Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Cruciale kritiek 1

 

Redactie een in waarheid

07-02-15

 

We ontvingen van dr. J.M. Burger een reactie op onze kritiek op het boek Cruciaal dat mede onder zijn redactie is verschenen. In het boek is hij ook auteur van een inleiding op het boek en schreef hij het artikel Voorbij de offerkritiek. Wij hebben op deze site in enkele artikelen fundamentele bezwaren geuit op zijn opvattingen over de betekenis het leven en het offer van de Here Jezus Christus aan het kruis, click:

 

- Cruciaal

- De achtergrond van de offertheorie

- GS Ede – Impressie 10

 

We danken dr. Burger voor zijn repliek en waarderen het dat hij zijn standpunt nader wil toelichten. Wij laten zijn ingezonden in zijn geheel en onverkort volgen. In de publicatie Cruciaal kritiek 2 die eveneens vandaag verschijnt, gaan we er op in.

 


 

Dr. J.M. Burger

 

Van verschillende kanten is er gereageerd op mijn bijdrage ‘Voorbij de offerkritiek’, over het offer van Christus in Cruciaal (p. 50-65), onder andere op ‘Een in waarheid’ door H. van Dijk en door ds. D. de Jong op zijn eigen website (zijn bijdrage is later ook op ‘Een in waarheid’ gepubliceerd). Om een aantal misverstanden recht te zetten, heb ik gevraagd een reactie te mogen geven. Ik ben dankbaar voor de geboden gelegenheid.

 

Om mijn bijdrage in Cruciaal te begrijpen is het belangrijk te zien hoe deze is bedoeld en hoe niet. Het is een bijbels-theologische poging om te begrijpen wat het betekent dat het Nieuwe Testament de betekenis van Jezus’ dood als offer verwoordt. In het boekje onderscheiden we verschillende taalvelden: van recht en straf, van bevrijding en loskoop, van offer. In de dogmatiek zijn die beelden met elkaar verweven, maar het is bij het Bijbellezen ook goed om de eigenheid van de verschillende beelden te zien. Het artikel biedt dus geen uitgewerkte verzoeningsleer; mijn bijdrage gaat slechts over het taalveld van het offer. (Maarten Wisse schrijft over straf, hij kiest met John Owen tegen Socinus die al rond 1600 stelde dat God geen voldoening nodig heeft om te kunnen vergeven.  Met die keus voor Owen en tegen Socinus ben ik het helemaal eens. Alleen als de zonde veroordeeld en bestraft wordt, kunnen we van de zonde verlost worden.)

 

Die andere taalvelden kunnen we natuurlijk niet missen. Ik verwijs in mijn artikel en in het inleidende  hoofdstuk juist ook naar de andere taalvelden. Die hebben we evenzeer nodig, maar mijn artikel gaat daar niet over. In de dogmatiek zijn allerlei beelden met elkaar verbonden: beelden uit de wereld van het recht, spreken over oordeel en straf; beelden uit de wereld van de offers; de slavenmarkt, waar slaven worden vrijgekocht. Die beelden zijn allemaal Bijbels en zijn allemaal onmisbaar. De Bijbel zegt duidelijk dat Jezus voor ons de straf gedragen heeft (Jes .53), dat hij voor zijn volk tot een vloek geworden is (Gal 3,13), dat hij gestorven is voor onze zonden, dat er verzoening is door zijn bloed. Het taalveld van straf en recht zijn belangrijk en onmisbaar (zie een recent artikel van mijn hand in Theologia Reformata [invoegen link: http://www.academia.edu/9551563/Door_zijn_striemen_bent_u_genezen_een_uitweg_uit_de_verstaanscrisis ]). Jezus heeft voor ons het oordeel ondergaan en de straf gedragen, om ons door het oordeel heen te trekken. Zijn actieve en passieve gehoorzaamheid neemt onze ongehoorzaamheid weg; zijn heiligheid neemt onze onheiligheid weg. In het Engels: penal substitution (plaatsvervangend dragen van straf): ja; propitiation (Gods toorn wordt gestild): ja. Maar met deze onmisbare elementen uit de verzoeningsleer geef ik antwoord op een vraag die ik niet stel in het artikel. Dus ik geloof zeker dat Christus voor zijn volk de straf en de wraak van God gedragen heeft. Door zijn bloed heeft hij ons vrijgekocht. Christus is de enige naam die gegeven is onder de hemel waardoor wij gered kunnen worden.

