Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Cruciale kritiek 2

 

D.J. Bolt

07-02-15

 

We zijn werkelijk geschokt door wat dr. J.M. Burger als medeauteur van boek Cruciaal heeft geschreven en gaven daarvan enkele malen blijk op deze site. Daarom waarderen we het dat dr. J.M. Burger heeft willen reageren met een repliek zie Cruciale discussie 1. We hebben die met veel belangstelling gelezen. Zijn we nader tot elkaar gekomen?

We gaan zijn verhaal nu (over)wegen. Tot op punten en komma's. Dat kan misschien als 'fileren' overkomen maar we willen weten wat dr. Burger precies betoogt. Het gaat immers niet om een bagatel maar om de kern van het evangelie van redding en eeuwig leven. Als hooggeschoolde academicus die nu zelfs dogmatiek gaat doceren aan onze universiteit mag verwacht worden dat dr. Burger zeer precies en overwogen zijn opvattingen kan formuleren en weergeven. Daarop mogen we dan ook onze reactie proberen af te stemmen.

 

De vraag is: hebben we dr. Burger helemaal verkeerd begrepen? Het lijkt wel zo als we zijn repliek lezen. En dat kan natuurlijk en als dat zo is zullen we een rectificatie plaatsen met excuses voor ons misverstaan.

 

We willen als volgt op Burgers ingezonden reageren. Eerst gaan we in op enkele algemene vermeende misverstanden. Vervolgens proberen we nog eens een kernachtige samenvatting van zijn bijdrage in Cruciaal te geven. En tenslotte bespreken we in detail de repliek. Referenties naar het boek aanduiden met [paginanummer].

 

Misverstanden

 

Dr. Burger klaagt dat wij en anderen hem niet goed hebben begrepen. Wij hebben antwoorden in zijn verhaal gezocht op vragen die hij zich daarin niet had gesteld en ook niet nu wilde beantwoorden. Zijn verhaal was beperkt tot de betekenis van het offer van Christus. Anderen zouden het hebben over recht & straf, bevrijding & loskoop. Dat liet hij dus liggen. Bovendien had hij maar beperkte ruimte in het boek en kon het onderwerp Voorbij de offerkritiek dus maar beknopt behandelen.

Wij hebben daar begrip voor. Je kunt inderdaad niet alles zeggen over het onderwerp. Christus' offer en wat daar mee samenhangt kan boekenkasten vullen en doet dat ook. Maar het gaat wel om de fundamentele betekenis van het offer van Christus. Dat moet in de kern toch door een dogmaticus aan een gereformeerde universiteit zonder misverstanden op te leveren zijn samen te vatten in een beschikbare ruimte van 16 pagina's?

 

We hebben nogmaals en meerdere malen Burgers hoofdstuk Voorbij de offerkritiek gelezen en overwogen. Zijn we nu werkelijk zo bijziend geweest dat we eigenlijk helemaal ontspoorden in onze kritiek? Die indruk krijgen we wel als we de repliek lezen. Naast het niet onderkennen van de beperking die Burger zich moest stellen hebben we kennelijk ook inhoudelijk niet goed begrepen wat hij betoogde.

En zegt Burger in zijn repliek ook niet heel mooie gereformeerde dingen die we van harte kunnen beamen? Zeker! Maar is daarmee de kou uit de lucht?

 

Er blijft het een en ander wringen. Het lijkt wel alsof de Burger van Cruciaal in een aantal opzichten een andere is dan die van de repliek. Moeten we misschien de repliek dan opvatten als een correctie op zijn schrijven in Cruciaal? Ook dan blijven er nog wel vragen over maar zijn we in elk geval gelukkiger.

Óf handhaaft dr. Burger beide, zijn boekpublicatie én zijn repliek? Dan hebben we niet of nauwelijks voortgang geboekt naar onze overtuiging. Eerlijk gezegd, zouden we dan weer het vervelende gevoel krijgen dat we ook bij een andere docent aan de universiteit hebben. Namelijk dat je 'wetenschappelijk' de grootst mogelijke ketterijen mag verkondigen en tegelijk een gereformeerd gezicht trekken[1]. O.i. kan dat niet sporen met elkaar en we verwerpen het dan ook hartgrondig.

 

Het is natuurlijk nodig een en ander verder toe te lichten. Onze insteek daarbij is dat we de publicatie in Cruciaal als uitgangspunt nemen en met hetgeen daar geboden is aan uitspraken, stellingen en definities de repliek nader beschouwen. Daarvoor is nodig en waardevol om nog maar weer eens bondig weer te geven wat Burger in Cruciaal te berde bracht. Vervolgens geven we in enkele punten aan wat onze kernkritiek is.

 

Samenvatting 'Voorbij de offerkritiek'

 

Dr. Burger zoekt in zijn boekdeel een 'bijbels-theologisch' antwoord op wat het betekent dat het Nieuwe Testament zegt dat Jezus' dood een offer is. We vatten zijn hoofdstuk als volgt samen.

