewust in het onderzoek inbrengt?

 

Van Dam

De eerste vraag is of ik niet inflexibel ben, dank u wel. Maar het is een zaak van geloof of ongeloof! Wanneer de Here Jezus in die gelijkenis laat zeggen: O Here, laat Lazarus naar mijn vaders zonen worden gezonden, dan zegt Christus: Als ze Mozes en de profeten niet geloven dan zullen ze ook niet iemand geloven zelfs al staat hij op uit de dood!

Dus, om sceptici te overtuigen is er één weg namelijk: lees de Schriften met een open hart en de Heilige Geest zal voor de rest zorgen.

Ik weet het, het klinkt simplistisch maar het gaat hier om een dramatisch gevecht tussen geloof en ongeloof. Dáár gaat het uiteindelijk om. Een scepticus rationeel trachten te overtuigen kan zin hebben maar ik ben me er zeer van bewust dat het maar heel weinig helpt. Want ten diepste gaat het om al dan niet aanvaarden van het Woord van God. Lazarus sturen helpt niet.

 

Nog iets over de eenvoudige duidelijk betekenis. Voor mij is dat de betekenis die Christus en zijn apostelen zelf aan de tekst hechtten. Wanneer Christus onderwees refereerde hij naar feiten in het verleden, in het Oude Testament. We aanvaarden deze dus dan ook als feiten.

 

Smith

Ook ik heb een aantal vragen aan dr. Van Dam.

In zijn bijdrage zegt hij dat als er moeilijke historische vragen zijn dan zullen we als gereformeerde wetenschappers deze niet mogen verbannen naar het gebied van de critici maar juist op basis van onze eigen uitgangspunten antwoorden moeten zoeken.

Echter als we dat doen met onze eigen vooronderstellingen en methoden hoe kunnen we dan nog deelnemen aan het gesprek van de Bijbelse wetenschappelijke broederschap? Plaatsen we ons daar niet buiten?

En daaraan gerelateerd, richt zijn methode zich wel voldoende op de noodzaak van nauwe verbanden tussen het theologische bedrijf en de academische broederschap? Of tendeert deze naar isolatie, speciaal van orthodoxe theologen?
Ik waardeer wat dr. Van Dam over antithese zegt. Echter sommigen denken dat dit inhoudt dat je afstand bewaart ten opzichte van de vijand in plaats van hem tegemoet te treden. Dat is mede reden van mijn vraag.

 

De andere vraag is over de duidelijke betekenis van de Schrift. Ik waardeer dat Van Dam zegt dat we daar weer naar terug moeten. Maar wat betekent het precies?
Is het wat de gemiddelde mens in de kerkbank leest in zijn Bijbel? Of wat het meest voor de hand ligt? Of waar de meeste commentatoren het over eens zijn?

Mijn zorg is dat wat voor de een duideijk is, door iemand anders op een andere manier kan worden geïnterpreteerd.

 

Van Dam

Over 'duidelijke betekenis' zíjn vele boeken en artikelen geschreven. Daarom is het wat gevaarlijk hier nu een precieze definitie te geven. Maar God schreef de Schrift op zo'n manier dat die relatief duidelijk was voor de lezers.
Nu zijn er moeilijk te begrijpen plaatsen in de Schriften, zoals daarvan ook Petrus iets zegt. Maar als we het hebben over het Oude Testament van Jozua tot Koningen is het volstrekt helder wat er gebeurde en wat historisch is. Het grote probleem met kritische geleerden is dat ze achter de tekst gaan zoeken, naar tradities, nieuwe vondsten en dan gaan speculeren zodat ze zich hoe langer hoe meer verwijderen van de eenvoudige lezing.

 

Eenvoudig lezen voor mij is lezen zoals de Here Jezus en zijn apostelen deden en zoals ze het Oude Testament gebruikten. Dat is een eenvoudig antwoord passend bij de gewone mensen die Gods Woord ontvingen. Dat Woord is duidelijk en zijn boodschap

helder genoeg.

 

De eerste vraag ging over onze eigen voorwaarden. In de Noord-Amerikaanse wetenschappelijke wereld van Bijbelstudies heb je twee grote instituten, een links- en een rechts georiënteerd. En het meest rechts is de Evangelical Theological Society. Ergens middenrechts bevindt zich het Institute for Biblical Research. Betrokkenheid bij deze twee levert mij heel veel op omdat je principieel van dezelfde vooronderstellingen uitgaat.

En zij gaan vooruit. In de laatsten dertig jaar is er een enorme hoeveelheid Bijbels materiaal gepubliceerd. Nog in de zestiger en zeventiger jaren bepaalden de liberalen alles wat er gebeurde. Maar dat is veranderd. En wat je ook ziet is dat evangelicals de critici níet hebben kunnen overtuigen, ook zij zijn hun eigen weg gegaan.

