Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

De vaste waarheid van de Schrift heeft gezag over de schuivende norm van de cultuur - 1

 

Enkele opmerkingen over het rapport van deputaten M/V en ambt, benoemd door de GS Ede 2014

 

H.W. van Egmond

H.G. Gunnink

07-01-17

 

Inleiding

 

De deputaten M/V en ambt, benoemd door de GS Ede 2014, hebben op 01 november 2016 hun rapport uitgebracht. De GS Meppel 2017 zal t.z.t. een beslissing moeten nemen over de besluiten die deputaten op grond van hun rapport hebben voorgesteld. Het rapport is ook aan de kerkenraden toegestuurd. Die kerkenraden (en de kerkleden) kunnen er kennis van nemen en, al is de tijd erg kort voordat de GS begint[1], hun reactie naar de GS sturen.

 

Om kerkenraden te helpen bij hun reageren hebben we het rapport gelezen, besproken en beoordeeld. Ons oordeel over het rapport en de voorgestelde besluiten is negatief[2]. De kant die de deputaten wijzen, moeten de kerken beslist niet op. Want de manier van omgaan met gegevens vanuit de Schrift in het rapport is niet juist. En wat de deputaten schrijven over de ambtsdrager en de ambtsleer spoort niet met de Schrift en past niet binnen de kaders van de gereformeerde belijdenis.

 

Opzet

 

Deputaten hebben een lijvig rapport (75 A-4tjes) geschreven. Ze werken daarin met een groot aantal details. Daarom is het ook een ingewikkeld rapport geworden. Je moet je a.h.w. helemaal aan het denken van de deputaten overgeven, anders heb je na de eerste tien pagina’s al zoveel kritiek, dat je afhaakt. Wel geven ze steeds aan het eind van een onderdeel een samenvatting[3]. Het is ook vanwege de opzet van het rapport niet eenvoudig om het in z’n geheel te bespreken. Ingaan op alles waar vraagtekens bij te zetten zijn, zou leiden tot een reactie die nog omvangrijker is dan het rapport zelf.

 

Daarom willen we in dit (ook lange) artikel niet meer dan enkele kernpunten aan de orde stellen en ons oordeel er over geven. Daarbij is het ons streven om die kernzaken in het licht van Schrift en belijdenis te beoordelen.

 

We zullen het hebben over de waardering die het rapport heeft voor de Schrift en over de manier van het omgaan van deputaten met die Schrift. Ook willen we iets zeggen over het ambt en de ambtsdrager. We sluiten af met onze conclusies, die we hierboven al heel kort hebben gegeven.

 

De werklijn van het rapport

 

Deputaten hebben zelf hun opdracht geformuleerd. Wat de GS Ede 2014-2015 hun als taak meegaf, hebben ze niet uitgevoerd[4]. De zelf uitgedachte opdracht, pag. 4 is: “Het is onze missie om op basis van wat de Bijbel ons leert over vrouwen en ambten te komen tot een antwoord op de vraag of het gerechtvaardigd is dat vrouwen in de kerk (en in het ambt) een andere positie hebben dan in de maatschappij” [vet van ons]. In het rapport “Pijnpunten”[5] zeggen ze hierover dat de opdracht van de synode hen niet voldoende ruimte voor hun werk gaf.

 

Het rapport vergelijkt de positie van vrouwen in de kerk met die van vrouwen in de maatschappij. Deputaten stellen het voor alsof er in de dagen van de apostel Paulus óf geen begaafde vrouwen waren in de kerk, alleen onwetende, óf dat de mannenbroeders toentertijd niet in staat waren te begrijpen dat begaafde en getalenteerde zusters in de kerk ook mochten onderwijzen en gezag mochten uitoefenen.

 

Onder 2.2.6. trekt het rapport “een voorzichtige conclusie: In de Bijbel heeft de plaats van de vrouw vrijwel steeds de trekken van de omringende cultuur [vet van ons]: ondergeschikt aan de man.” De redenering achter deze conclusie is gebaseerd op de onterechte mening dat het Woord van God niet helder spreekt over de plaats van de vrouw. Je zult, volgens de deputaten, de cultuurgebondenheid van de Bijbelse wereld moeten kennen. Pas dan ben je in staat om de bóódschap van de Bijbel uit die cultuurgebondenheid los te pellen en pasklaar te maken voor de tijd van nu. Zo banen deputaten zich een weg naar de conclusie, dat aan vrouwen in de kerk dezelfde positie toekomt als aan mannen. Het is hier niet de Schrift maar de trend, de cultuur in de maatschappij die uitmaakt wat zal gelden als regel voor ons dienen van de Heere God. Maar zo’n manier van redeneren gaat rechtstreeks in tegen wat de kerk belijdt in de artikelen 3-7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Met in artikel 7 de belangrijke woorden: “in de Heilige Schrift heeft God uitvoerig beschreven op welke wijze wij Hem moeten dienen.” Deze zin in dat artikel heeft zeker ook te maken met de dienst van het ambt. Hoe precies en met welke voorschriften roept de Heere de ambtsdragers tot hun dienst? Het is o.m. te lezen in 1 Timotheüs 3.

