Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Augustinus en de historische Adam 2

 

Redactie een in waarheid

03-03-18

 

Op de website https://Creationwithoutcompromise.com stond een interessant artikel over een actuele zaak: de vraag of Adam een historische persoon is geweest. Er zijn nogal wat christenen die deze vraag ontkennend beantwoorden, zoals de protestantse/gereformeerde bonder prof. dr. Gijsbert van den Brink.

Dr. T. van Raalte docent aan het Canadian Reformed Theological Seminary (CRTS te Hamilton) confronteert ons met de bewering van een zekere McKnight die meent dat Augustinus verantwoordelijk is voor het 'misverstand' historische Adam en Eva.

 

We laten het tweede deel van Van Raaltes verhaal hier volgen.

 


 

Augustinus de schuld geven voor “Adam” (2)

 

Dr. Ted Van Raalte

 

Klopt het dat “niemand in de Bijbel die constructie van de historische Adam” geloofde en dat die gedachte zijn oorsprong vindt bij de kerkvader Augustinus (343-430)? Dat is tenminste  wat  Scot McKnight, een toonaangevende Nieuwtestamenticus , in zijn videoclip van de Canadian Scientific and Christian Affiliation beweert.

 

De vorige keer hebben we de Schriftteksten besproken die Adam en Eva consistent als het oorspronkelijke mensenpaar aanwijzen, van wie het hele menselijke geslacht afstamde. Deze teksten laten zien dat de uitspraken van McKnight vals zijn en geen enkele Schrifttekst kan ter ondersteuning van die inzichten naar voren worden geschoven. Ik realiseer me dat McKnight niet alleen afhankelijk is van de biologische studie van Dennis Venema in hun gezamenlijke boek, maar ook van de Oudtestamenticus John Walton. Waltons claim was dat Genesis 1 en 2 een verslag van de oorsprong is, dat slechts over de functie en het doel van de scheppingsdelen spreekt en niet over hun stoffelijke of tijdgebonden oorsprong. Walton relativeert de boodschap van Genesis 1 en 2 door te stellen dat hij het binnen de context van het Nabije Oosten leest. Ik heb een hele conferentie bijgewoond en Walton beluisterd en een paar van zijn boeken gelezen, evenals verschillende kritieken daarop.

Misschien kunnen we zijn standpunten in een later blog uiteenzetten en daar kritiek op geven, maar los van Waltons behandeling van Genesis 1 en 2, behandelen alle andere Schriftgedeelten die ik de vorige keer noemde, Adam als een echte historische persoon. Hij was de eerste mens en de stamvader van het menselijk ras. Daarom zal het Bijbellezers ook niet in het minst verwonderen dat schrijvers uit de vroege kerk hetzelfde zeggen.

Maar denk ook aan McKnights tweede bewering:

 

“Ik denk dat we de schuld hiervan op Augustinus en zijn latere navolgers kunnen leggen, dat zij deze constructie hebben bedacht, dat we redding nodig hebben vanwege de zondige natuur die van Adam op ieder ander is overgegaan.”

 

Indien McKnight het bij het rechte eind heeft, dan zouden we geen schrijvers vóór Augustinus vinden die Adam voor een werkelijk historisch persoon hielden, die de zonde aan ons heeft doorgegeven.

 

Irenaeus, Tegen ketterijen (ca. AD 180)

Irenaeus (ca. 130-ca. 202)

 

We zetten één apologeet uit de vroege kerk voor het voetlicht, die precies datgene doet, waarvan McKnight zegt dat het niet plaats vond.

Irenaeus was student bij de apostolische vader Polycarpus, die zelf aan de voeten van de apostel Johannes had gezeten (alle drie hebben banden met Smyrna in Klein Azië). Irenaeus verzet zich in zijn boek Against Heresies vooral tegen de gnostische ketterijen. Eén van hun leringen was dat de stoffelijke werkelijkheid tot stand kwam door een vergissing of een defect door één of ander minder goddelijk wezen en niet was bedoeld door het hoogste Eerste Principe of de hoogste “God”.

Redding betekent daarom nu de ontsnapping van “ons”, die hier als vonkjes van het goddelijke in stoffelijke lichamen in de val zitten. Zo’n ontsnapping wordt bereikt door zich het hogere geheimzinnige systeem van de Gnostieken eigen te maken. Zij namen vervolgens discipelen als Thomas en schreven “evangeliën” in zijn naam, waarin zij zijn twijfel bejubelden. In hun Evangelie van Judas is de grootste daad van Judas, door Jezus zelf geprezen, het veilig stellen van de dood van Jezus, zodat Jezus aan zijn stoffelijke lichaam kon ontsnappen. In die context achtte Irenaeus het noodzakelijk om vast te stellen dat Adam, Jezus en wij allen echte historische personen zijn met stoffelijke lichamen .

Hij bevestigde ook krachtig de wederopstanding van het lichaam, een leer die erg tegen de cultuur van zijn dagen inging.