Er is nu een momentum om samen confessioneel en professioneel de problemen aan te pakken, daarbij uitgaande van het geloofsstandpunt dat de Bijbel betrouwbaar is.

We kunnen daarbij ook gebruik maken van resultaten van de kritische wetenschap maar we gebruiken ze wel op onze eigen manier. En met onze vooronderstellingen kunnen we trachten de andere kant te overtuigen.

 

Smith

Ik heb twee vragen aan dr. Van Bekkum.

In uw uitleg van 1Kon. 13 vertelde u dat de leeuw de Here zelf is. Maar als iemand de tekst beschouwt vanuit het principe van eenvoudig lezen dan zou hij dat niet zó zeggen maar eerder: de leeuw is een instrument in de hand van de Here. Degene die zoekt naar literaire elementen zal zeggen: de leeuw representeerde de Here.

Hoe moet een wetenschapper nu beslissen welke de juiste verklaring is?

 

Mijn tweede vraag heeft te maken met de situatie die dr. Van Dam schilderde van de situatie in Noord-Amerika m.b.t. wetenschappelijke instituten waarvan je deel kunt uitmaken. Sommige zijn vrijzinnig, andere conservatief en sommige daartussen in. Kunt u ons vertellen hoe de situatie in Nederland is? Wat voor gesprekspartners heeft u?

 

Van Bekkum

Op deze conferentie is er al eerder opgewezen dat gereformeerde hermeneutiek begint met wat duidelijk is, om vervolgens naar moeilijker teksten te gaan. 1Kon. 13 is gewoon een duidelijk historisch verhaal. Dus de leeuw is in elk geval een instrument in de hand van de Here.

 

Tegelijk zien we dat het verhaal op een wat andere manier wordt verteld dan de verhalen over Elia en Elisa. Want de profeten zijn hier anoniem. Er is een prachtige samenstelling van scènes. En dat roept bij mij de vraag op: dit is geschiedenis maar misschien met een bepaalde boodschap? Sommige gebeurtenissen werden geselecteerd, andere geen aandacht geschonken. Het is een geordend verhaal. Het wordt op een bepaalde manier verteld zodat je op een ander niveau er meer over kunt zeggen.

 

Het is heel interessant hoe de synchrone studies zich ontwikkelen sinds Karl Barth excursies daarover in de Kirchliche Dogmatik schreef. Maar je kunt natuurlijk het aantal zinspelingen dat ik zie betwisten. Ik kan het exegetisch fout hebben echter er zijn teveel zinspelingen om niet op een bepaalde manier een tweede niveau te ontwaren. Overal waar in allerlei passages in Hosea, Amos en Jeremia een oordeel over het volk Israël wordt uitgesproken en het daarbij gaat over een 'leeuw' dan is dat steeds een aanduiding van de Here. Daarom kun je in deze tekst de leeuw ook identificeren met de Here zeker nu anonieme profeten niet te identificeren zijn als representanten van hun volk.

Het is een voorlopige conclusie maar de Bijbelse verhalen zijn bijzonder als je die vergelijkt met die van het oude Nabije Oosten. Zo zie je geen pendant voor de ontwikkeling van figuren als David en Abraham. Het zijn zeer verfijnde teksten.

1Kon. 13 beschrijft niet alleen de feiten op een prachtige manier maar omdat het verhaalde gebeurt op het kruispunt van wegen in het boek Koningen heeft het ook verbinding met de toekomst waarin het Noordelijk Rijk wordt verwoest en Juda in ballingschap gaat.

 

Wat uw tweede vraag betreft, evangelische, gereformeerde en ongelovige wetenschappers staan heel verschillend in hun vakgebied. Maar de Nederlandse oudtestamentische kring van wetenschappers is vrij klein en je hebt elkaar wel nodig voor een basale discussie. Je bent ook geïnteresseerd in elkaars opvattingen en werk, hoewel je denkt vanuit totaal verschillende perspectieven. Zij zien de Bijbel als een cultureel verschijnsel, ik vanuit geloofsperspectief. Soms kun je daar over praten op een manier die misschien iets verschilt van de wijze waarop dat gebeurt in de Noord-Amerikaanse context waar het aantal wetenschappers veel groter is en discussies meer onderling kunnen worden gevoerd.

Maar de kritische vraag van Canada is terecht: áls je de discussie voert houd dan vast aan de confessie en je overtuiging, blijf bij de Schrift en doe geen water in de wijn. En ik zou u willen vragen: houd ook een beetje rekening met de Nederlandse theologische situatie.

 

Van Dam

Ik waardeer uw commentaar en de bijdrage aan de discussie. Nog één ding.

Dr. Van Bekkum stelt dat de profeten echte historische personen zijn en zij uiten zich in woorden, want als dat niet het geval is heeft het verhaal geen zin. En bovendien verwijst het verhaal naar de toekomst waarin het goddelijk oordeel komt over Israël en ook Juda daaraan niet ontsnapt.