 

Deputaten hebben voor de volgende weg gekozen: de cultuur van Oude Testament en Nieuwe Testament kleuren de positie van de vrouw. Dat was er één van beperkte vrijheden. En hoewel er een opgaande lijn is van oud naar nieuw verbond, zet de cultuur van vandaag de vrouw pas echt in volle vrijheid. Zo kom je steeds weer door heel het rapport heen de werklijn tegen van: in de tijd van het schrijven van het Nieuwe Testament is de toegang tot het ambt voor de zusters gesloten, omdat Paulus, Petrus en de andere apostelen leefden in een cultuur met een wereldbeeld waarin dat voor hen normaal was. Maar wij zien in onze tijd zoveel bekwame en getalenteerde vrouwen in de maatschappij, dat het abnormaal zou zijn, wanneer wij in de kerk geen ruimte willen geven aan zusters van de gemeente om de ambten te mogen ontvangen[6].

 

Bouwstenen

 

Het rapport haalt meerdere Bijbelteksten aan. Bij hun opzet kiezen deputaten voor drie bouwstenen die ze vanuit de Bijbel hebben gevormd (pag. 8).

Onder bouwsteen 1 beschrijven ze de lijnen die de Bijbel geeft over de inzet van mannen en vrouwen in het  Oude Testament en het Nieuwe Testament.

Bij bouwsteen 2 staan ze stil bij enkele teksten in de Bijbel waar op een bijzondere manier over vrouwen gesproken wordt.

Bouwsteen 3 geeft een bespreking van de betekenis van het begrip ‘hoofd’. Het rapport wil deze bouwstenen bewerken om ze te kunnen gebruiken als antwoord op hún kernvraag: ‘is het op grond van de Bijbel gerechtvaardigd dat vrouwen in de kerk een andere positie hebben dan in de maatschappij?’

 

Deze bouwstenen ‘vormen’ deputaten ‘vanuit de Bijbel’. Waarom staat er niet gewoon: de Bijbel leert ons drie bouwstenen? Omdat deputaten de lezers zijn en zij, in de 21ste eeuw, bepalen wat de bóódschap, c.q. de bouwsteen, is van wat zij lezen.

 

Hoe vormen ze hun bouwsteen? Onder 2.2.1. stellen ze vast dat de Bijbel spreekt over drie onderscheiden posities van de vrouw: 1ste in de samenleving, 2de in de gemeente en 3de in het huwelijk. Volgens het rapport is die 3de positie: die van de vrouw in het huwelijk, dominant. Dat maakt dat de erna aangehaalde teksten, over samenleving en gemeente, vanuit deze dominante positie van het huwelijk besproken zullen worden.

 

Maar, zo vragen wij, waarom zijn die drie posities niet gelijkwaardig? Waarom moet je de beide andere posities van de vrouw onder de schijnwerper van het huwelijk beoordelen?

 

Door deze keus kan het rapport nu de geschiedenis van het huwelijk (verhouding: man – vrouw) gebruiken als voorschrijvend, als leidraad, voor de andere posities van de vrouw! Zo wordt dit hun werklijn: God heeft het huwelijk in de schepping ingesteld waarin man en vrouw beide gelijk waren. Vanwege de zonde kwam de vrouw onder de man. God gaf al in het Oude Testament herstellende regels, opdat de vrouw weer naar de gelijk[waardig]heid met de man kon toegroeien[7]. En in het Nieuwe Testament zet de Heiland dat op nog hoger niveau verder door[8]. En nu[9] is het aan ons om deze goede, herstellende lijn die God en Jezus Christus zijn begonnen, vast te houden en ook nog verder door te trekken tot in onze dagen[10]. Omdat voor het huwelijk als invalshoek is gekozen om naar het ambt te kijken en over het ambt te oordelen, maakt het rapport deze (culturele) ontwikkeling in het huwelijk tot een lijn die parallel loopt met de ontwikkeling van de vrouw in het ambt. In de tijd dat de culturele context de vrouw tegenover haar man aan banden legde, had dat tot gevolg dat ook het ambt in die dagen minder open stond voor vrouwen.

NB. Het gebouw dat de bouwstenen moeten optrekken wordt al zichtbaar!

