Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Sola Scriptura 3

 

Ds. R.M. Retief, The Free Reformed Churches of Australia (FRCA)

31-10-15 (original publishing date from June 27, 2015)

 

Hermeneutiek en epistemologie

 

Er bestaat zoiets als Gereformeerde epistemologie[1]. Wij geloven dat God, die de waarheid is, de waarheid aan ons op zo'n wijze heeft geopenbaard dat de gelovige die duidelijk kan begrijpen en kennen. Hoewel God oneindig veel groter is dan de mens en volstrekt uniek en onbevattelijk in de oneindige grootheid van Zijn macht, kennis en wijsheid en in al Zijn heilige eigenschappen, heeft God Zichzelf aan ons in Zijn Woord helder en duidelijk geopenbaard, zo dat wij Hem echt mogen kennen.

 

Hij openbaarde Zichzelf aan ons, daarom kennen wij Hem. Hij heeft de waarheid aan ons geopenbaard, daarom kennen wij de waarheid. Daarom is de gelovige niet naïef, arrogant of wetenschappelijk achtergebleven, als hij belijdt bij een open Bijbel: Ik ken God en ik ken de waarheid.

 

Deze waarheid die we kennen, is niet slechts 'Jezus is de Christus', of 'Jezus redt', maar omvat alle details van Gods openbaring in de Heilige Schrift en regelt ieder aspect van ons leven. En daar God eeuwig en onveranderlijk is, daarom is de waarheid van Zijn Woord eeuwig en onveranderlijk voor alle generaties om die te geloven en te gehoorzamen.

 

Tegenwoordig zien we echter een postmoderne hermeneutiek[2] opkomen die op postmoderne epistemologie bouwt. Ze zegt dat we niets meer zeker kunnen weten. Ook is de Bijbel een heel moeilijk en onduidelijk boek geworden, zodat een volledig heldere en vaste uiteenzetting, op welk punt dan ook, onmogelijk wordt. De hermeneutiek die uit deze postmoderne epistemologie voortvloeit is tegenwoordig het meest prominente instrument om de Heilige Schrift te verdraaien. Dit onder de pretentie dat de Bijbel heel onduidelijk over deze of gene zaak is. Deze hermeneutiek is niet slechts een andere wijze van de Schriftuitleg, maar werkt vanuit een totaal andere visie op de Schrift.

 

Ons interpreteren van de Heilige Schrift wordt in elk opzicht bepaald door onze Schriftvisie. Om de fouten van de postmoderne epistemologie en de postmoderne hermeneutiek bloot te leggen, zullen we daarom allereerst moeten vaststellen wat de Schrift over zichzelf zegt. Wat belijden wij op basis van de Schrift over de Schrift zelf? In het vervolg van deze Sola Scriptura reeks hopen we daarom de inspiratie en het gezag van de Schrift te behandelen, haar eenheid, helderheid, noodzakelijkheid en toereikendheid, terwijl we de reeks DV zullen afsluiten met de Schriftuurlijke principes voor Schriftverklaring. Zo willen we de Gereformeerde hermeneutiek en de Gereformeerde epistemologie bevestigen tegenover de afwijkingen van vandaag de dag.

 

In dit artikel wijzen we op de aanwezigheid en het gevaar van een onschriftuurlijke epistemologie die gezonde hermeneutiek te niet doet.

 

Postmoderne epistemologie in de kerk

 

In ons vorige artikel (Sola Scriptura 2) wezen we op de nieuwe manier waarop theologie wordt beoefend aan de Theologische Universiteit van Kampen (TUK), waar onze Nederlandse zusterkerken hun theologische opleiding hebben. Binnen deze nieuwe theologie spelen postmoderne epistemologie en hermeneutiek een sleutelrol. Daardoor is een groeiende afstand ontstaan tussen Gods waarheid en ons verstaan daarvan. De groeiende afstand is voornamelijk ontstaan door een nieuw hermeneutisch proces dat met name op de Schrift wordt toegepast en in het algemeen op alle menselijke kennis.

 

Prof. dr. A. L. Th. de Bruijne van de TUK zegt, wanneer hij over hermeneutiek spreekt:

 