 

'In strikte zin was Jezus' dood geen offer' [54]. De gedachtegang:

'Jezus brengt een offer door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van de zonde. Zo geeft hij de geëiste genoegdoening aan God en verwerft hij ons heil',

vind je in het Nieuwe Testament namelijk zo niet terug' maar is een 'latere theologie-historische ontwikkeling' voortkomend uit het theologisch denken van de Middeleeuwen. Zelfs Calvijn was beïnvloed door dit denken. [54]

 

De Bijbel spreekt wel over Jezus' offer. De positieve betekenis daarvan is wat dierenoffers niet konden: zijn dood verzoent de zonde van onheiligheid en vervuiling die het niet mogelijk maakt om met God om te gaan [56,57]. Zijn offer is 'volledige toewijding aan God' [58]. 'Die volkomen toewijding van Jezus aan zijn Vader om zo zijn missie te volbrengen, dát is Jezus' offer' [59]. En het gevolg is dat 'mensen definitief aan God worden gewijd' [58]. Zo wordt ook ons leven gewijd als offer [60,62].

 

Het wegnemen van zonde, negatief, is kennelijk alleen mogelijk via de dood van het offer [59]. Maar hoe dat 'werkt' bij Jezus' offer weten we niet [59]. Zonde moet je ook niet vooral zien als verkeerd handelen maar als leven ver van God, een gebroken relatie. Het offer betekent weer kunnen leven met God [60].

 

Jezus is trouw tot in de dood om erger voor ons te voorkomen. Zo trekt hij ons naar Gods koninkrijk. 'God beantwoordt menselijk kwaad liefdevol, door Jezus' dood te gebruiken als oplossing voor onze zonden.' [61]
Als slachtoffer van onrecht neemt Hij door volkomen gehoorzaamheid onze onheiligheid en gebrek aan toewijding aan God mee in zijn dood. Hij heiligt ons door zijn dood en opstanding. [62] De Geest betrekt ons in de gemeenschap van de Vader en de Zoon [63].

 

De Vader heeft voorzien dat zijn Zoon zijn gehoorzaamheid met de dood zou moeten bekopen. Maar Hij gaat die misdaad 'als middel' gebruiken. Hij spreekt ons aan op onze daden en doet onze zonden er mee weg. Evenwel, 'het offerbeeld zegt niet hoe dit gebeurt maar alleen dat het gebeurt'. [63]

'De Bijbel tekent dus geen strenge God die bloed wil zien. Alsof God wil dat er koste wat kost doden vallen'. Een God die slachtoffert is 'een nare, immorele God' [64]. Gods liefde trekt in zijn Zoon mensen door de doodstraf heen naar eeuwig leven.

Het geheim van onze levenswijding is Jezus' offer [65].

 

Kernkritiek

 

Uit dit verhaal halen we de volgende kernpunten, cursief gedrukt. Daarbij zullen we aangeven waar m.n. onze problemen liggen en vervolgens nagaan of deze met Burgers repliek zijn opgelost.

  1. Burger stelt dat de gedachtegang dat Jezus een offer brengt door plaatsvervangend onze straf te dragen als betaling van onze schuld en zó de geëiste genoegdoening aan God geeft en ons heil verwerft, niet in het Nieuwe Testament is te vinden.

    Hier zit ons meest fundamentele bezwaar. Naar onze diepe overtuiging leren het Oude én Nieuwe Testament dat wél! We gaan dat nu hier niet (weer) aantonen maar willen straks in de repliek zien of Burger dit bevestigt of nu ontkent. Het Schrifttekstmateriaal is overvloedig en het is verbijsterend dat dit kennelijk niet door Burger werd verwerkt in zijn Cruciaal verhaal[2].
     
  2. Het offer van Christus is zijn levenslange toewijding tot God. Zijn dood door misdadige elementen was een gevolg daarvan. Maar die dood is niet noodzakelijk door God gewild en geëist.

    Christus' offer was zijn hele leven inclusief zijn bloedige kruisdood met als ultieme hoogtepunt het kruis en dieptepunt de neerdaling in de hel. Dáár offerde hij letterlijk Zichzelf, zijn lichaam en zijn leven, zijn alles op.
    Zijn dood was noodzakelijk en niet een toevallig, zij het voorzien bijproduct van zijn gehoorzaamheid. Zijn lijden en sterven was door God gewild omdat alléén op deze wijze aan Gods gerechtigheid kon worden voldaan. God wilde onder het Oude Testament bloed zien vloeien, in het Nieuwe Testament moest van Hem het kostbare bloed van de Zoon aan het kruis op aarde worden vergoten. Door het volbrachte kruisoffer is aan het nieuwe verbond rechtskracht verleend (formulier Heilige Avondmaal). Op de rand van de afgrond bad de Here Jezus in bitterste nood en bloedig zweet zijn Vader of het toch niet aan hem voorbij zou kunnen gaan - maar uw wil geschiede. En God wilde het wél.
    Zo alléén kon Gods brandende toorn worden geblust.
    Zo alléén was een volkomen verzoening van al onze zonden mogelijk.
    Zo alléén kunnen aarde en hemel worden herschapen.
    Zo alléén is weer vrede met God die alle verstand te boven gaat en gehoorzame toewijding mogelijk aan Hem en aan elkaar.
     
  3. Zonde is niet vooral een verkeerd handelen maar leven ver van God, een gebroken relatie met Hem. Met Christus' dood die kennelijk nodig is trekt Hij ons in zijn koninkrijk.