 

De cultuur

 

Het is belangrijk om er eerst de vinger bij te leggen dat het rapport doorlopend de cultuur van de Bijbel én de cultuur waarin wij nu leven, tegenover elkaar stelt. Dat brengt ons tot de vraag: wat betekent het woord ‘cultuur’ nu precies? In huis-, tuin- en keukentaal is cultuur: de manier van leven die we ons eigen hebben gemaakt. Maar hebben alle Nederlanders samen een Nederlandse cultuur? Dat zeker niet. Een socialist heeft een andere cultuur dan een moslim; een kapitalist weer een andere dan iemand die de ideeën van Greenpeace aanhangt. En christenen hebben, als het goed is, hun eigen cultuur, die anders is dan die van ongelovigen. Want het uitgangspunt voor een volgeling van Christus is: Christus is alles, en daarom denk en handel ik vanuit Zijn Heere-zijn over mij, zie o.a. 2 Korintiërs 10:5. En daarom zullen we bij de waardering van (andere) culturen uitgaan van de Schrift en die culturen beoordelen op grond van het Woord.

 

Wij kunnen niet anders dan concluderen dat het rapport het op een ‘vlotte’ manier heeft over ‘de cultuur in onze tijd’ en over ‘de cultuur in de tijd van de Bijbel’. En dat schept verwarring. Want bedoeld is: de manier van leven van de mensen in een bepaalde tijd. De mode bijvoorbeeld was in de tijd van de Bijbel anders dan die is in onze tijd. De manier waarop je reisde is evenmin te vergelijken. Kortom: deputaten gebruiken het woord ‘cultuur’ in de zin van: gewoonten en manieren die tijdgebonden zijn.

 

Die conclusie trekken wij o.m. vanuit Bouwsteen 1. Daar zien deputaten hoe de vrouw van haar ondergeschikte positie langzamerhand bevrijd wordt. Het kopje van 2.2.3. is helder: ‘God creëert ruimte voor de vrouw’. En de samenvatting op p. 11 zegt het nog duidelijker: “in de Bijbel is de culturele tendens [vet van ons] waarneembaar om vrouwen te zien als ondergeschikt aan de man. Maar in de Bijbel wordt ook een tegenkracht zichtbaar die voortkomt uit Gods genadige verlossing en die voor de samenleving concrete aanzetten biedt tot herstel van de vanaf het begin bedoelde wederkerigheid in de man-vrouw-relatie.”

 

Opvallend is dat het rapport het niet heeft over de zonde in de verhouding van man en vrouw vanaf Genesis 3, en niet beschrijft hoe die verhouding in Genesis 1-2 er ook één was van Adam als hoofd en van Eva die ‘onder het hoofd Adam’ haar door God gegeven, en dus goede, plaats had.

Deputaten nemen de cultuur als fundament voor de vrouw in het ambt. Zo leggen ze onder hun conclusie niet de Schrift maar de wereld.   

 

De plaats van het huwelijk

 

Bouwsteen 1 neemt als invalshoek het huwelijk. Dat is voor de opbouw van het rapport een uitermate belangrijk uitgangspunt. Het huwelijk wordt als ‘dominant’ gezien voor de verhoudingen in de kerk en in de maatschappij. Deputaten waarderen het huwelijk als de ideale verhouding van man – vrouw. Die ideale positie van het huwelijk rust in de schepping en gaat verloren als de mens zich stort in de zonde. Maar in de voortgang van de geschiedenis zal er van herstel sprake zijn. Dat gaat via de tijd van Oude en Nieuwe Testament door naar onze dagen.

Alleen is het de vraag of wat deputaten als ideaal zien ook echt naar de Schrift is. In de samenvatting op pag. 9 beweren ze: “God heeft man en vrouw geschapen als twee-eenheid; ze staan gelijkwaardig naast elkaar en ontvangen dezelfde opdracht: het beheren en ontwikkelen van deze aarde.” Maar deze samenvatting is niet volledig. Want naast alle gelijkwaardigheid en dezelfde opdracht blijft er ook verschil in positie. Adam heeft voorop te gaan. Hij is de eerst-verantwoordelijke, het hoofd, dat leiding moet geven. Eva is geschapen om Adam te helpen, niet Adam is geschapen om Eva te helpen[11]. God schiep eerst de man en nam daarna uit de man de vrouw.

Op allerlei punten is in te gaan. Bijvoorbeeld op het gebruik van het woord ‘wederkerigheid’. Want bedoelde wederkerigheid is niet te hanteren als tegenargument tegen het door God gestelde onderscheid in positie tussen man en vrouw. Dat is appels met peren vergelijken. En het spreken over de ‘culturele tendens’ om ‘vrouwen te zien als ondergeschikt aan de man’ doet afbreuk aan wat de Schrift ons leert over het verschil in positie en de blijvende zegenrijke opdracht van God aan de vrouw om onderdanig te zijn aan haar man.

