Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Zonen en dochters

 

R. Sollie-Sleijster
08-03-14

Genesis 6:1-8

1 Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden,

2  zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen.

3 En de HERE zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn.

4 De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.

5  Toen de HERE zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was,

6 berouwde het de HERE, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart.

7 En de HERE zeide: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.

8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEREN.

 

De voortijd

In Genesis 6 lijkt het wel of we in een science-fiction film terecht zijn gekomen.

Godenzonen die trouwen met dochters van de mensen. Waar moeten we aan denken?

Zijn we terecht gekomen in een mythische wereld, de wereld van voor de zondvloed? Reuzen leefden op de aarde en de mensen werden honderden jaren oud. Uit de verbintenis van de zonen Gods met de dochters van mensen kwamen reuzen voort. Ze worden de geweldigen uit de voortijd genoemd, mannen van naam.

Hoe moeten we dit verstaan?

 

Mattheus 24 geeft ons meer inzicht.

Op de vraag wanneer de Zoon des mensen terug zal komen, verwijst de Here Jezus naar bovengenoemde verzen uit Genesis 6. Het zal zijn als in de dagen van Noach, de mensen zullen eten en drinken, huwen en ten huwelijk worden gegeven.

Zij, de zonen van God, namen zich vrouwen uit de dochters van de mensen, die zij maar verkozen.

 

Zonen

Wie waren de zonen van God?

Meestal wordt gedacht aan de jongens van de kerk, de gelovigen. De dochters van de mensen zou dan verwijzen naar de meisjes van buiten de kerk, van de wereld.

Maar de term 'zonen van God' wordt verder nergens in de Bijbel aangetroffen om gelovigen te omschrijven, of verbondsjeugd, laat staan mannelijke jongeren. Ook de term 'dochters van mensen' wordt verder nergens in de Schrift gebruikt om te verwijzen naar ongelovigen, laat staan ongelovige meisjes.

 

Wel komen we de term 'zonen van God' in de Bijbel tegen als een verwijzing naar de engelen in de hemel (in Job 1:6 en 2:1, in Ps. 29:1, Ps. 89:7 enz.). Daar gaat het duidelijk over de engelen.

Ook worden mensen van hoge rang, koningen of rechters, als goden aangeduid. Dat wil zeggen zij zijn geen God, er is immers maar één God, maar hun ambt geeft hun veel macht en aanzien (Jes.44:6 I'm the first and I'm the last, beside me there is no God. But there are many titular gods: kings and judges, who are called gods, but they shall die like men (Ps. 82). – Thomas Watson, A Body of Divinity). (Ik ben de eerste en Ik ben de laatste, buiten Mij is er geen God. – Er zijn veel koningen en rechters met (slechts) de titel god, goden worden ze genoemd, maar zij zullen sterven als (gewone) mensen.)

In Genesis 6 kunnen engelen niet de betekenis zijn van de uitdrukking 'zonen van God'. De zonen van God zijn geen engelen die uit de hemel zijn gekomen om te trouwen met mensen. Dat weten we uit wat onze Heiland zelf heeft gezegd, nl. dat in de opstanding de mensen niet zullen trouwen of ten huwelijk worden gegeven, maar ze zullen zijn als de engelen in de hemel (Matt.22:30). Anders gezegd: met engelen is er geen huwelijk of de mogelijkheid van een huwelijk.

 

Hoe moeten we dan wel de term zonen van God verstaan?

Hiervoor gaan we naar de context kijken. In Genesis 5:3 lezen we dat Adam vader werd van een zoon. Die uitdrukking kennen we. Seth was de zoon van Adam en er staat bij dat Seth naar zijn gelijkenis was, als zijn beeld. Dat betekent niet dat Seth op Adam leek, want in 5:1 staat dat Adam, ja, dat het hele menselijke geslacht naar de gelijkenis van God was. Je kunt daarom zeggen: het concept van gelijkenis houdt zoonschap in en het concept van zoonschap houdt gelijkenis is. Daarom kon Lucas Adam de zoon van God noemen (Luc.3:38), omdat hij gemaakt was naar het beeld van God, naar Gods gelijkenis, zoon van God, zoals Seth zoon van Adam werd. Maar niet alleen Adam was naar Gods beeld geschapen, maar het hele menselijke geslacht was naar Gods beeld geschapen, naar de gelijkenis van God. Genesis 5 vertelt ons dat en zoals Adam 'zoon van God' was, zo is het hele menselijke geslacht 'zoon van God'. Deze term beschrijft hier mensen zonder daarbij naar hun geloof te verwijzen. Vanwege het woord zonen denken we hier wel speciaal aan mannen.