 

Tegelijk zijn er verschillen tussen het Bijbelse spreken en het spreken van de dogmatiek. Zo gebruikt de Bijbel het beeld van de losprijs niet in verband met het verwerven van weldaden van heil (zoals dat sinds Melanchton en Calvijn wel gebeurt in de dogmatiek). Het beeld van de losprijs (lutron) komt in Matteüs en Markus niet uit de wereld van de tempel of de rechtszaal, maar van de slavenmarkt. Jezus heeft zichzelf gegeven als losprijs voor velen, hij koopt vrij uit de slavernij. Met zijn bloed heeft hij een volk gekocht. Mensen, geen weldaden van heil. Dit beeld van losprijs die betaald wordt heeft in de Bijbel dus een persoonlijker klank: ikzelf, uzelf, wij worden gekocht en wij zijn eigendom van Jezus (zoals het ook in HC zondag 1 gezegd wordt).

Op een aantal punten benoem ik in mijn artikel het verschil tussen Bijbels taalgebruik en dogmatiek. Toen ik nog student was, is prof. Trimp als emeritus een tijd mijn wijkouderling geweest. In een gesprek over de verzoeningsleer heb ik hem ooit de wens horen uiten dat HC zondag 5-6 (over verzoening) nog eens opnieuw doordacht moest worden vanuit het adagium van een andere Kamper hoogleraar, B. Holwerda: de heilsgeschiedenis moet niet dogma-illustrerend, maar dogma-funderend zijn. Als de heilsgeschiedenis alleen dogma-illustrerend is, heb je het verhaal van de Bijbel in de dogmatiek niet nodig, alleen zo nu en dan als plaatje bij wat je toch al weet. Al heel lang probeer ik dit te doen: te doordenken hoe de hele Bijbelse geschiedenis vanaf Adam, via Abraham, Mozes, Israël, David, ballingschap en terugkeer, tot en met Jezus de basis kan zijn van de verzoeningsleer. Dat betekent: het verhaal van de Bijbel, als verhaal van Israël en het verhaal van Jezus (incl. zijn prediking van het Koninkrijk) serieus nemen en binnen dat kader de verzoening proberen te begrijpen. En niet zoals in de moderne theologie vaak gebeurd is, koninkrijk en verzoening tegen elkaar uitspelen, alsof we voor het koninkrijk geen verzoening nodig hebben; of kunnen begrijpen wat verzoening is zonder het over het koninkrijk van God te hebben.

 

Het spreken van de dogmatiek komt niet rechtstreeks uit de Bijbel wandelen – zo is het ook niet in de leer over de drie-eenheid of over de naturen van Christus. Mijns inziens is de leer over voldoening ontwikkeld in discussie met het sacrament van de boete, vanaf Tertullianus de Middeleeuwen door tot aan de Reformatie. In die context hoort het woord ‘satisfactio’ thuis (voldoening, genoegdoening). Tegen de achtergrond van het middeleeuwse sacrament van de boete vragen de Reformatoren: wat denk jij dat je zelf een deel van je voldoening moet leveren om verzoening van zonden te krijgen? Wat maak je je druk over Gods veroordeling? Onze goede werken kunnen niets bijdragen om vergeving te krijgen of om Gods toorn af te wenden. Christus verlost ons van Gods toorn door zijn voldoening. Het boetesacrament maakte de mensen onzeker. Het is prachtig te zien hoe dan de betekenis van Christus’ offer wordt uitgelegd. Maar ook belangrijk om het verschil te zien tussen Bijbel en dogmatiek. In de Bijbel komt het woord ‘genoegdoening’  niet voor en wordt het beeld van de losprijs persoonlijk gebruikt: Christus koopt met zijn bloed zijn volk vrij uit de slavernij van de zonde. In de dogmatiek wordt voor Christus’ dood wel het woord ‘genoegdoening’ gebruikt en betaalt Christus met zijn dood de prijs voor de weldaden van ons heil (vergeving, rechtvaardiging, heiliging).

 

Op een of andere manier wordt (door sommige lezers) dat benoemen van het verschil tussen Bijbel en dogmatiek gelezen als een veroordeling van het dogmatische spreken van Calvijn en anderen. Of verwijt men mij dat ik niet meer zou willen spreken over het bloed van Christus of het offer van Christus. Mijn artikel is juist een poging om te begrijpen wat er in de Bijbel gezegd wordt als het gaat over het offer en het bloed van Christus. De Hebreeënbrief is op de achtergrond steeds aanwezig. Maar benoemen dat het woord ‘voldoening’ in Hebreeën niet voorkomt, wordt kennelijk opgevat (door sommige lezers) als een loochening van de noodzaak van Christus’ offer. Terwijl ik dat in het geheel niet doe. Natuurlijk is dat offer nodig!