Verder wijzen we nog op par. 2.2.4., pag. 12. In die paragraaf wordt door deputaten gesteld dat het beeld van vrouwen in de Bijbel complex is en meerduidig [vet van ons]. Dat komt – zo lezen we – ‘vanwege de dynamiek van Gods openbaring’; ‘het evangelie groeit procesmatig de wereld in’. Het gaat om ‘Gods pedagogische progressie’, zo heet het. Het is taal, waar we geen Bijbelse en confessionele duidelijkheid in horen.

We horen deputaten ook zeggen, dat die openbaring in de zeer wisselende context van de tijd staat. Daarom ‘is het verhaal (sic) van de Bijbel van A tot Z cultureel gekleurd. Dat zorgt er voor dat zich in de duiding van de Schriftgegevens ook problemen en missers voordoen’. Je moet dus de Bijbel kritisch lezen en er voor oppassen dat je niet door het waas van de cultuur van die dagen de bóódschap mist. Daartegenover stellen wij: wij belijden de duidelijkheid van de Schrift, artikel 7 Nederlandse Geloofsbelijdenis: ‘men mag … ook de gewoonte (evt. de cultuur, de tijd) niet gelijkstellen met Gods waarheid.’

 

De norm van het paradijs

 

Hier komen we o.i. bij één van de belangrijkste keuzes die het rapport maakt.

Deputaten stellen vast dat tot nu toe alles zo complex is. Maar die complexiteit hebben zij aan zichzelf te wijten. Die zit al vanaf het begin in hun rapport ‘ingebakken’. Alles moet er immers aan bijdragen dat de uitkomst van hun studie zal zijn: de conclusie dat de vrouw in het ambt bevestigd kan worden.

 

Deputaten moeten wel verzeild raken in een ingewikkelde redenering. Want hoe gaat het hun lukken de vrouw aan de man gelijkwaardig te maken? Dat kan niet anders dan door de weg te gaan van de tijdlijn van de cultuur. Want de gelijkwaardigheid van de vrouw aan de man in het ambt, zoals deputaten dat willen, zien zij al in de schepping. Daarna bracht de zondeval de verdrukking van de vrouw. Maar vanaf dat moment van de val ‘groeit Gods openbaring procesmatig de wereld in’ (pag. 11).

 

Eerst iets over de schepping van man en vrouw. Is het waar dat in het paradijs de plaats van de vrouw gelijkwaardig is aan de man? Is daar geen onderscheid in gezag? Zie Genesis 2:18. God gaf de vrouw als een hulp voor de man. En niet omgekeerd. Dat was een scheppingsorde; een paradisale verhouding. In die verhouding leefden en werkten Adam en Eva vol vreugde en harmonie. Dat eerste huwelijk dat God maakte met de man als hoofd en de vrouw als zijn helper was goed. Dat Adam het hoofd is, blijkt ook direct na de zondeval. Wanneer de vrouw als eerste heeft gezondigd, wordt Adam ter verantwoording geroepen. Hij staat daar als hoofd van alle mensen. Jezus Christus zal als de tweede Adam vervullen wat de eerste Adam heeft nagelaten te doen en Hij zal de schuld van de zonde verzoenen.

 

Het is niet correct om het herstel van de paradijsverhouding van man – vrouw in te lezen in de geschiedenis van de cultuur. Want die paradijsverhouding komt in onze bedeling niet terug. Integendeel: voor mensen verloren in de schuld van de zonde is de genade van God op aarde gekomen .

Alles ligt tot de laatste dag onder de zonde. Ook de man – vrouw verhouding. Alleen in Christus zullen man en vrouw verstaan dat ze een goede, eigen plaats hebben tegenover elkaar en in de gemeente.

 

Het gaat veel te ver om in de geschiedenis van de cultuur een proces te zien dat ‘zijn vruchten afwerpt in de westerse samenleving’ (pag. 12).

 

Over het gezag van de Schrift

 

Deputaten geven aan dat ze bij hun studie de Bijbel de belangrijkste plaats hebben gegeven (1.3.2, pag. 5). Dat is een goed uitgangspunt voor elke theologische, gereformeerde studie. De Bijbel is een helder licht, Psalm 119:105 en 2 Petrus 1:19. In de NGB, artt. 3-7, zie ook boven, spreken gereformeerde kerken en kerkleden dat van harte na.

 

Wel moet daar bij gezegd worden dat wij dat Woord niet kunnen begrijpen, tenzij de Heilige Geest ons verstand en hart daarvoor opent, art. 5 van de NGB. “De Heilige Geest getuigt in onze harten dat ze van God zijn”. De Geest Zelf legt ons het Woord uit dat Hij door profeten en apostelen heeft gesproken. 2 Petrus 2:20-21 ‘de Schrift laat geen eigenmachtige uitleg toe’. Bovendien zijn alleen de boeken van de Bijbel de regel om ons geloof daarnaar te reguleren. Dit betekent dat de Heilige Geest ons verstand moet verlichten om in de Schriften de wil van God te kunnen / willen horen en dat de Geest moet doordringen tot in onze harten om het Woord ook op te volgen.