    Ook hier missen we pijnlijk spreken over verzoening. Maar het past, menen we, wel precies in de denkwereld van Cruciaal. Spreken over relaties, toewijding, vermijden van voor moderne mensen afstotende terminologie. Maar zonde is toch veel meer? Zonde is de diepste verdorvenheid van de mens, tot op het bot. Niets is meer zuiver, onbevlekt. Alles hebben we kapot gemaakt. Heel de kosmos zucht daaronder. Wij en onze kinderen zijn doemwaardig (vergelijk Doopformulier). En ja, dat heeft zeker ook te maken met onze relatie met de Here. Die is ook door ons mensen onherstelbaar verwoest als gevolg van die eerste opstand van de mensheid. Alles is naar de knoppen en zou zo zijn gebleven als daar de Zoon des mensen niet tussen hemel en aarde had gehangen en heeft geroepen: Het is volbracht.
    Naar onze mening peilt Burgers definitie onvoldoende de immense omvang van het kwaad en de gevolgen daarvan en doet hij daarmee tekort aan de eer die onze Zaligmaker toekomt voor zijn verzoening aan het kruis van Golgotha.

Reactie op een repliek

 

Nu we nog eens weer, ook voor onszelf, de zaken op een rij hebben proberen te zetten willen we de repliek van dr. Burger analyseren. We maken het onszelf en de lezer gemakkelijk(er) door niet zelf steeds een samenvatting van Burgers repliek te geven maar door hem op de voet te volgen en waar nodig vragen te stellen of commentaar te leveren. De kopjes boven de perikopen zijn van ons, ze dienen om de verschillende onderwerpen die Burger aansnijdt wat te onderscheiden. Zijn tekst plaatsen we steeds cursief. Zijn inleiding waar we hierboven al op reageerden laten we weg.

 

Bedoeling

Om mijn bijdrage in Cruciaal te begrijpen is het belangrijk te zien hoe deze is bedoeld en hoe niet. Het is een bijbels-theologische poging om te begrijpen wat het betekent dat het Nieuwe Testament de betekenis van Jezus’ dood als offer verwoordt. In het boekje onderscheiden we verschillende taalvelden: van recht en straf, van bevrijding en loskoop, van offer. In de dogmatiek zijn die beelden met elkaar verweven, maar het is bij het Bijbellezen ook goed om de eigenheid van de verschillende beelden te zien. Het artikel biedt dus geen uitgewerkte verzoeningsleer; mijn bijdrage gaat slechts over het taalveld van het offer. (Maarten Wisse schrijft over straf, hij kiest met John Owen tegen Socinus die al rond 1600 stelde dat God geen voldoening nodig heeft om te kunnen vergeven.  Met die keus voor Owen en tegen Socinus ben ik het helemaal eens. Alleen als de zonde veroordeeld en bestraft wordt, kunnen we van de zonde verlost worden.)

 

Dat hebben we goed begrepen. Burger spreekt alleen over offer in het kader van Christus' leven en sterven. Wel maakt hij af en toe een uitstapje naar een ander 'veld'[3]. We noteren alvast dat we het (gelukkig) eens zijn over het feit dat we alleen verlost kunnen worden door het oordeel over en straf op de zonde. Eigenlijk is dat een opmerking die valt buiten zijn 'taalveld' want die gaat niet over straf en recht.

 

Straf en recht

Die andere taalvelden kunnen we natuurlijk niet missen. Ik verwijs in mijn artikel en in het inleidende  hoofdstuk juist ook naar de andere taalvelden. Die hebben we evenzeer nodig, maar mijn artikel gaat daar niet over. In de dogmatiek zijn allerlei beelden met elkaar verbonden: beelden uit de wereld van het recht, spreken over oordeel en straf; beelden uit de wereld van de offers; de slavenmarkt, waar slaven worden vrijgekocht. Die beelden zijn allemaal Bijbels en zijn allemaal onmisbaar. De Bijbel zegt duidelijk dat Jezus voor ons de straf gedragen heeft (Jes .53), dat hij voor zijn volk tot een vloek geworden is (Gal 3,13), dat hij gestorven is voor onze zonden, dat er verzoening is door zijn bloed. Het taalveld van straf en recht zijn belangrijk en onmisbaar (zie een recent artikel van mijn hand in Theologia Reformata [invoegen link: http://www.academia.edu/9551563/Door_zijn_striemen_bent_u_genezen_een_uitweg_uit_de_verstaanscrisis ]). Jezus heeft voor ons het oordeel ondergaan en de straf gedragen, om ons door het oordeel heen te trekken. Zijn actieve en passieve gehoorzaamheid neemt onze ongehoorzaamheid weg; zijn heiligheid neemt onze onheiligheid weg. In het Engels: penal substitution (plaatsvervangend dragen van straf): ja; propitiation (Gods toorn wordt gestild): ja. Maar met deze onmisbare elementen uit de verzoeningsleer geef ik antwoord op een vraag die ik niet stel in het artikel. Dus ik geloof zeker dat Christus voor zijn volk de straf en de wraak van God gedragen heeft. Door zijn bloed heeft hij ons vrijgekocht. Christus is de enige naam die gegeven is onder de hemel waardoor wij gered kunnen worden.