(Vergelijk Romeinen 8 :18-23, zonen van God, de kinderen van God, het zoonschap, waar het gaat over de verlossing van ons lichaam en de heerlijkheid die over ons zal worden geopenbaard.)

 

Dochters

En hoe zit het nu met de dochters van de mensen?

Weer lezen we de context erbij. In Genesis 2 lazen we dat de eerste vrouw uit een rib van de eerste man werd gevormd en dus kan gezegd worden dat de vrouw de dochter van de man is (vgl.1 Cor.11:7).

Adam zong: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; ze zal 'mannin' (vrouw) genoemd worden, omdat ze uit de man genomen is (Gen.2:23). De dochters van mensen, dat zijn de nakomelingen van het menselijk geslacht, weer zonder referentie aan het al dan niet aanwezig zijn van geloof. Het woord dochters geeft aan dat we hier aan de vrouwelijke helft van het menselijk geslacht moeten denken.

 

Verkeerd?

De Here Jezus verwijst in zijn antwoord naar die oude tijd: De zonen van God, de afstammelingen van Adam, namen zich vrouwen die zij verkozen. Dat betekent dat die tijd werd beschreven als een tijd van vrij en gemakkelijk trouwen, wat samen ging met veel feestjes – ze aten en dronken, huwden en werden ten huwelijk gegeven.

Wat was verkeerd? Zo verkeerd dat het God berouwde dat Hij de mens had gemaakt?

Was het dat de zonen van God met de dochters van de mensen trouwden? Nee, dat had God zelf in Genesis 2 opgedragen. Het probleem ontstond door de manier waarop zij dat deden. Zij 'namen'. Zij 'zagen' en zij 'namen'. Zo staat het er. Precies ditzelfde staat van Eva geschreven in Genesis 3. Ze 'zag' de goede vrucht en ze 'nam'. De afstammelingen van Adam in het tiende geslacht deden hetzelfde als Eva: ze zagen en namen, ja zij namen zich vrouwen, wie zij maar verkozen.

Nu terug naar hoofdstuk 2 naar Adam. Adam koos zich geen vrouw, maar God bracht Eva tot Adam. Zij zou een hulp zijn die bij hem paste. In Zijn wijsheid had God deze vrouw aan hem gegeven. Hij kende haar niet, zij was hem nog vreemd, maar hij vertrouwde erop dat Zijn hemelse Vader hem gaf wat hij nodig had.

 

Maar de mannen van Genesis 6 die naar het beeld van God waren geschapen en daarom 'zonen Gods' waren, wachtten niet tot hun hemelse Vader hun een vrouw gaf, een vrouw die werkelijk een hulp voor hen kon zijn in hun dienst aan hun God en Maker. Zij maakten zelf wel uit wie ze tot vrouw namen: 'wie zij maar verkozen.' In plaats van een houding van afhankelijkheid van God hadden zij een houding die God niet ernstig nam en niet wilde wachten tot de Here hun op hun gebed een huwelijkspartner wilde geven. Zij zochten niet in geloof naar een hulp, maar keken en kozen zonder zich ervan bewust te zijn dat hun bekwaamheid om een geschikte hulp te kiezen door de zondeval totaal bedorven was.

 

Heidenen?

Waren deze mensen voor de zondvloed verharde heidenen die niets meer met God van doen wilden hebben? Nee, dat niet. De Here Jezus karakteriseert de tijd voor zijn wederkomst als de dagen van Noach. En ook Paulus zegt tegen Timoteüs dat in de 'laatste dagen' mensen meer liefde voor genot dan voor God zullen hebben. Zij hebben een schijn van godsvrucht, maar de kracht ervan verloochenen ze (2 Tim. 3).