 

Het is erg belangrijk er de vinger bij te leggen dat de Geest geen andere openbaring geeft dan de Schrift alleen. Wel verlicht de Geest het verstand van Gods kinderen, maar de Geest geeft geen openbaringen die verder gaan dan wat geschreven staat in de boeken van het Oude en Nieuwe Testament[12]. Vanuit dat geloof zullen we altijd bidden om de wijsheid van de Geest opdat wij de Schrift doorgronden. De Geest geeft geen openbaringen die tegen de Schriften ingaan, en kán dat ook niet. Dan zou de Geest namelijk Zichzelf tegenspreken. En dat is een onmogelijkheid.

 

Het gezag van de schrift of het overwicht van de cultuur?

 

Wat doen de schrijvers van het rapport? Onder bouwsteen 1 gaan deputaten Bijbelteksten bespreken om te ontdekken welk doel die teksten hebben in ons leven. De inhoud, de periode van de Bijbeltekst gaat door het filter van hun vooronderstelling heen. Zo creëren deputaten de eigentijds-Bijbelse plaats van de vrouw én de hedendaagse plaats van de vrouw als aanwezig in twee chronologisch verschillende perioden. Bijbelteksten over de positie van de vrouw krijgen ‘de kleur’ van hun eigen tijd. De vrouw staat dáár en toen in een totaal ander licht dan wij hier en nu gewend zijn. In onze tijd is de vrouw geëmancipeerd. Ze doet in alles mee, gelijkwaardig aan de man.

 

Het rapport gebruikt voortdurend die twee sporen: die van Gods Woord én die van de cultuur. Dat brengt spanning in hun betoog. Een spanning tussen de vaste zekerheid en helderheid van Gods Woord én de ongrijpbare inhoud van de steeds weer veranderende cultuur. Aan die veranderende cultuur dreigen de kerken zich al meer aan te passen. Vergelijk het afschaffen van de middagdienst. Dat gebeurt met het motief: er is onder kerkleden geen vraag meer naar.

 

Op pag. 9 lezen we: Sara krijgt niet eens zelf te horen dat ze zwanger zal worden. De cultuur in de dagen van Sara drukt haar ego weg onder haar arrogante man Abraham. Want Abraham gaat met Farao onderhandelen om Sara weg te krijgen uit de harem van Farao. Het rapport ziet hier hoe de beperkende schaduw van de oudtestamentische cultuur de mooie plaats die Sara toekomt verdonkert.

 

Echter, ten eerste, het gaat in de Schrift niet om Sara of Abraham, maar om de geschiedenis van de Heere God. Abraham krijgt met het oog op Gods plannen de belofte dat uit hem een groot volk geboren zal worden. Genesis 12:3, je zult een bron van zegen zijn voor alle volken.

En ten tweede, de HEERE spreekt Abraham aan als hoofd van zijn gezin en als vader van het volk Israël, ja ook als (voor)vader van zijn grote Zoon.

 

Het rapport ziet dat die spanning tussen Bijbelwoord en de positie van de vrouw als gelijke aan de man, ook in het Nieuwe Testament nog niet is opgelost. Want in dat Nieuwe Testament wordt tot schrik van de deputaten ‘probleemloos’ (sic) vastgehouden aan de ondergeschikte positie van de vrouw. Verwijzingen uit 1 Petrus laten dat zien. Alleen Jezus, Híj breekt zeer genadig met dit beeld. Hij wil vrouwen in hun vrouw – zijn herstellen. Johannes 8 is daar volgens deputaten een illustratie van.

 

Maar gebeurt dat in Johannes 8? Als de Heere Jezus de overspelige vrouw aanspreekt, zijn ook Zijn leerlingen daar bij. Ook Petrus die later in zijn eerste brief schrijft dat vrouwen worden opgeroepen om het gezag van hun man te erkennen. Deze tekst uit Johannes 8 heeft, net als veel andere aangehaalde teksten, helemaal niks met het onderwerp ‘vrouw in het ambt’ te maken.

 

Dat beeld van die twee lijnen, die ene van het Bijbelwoord en die andere van de veranderende cultuur, klinkt alleszins redelijk. Onze gewoonten zijn niet meer de gewoonten van vroeger. Het vervoer is anders en ook de werkplaats van de bouwvakker en de winkel is anders dan vroeger. Over gewoonten van de Bijbelse tijd kun je praten. Die zijn wisselend met de tijd. Maar de boodschap van de Bijbel is een constante. De tekst staat geschreven. Daar is niets aan te veranderen, hoe moeilijk de boodschap daarvan ook kan zijn.