“Het gaat om 'de leer van het menselijk verstaan'. In dit vak komen de theologie, de filosofie, maar ook enkele andere wetenschappen samen (bijvoorbeeld rechten, geschiedenis, literatuurwetenschappen). In de theologie vergt dit vak twee centrale aandachtspunten. In het eerste gaat het erom op welke manier wij de inhoud van Gods openbaring kunnen verbinden aan en toepassen op verschijnselen uit onze latere context. In het tweede is de vraag aan de orde in hoeverre de context van waaruit wij met de Schrift omgaan (positief of negatief) invloed heeft op ons verstaan van de Schrift. In deze aanduidingen valt de nadruk op de Schrift, maar vergelijkbare vragen doen zich voor rond de leer en de praktijk van de kerk, zoals deze uit eerdere historische perioden of andere culturele omstandigheden afkomstig kunnen zijn. Binnen de theologie hebben alle zwaartepunten met hermeneutiek te maken. Omdat ze zich bevinden in een krachtenveld tussen Gods openbaring, de kerkelijke praktijk en de geschapen werkelijkheid, speelt rond elk van de zwaartepunten altijd ook een hermeneutische beweging. Juist het oog voor deze drie altijd aanwezige polen brengt hermeneutisch besef in de beoefening van de theologie.” (Gereformeerde theologie vandaag: oriëntatie en verantwoording, 2004, blz. 21).

 

De Bruijne zegt verder:

 

“Als theologie vandaag echt een wetenschap wil zijn, moet zij meer oog ontwikkelen voor het relatieve karakter van veel van haar uitspraken en resultaten.” (ibid. blz. 24)

 

De Bruijne zegt dat er verschil is tussen Gods waarheid en onze kennis van die waarheid en dat het onderscheid tussen Gods waarheid en onze kennis van de waarheid zelfs groter wordt wanneer deze kennis theologisch wetenschappelijk verwerkt wordt. Hij verklaart vervolgens:

 

“Dat komt niet uit boven het niveau van feilbaarheid en voorlopigheid. En behalve rechtstreekse geloofsuitspraken bevat de theologie ook hypothesen onderweg en gebruikt zij theorieën en modellen met een voorlopig karakter. Dat moet erkend en in praktijk gebracht worden.” (ibid, blz. 24, 25)

 

Dat was in 2004. Blijkbaar waren een nieuwe epistemologie en een nieuwe hermeneutiek al in gebruik binnen de TUK (denk ook aan De Bruijnes bijdragen in Woord op schrift, 2002).

Vervolgens heeft de nieuwe richting zich nog duidelijker gemanifesteerd. Dr. J.M. (Hans) Burger, nieuw benoemd docent Systematische Theologie aan de TUK, schrijft in een essay voor een conferentie:

 

“De vraag van deze conferentie is: 'hoe kunnen we verder gaan dan de Bijbel zonder de Bijbel achter ons te laten?' De wijze waarop Howard Marshall de vraag formuleert, voegt er iets aan toe: principes. Hij schrijft: 'Bestaat er een principiële manier om van de Bijbel naar de leer te gaan?'

 

Het beeld is ruimtelijk. We hebben de Bijbel als een bepaalde vaste plaats, we gaan naar een andere positie. Verder suggereert dit dat de Bijbel een tekst is, een actief kennend subject gaat vandaar naar een andere positie, en deze overgang moet door principes die een juiste overgang garanderen, worden geleid. Het resultaat? Ware wettige theologische verklaringen of morele regels.

 

Mijn indruk is dat deze manier van formuleren beïnvloed is door de theorie van het fundamentalisme.” (J.M. Burger, “Beyond the Bible: Moving from Scripture to Theology and practice, biennial conference of FEET”, Berlijn-Woltersdorf, 24 augustus 2012)

 

In dezelfde lezing vervolgt Burger:

 

“Ik wil alleen maar een alternatief voor een fundamentalistische benadering aanbieden om te zien of dit werkt om zo de overgang van Bijbel naar theologie of praktijk te maken.

 

Mijn startpunt is de observatie dat de metafoor van een fundament in de Bijbel geen epistemologische metafoor is die aan de Bijbel refereert. Het is een soteriologische metafoor, die naar Jezus Christus verwijst.”

 

Om te vervolgen:

 

“Ik geloof niet in principes om goede theologie te formuleren. Van Potanyi kunnen we leren dat 'alle handelingen om tot kennis te komen integratief en transformatief zijn, eerder dan deductief en lineair'. Ogenblikken van ontdekking komen na tijden van inwoning. Levend in Christus, in Gods verhaal, geleid door de Geest, doordrenkt met de Bijbel, deelhebbend aan de nieuwe schepping in Christus, leren we God kennen, zijn Zoon, zijn Geest, en zijn Schriften. Goede theologische theorieën en concepten helpen ons om in de werkelijkheid van Jezus Christus te leven en om de Schriften te lezen en te verstaan, en dat doen ze hier en nu. Zij vatten samen, herconstrueren, integreren, helpen ons ons te oriënteren in ons eigen leven. Vervolgens voegen ze iets nieuws toe. Goede theologische reconstructies, goede theologische concepten helpen ons in Christus te leven en te groeien, binnen onze eigen contexten. Dus goede theologie brengt ingelichte Christenen tot de conclusie: dit is goede, behulpzame theologie. De invloed van verschillende theologische tradities zal blijven, hoewel hoe meer we investeren in de onderlinge ontmoeting van tradities, in de interactie er tussen en van elkaar leren, hoe meer we in theologische eenheid zullen groeien. Daar vertrouw ik op. Tegelijkertijd, waar contexten verschillen zullen theologische theorieën verschillen en moeten verschillen.”