Ze gaan naar de kerk, de kinderen naar catechisatie, ze lezen de bijbel en bidden. Ze zullen niet te onderscheiden zijn van moderne mensen als wij. De gelovigen lijken op elkaar: de ene op het veld wordt aangenomen, de ander achtergelaten (Matt.24). Niet te onderscheiden van elkaar, net als in de dagen van Noach. Maar het leven uit Gods hand en van Hem alles verwachten, dat was niet vol te houden in het dagelijks leven. Een godvrezend meisje kiezen van de kerk? Zou dat niet saai zijn? Ze wil niet naar de gelegenheden waar ik heen wil en laat me mijn gang niet gaan. Waarom zou ik niet mijn eigen inzichten en gevoelens volgen? God vragen om een meisje? Dat betekent al die beperkingen aanvaarden.

In de dagen van Noach werden de afstammelingen van Adam honderden jaren oud. Het waren mannen van naam die zichzelf wel konden redden en onafhankelijk waren. Het waren reuzen, maar wel gevallenen, totaal verdorven. Vandaar Gods reactie: Hij zou deze onafhankelijkheid breken. De beloofde Redder uit Genesis 3:15 zou komen en daarom zou het menselijk geslacht zijn afhankelijkheid van zijn Schepper moeten kennen. Vandaar Gods oordeel: nog 120 jaar en de vloed zal alles wat leeft verdelgen.

 

Wij vandaag

Zullen wij vandaag leven in afhankelijkheid van onze Schepper? Niet arrogant en onafhankelijk van Hem onze eigen keuze bepalen, maar in geloof zoeken naar wat de HERE van ons vraagt, ook in het vinden van een huwelijkspartner die in alles naar het Woord van God wil luisteren én leven? Eén die samen met mij wil buigen voor wat Hij ons gebiedt of verbiedt? Het verschil zit in onze houding. Alles verwachten van Hem, die ook zelf alles verwachtte van zijn hemelse Vader en wél in alles gehoorzaam was en Zijn wil deed. Die gehoorzaamheid van onze Heiland mag ons ook vandaag redden. Hij heeft betaald voor onze zonden. Zijn gerechtigheid wil de Vader ook ons schenken. Hoe zullen wij Hem daarvoor danken? Zo worden wij aangemoedigd om ons hele leven in volledige afhankelijkheid van God te leven. Dat was wat Noach deed.

 

Noach

Maar Noach vond genade in de ogen van de HERE (Gen.6:8).

Hij was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man (Gen.6:9). Noach wandelde met God. Hij deed naar alles wat de HERE hem geboden had. Al bij zijn geboorte zegt zijn vader Lamech, (zoon van Methusalah, zoon van Henoch): Deze (Noach) zal ons troosten over de moeitevolle arbeid van onze handen op deze aardbodem, die de HERE vervloekt heeft (Gen.5:29). Pas zeshonderd jaar later ging Noach met de zijnen in de ark. Hij alleen bleef over en wat met hem in de ark was. En God zegende Noach en zijn zonen (Gen.9:1). In de brief aan de Hebreeën lezen we later dat hij, Noach, door het geloof, voordat er ook maar iets te zien was, de ark eerbiedig heeft toebereid en dat hij door dat geloof de wereld heeft veroordeeld en een erfgenaam geworden is van de gerechtigheid die aan dat geloof beantwoordt.

 

Onze kennis

We gaan via Genesis 1 naar vandaag en onze omgang met het Woord.

Pas op de zesde dag werd de mens geschapen. Alles wat daarvoor geschapen is, heeft de mens niet meegemaakt. De HERE sprak en het was er. Hij is de Almachtige die uit niets tot aanzijn riep. Onze menselijke wetenschap staat hier voor grenzen. Ons kennen is maar ten dele.

Wij zien vandaag om ons heen een overschatting van onze menselijke kennis. Die ingenomenheid met het eigen kennen en weten laat zich ook zien binnen onze kerkelijke kaders. Wij denken meer te weten dan onze voorgangers. Zij leefden in 'duistere' tijden. Wij zijn geëmancipeerd en geëvolueerd. Grenzen die vroeger werden gerespecteerd, worden nu overschreden. Niet alleen op ethisch gebied, maar ook op het gebied van het gezag van Gods Woord. Het Woord zélf wordt geproblematiseerd en ter discussie gesteld. Bijvoorbeeld alsof er tegenspraak zou zijn tussen de woorden van Paulus en die van de Here Jezus. Of tussen de verschillende evangeliebeschrijvingen. Het gezag van de Schrift staat onder sterke druk en ook binnen onze TUK vinden we deze geest. We zullen dat wat beter bekijken.

