Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Curieus

 

N. van Dijk
19-10-13

 

In het tijdschrift ‘De Reformatie’ van 20 September schrijft ds. Bas Luiten (GKV) over de gevoeligheid rondom het voorstel om de ambten open te stellen voor vrouwen. Vanwaar die gevoeligheid? Dat komt omdat er in het verleden grote woorden over gesproken zijn. We gebruikten het onderwerp als ijkpunt om andere kerken aan te meten. “Het was als een rode lijn die niet overschreden mocht worden, net als het gebruik van gifgas in Syrië”.

Luiten noemt dit curieus, want je zou verwachten dat een dergelijke lijn getrokken zou worden bij Gods verlossing in Jezus Christus

 

“en niet bij een onderwerp dat daar niet toe doet en dat vooral iets is van de eigen overtuiging. Het gaat om de vraag of een voorschrift van God uit de tijd van Paulus vandaag nog geldig is. Niet onbelangrijk, maar wel beperkt. Net als toen ten aanzien van het eten van vlees, dat spanning gaf omdat het eerst niet mocht en later wel… Het doet er iet toe voor je behoud! Dat geldt dan toch ook voor het ambt, die nederige en tijdelijke dienst”.

 

Wat het antwoord ook wordt op het voorstel, Luiten vraagt zich af hoe belangrijk dit onderwerp is in het licht van de eeuwigheid.

 

“Het gaat hoe dan ook om de boodschap zelf, dat Jezus Christus wordt verkondigd, confronterend en bevrijdend! Wie die boodschap brengt is daaraan ondergeschikt, daarover zouden wij niet moeten strijden en al helemaal geen ban uitspreken”.

 

In 2012 verscheen de brochure ‘Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen’, een uitgave van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland.

Hieronder volgen enkele citaten uit de conclusie van de brochure. De schrijvers noemen twee aandachtsvelden achter de vraag naar de vrouw in het ambt:

 

“Aan de ene kant de omringende cultuur die een krachtig appel doet op de kerk om de volstrekte gelijkheid van man en vrouw voor te staan en daarom het ambt open te stellen voor de vrouw. Aan de andere kant is er de intense toewijding aan de heilige Schrift, om voor de situatie waarin wij nu leven Gods boodschap te verstaan. De laatste decennia blijken vooral hermeneutische vragen groot gewicht te hebben. Dat is: de vragen naar de vertaalslag. Hoe kun je vanuit wat er in de Bijbel staat de brug slaan naar het hier en nu? Wat dat betreft is de vraag naar de vrouw in het ambt een kristallisatiepunt. Hier ontmoet het bijbelse denken het gelijkheidsdenken  van onze cultuur”.

 

In de brochure worden dan een aantal hermeneutische inzichten genoemd op grond waarvan de vrouw de ambten in de kerk zou kunnen bekleden.

 

“Men wijst op het onderscheid tussen het hart van de Bijbel (Christus) tegenover de rest die van mindere orde is. Vervolgens is er de eigenlijke boodschap van een Bijbeltekst tegenover de culturele aankleding ervan. Als laatste moet ook bekeken worden of iets een algemene regel is of slechts een situatiegerichte opmerking”.

 

In de brochure worden deze regels ontoereikend genoemd.

 

“We kunnen er niet omheen dat het onderscheid tussen man en vrouw in roeping en bestemming een doorgaande lijn is in het bijbels getuigenis. Dat is niet te verklaren als een invloed van toenmalige patriarchale culturen. De Bijbel heeft zich op dit punt (ten tijde van OT en NT kenden volken vrouwelijke priesters) niet aangepast aan de omringende culturen, maar is duidelijk een eigen lijn gegaan. De bijbelse lijn is bij dit onderwerp in hoofdzaken een eenheid. Genesis 1-3 blijkt een fundament te geven dat de weg wijst. Man en vrouw samen geschapen naar Gods beeld, gelijk delend in de heerlijkheid, goedheid en genade van God. Daarbinnen hebben zij een eigen roeping en bestemming, waarbij de man het hoofd is en de vrouw hem terzijde staat. Na de zondeval is deze prachtige ordening aangrijpend beschadigd. We zien deze lijn terugkomen bij en bevestigd worden door Christus en de apostelen. Vervolgens in de kerk der eeuwen. Met uitwerking naar het huwelijk, maar ook naar de gemeente toe. De eigenheid van man en vrouw gaat mee in de verschillende verbanden”.

 

Op grond van bovenstaande gegevens wordt openstelling van de ambten voor de vrouw niet in lijn met de heilige Schrift geacht. De kerk staat hier haaks op het algemeen gevoelen van de omringende cultuur.  De Here Jezus neemt man en vrouw op gelijke wijze in Zijn genade op, maar daar waar de Bijbel binnen de gelijkheid een onderscheid legt, komt de vervreemding van de cultuur.

 

“Die vervreemding moet aanvaard worden, omdat het denken van de Bijbel over man en vrouw wezenlijk tot de openbaring behoort. Het is een orde die ons van Godswege is gegeven. Hier geldt iets van: ‘U geheel anders…’ Het niet hebben van vrouwelijke ambtsdragers is van deze man-vrouw verhouding een ankerpunt”.

 

Aan het eind van de brochure zegt de Gereformeerde Bond met zijn keuze

 

“trouw te willen zijn aan de openbaring in de Heilige Schrift, en zo te staan in een voortzetting van de kerk der eeuwen en een positie te vertolken die door het grootste deel van de wereldchristenheid wordt gedeeld”.

 

Deze conclusie werd tot voor kort in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt toch wel grotendeels gedeeld, eeuwenlang namen de kerken deze positie in.

Curieus als theologen in de GKV in zo korte tijd een heel andere mening verkondigen.