 

Dat betekent dus volgens Burger dat ingelichte Christenen hun geloof niet op een lineaire manier van de Schrift afleiden, maar eerder ogenblikken van ontdekking ontvangen, na door de juiste invloeden te zijn gevormd en leven – levend in Christus, in Gods verhaal, geleid door de Geest, doordrenkt met de Bijbel, deelhebbend aan de nieuwe schepping. Zo komen zij met andere ingelichte Christenen, zonder vaste principes om een goede theologie te formuleren, tot een consensus van wat goede theologie is. Het blijven echter slechts theorieën, goede theologische theorieën, die verder moeten worden aangepast en uitgewerkt  tot consensus. Weliswaar met dien verstande dat verschillende tijden en contexten in verschillende theorieën zullen resulteren.

 

Tegen het eind van zijn lezing, na nog veel meer redeneringen te hebben toegevoegd, zegt Burger:

 

“Is dit een oplossing voor controversiële kwesties zoals de bevestiging van de vrouw in het ambt, hertrouwen na scheiding, homoseksualiteit, gerechtigheidsvragen? Het zou kunnen. In ieder geval omvat mijn voorstel een weg vooruit. Aan het begin van deze weg weten we niet hoe onze bestemming er uit zal zien.”

 

Deze theologie begint zonder een vast fundament en gaat naar een onbekende bestemming. Het is zonder vaste principes om gezonde leer rechtstreeks uit de Schrift af te leiden en het streeft naar de grootst mogelijke consensus onder ingelichte Christenen.

 

Het denken van dr. Burger wordt duidelijker wanneer hij in een ander opstel schrijft:

 

“De gereformeerde theologie heeft zich ontwikkeld in dezelfde periode als de moderniteit. Tegenover de Kerk en de autoriteit van de Paus werd de Bijbel in stelling gebracht. Het is dan verleidelijk om die Bijbel te karakteriseren als een alternatief fundament voor zekere en ware kennis. Hetzelfde funderingsmodel, met een ander fundament. Net als in de moderniteit kregen kennistheoretische vragen veel aandacht. Zo heeft de openbaringsleer in de gereformeerde theologie een primaire plaats gekregen. De verantwoording van de christelijke geloofszekerheid kwam los te staan van de heilsleer en kreeg een formele behandeling aan het begin van de dogmatiek. Hoe kan er sprake zijn van absolute zekerheid? Deze vraag werd opgelost door onderscheid te maken tussen een objectief kenprincipe (de openbaring en de Schrift, met als onderliggende garanderende voorwaarde de inspiratie) en een subjectief kenprincipe (het geloof, met als onderliggende garanderende voorwaarde de wedergeboorte en de verlichting door de Heilige Geest). Verder proef je in de teksten van Kuyper en Bavinck de angst van Descartes op de achtergrond.

 

Nu is de vraag: wat het probleem hiervan is. Wat is er mis mee om je tegenover een tegenstander te wapenen met zijn eigen wapens? Het antwoord hierop is eenvoudig: het funderingsdenken is gedoemd te mislukken. De postmoderniteit kan mee begrepen worden als een crisis: het mislukken van het funderingsdenken.

 

Wat zijn dan de problemen van het funderingsdenken?

 

Er is geen fundament dat zelfevident is. Het is tot nu toe niemand gelukt om aan te geven waar dat fundament uit zou moeten bestaan. Iedere filosofische poging om proposities aan te wijzen waarvan direct inzichtelijk is dat ze waar zijn, is tot nu toe mislukt. Het zekere fundament is nergens aan te wijzen. Ook de Bijbel kan niet dienen als absoluut zeker fundament. Alleen al rond de bewaarde tekst, de vertaling, en de uitleg van de bijbel zijn teveel momenten van onzekerheid die de gevraagde absolute zekerheid onmogelijk maken.” (J.M. Burger, Theologisch doordenken over de praktijk)

 

Vergelijk dit met de Nederlandse Geloofsbelijdenis Artikel 5, waar we over de 66 boeken van de Bijbel belijden: “Zonder in enig opzicht te twijfelen geloven wij alles wat zij bevatten.” We zijn volstrekt zeker, zonder enige twijfel, van de waarheid van alles wat God ons in de 66 boeken van de Bijbel heeft geopenbaard.