 

Dr. J.J.T. Doedens

(Universitair docent aan de Gereformeerde Theologische Academie in Sárospatak, Hongarije)

Ook wat de eerste hoofdstukken van Genesis betreft lopen we hier tegenaan. De kadertheorie is hiervan een goed voorbeeld. Het kan niet zo gebeurd zijn als daar beschreven staat. Die volgorde van scheppen, nee dat kan toch niet. En zes gewone dagen? Wie gelooft dat nog?

Zo komen we ook bij Genesis 6. De verzen die boven deze inleiding staan.

We zien dat dr. Doedens, die betwijfelde of de HERE de aarde geschapen had in de volgorde zoals beschreven in het eerste hoofdstuk van Genesis (zie Woord op Schrift), nu gepromoveerd is op een proefschrift over de betekenis van 'zonen Gods' (promotor prof.dr.G.Kwakkel). Ik neem ter verduidelijking een gedeelte over van wat op de site van de TUK hierover staat geschreven:

 

“De studie The Sons of God in Genesis 6:1-4 onderzoekt de betekenis en functie van het verhaal uit Genesis 6:1-4 over de 'zonen Gods' (NBG '51) die kinderen verwekken bij de 'dochters van de mensen'. In de uitleg van dit bijbelgedeelte vormt de betekenis van de uitdrukking 'zonen van God' de as waar het hele verhaal rond kantelt: gaat het hier om hemelse wezens dan wel om mensen die op de een of andere manier als 'zonen van God' gekwalificeerd kunnen worden? Deze twee hoofdlijnen in de exegese zijn uit te splitsen in vier benaderingen:

 

-de zogenaamde 'engelen-interpretatie

-de 'machtigen-interpretatie',

-de 'Sethieten-interpretatie' en

-de 'goddelijke wezens-interpretatie'.

 

Doedens concludeert dat er exegetisch te weinig grond is voor benaderingen die de 'zonen van God' beschouwen als menselijke wezens, machthebbers dan wel Sethieten. Ook de 'engelen-interpretatie' lijkt een te specifieke oplossing te zijn. Het meeste perspectief biedt de uitleg die de uitdrukking 'zonen van God' beschouwt als verwijzend naar niet nader gespecificeerde hemelse wezens, een formulering waarmee eventueel ook 'andere goden' aangeduid kunnen worden.

 

Deze laatste interpretatie levert exegetisch-theologisch gezien de spanning op dat ze in conflict lijkt te zijn met een doorgaande lijn in het Oude Testament van monotheïsme  dat geen andere goden naast JHWH accepteert. Een vergelijking met andere teksten in het Oude Testament leert dat 'zonen van God' vrijwel overal fungeren als een 'contrastmiddel' om de onvergelijkelijke grootheid van JHWH te onderstrepen. Genesis 6:1-4 biedt dan een verhaal dat toenmalig bekende motieven in polemische zin verwerkt. In lijn met een deel van de geschiedenis van de exegese wordt de suggestie gedaan dat Genesis 6:1-4 mogelijk de functie heeft om de afgodendienst, waarvan hier de oorsprong zichtbaar wordt, aan te duiden als een illegitieme manier om een verbinding tussen hemel en aarde te maken.”

Tot zover het verslag van de TUK.

 

Commentaar dr.Paul

Om de laatste zin wat te verhelderen volgt hier nog een deel van een commentaar van prof. dr. M.J. Paul, hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit, Leuven:

 

“De hemelwezens nemen vrouwen naar hun eigen goeddunken. Het resultaat is de geboorte van reuzen, die 'geweldigen' en 'mannen van naam' genoemd worden. Hier komt bij de mens het streven naar onsterfelijkheid en naar een superras naar voren (vgl.11:6) en bij de afvallige hemelse wezens de bedoeling het gehele menselijke ras in genetisch opzicht aan te tasten. Het is te begrijpen dat deze lichamelijke en geestelijke corruptie de maat van de zonde vol maakt, zodat de zondvloed een radicaal einde maakt aan dit bederf.

