Ethiek

Rond de Schrift

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

Hamilton en Hermeneutiek (13) – Kampen over GKv/1

 

D.J. Bolt

04-10-14

 

Op de allerlaatste avond van de conferentie Correctly Handling The Word of Truth: Reformed Hermeneutics Today werd als ongepland 'toetje' een voorlichting van de rector van de vrijgemaakt theologische universiteit in Kampen, prof. dr. M. te Velde, aangeboden. Het onderwerp was De situatie in de vrijgemaakte kerken in Nederland. Dat was natuurlijk een belangwekkend onderwerp. Want hoe ziet de 'Principal' en daarmee, mag je aannemen, de universiteit de situatie in onze kerken?

Na de toespraak van prof. Te Velde volgde er een mogelijk nog boeiender discussie waarin de Canadese broederschap blijk gaf aardig op de hoogte te zijn van wat er in de Nederlandse zusterkerken gebeurt. En zich daarbij niet met kluitjes in het riet liet sturen maar de nodige scherpe vragen wist te stellen!

 

We geven verslag van deze zondagavond in Hamilton-Providence in twee delen. Eerst bieden we een vrijwel woordelijk verslag van de lezing van prof. Te Velde. De volgende keer hopen we een uitgebreid verslag van erop volgende discussie te geven.

De avond was Nederlandstalig. Dat beperkte helaas de kring van toehoorders tot hen die deze taal nog (redelijk) meester waren. Desalniettemin was er veel belangstelling.

 

Tenslotte willen we nog een eigen impressie van en commentaar op het geheel van deze conferentie geven en zullen daarin ook deze avond betrekken.

 

De avond werd geopend en geleid door prof. dr. A.J. de Visser, hoogleraar aan het Canadian Reformed Theological Seminary.

 


 

De situatie in de vrijgemaakte kerken in Nederland

 

Zondagavond 19 januari 2014

 

Toespraak prof. dr. M. te Velde

 

Ik vind het prettig om hier te staan. Ik vind het wel een beetje spannend vanavond. Ik vind het op twee manieren spannend. In de eerste plaats omdat ik weet dat er hier in Canada heel veel kerkleden nog volgen wat er in Nederland gebeurt en kritische vragen hebben in de richting van de vrijgemaakte kerken en meer in het bijzonder kritische vragen in de richting van de theologische universiteit in Kampen. En daar zal je dan maar rector van zijn …

Ik vind het ook spannend omdat aan de andere kant, als het gaat om de positie van de kerken in Nederland en de theologie zoals die in Kampen wordt beoefend, het eigenlijk zo zou moeten zijn dat hier de ene helft uit Canada vragen stelt en de andere helft met mensen uit Nederland ook. Dan ben je eerlijk met elkaar bezig, dan ben je in elkaars aanwezigheid samen op vragen aan te spreken die ons spanning geven en die ons bezig houden. Nu zijn er maar een paar mensen uit Nederland: twee collega's, Jan de Jong van het bestuur van de theologische universiteit en collega Van Houwelingen, die hoogleraar Nieuwe Testament in Kampen is, en daarachter zit ook collega De Bruijne, hoogleraar in de Ethiek. Een van onze masterstudenten, Alie de Vos, en emerituspredikant Lucius de Graaff zijn er. En dan is br. Durk Jan Bolt ook aanwezig uit Kampen, eh Drachten. Ja, laten we even afstand houden tussen Kampen en Drachten.

 

Bolt: Zeker, zeker, dank u.

 

Als u ook uit Nederland komt, steekt u dan alstublieft ook even uw hand op. Nu dat is het dan. Dan weten van elkaar waar we vandaan komen. En verder is het natuurlijk zo dat sommigen van u een bepaalde verantwoordelijkheid hebben, bijvoorbeeld Principal van het Seminary, dr. Visscher. Hij heeft natuurlijk een verantwoordelijkheid hier in de kerken. Anderen zijn docent, weer anderen zijn predikant, weer anderen zijn deputaat voor het contacten met de kerken in Nederland. En er zijn ook mensen hier die in alle vrijheid hun eigen mening hebben over van alles en nog wat. Kortom, het is een mixed evening. Laten we proberen er samen een beetje inhoud aan te geven.