 

Op de vraag of die Bijbel te begrijpen is en of er over de boodschap van dat Woord van God geen eeuwenoude stoflaag ligt, geven we als antwoord: wij geloven van harte dat de Bijbel ons helder en duidelijk de wil van God openbaart. De Heilige Geest legt ons dat allemaal uit, al zullen wij met ons vanwege de zonde beperkte verstand lang niet alles kunnen begrijpen. Maar wij geloven: de Geest is de Auteur van de Schrift en zal en kan Zichzelf niet tegenspreken.

 

Het rapport werkt met de twee lijnen van en Bijbel en cultuur. De ene kan niet zonder de andere. Wil je ontdekken wat de Bijbel leert (over de vrouw) dan heb je cultuurkennis nodig. De Geest heeft dan nog wel een inbreng bij deputaten, maar die is geworden tot een werk van inzicht geven, opdat we een verlicht verstand krijgen om de cultuur in Oude en Nieuwe Testament z’n juiste plaats te geven. Hij opent je ogen, zodat je ziet dat er in het Nieuwe Testament een beetje beweging komt in de richting van de emancipatie van de vrouw. Ook zien we dankzij Hem dat wij in onze tijd en met onze cultuur nog weer verder zijn. De Geest leidt ons heden ten dage naar nog beter inzicht.

 

En zo wordt de cultuur van vandaag de sleutel tot het verstaan van wat de Bijbel bedoelt. Dat kan dan best wel eens heel iets anders zijn dan wat er in de Bijbel staat. Zoals wij hier te zien krijgen bij de vrouw die niet langer hoeft te zwijgen en wél gezag mag uitoefenen over de man in de samenkomsten van de gemeente.

 

Voortgaande openbaring

 

Hier gaat het rapport de weg van de zogenaamde ‘voortgaande openbaring’. B. Kamphuis haalt J. Veenhof aan om deze term uit te leggen[13]. Kamphuis omschrijft wat Veenhof zegt als volgt: “Mensen – medegelovigen van mij – hebben de Bijbel tot stand gebracht. Ze hebben God ervaren. Ze hebben er van getuigd. En ze hebben het beschreven. Dat alles behoort tot het ene gebeuren van de Geest. Maar dat handelen van de Geest gaat door. Ik kom met de Bijbel in aanraking, via de verkondiging of via andere kanalen” [vet van ons]. Kamphuis schrijft dan op pag. 44 “De gedachte van een in het heden voortgaande openbaring dient te worden afgewezen. Ja, inderdaad God openbaart Zich nog altijd door zijn Geest. Maar Hij openbaart Zich in het Woord van de Schrift [vet van ons], waarvan de Geest auteur en interpreet is”.

 

Het rapport schrijft op pag. 11 dat er nog niet zo lang geleden ‘een massieve opvatting van het Schriftgezag’ heerste, ‘waarbij geen reliëf wordt gezien in de Bijbelteksten en waarbij zonder onderscheid een normatieve lading wordt gegeven aan tekstlagen die een onderscheiden intentie hebben’. Het rapport stelt dan: “Het Bijbelse beeld van de vrouw vertoont een reliëf.” Deputaten komen daarop met vier onderscheiden lagen waarin je het reliëf van de plaats van de vrouw ziet verschuiven. Vanaf 1. de schepping naar 2. de zondeval en via 3. een bevrijdend herstel naar 4. de fundamentele vernieuwing.

 

Hoewel in de vierde laag van de fundamentele vernieuwing met allerlei teksten de lof wordt gezongen op het herstel van tegenstellingen in de gemeente, ook het herstel van de goede verhouding van man en vrouw, kunnen deputaten er niet onderuit om op pag. 13 toe te geven dat er in 1 Petrus 3 nog spánning zit in de verhouding man – vrouw. Maar dat is dan – zo lezen we – vanwege de concrete culturele context, die ook doorwerkt in de samenkomsten van de gemeente. Dat het er in de tijd van het Nieuwe Testament nog zo aan toe gaat in de gemeente, ligt aan de dominante positie van de man in de samenleving. Zo legt de cultuur een schaduw over de plaats van de vrouw in de tijd van de Bijbel.

Gaat de man verstandig en met respect om met zijn vrouw, dan zullen ze beide groeien in het leven met de Heere God, vers 7. Het rapport beweert hiervan: “naarmate man en vrouw samen meer en meer de kracht van vers 7 praktiseren zal er minder reden zijn dat zij zijn gezag erkent, laat staan dat zij hem ‘heer’ noemt”. Deputaten vlakken hier de gezagsverhouding man – vrouw ‘ af. Alsof het gezag van de man iets negatiefs is. Juist vanuit de scheppingverhouding tussen man en vrouw zien we hoe de Heere God de man tot hoofd gemaakt heeft over de vrouw. Hij zal leiding geven.