 

Kijken we naar wat Irenaeus in Against Heresies , Boek 3, hoofdstuk 23, schrijft. In zijn eerste citaat neemt hij het op tegen een paar valse leraren, die beweerden dat de rest van de mensheid behouden kon worden, maar Adam niet.

 

'Maar dit is Adam …de eerst geformeerde man …. en wij stammen allen van hem af: en omdat we van hem afstammen, daarom hebben wij allen zijn naam geërfd. Maar voor zover de mens behouden wordt, is het vanzelfsprekend dat hij die als de eerste mens geschapen werd, behouden moet worden.' (3.23.2)

 

Daarna bevestigt Irenaeus dat Adams gevangenschap in zonde en dood door alle mensen werd geërfd, toen hij schreef:

 

'Want het is te absurd om vol te houden dat hij die zo diep door de vijand gewond was en die als eerste in die gevangenschap moest lijden, niet gered werd door Hem die de vijand overwon, maar dat zijn kinderen dat wèl waren, die kinderen, die hij in diezelfde gevangenschap had gekregen.' (3.2.32)

 

Hij illustreert dit door te bespreken hoe onjuist het zou zijn kinderen uit handen van degenen die hen gevangen hadden genomen te redden en dan vervolgens de ouders in de macht van diezelfde lieden te laten om met hen te doen naar hun believen. Wat Irenaeus met deze gevangenschap bedoelt is iets wat hij in de voorafgaande alinea toelicht. Daar schrijft hij dat Satan Adam gevangen nam door “op sluwe wijze zonde op hem te laden en onder de vlag van onsterfelijkheid de dood over hem te brengen”.  En hij vervolgt, dat toen God de gevangen genomen Adam redde, hij “verlost werd uit de banden van vervloeking” (3.23.1). Hoewel Irenaeus niet de woorden “eerste zonde” gebruikt en geen onderscheid maakt tussen middellijke en onmiddellijke beschuldiging, verstaat hij het zeker zo dat Adams zonde hem en de hele mensheid onder Gods vloek had gebracht.

 

Iets verderop verklaart Irenaeus  dat God vijandschap tussen Satan en de vrouw zette en dat dit door zou gaan, totdat het beloofde Zaad van de vrouw kwam, geboren uit Maria. Op dat Zaad zou de belofte uit Psalm 91 van toepassing zijn: “Op de felle leeuw en de adder zult u trappen, u zult de jonge leeuw en de slang vertrappen” (HSV Ps. 91:13). In de versie van Irenaeus was “slang” met  “draak” vertaald, en beide termen worden in de Schrift gebruikt om naar Satan te verwijzen (zie Op. 12:9). Irenaeus verklaart de tekst dan als volgt:

 

'… dit geeft aan dat de zonde, die tegen de mens bedacht en hem voorgesteld werd en die hem aan de dood zou onderwerpen, van haar kracht zou worden beroofd, samen met de dood, die (over de mensen) regeert en dat de leeuw, dat is de antichrist, zoekend en brullend tegen de mensheid in de latere tijd, door Hem moet worden vertrapt…  waardoor, nadat de vijand op zijn beurt overwonnen was, Adam nieuw leven ontving en de laatste vijand, de dood, teniet gedaan wordt (1 Korinthe 15:26), die in het begin de mens had overmeesterd.' (3.23.7)

 

Hij voegt er tenslotte aan toe dat als Adam, als het verloren schaap, niet was gevonden en gered, “het hele menselijke geslacht zich nog steeds in een staat van verdoemenis zou bevinden”.

 

Later, in boek 5 van Against Heresies, bevestigt Irenaeus opnieuw dat Adam de eerste geschapen mens is. “Want op dezelfde wijze ontvangt de zonde van de eerste geschapen mens (protoplasti) voldoening door de genoegdoening van de Eerst-Geborene” (5.19.1.) De historische werkelijkheid van Adam wordt verder bevestigd door de leer van Irenaeus dat net zoals de Heere Jezus Christus op de zesde dag van de week stierf (vrijdag) als het Paaslam, zo Adam op de zesde dag van de scheppingsweek heeft gezondigd (5.23.2).

 

Ik ga er van uit dat we bij verder lezen in de apostolische vaders en de apologeten van de vroege kerk meer over hun leer omtrent Adam zouden kunnen vinden. Maar ons onderzoek van één verhandeling van Irenaeus laat al zien dat de bewering van McKnight over Augustinus niet klopt. Irenaeus schreef dit meer dan 200 jaar vóór Augustinus. Nogmaals, het moet ons niet verbazen, want net als wij, lazen en verklaarden deze mannen het Woord van God. De duidelijke boodschap van de Schrift zelf is dat Adam en Eva echte historische mensen waren, dat het hele menselijke ras van hen afstamt, dat Adam en Eva zondigden en daardoor de hele mensheid onder de vloek brachten, dat onze Heere Jezus Christus zelf dezelfde menselijke natuur erfde, hoewel zonder zonde, en dat Hij in dat lichaam voor onze zonde betaalde. Daarom zullen zij die in Hem geloven weer opstaan tot een nieuw leven met lichaam en ziel om zo eeuwig met God te leven in een nieuwe stoffelijke schepping.