 

Burger gaat nog even door over de taalvelden en m.n. straf en recht. Want Jezus heeft door zijn gehoorzaamheid en heiligheid in onze plaats de straf gedragen en God toorn gestild, en zo ons gered. We zijn het hier van harte over eens.  

 

Bijbels en dogmatisch spreken

Tegelijk zijn er verschillen tussen het Bijbelse spreken en het spreken van de dogmatiek. Zo gebruikt de Bijbel het beeld van de losprijs niet in verband met het verwerven van weldaden van heil (zoals dat sinds Melanchton en Calvijn wel gebeurt in de dogmatiek). Het beeld van de losprijs (lutron) komt in Matteüs en Markus niet uit de wereld van de tempel of de rechtszaal, maar van de slavenmarkt. Jezus heeft zichzelf gegeven als losprijs voor velen, hij koopt vrij uit de slavernij. Met zijn bloed heeft hij een volk gekocht. Mensen, geen weldaden van heil. Dit beeld van losprijs die betaald wordt heeft in de Bijbel dus een persoonlijker klank: ikzelf, uzelf, wij worden gekocht en wij zijn eigendom van Jezus (zoals het ook in HC zondag 1 gezegd wordt).

 

We begrijpen dat het bijbels beeld van losprijs een ander is dan dat van offer. Loskopen is iets anders dan offeren. Maar het wordt spannend als Burger gaat spreken over bloed.

Bloed behoort bij het taalveld offer. Een slaaf werd toch niet gekocht met bloed? Het is dus eigenaardig om te zeggen dat wij met Christus' bloed gekocht zijn. Maar dat is geen probleem want zo spreekt de Bijbel immers: Rom. 3:25v; 1Petr.1 17-19; Openb. 5:9-10. Bij het offer stroomde bloed, dus bloed behoort bij Burgers offer-taalveld. Maar dat bloed reinigt ons van alle zonden. Immers Christus wast ons met zijn bloed schoon van de schuld van de zonden. Dat is toch rechtvaardiging heiliging en behoort toch tot de grote heilsweldaad die Christus voor ons verworven heeft, 1Petr.1:18, 2Kor. 5:20,21. Is het zoenoffer van Christus niet onlosmakelijk gekoppeld áán en voorwaarde vóór de loskoop? De Zoon de mensen gaf zijn leven tot een losprijs voor velen, Marc.10:45.

Kortom, hier is enige 'vervlechting', zo niet wat verwarring in Burgers theologisch denken.
Dat brengt ons op een dieperliggende vraag: is het eigenlijk wel terecht dat Burger 'taalvelden' onderscheidt en daar nogal vergaande dogmatische gevolgen aan verbindt, zeker als we zien dat de apostelen dat niet doen? Is het niet een onvruchtbare systeemdwang waarbij allerlei elementen in 'modellen' worden geperst maar die, zoals boven al bleek uit een simpel voorbeeld, daar weerbarstig uitspringen?

 

Verschillen

Op een aantal punten benoem ik in mijn artikel het verschil tussen Bijbels taalgebruik en dogmatiek. Toen ik nog student was, is prof. Trimp als emeritus een tijd mijn wijkouderling geweest. In een gesprek over de verzoeningsleer heb ik hem ooit de wens horen uiten dat HC zondag 5-6 (over verzoening) nog eens opnieuw doordacht moest worden vanuit het adagium van een andere Kamper hoogleraar, B. Holwerda: de heilsgeschiedenis moet niet dogma-illustrerend, maar dogma-funderend zijn. Als de heilsgeschiedenis alleen dogma-illustrerend is, heb je het verhaal van de Bijbel in de dogmatiek niet nodig, alleen zo nu en dan als plaatje bij wat je toch al weet. Al heel lang probeer ik dit te doen: te doordenken hoe de hele Bijbelse geschiedenis vanaf Adam, via Abraham, Mozes, Israël, David, ballingschap en terugkeer, tot en met Jezus de basis kan zijn van de verzoeningsleer. Dat betekent: het verhaal van de Bijbel, als verhaal van Israël en het verhaal van Jezus (incl. zijn prediking van het Koninkrijk) serieus nemen en binnen dat kader de verzoening proberen te begrijpen. En niet zoals in de moderne theologie vaak gebeurd is, koninkrijk en verzoening tegen elkaar uitspelen, alsof we voor het koninkrijk geen verzoening nodig hebben; of kunnen begrijpen wat verzoening is zonder het over het koninkrijk van God te hebben.

 

Helaas hebben wij prof. Trimp niet als wijkouderling gehad, hetgeen we best jammer vinden. En verder kunnen we niet zoveel met deze ontboezemingen. Wel lijkt het ons volstrekt juist als de heilshistorie niet illustrerend maar bepalend is voor de dogmatiek. Wel lijkt Burger te suggereren dat met hem een nieuwe periode van dogmatisch denken aanbreekt waarin de hele heilsgeschiedenis wordt betrokken. Maar we kunnen ons toch werkelijk niet voorstellen dat hij daar de enige, laat staan de eerste is.

Inderdaad, laten we de verschillende metaforen over het lijden en sterven van onze Heiland niet tegen elkaar uitspelen. En dus ook niet die van straf en recht tegen offer, zeggen we alvast.