Ik stem daar mee in. Er zijn momenten in de geschiedenis van Israël waarin de toekomst wordt ontvouwd. Maar dat kunnen we alleen maar zeggen omdat we kunnen terugkijken en zo zien dat iets kennelijk geprefigureerd was.

Er is een beroemd voorbeeld daarvan in het Nieuwe Testament te vinden, namelijk in Gal. 4:21-31. Hagar en Sara en hun zonen 'typeerden' de toekomst. De tekst zelf laat hier zien dat deze beschrijving symbolisch moet worden opgevat. De vrouwen representeren twee verbonden.

Calvijns verklaring hiervan is heel interessant. Hij beantwoordt de vraag of we Paulus bewering allegorisch of zinnebeeldig moeten opvatten. Naar zijn mening bedoelde Paulus zeker niet te zeggen dat Mozes de geschiedenis schreef om die later door hem te laten allegoriseren. Maar hij gebruikt de geschiedenis wel om een antwoord te vinden voor een actueel onderwerp. Dat gebeurt door de symbolische representatie van de kerk nader te beschouwen. 

Dus als je preekt over Genesis spreek je over Abraham en Sara als de ware kerk van die dagen, het gezin van God. De mystieke verklaring in Galaten is niet in tegenspraak met de eenvoudige betekenis van de tekst in Genesis.

 

Van Bekkum

Ik wil het Seminarie graag feliciteren met dr. Smith als wetenschapper die een studie naar de Septuaginta gaat doen want dat heeft zeer de belangstelling op dit moment. Er is zoveel speculatie in kringen van Bijbelwetenschappen dat mensen er moe van worden. Ook zijn er maar weinig gereformeerde wetenschappers die zich hiermee bezig houden. Hij zou voldoende tijd moeten hebben voor zijn studie.

 

Ik waardeer dr. Smith's bijdrage en heb verschillende vragen waarvan ik er twee wil stellen.

De eerste vraag: Is de ketting zo sterk als de zwakste schakel? Ofwel, is de kettingexegese van Jeremia op basis van de structuur van de Tien Geboden zo sterk als het gebod waaraan het zwakst wordt gerefereerd?

De tweede vraag betreft Jeremia 36. De tekst zoals Baruch die leest klinkt in de oosterse cultuur als een partituur, en om de muziek te horen moet je die spelen. Dan hoor je werkelijk Gods Woord. Baruch leest maar de koning gooit vervolgens de tekst in het haardvuur. Is dat niet zonde tegen het negende gebod want het Woord van God tot zwijgen brengen is toch liegen?

 

Smith

Als je een zwakke schakel in het patroon hebt kan dat inderdaad je hypothese ondermijnen. Maar niet het exclusieve bewijs is doorslaggevend maar het volgehouden patroon dat te zien is. Dat schept een levensvatbare hypothese. Zelfs bij relatief zwakke plekken in het patroon zoals het derde gebod kon je toch nog een relatie ontwaren met de geboden.

Maar het probleem en gevaar is natuurlijk dat je overal het patroon wilt ontwaren nadat je het denkt te hebben gevonden. Daarom is het noodzakelijk je hypothese te verifiëren en te falsifiëren.

Een andere postulaat zou kunnen zijn dat het boek Jeremia is gestructureerd door een samensteller, en dat deze voor het derde en achtste gebod niet zoveel materiaal voorhanden had. Maar voor zo'n bewering moeten natuurlijk ook weer scenario's worden gebouwd om de stelling te bevestigen of te ontkrachten.


Wat Jeremia 36 betreft, las niet Baruch de boekrol voor maar koning Jojakims hovelingen want Jeremia en Baruch hadden zich verborgen. De hovelingen drongen er bij de koning op aan de boekrol niet aan het vuur prijs te geven maar hij deed het toch. Aan het eind van het hoofdstuk dicteert Jeremia opnieuw Gods Woord aan Baruch en voegt daar nog veel aan toe. Dus het tweede boek was een uitgebreide versie.

Refereert dit gedeelte aan het negende gebod? Dat is een interessante gedachte! Ook omdat die juist in het gedeelte valt waar ik het negende gebod positioneer.

 

Wat zijn de criteria voor de falsificatie van een hypothese?

Je moet zorgvuldig omgaan met allerlei soorten associaties. Soms is er een lexicale referentie aan een gebod die past bij dat deel van Jeremia. Of anders meer associatief, het doet denken aan het veld dat het gebod bestrijkt. Dan wordt het bewijs wel dun en de kritiek kan terecht zijn dat ik niet voldoende grond voor mijn hypothese heb.

Het doel van mijn bijdrage was te laten zien hoe ik als gereformeerde oud-testamentische wetenschapper omga met een patroon als dit, een hypothese opzet en die vervolgens tracht te verifiëren of te falsifiëren en daarbij gebruik maak van bestaande kritische methoden die al hun waarde bewezen hebben.