 

Wel signaleer ik dat het zeker voor niet-christelijk opgevoede 21e eeuwse mensen lastig is om het idee van een offer te begrijpen. Offers staan ver van ons bed, anders dan voor een hedendaagse Hindoe, een heidense Germaan uit de zesde eeuw of een gehelleniseerde Romein van zeg 1500, 2000 jaar geleden. Dat is een gegeven waar je als theoloog niet om heen kunt, als je het mij vraagt. Die afstand is een andere dan de weerstand die het kruis altijd opgeroepen heeft. Mijn artikel begin ik daarom met offer-kritiek. Ook dat benoemen van vervreemding wordt (door sommigen) gelezen als stellingname tegen het spreken van een offer of van bloed. Maar dat iets lastig te begrijpen is, betekent nog niet dat we moeten ophouden te spreken over offers en bloed. Integendeel! Ik geloof zeker dat Christus in zijn dood zichzelf heeft gegeven als offer, als verzoening van onze zonden, en dat hij ons met zijn bloed gekocht is. Alleen zo worden we verlost van Gods toorn. Alleen als Christus sterft voor onze zonden en opstaat voor onze rechtvaardiging (Rom. 4,25) is er redding. Christus’ kruisdood is de enige weg naar God en naar het leven. Juist daarom probeer ik in het artikel lezers die misschien wel bewust of onbewust iets van die vervreemding ervaren, bij het offer van Christus te brengen.

 

Bovendien is het belangrijk dat we in ons spreken over God hem recht doen en hem eren. God wreekt het kwaad, maar hij is niet wraakzuchtig. God straft de zonde en geeft offers, maar hij is niet bloeddorstig. God geeft zijn Zoon als een offer, maar hij slachtoffert zijn Zoon niet. God haat het kwaad, maar zelf is hij alleen maar goed. Zoveel mogelijk wil ik woorden die een onnodig negatieve connotatie hebben, vermijden. We zeggen toch niet van God dat hij bloeddorstig en wraakzuchtig is? Dat is oneerbiedig en doet geen recht aan wie God is.

 

Ik sta dus in het geheel niet voor een manier van uitleggen van de Bijbel (een ‘hermeneutiek’) die vooraf al weet wat we wel en niet meer kunnen zeggen. Niet de cultuur beslist wat waar is en wat door de theologie gezegd moet worden. Een hermeneutiek die de uitleg van de Bijbel domineert, is een slechte hermeneutiek. Wat ik voorsta, is een uitleg die gevoelig is voor onze eigen context, en die mensen – zeker ook via de weg van bekering – wil brengen bij het wonderlijke geheim van Jezus Christus. Om het verstaan van dat geheim en om de vernieuwing van ons verstaan, moet het in de theologische hermeneutiek gaan. Niet om een knieval voor wat onze cultuur relevant of acceptabel acht.

 

Nogmaals: het artikel in Cruciaal biedt geen uitgewerkte verzoeningsleer, maar is een poging om bijbels-theologisch te begrijpen wat het betekent dat Jezus' dood een offer is. Jezus wijdt zich in volmaakte gehoorzaamheid aan zijn Vader en heiligt ons door zijn levenswijding. Die gehoorzaamheid gaat zo ver dat hij zijn Vader trouw blijft tot in de dood, om zo zijn missie te volbrengen om in liefde zijn leven voor ons te geven en voor onze zonden te sterven. De volgende stap in de dogmatiek, namelijk de verbinding met andere taalvelden, wordt niet in dit artikel gezet (al duid ik wel aan dat die verbindingen er zijn). Een mens kan alleen niet alles tegelijk zeggen. De verbinding met het boetesacrament, met de metafoor van de losprijs, met het taalveld van recht, oordeel en straf overstijgt simpelweg de mogelijkheden van het artikel. Het is jammer wanneer misverstanden ontstaan doordat een relatief korte tekst overvraagd wordt. Het gaat in Cruciaal wel om een onderwerp dat ons als christenen na aan het hart ligt: de kruisdood van Christus is de kern van het evangelie.

 

De besproken bijdrage ligt in het verlengde van mijn proefschrift Being in Christ (2008),. Het gaat mij om het evangelie van Christus. Christus is ons leven. Ik verwijs ook graag naar mijn opstel in Proeven van spiritualiteit (2014), over de verschillende momenten van Christus’ plaatsbekleding. In Christus vinden we rust: leven, vergeving, een nieuwe relatie met God. Hij is onze nieuwe identiteit, door zijn dood (zijn offer, zijn bloed) en opstanding. Zonder Christus zou Gods oordeel ons dodelijk treffen en zijn we eeuwig verloren. Alleen omdat de Vader zijn allerliefste Zoon gegeven heeft als verzoening van onze zonden, kunnen we gered worden van vloek, straf en oordeel. Geen haar op mijn hoofd dat dat ter discussie wil stellen.

 

Hans Burger