En wat dat 'opnieuw doordenken van HC 5 en 6 betreft, daar lijkt Burger al een aardig begin mee te hebben gemaakt[4]. Sluipt daar bij hem ook niet een afstand in tot het belijden van de kerk? Want ook in dit 'doordenken' zien we weer een zwaar accent op contekstualisatie van de belijdenis.  

 

Verzoening door voldoening

Het spreken van de dogmatiek komt niet rechtstreeks uit de Bijbel wandelen – zo is het ook niet in de leer over de drie-eenheid of over de naturen van Christus. Mijns inziens is de leer over voldoening ontwikkeld in discussie met het sacrament van de boete, vanaf Tertullianus de Middeleeuwen door tot aan de Reformatie. In die context hoort het woord ‘satisfactio’ thuis (voldoening, genoegdoening). Tegen de achtergrond van het middeleeuwse sacrament van de boete vragen de Reformatoren: wat denk jij dat je zelf een deel van je voldoening moet leveren om verzoening van zonden te krijgen? Wat maak je je druk over Gods veroordeling? Onze goede werken kunnen niets bijdragen om vergeving te krijgen of om Gods toorn af te wenden. Christus verlost ons van Gods toorn door zijn voldoening. Het boetesacrament maakte de mensen onzeker. Het is prachtig te zien hoe dan de betekenis van Christus’ offer wordt uitgelegd. Maar ook belangrijk om het verschil te zien tussen Bijbel en dogmatiek. In de Bijbel komt het woord ‘genoegdoening’  niet voor en wordt het beeld van de losprijs persoonlijk gebruikt: Christus koopt met zijn bloed zijn volk vrij uit de slavernij van de zonde. In de dogmatiek wordt voor Christus’ dood wel het woord ‘genoegdoening’ gebruikt en betaalt Christus met zijn dood de prijs voor de weldaden van ons heil (vergeving, rechtvaardiging, heiliging).

 

Nu wordt het spannend. Dit is de derde keer dat Burger dit verhaal vertelt, twee keer in Cruciaal en nu hier weer. Het moet dus belangrijk zijn. Bovendien gebeurt er in deze perikoop nog iets dat niet over het hoofd mag worden gezien. Die eeuwenoude leer van verzoening door voldoening is maar niet een dogmatiekhoofdstukje maar is een integraal en centraal deel van onze gereformeerde geloofsbelijdenissen! Je zou dus mogen verwachten dat Burger er luidkeels zijn adhesie aan betuigt. En zeker, hij vindt het 'prachtig te zien hoe de betekenis van Christus' offer contextueel werd uitgelegd. Dan, toen, vroeger. Heel mooi, maar vandaag is het problematisch: 'genoegdoening' kun je niet in de Bijbel vinden, en 'losprijs' is ook nog verkeerd in de dogmatieken terecht gekomen, vindt Burger.
Nu gaan we steigeren, want hier precies verwachtten we een bevredigend antwoord op ons eerste kritiekkernpunt te krijgen. Burger vindt het woord 'genoegdoening' niet in de Schrift maar had de zaak 'genoegdoening' wél kunnen vinden! Want die is onderdeel van zijn en onze belijdenis waarin de Schrift wordt nagesproken! We kunnen hier nu niet een breed betoog opzetten, dat komt ongetwijfeld nog, maar verwijzen nu slechts naar onze gereformeerde belijdenis NGB art. 21-26 en veroorloven ons één klein citaat:

 

Wij geloven dat Jezus Christus een eeuwig Hogepriester is naar de orde van Melchisedek, wat God met een eed heeft bevestigd. Hij heeft Zichzelf in onze plaats voor zijn Vader gesteld, om door volkomen voldoening diens toorn te stillen. Daartoe heeft Hij Zichzelf aan het kruis geofferd en zijn kostbaar bloed vergoten, om ons te reinigen van onze zonden, zoals de profeten hadden voorzegd. NGB art. 21, eerste gedeelte.

 

Hier hebben we het allemaal in ons belijden bij elkaar, gebaseerd op de 'gedachtegang' in het Oude én Nieuwe Testament: Ps. 110:4,Hebr. 7:15-17; Rom. 4:25; Rom. 5:8; Rom. 8:32; Gal. 3:13; Kol. 2:14; Hebr. 2:9,17; 9:11-15; Hand. 2:32; Fil. 2:8; 1Tim. 1:15; Hebr. 9:22; 1Ptr.1:18,19; 1Joh. 1:7; Open. 7:14; Luc. 24:25-27; Rom. 3:21; 1Kor. 15:3.

 

Nog een opmerking. 'In strikte zin was Jezus' dood geen offer', beweert Burger [54]. Want hij was niet een levitische priester en die was ook niet bij zijn dood betrokken. Maar dat argument smelt toch als sneeuw in de zon als we hier horen spreken over een eeuwige Hogepriester naar de orde van Melchisedek?