 

Petrus schrijft in zijn eerste brief vanaf 2:11 over meerdere verhoudingen waar sprake is van gezag. S. Greijdanus [14] zegt daarvan: het gaat om “De vermaning tot onderworpenheid aan het van God gestelde gezag”. In 2:13 wijst de apostel eerst op het gezag dat God aan de overheid heeft gegeven. Om dan in 2:18 verder te spreken tot de slaven. Dat zij het gezag van meesters behoren te erkennen. In hoofdstuk 3:1 spreekt de apostel verder over de gezagsverhouding tussen de man en de vrouw.

In vers 1 vv spreekt Paulus eerst de vrouwen aan. Greijdanus ziet op dit punt ook de eenheid van de Schrift: “Evenals Paulus, Eph. 5:22, 33; Col 3:18; 1 Cor. 11:3, handhaaft ook Petrus het gezag van den man over zijne vrouw; vgl. Genesis 3:16; 1 Cor. 14:34.”

Vers 7 geeft dan geen afronding alsof in een huwelijk waar de man verstandig met zijn vrouw omgaat ‘er minder reden zal zijn dat de vrouw het gezag van haar man erkent’. Greijdanus merkt op dat ook deze tekst in het verband van 2:11 en verder gelezen moet worden. Juist vanwege de verhoudingen die God gaf, ook tussen man en vrouw, zal er een christelijke harmonie zijn. Ook in het huwelijk.

In vers 8 sluit Petrus de perikoop over het gezag af met een algemene aansporing. Laat iedereen van de broeders en zusters zo met elkaar omgaan zoals God dat heeft gegeven.

 

Wanneer je nu maar aan die cultuur kunt sleutelen, die cultuur kunt relativeren, dan kan de positie van de vrouw gaan schuiven. Verandert de tijd, dan verandert de cultuur. Dát maakt ruimte om de plaats van de vrouw in de Bijbel te herinterpreteren. Over de schrijvers van de Bijbel hoor je dan: die wisten binnen de ruimte van hun tijd niet beter dan dat het moest zoals ze hebben geschreven. Maar nu geeft de Geest ons het licht om over M/V wel Bijbels, maar toch anders te spreken. Duidelijk staat dat op pag. 60 “Het is ons als deputaten duidelijk geworden dat al te makkelijk wordt aangenomen dat de Bijbel een heldere koers voorschrijft en dat die koers één op één vertaald kan worden naar onze huidige ambtsopvatting”.

 

Om de eerste bouwsteen te kunnen leggen moeten deputaten hun eigentijdse waarneming toevoegen. “Het lijkt er op dat het evangelie (onzichtbaar maar zeker) vrouwen bevrijdt van hun ondergeschikte positie en hen naast de mannen plaatst”.

 

Deze bewering is nergens onderbouwd. Ze is ook puur subjectief: het lijkt er op[15]. Dat betekent nog niet per definitie dat het ook waar is. En iets wat onzichtbaar is, wat je niet kunt waarnemen, daarvan zul je de zekerheid helder moeten kunnen aantonen. Dat kan niet met het uitleggen van Bijbelteksten vanuit je eigen tijdsbeeld. Alsof de verklaring van de Schrift afhankelijk is van wat anderen in het verleden en van wat wij nu denken en meemaken. Dan zou het Woord van God steeds opnieuw voor elke tijd een andere waarheid hebben. Deputaten gaan wél deze weg: “De Bijbel biedt (.....) geen overtuigend houvast om alle ambten voor vrouwen op alle tijden en in alle plaatsen gesloten te houden. Het is daarmee aan de bijbellezers, verenigd in gemeenten, en samen de katholieke kerk, om een koers te kiezen voor de inrichting van het ambt en het samen dienen van mannen en vrouwen. Dat geeft de synode ruimte om vrij na te denken over een koers, maar maakt ook dat andere overwegingen een rol gaan spelen om tot die koers te komen”.

 

Bovendien wie A zegt moet ook B durven zeggen. Is het Bijbels licht op de plaats van de vrouw tijdgebonden? Maak je van de begrensde eigentijdse visie van de Bijbelschrijvers een sleutel tot het verklaren van de Bijbel? Geef dan ook eerlijk antwoord op de vraag hoe we in het heden over de schepping moeten spreken. En over de homoseksualiteit. En is wat de Bijbel zegt over de troost van het eeuwige leven trouwens ook niet een tijdgebonden manier van spreken? Iedereen kan het waarnemen dat mensen in onze tijd (cultuur!) zeggen dat vanwege de oerknal de bron van het leven toeval is.