 

Machten

Huwelijken tussen goden en mensen zijn in de oosterse mythologie volop bekend, bijvoorbeeld bij Gilgamesj en ook in de latere Griekse en Romeinse mythologie. In dergelijke verhalen kan een kern zitten die teruggaat op vroegere gebeurtenissen.”

 

Tot zover het commentaar van dr. Paul, die blijkbaar mee kan gaan met de suggesties van dr. Doedens. Duidelijk is dat ook hij hier mythische elementen naar voren ziet komen: hemelwezens, die gevallen zijn en zich met mensen vermengen, waar dan de reuzen uit voort zouden zijn gekomen.

 

Reuzen

Maar de reuzen waren er al. Er staat: De reuzen waren in die dagen (toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen, dus (ver) voor wat in vers 4 staat beschreven. Zie Gen.6:1) op de aarde, en ook daarna toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen (Gen.6:4).

Dit betekent dat de suggestie van Doedens niet voldoet. Het bewijs van hemelse wezens valt weg, omdat het gebaseerd is op de reuzen die werden geboren. Maar die reuzen werden ook al voor die tijd geboren, zonder toedoen van zogenaamde hemelse wezens.

Overigens komen we ook in Numeri 13:33 reuzen tegen (de Enakieten), waarbij de verspieders zich maar 'sprinkhanen' voelden.

 

Samenvattend

Wanneer we bovenstaande samenvatten, kunnen we tot een conclusie komen.

Er zijn twee manieren om de bijbelse gegevens te lezen.

De eerste is lezen wat er staat en dat ook laten staan. Er niet aan toevoegen of van af doen. Schrift met Schrift vergelijken en nauwkeurig lezen wat er staat (prof.dr. S. Greijdanus).

 

De tweede manier is lezen wat er staat en vervolgens daar eigen gedachten bij inleggen, waar de Schrift geen grond voor geeft. Doedens suggereert dat het verhaal mogelijk een functie kan hebben om tegenwicht tegen de afgodendienst van omringende volken te bieden. Dan kom je m.i. vanuit de mogelijke (door hem bedachte) functie tot het mogelijk achten van 'mythische hemelwezens' die vervolgens hun rol hier op aarde als mensen zouden hebben gespeeld. Zo kun je veel inlezen in de Schrift!

Met welke bril lezen we de Bijbel?

Beschouwen we Genesis als oppositieliteratuur tegen oud-oosterse scheppingsverhalen die een kosmische strijd zien tussen de goden, of is het gericht tegen het eren van afgoden?

Duiken we in de wereld van mysteriën en metaforen?

Zoeken we voor vandaag van de Schrift afwijkende leefregels die met elke cultuur mee veranderen en daarom geen vastheid kennen? Zoeken we die vastheid in onszelf, in ons autonome denken? Deze bril zien we bij hen die ons de goede weg zouden moeten wijzen aan de TUK. Hoe gaan zij in het kielzog van dr. Doedens en dr. De Bruijne mee! En zij begeleiden onze predikanten via cursussen en leiden onze toekomstige predikanten op! Wie houdt z'n hart hier niet vast?

 

Zal onze synode van Ede de rug rechten, staan voor wat zij in het ondertekeningsformulier beloofd hebben en gehoorzaamheid aan Gods Woord eisen?

Goed was het getuigenis dat we hoorden van de broeders uit Canada en de VS op de conferentie over hermeneutiek (via publicaties en internetvideo's) om te blijven bij het Woord van de waarheid. De oproep om te buigen voor wat dat Woord ons zegt en niet door de knieën te gaan voor de tijdgeest. Zoals Noach niet boog voor de tijdgeest van zijn dagen, maar gelovig ondanks spot en hoon zijn werk deed, zo mogen ook wij vandaag in ootmoed en afhankelijkheid leven voor Gods aangezicht. Wanneer wij Hem daarom bidden, wil Hij ons daarvoor door zijn Geest kracht geven.

 

 

(Bij bovenstaande heb ik o.a. gebruik gemaakt van een op internet gepubliceerde preek van Ds. C. Bouwman, Smithville, Ontario.)