 

Offer in Hebreeën

Op een of andere manier wordt (door sommige lezers) dat benoemen van het verschil tussen Bijbel en dogmatiek gelezen als een veroordeling van het dogmatische spreken van Calvijn en anderen. Of verwijt men mij dat ik niet meer zou willen spreken over het bloed van Christus of het offer van Christus. Mijn artikel is juist een poging om te begrijpen wat er in de Bijbel gezegd wordt als het gaat over het offer en het bloed van Christus. De Hebreeënbrief is op de achtergrond steeds aanwezig. Maar benoemen dat het woord ‘voldoening’ in Hebreeën niet voorkomt, wordt kennelijk opgevat (door sommige lezers) als een loochening van de noodzaak van Christus’ offer. Terwijl ik dat in het geheel niet doe. Natuurlijk is dat offer nodig!

 

Wat ons betreft scheert Burger hier langs het pijnpunt. Verschil is er tussen Bijbel en dogmatiek, zeker. Zelfs tussen Bijbel en belijdenis. Máár ze behoren in alles de Schrift  op onderscheiden wijze na te spreken: de dogmatiek systematisch-theologisch en de confessies belijdend. Maar beiden betrouwbaar! En zeker wat onze belijdenis betreft daar zet je niet zomaar een centrale overtuiging verzoening door voldoening tussen vierkante contextuele haken…
Wij hebben Burger niet verweten dat hij niet meer zou willen spreken over bloed en offer van Christus. Daar gaat het niet om. Maar het komt er wel op aan hoe hij publiek over het enige offer ter wereld dat ons kan redden van de eeuwige verdoemenis spreekt en schrijft. Daar is een zeer grote mate van zorgvuldigheid voor vereist die we in Cruciaal node hebben gemist en waardoor velen in verwarring zijn geraakt.

We zijn blij dat Burger ook dat offer nodig vindt. Maar we vragen ons op dit moment in zijn repliek nog steeds af welk offer? Als Burger voor de beantwoording van die vraag nu eens Hebreeën naar de voorgrond trok?

 

Vervreemding

Wel signaleer ik dat het zeker voor niet-christelijk opgevoede 21e eeuwse mensen lastig is om het idee van een offer te begrijpen. Offers staan ver van ons bed, anders dan voor een hedendaagse Hindoe, een heidense Germaan uit de zesde eeuw of een gehelleniseerde Romein van zeg 1500, 2000 jaar geleden. Dat is een gegeven waar je als theoloog niet om heen kunt, als je het mij vraagt. Die afstand is een andere dan de weerstand die het kruis altijd opgeroepen heeft. Mijn artikel begin ik daarom met offer-kritiek. Ook dat benoemen van vervreemding wordt (door sommigen) gelezen als stellingname tegen het spreken van een offer of van bloed. Maar dat iets lastig te begrijpen is, betekent nog niet dat we moeten ophouden te spreken over offers en bloed. Integendeel! Ik geloof zeker dat Christus in zijn dood zichzelf heeft gegeven als offer, als verzoening van onze zonden, en dat hij ons met zijn bloed gekocht is ['heeft' zal bedoeld zijn, djb]. Alleen zo worden we verlost van Gods toorn. Alleen als Christus sterft voor onze zonden en opstaat voor onze rechtvaardiging (Rom. 4,25) is er redding. Christus’ kruisdood is de enige weg naar God en naar het leven. Juist daarom probeer ik in het artikel lezers die misschien wel bewust of onbewust iets van die vervreemding ervaren, bij het offer van Christus te brengen.

 

We begrijpen wel iets van die vervreemding. Ook wij zijn nooit in aanraking geweest met de offerpraktijk. En het misselijke plaatje bij Burgers artikel stimuleert ook al niet tot positieve gedachten. Het boekje kan dus beter maar niet voor missionaire doeleinden worden gebruikt… Ongetwijfeld zal de offerpraktijk waarbij duizenden dieren werden gedood onze westerse neuzen niet hebben gestreeld. Maar dat is een bagatel bij het andere probleem: dat een Vader vrijwillig zijn liefste en enige Zoon offert [a] voor een stel misdadigers! Dat kunnen we heidenen om ons heen helemaal niet of nauwelijks duidelijk maken. En soms bespringen ons ook moeilijke gedachten.

Maar hier moet wel de kernkritiek punt 2 aan de orde worden gesteld, een vraag die Burger kennelijk niet op eigen initiatief wil beantwoorden. De vraag is: Kan en wil hij ook die moderne westerlingen duidelijk maken (natuurlijk in een later stadium op het geloofspad maar toch) dat die hemelse Vader het offer van zijn lieve Zoon aan het vervloekte kruis wilde. Of blijft hij bij zijn Cruciale verhaal dat het misdadige mensen waren die Jezus ter dood brachten maar dat ten diepste het om de verzoening niet had gehoeven. Zag God de Vader op een remonstrantse wijze vooruitgezien ongeloof en barbarij [63] maar leverde hij in grondeloze liefde toch zijn Zoon over aan aards terrorisme? Óf was het zijn eigen raad, zijn plan met deze wereld dat het moest gaan: met een bloedende Zoon aan een vervloekt hout. Dat is de kwestie t.a.v. Cruciaal. Om het in zijn woorden te vragen: hebben we in de Bijbel (ook) te maken met een strenge God die op dit punt bloed wil zien, of niet? Daar vragen wij een eenduidige antwoord op van dr. Burger.
 