 

Het vaste en heldere Woord van God spreekt als volgt: “blijf u bij wat u is toevertrouwd.” Wees trouw aan wat de Heere, uw God, u geleerd heeft. Houdt Zijn geboden, verordeningen, enz. in gedachten en prent ze uw kinderen in. Houdt u daaraan, opdat het u wel ga en u zult leven met de HEERE, uw God, in het land van de beloften, zie Deuteronomium 4 en 6.

 

Wordt vervolgd

 

NOTEN

[1] De deputaten hadden hun rapport een half jaar voor het begin van de GS klaar moeten hebben. Dat is geworden bijna drie maanden: de synode hoopt te beginnen op 28 januari 2017.

[2] In hoeverre afkeuring en kritiek mogelijk en geoorloofd is, wanneer deputaten schrijven, p. 4, “Met blijdschap hebben we steeds de goede harmonie binnen onze bijeenkomsten ervaren en onze Heer Jezus Christus gedankt voor de leiding door zijn Heilige Geest.” is de vraag. Want kan de leiding van de Heilige Geest betekenen dat er tegelijkertijd een ‘ja’ (van deputaten) en een ‘nee’ (van ons en [hopelijk] van kerkenraden) tegen de inhoud van dit rapport en de voorgestelde besluiten klinkt?

[3] De samenvattingen gaan o.i. nogal eens net iets meer in de door de deputaten gewenste richting, dan dat ze pure samenvattingen zijn.

[4] De opdracht van de synode staat in bijlage 1 van het rapport M/V, pag. 72.

[5] Het rapport onder de naam ‘Pijnpunten’ was een voor-rapport. Het is de kerken toegestuurd in de maand … 2016. Een bespreking van dat rapport is verschenen op www.eeninwaarheid.nl , click hier. Zie ook www.werkenaaneenheid.nl.

[6] Het heeft er veel van dat we hier te maken hebben met de leringen / dwalingen van de Engelse theoloog N.T. Wright, in Kampen nogal bejubeld. ‘In het zgn. vijfde bedrijf gebruikt de kerk de Schrift, maar doet dat al improviserend’. Zie het artikel van Hans (dr. J.M.A.) Burger in De Reformatie, 14 november 2014. ‘Als kerk moeten we nu toch zelf al improviserend aan de slag. Wij zijn als die acteurs die het vijfde bedrijf verder spelen. Creatief, vrij, en verantwoordelijk. Christenen improviseren verder als onderdeel van Gods grote verhaal.’ Zie ook www.werkenaaneenheid.nl hierover. Zie verder dr. Pieter Boonstra in zijn bespreking van het boek ‘Zonen en dochters profeteren’, in Nader Bekeken, december 2016.

[7] Pag. 10, “De Thora laat voortdurend zien dat God een verlossende God is. Dat is ook voor vrouwen goed nieuws”.

[8] Pag. 10, In de Bergrede ‘wordt de verdiepende trend ten opzichte van het Oude Testament keer op keer zichtbaar gemaakt’.

[9] Levend in het vijfde bedrijf …

[10] Pag. 25, In de verhoudingen in de gemeente is relevant “dat God gaven en talenten heeft gegeven aan mannen en vrouwen om de schepping te voltooien en dat de leiding van de gemeente wordt gedragen door Gods kinderen die daartoe gezegend zijn met gaven en die geroepen zijn uit het midden van de gemeente.” Denk ook hier weer aan de ideeën van N.T. Wright.

[11] Deputaten gebruiken, pag. 24, samenvatting, het woord ‘koppositie’. Dat woord staat in het kader van competitie en competitieve strijd. De één jaagt op de koppositie, wil de eerste zijn, de ander heeft die koppositie op dit moment in handen, maar voor hoe lang zal dat zijn? Met dit woord plaatsen deputaten een rivaliteit tussen man en vrouw. En dat staat haaks op de eigen koers van het rapport. Dat juist wil heen redeneren naar de gelijkheid van man en vrouw.

[12] Vgl. noot 23 van het rapport over prof. dr. S. Greijdanus.

[13] B. Kamphuis “Klare taal”, pag. 42-43.

[14] S. Greijdanus in KNT Bottenburg op 1 Petrus (pag. 119-120).

[15] Het is opvallend, hoe vaak het rapport de woorden ‘het lijkt’ gebruikt: pag. 8 2x; pag. 11 3x; pag. 13 2x; pag. 14 2x; pag. 15 3x; pag. 16 2x; pag. 20 4x; pag. 21 6x; pag.25 3x; pag. 28-68 15x. Welke onzekerheid willen deputaten met dit woord aangeven bij alle zekerheid die zij hebben om iets anders uit de Schriften te lezen, dan geschreven staat?