Mijn bedoeling was, toen ik met collega De Visser hierover sprak, dat ik zelf geen toespraak zou houden op de conferentie deze week omdat ik het Engels niet voldoende beheers. Tegelijkertijd dacht ik: ja, er wordt wel van alles en nog wat besproken maar er wordt ook een heleboel níet besproken. In zulke zittingen van een conferentie is er voor heel veel mensen geen gelegenheid om eens een vraag te stellen die buiten die onderwerpen gaat. Misschien zijn er mensen die toch wat willen horen over de ontwikkelingen in de kerken in Nederland.

 

Ik wil daar vanavond iets over vertellen. Ik wil dat proberen te doen op de manier van 'kennen wij elkaar eigenlijk wel voldoende?' Of zijn we vooral op papier met elkaar bezig? Dat is niet alleen maar tussen Canada en Nederland zo, maar dat is ook in Nederland zelf zo. In Nederland zelf merk ik voortdurend dat als mensen elkaar gewoon in alle christelijkheid face to face ontmoeten kunnen, wanneer ze elkaar kunnen bevragen, wanneer ze ook aan elkaar kunnen zien hoe ze in dingen staan en om nu maar een detail te noemen, als je elkaar hoort bidden, dan krijg je toch een andere ontmoeting dan wanneer je alleen maar zwart op wit in woorden, woorden, woorden en nog eens woorden over en weer probeert met elkaar te discussiëren.  Ik zeg niet dat die discussies er niet moeten zijn, prima, maar soms denk ik, er mag ook wel wat meer mogelijkheid zijn van hart tot hart te spreken en elkaar te ontmoeten. Ik heb daarom gisteren op het congres ook eerlijk gezegd, dat dit wat mij betreft wel tien jaar eerder had mogen gebeuren. Dat wij eens met een paar mensen uit Kampen hier waren geweest en dan omgekeerd ook. Ik weet niet of u alle leraren tegelijk zou willen sturen, maar ze mogen allemaal tegelijk komen en dan hebben wij in Kampen ook een ontmoeting met elkaar. Why not, dat kan allemaal tegenwoordig vrij gemakkelijk. Dat je elkaar spreekt.

 

Ik heb er dus deze week erg van genoten om te horen wat hier gebeurt. Concrete mensen te zien en dat is heel interessant. De eerste avond in de kerk in Ancaster waar zoveel mensen er ineens bij kwamen, bij de conferentie. Het klonk als de Schooldag. Het klonk als de theologische hogeschooldag die we jarenlang hadden, dat forse zingen, en dat krachtige: hier zijn wij voor het aangezicht van de Here, en daar genieten we van. Wat genieten we van de Here God, en wat genieten wij van de Heilige Schrift en genieten we van het samen gemeenschap zijn voor het aangezicht van de Here. Dat doet een mens wat.

Ik ben deze dagen samen met dr. Hans Burger in het gezin van docent Ted van Raalte geweest. Dat is zo leuk. Die kleine jongens en kleine meisjes en dan ben je zes dagen in zo'n gezin, je eet voortdurend met elkaar, je zingt voortdurend met elkaar, je leest uit de Bijbel met elkaar, je bidt met elkaar. Je moet samen dezelfde badkamer gebruiken en je loopt samen dezelfde trappen op en af. Dat is gewoon goed voor ons. Dus hartelijke bedankt dat dat mag. En dat u hier ook vanavond gekomen bent.

 

En als het nu gaat over de dingen die in Nederland spelen, dan zou ik zeggen, ik sta hier niet om van de vrijgemaakte kerken u, in pakweg vijf belangrijke punten, te laten zien hoe goed wij het toch uiteindelijk doen, wat u verder ook zegt. Ik sta hier niet om de vrijgemaakt gereformeerde kerken te verdedigen en te zeggen dat daar alles goed is want dat is nooit zo geweest, nooit is het zo geweest dat je kon zeggen OK. Misschien zegt u het van uw eigen kerken wél, nou gefeliciteerd. Maar ik denk dat je never, waar in de wereld ook, in de kerk kunt leven met de gedachte: zoals wij het doen is het OK. Zoals wij geloven daar zijn geen vragen bij te stellen. Zoals wij het leren daar is geen discussie over mogelijk.

De vormen die wij kiezen in de kerk zijn zo gevoelig. Want vormen, we hebben het hier veel over de leer en dat moet ook, maar de vormen en de manieren waarop je zingt en de manier waarop je bidt, de manier waarop thuis met de Here leeft, die vormen zijn natuurlijk ook geweldig belangrijk voor de kwaliteit van de kerk. Nou, dan zijn er altijd vragen te stellen.