Ook op dit moment in Burgers repliek moeten we toch wel nog nauwkeuriger naar zijn tekst die hij schreef in Cruciaal. Burger schrijft hierboven:

Ik geloof zeker dat Christus in zijn dood zichzelf heeft gegeven als offer, als verzoening van onze zonden, en dat hij ons met zijn bloed gekocht heeft. Alleen zo worden we verlost van Gods toorn. Alleen als Christus sterft voor onze zonden en opstaat voor onze rechtvaardiging (Rom. 4,25) is er redding. Christus’ kruisdood is de enige weg naar God en naar het leven.

We willen daar met Burger amen op zeggen. En toch hier dieper op doorvragen. Daarbij gaat het ons niet om zout op slakken.
In Cruciaal is het offer van Christus een volkomen toegewijd leven dat trouw bleef tot in de dood. En met dat toegewijde leven verlost Christus ons. Dat lijkt Burger hier anders 'in te vullen'. Neemt hij hier dus wat afstand van zijn boekje? Laten we het testen door zijn vier zinnen zo te formuleren: Christus heeft door zijn offer en bloedstorting aan het kruis onze zonden verzoend en zó ons van Gods toorn over onze zonden verlost.
Als Burger hiermee in kan stemmen wat is dan nog het verschil met kortweg verzoening door voldoening? En waarom wist Burger in Cruciaal niet 'hoe het offer werkt' [59]?

 

Spreken over God

Bovendien is het belangrijk dat we in ons spreken over God hem recht doen en hem eren. God wreekt het kwaad, maar hij is niet wraakzuchtig. God straft de zonde en geeft offers, maar hij is niet bloeddorstig. God geeft zijn Zoon als een offer, maar hij slachtoffert zijn Zoon niet. God haat het kwaad, maar zelf is hij alleen maar goed. Zoveel mogelijk wil ik woorden die een onnodig negatieve connotatie hebben, vermijden. We zeggen toch niet van God dat hij bloeddorstig en wraakzuchtig is? Dat is oneerbiedig en doet geen recht aan wie God is.

 

Helemaal mee eens. Wel met de nadruk op 'onnodig'. Want we zullen ook het Woord moeten durven naspreken dat bijvoorbeeld God de wraakneming toekomt, dat Hij zijn vijanden voor eeuwig zal verdoemen, en ook een God is die verterend als vuur is.

Misschien missen we die God langzamerhand zelfs wel meer dan het spreken over een lieve God. Zie de woeste wereld van onze dagen.

 

Hermeneutiek

Ik sta dus in het geheel niet voor een manier van uitleggen van de Bijbel (een ‘hermeneutiek’) die vooraf al weet wat we wel en niet meer kunnen zeggen. Niet de cultuur beslist wat waar is en wat door de theologie gezegd moet worden. Een hermeneutiek die de uitleg van de Bijbel domineert, is een slechte hermeneutiek. Wat ik voorsta, is een uitleg die gevoelig is voor onze eigen context, en die mensen – zeker ook via de weg van bekering – wil brengen bij het wonderlijke geheim van Jezus Christus. Om het verstaan van dat geheim en om de vernieuwing van ons verstaan, moet het in de theologische hermeneutiek gaan. Niet om een knieval voor wat onze cultuur relevant of acceptabel acht.

 

We zijn het er van harte mee eens. Dit is als zodanig een mooie belijdenis want een valkuil bij het beoefenen van de exegese van de Schrift is dat er een knieval gemaakt wordt voor de hedendaagse cultuur. Maar is Burger zelf met zijn artikel in Cruciaal niet in die valkuil terecht gekomen?  

 

Toewijding

Nogmaals: het artikel in Cruciaal biedt geen uitgewerkte verzoeningsleer, maar is een poging om bijbels-theologisch te begrijpen wat het betekent dat Jezus' dood een offer is. Jezus wijdt zich in volmaakte gehoorzaamheid aan zijn Vader en heiligt ons door zijn levenswijding. Die gehoorzaamheid gaat zo ver dat hij zijn Vader trouw blijft tot in de dood, om zo zijn missie te volbrengen om in liefde zijn leven voor ons te geven en voor onze zonden te sterven. De volgende stap in de dogmatiek, namelijk de verbinding met andere taalvelden, wordt niet in dit artikel gezet (al duid ik wel aan dat die verbindingen er zijn). Een mens kan alleen niet alles tegelijk zeggen. De verbinding met het boetesacrament, met de metafoor van de losprijs, met het taalveld van recht, oordeel en straf overstijgt simpelweg de mogelijkheden van het artikel. Het is jammer wanneer misverstanden ontstaan doordat een relatief korte tekst overvraagd wordt. Het gaat in Cruciaal wel om een onderwerp dat ons als christenen na aan het hart ligt: de kruisdood van Christus is de kern van het evangelie.

 

We willen aan ons eerder commentaar niet veel meer toevoegen. Na hetgeen opgemerkt werd onder Vervreemding hierboven, bekruipt nu wel het gevoel dat we hier weer in de Cruciaal sfeer verzeilen. We zouden weer dezelfde vragen kunnen stellen maar dat zou alleen maar herhaling betekenen.