Daarom bouwen we ons geloof op het fundament van deze boeken:

 

“Al deze boeken ontvangen wij voor heilig en canoniek, om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden, d.w.z. te funderen, en daarmede te bevestigen.” (NGB art.5, mijn nadruk RMR)

 

Onze Gereformeerde belijdenis is dat de Bijbel – de hele Bijbel en de Bijbel alleen – werkelijk het fundament van ons geloof is. Waar geloof is niet mogelijk zonder dit vaste en zekere fundament.

 

Burger vervolgt in dezelfde lezing:

 

“De angst van Descartes is filosofisch bezien niet terecht. Mensen hebben in hun leven en voor hun handelen geen absolute theoretische zekerheden nodig. Relatieve zekerheden voldoen prima. Het is onwaar dat de alternatieven zijn óf objectieve kennis óf subjectivisme en relativisme. Theologisch bezien ligt er onder de angst van Descartes een diep verlangen naar houvast. Dit probleem is echter niet kennistheoretisch (epistemologisch) op te lossen.”

 

Volgens Burger hebben we dan ook geen reden om te vrezen voor afwezigheid van absolute zekerheid. We hebben geen absolute zekerheid nodig. Relatieve zekerheden voldoen prima.

Hij vervolgt:

 

“Eerlijke bezinning op hermeneutische vragen moet het funderingsdenken ondermijnen en het fiasco ervan wel aantonen. Ze bijten elkaar. Dat maakt een gesprek tussen aanhangers van funderingsdenken en van een hermeneutische benadering tot een moeizame aangelegenheid. De funderingsdenker zal voortdurend denken dat de hermeneutische denker hem alle zekerheden afneemt. De hermeneutische denker zal voortdurend het gevoel krijgen dat er theoretisch iets veilig gesteld moet worden wat theoretisch niet veilig te stellen is en wat ook niet hoeft.”

 

Iets verder in dit essay verklaart Burger:

 

“Theologie is net als alle andere wetenschappen geen normatieve wetenschap.”

En:

“Mensen staan verschillend in de wereld en verstaan hun wereld op verschillende wijzen. Dat hoort bij onze gevallen wereld. Dit conflict is niet op te lossen met een beroep op een norm en ook niet met een beroep op gezag.”

 

Ach, lieve mensen, ach ach...!

 

Als Gereformeerde gelovigen geloven wij op de basis van Gods eigen Woord dat Zijn Woord absoluut waar en zeker is, duidelijk geopenbaard, en het enige fundament waarop we ons hele geloof bouwen. Zonder dat vaste en absoluut zekere fundament van Gods Woord is geen waar geloof mogelijk. Geloof is Gods Woord geloven (HC Zondag 7). Zonder het “stellig weten waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in zijn Woord geopenbaard heeft”, is het “vast vertrouwen” van het geloof onmogelijk, want de Heilige Geest werkt geloof alleen door het Woord van God. Zonder de zekere kennis van Gods geopenbaarde Woord kunnen we geen zekere kennis hebben van Jezus Christus en geen vast vertrouwen in Hem. Wanneer het fundament, Gods geopenbaarde Woord, niet langer wordt erkend als het enige fundament van ons geloof, dan heeft ieder mens zijn eigen Jezus, of zijn eigen theorieën over Jezus; en de Jezus van de één zal van de Jezus van de ander verschillen. Dan zal voor de één de dood van Jezus aan het kruis betekenen dat onze Here Jezus Christus stierf in onze plaats en zo als offer voor onze zonden betaalde; maar een ander “ingelicht Christen” zal de voorkeur geven aan een ander model of een andere theorie.

 

Voor veel theologen die zich nog steeds Gereformeerd noemen, is theologie in hoge mate theorie en experiment geworden, zonder een vast en zeker fundament, een onvoorspelbare reis. Een postmodern “hermeneutische bewustzijn” wordt toegepast, dat alle theologie contextueel, tijd- en cultuurgebonden maakt. Zo beoordeelt bijvoorbeeld Dr. Burger de Heidelbergse Catechismus als een tijdgebonden en contextueel document en concludeert dat we in onze tijd een andere presentatie van het evangelie nodig hebben (J.M. Burger, Gospel Presentation and the Structure of the Heidelberg Catechism, 2013). Zijn bijdrage aan de publicatie Cruciaal, 2014, dient als voorbeeld hoe deze nieuwe epistemologie en hermeneutiek niet alleen de weergave van het evangelie aantasten, maar ook de inhoud en betekenis van het evangelie (wat we nog hopen te behandelen).

 

Ons volgende artikel in deze Sola Scriptura reeks gaat DV over de inspiratie en het gezag van de Heilige Schrift.

 

Vertaling: R. Sollie-Sleijster

 

 



[1] Epistemologie  is kennistheorie: hoe weten we wat we weten, RS.

[2] Hermeneutiek: wijze van Schriftuitleg, RS.