 

Slot

De besproken bijdrage ligt in het verlengde van mijn proefschrift Being in Christ (2008),. Het gaat mij om het evangelie van Christus. Christus is ons leven. Ik verwijs ook graag naar mijn opstel in Proeven van spiritualiteit (2014), over de verschillende momenten van Christus’ plaatsbekleding. In Christus vinden we rust: leven, vergeving, een nieuwe relatie met God. Hij is onze nieuwe identiteit, door zijn dood (zijn offer, zijn bloed) en opstanding. Zonder Christus zou Gods oordeel ons dodelijk treffen en zijn we eeuwig verloren. Alleen omdat de Vader zijn allerliefste Zoon gegeven heeft als verzoening van onze zonden, kunnen we gered worden van vloek, straf en oordeel. Geen haar op mijn hoofd dat dat ter discussie wil stellen.

 

Graag zouden we onze grote moeite met Burgers bijdrage in Cruciaal weggenomen zien door een adequate additionele reactie van zijn kant op onze vragen en bezwaren. Wellicht kan dat het best door publiek afstand te nemen van het boekje. Dan zal het ons ook weer mogelijk worden om onbevangen in te stemmen met zijn verwoording hier van het heil dat wij in Christus onze Here samen hebben.

 

NOTEN

[1] We denken hier m.n. aan prof. dr. S. Paas die ook docent is aan de theologische universiteit in Kampen: Kan een gereformeerd theoloog de mening verdedigen dat het volk Israël Jahwe (HERE) als zijn God pas aanvaardde toen Israël in Kanaän woonde? En werd de Jahwe-religie pas veel later onder het volk Israël aanvaard dan de Bijbel ons vertelt?, enzovoort.

 

[2]Een greep Ps. 110:4,Hebr. 7:15-17; Rom. 4:25; Rom. 5:8-11; Rom. 8:32; Gal. 3:13; Kol. 2:14; Hebr. 2:9,17; 9:11-15; Hand. 2:32; Fil. 2:8; 1Tim. 1:15; Hebr. 9:22; 1Ptr.1:18,19; 1Joh. 1:7; Open. 7:14; Luc. 24:25-27; Rom. 3:21; 1Kor. 15:3.

 

[3] Het begrip 'taalveld' komt bij de Oostenrijks-Brits filosoof L.J.J. Wittgenstein (1889-1951) vandaan. Hij formuleerde een afbeeldingstheorie van de taal, waarin zinnen een soort ‘afbeeldingen’ van feiten uit de empirisch waarneembare werkelijkheid zijn. Later richtte hij zich vooral op het gebruik van de taal.

Elk mens neemt deel aan een aantal praktijken, die een eigen taalspel hebben, d.w.z.: geregeerd worden door eigen regels en een eigen taalveld. Regels en terminologie voor schaken bijvoorbeeld gelden niet voor de liefde. Zulke zaken moeten dus niet doorelkaar worden gehaald. Onder invloed van Wittgenstein ontstond in de godsdienstfilosofie het fideïsme dat sterke nadruk legt op de eigen regels van het religieuze taalspel en dat elke poging om buiten dat taalspel om over God te spreken als een misverstand ziet.

 

[4] Aanhaling (vertaald) uit het slot van: Gospel Presentation and the Structure of the Heidelberg Catechism.

Door Hans Burger – Kampen – 2015.

 

"In zijn (Heidelbergse Catechismus) leer over God heeft Gods rechtvaardigheid voorrang op Gods genade. Mijn suggestie is dat in de Bijbel Gods rechtvaardigheid minder beperkt als een straffende rechtvaardigheid wordt verstaan, maar bovendien dat de (volg)orde van rechtvaardigheid en genade omgedraaid is. God is steeds weer genadig. Dit roept de vraag op of God niet een 'softy' is, of dat Hij moet concluderen dat het straffen van zondaren helemaal geen oplossing brengt. Nee, God laat zien dat Hij genadig en reddend is, maar ook rechtvaardig. Dit verandert ons beeld van God. Hij is niet een straffende God die ook genadig is; Hij is een liefhebbende God, die ook rechtvaardig is.

 

Dit beïnvloedt onze spiritualiteit. De Heidelbergse Catechismus geeft een prachtig antwoord op de spirituele problemen van een laatmiddeleeuwse traditie die worstelt met problemen veroorzaakt door de prominentie van het sacrament van de doop. Die centrale plaats blijkt uit zijn theologische argumentatie. Voor 16de-eeuwse Christenen is de Heidelbergse Catechismus een contextuele, gevoelige presentatie van het evangelie. We worden door Christus alleen gered.

Echter, de Heidelberger koestert een spiritualiteit die focust op juridische en individuele zaken. In de 21ste eeuw is het belangrijk om de beperkingen van de Catechismus te zien, in het bijzonder binnen kerken die er theologisch zwaar door werden beïnvloed. Hij is maar voor een deel behulpzaam in het begrijpen van de in geestelijk opzicht zo belangrijke gemeenschap met en het deelhebben aan Christus. Zijn herschikking van het Bijbelse verhaal zou kunnen leiden tot een veronachtzaming van noties als het koninkrijk van God en geeft Gods straf een te prominente plaats. We hebben andere presentaties van het evangelie nodig om de betekenis ervan uit te leggen. Het evangelie is rijker dan we in het perspectief van de Heidelbergse Catechismus kunnen zien."

 

(Vertaling uit het Engels: R. Sollie-Sleijster)

 

[a] Update 12/02/15: 'opoffert' vervangen door 'offert'.