 

Daar zijn ontwikkelingen. Ik moet zeggen, in Nederland zijn er in de afgelopen zestig jaar heel diverse perioden geweest in de ontwikkeling van het kerkelijke leven. Vanuit de Vrijmaking kwamen wij met een hele scherpe overtuiging over een paar belangrijke items. Ik moet erbij zeggen, aan die Vrijmaking ging een periode vooraf waarin mensen van K. Schilder hebben gezegd dat hij alle naden van de jas lostornde en die jas niet weer in elkaar zette. Volgens mij is dat het beeld dat menigeen nu op Kampen toepast. Daar tornen ze de hele jas uitelkaar en dan houd je wat lappen over, en ze zetten hem niet weer in elkaar. Ik noem dat voorbeeld om aan te geven dat er dus ook fasen in de geschiedenis kunnen zijn. Men vond wat K. Schilder deed in de jaren '20 en '30 experimentele theologie. Daar zijn hele verhalen over te houden. Dat zou alleen al de moeite waard zijn om daar wat werk van te maken.

 

Maar goed, na de Vrijmaking hebben wij ons ontwikkeld. Ik zou zeggen: we hebben eerst ongeveer 20 jaar gehad waar in de vrijgemaakte kerken heel wat conflicten zijn uitgevochten. Ik denk aan een groep mensen die terugging naar de synodale kerk, de B.A. Bos beweging zoals dat heette. Ik denk aan het sterven van Schilder en Holwerda waarna het heel moeilijk was om vast te stellen wie nu redacteur van De Reformatie moest worden. Ik denk aan de scheuring in het blad De Reformatie in 1956 en de oprichting van het blad Opbouw. Ik denk aan allerlei publicaties uit de jaren 1957 tot 1967 waarin het heel duidelijk wordt dat die pakweg 80.000 vrijgemaakten het in heel wat opzichten het niet met elkaar eens waren. En de meesten van jullie zullen weten, dat is dan in 1967 '68 '69 uitgedraaid op een scheuring waarbij van de 100.000 vrijgemaakten er pakweg 25.000 verdwenen om de buitenverband kerken te vormen, de Nederlands Gereformeerde Kerken. Waarmee we dus in de vrijgemaakte kerken als het ware ook een stuk rust maar ook zuiverheid creëerden. 25.000 mensen die het met verschillende punten niet eens waren, waren weg. En de overigen konden dus extra eensgezind zijn met elkaar.

 

Op dat moment voltrok zich in de synodaal gereformeerde kerken de liberalisering van het schriftgezag. Dat ging heel hard daar, Kuitert is een bekende naam in dat verband.

 

De vrijgemaakte kerken ontwikkelden zich vanaf 1970 heel sterk, 15 jaar lang, let wel: niet langer, zeer eensgezind. Het net van gereformeerde basisscholen in Nederland werd gedicht, alle blanke plekken werden in kaart gebracht en overal waar nog geen gereformeerde school was werd er een gesticht. En kwamen vier middelbare scholen met gereformeerde identiteit, enzovoort, enzovoort.

Wij bouwden het gereformeerde leven uit en als er mensen uit het buitenland kwamen dan namen we ze mee langs basisscholen, middelbare scholen en dan gingen we ook naar Barneveld om ze het Nederlands Dagblad te laten zien. En dan gingen we een praatje maken met een politicus van het Gereformeerde Politiek Verbond. En ik heb in die jaren '70 al gedacht: als de Here dit maar niet straft want dit doet mij verdraaid veel denken aan Hizkia die aan de gezanten van Babel de schatten van Jeruzalem toonde.

Als vrijgemaakt gereformeerden hadden wij een heel sterk zelfbewustzijn van 'nu hebben wij de goede koers gevonden'. Nu hebben we kracht ontwikkeld.

Ik kon als 13-jarige jongetje aan mijn synodale klasgenoot in de trein heel exact uitleggen waarom de veronderstelde wedergeboorteleer van Kuyper niet klopte. 13 jarige! Dat had ik op catechisatie geleerd. We kregen elke vier weken catechisatie over de Vrijmaking aan de hand van 'Bewaard Bevel' van H. van Tongeren. En toen ik 15, 16 was kon ik aan mensen uit mijn omgeving die niet tot de vrijgemaakte kerk behoorden exact uitleggen waarom er maar één ware kerk was in Nederland, en dat was de vrijgemaakte kerk. En dat heb ik nog behoorlijk lang vastgehouden ook. Ik heb daar in mijn eerste gemeente nog een ontzettend conflict over gehad met mensen uit de synodale kerk die zeiden: 'wat je ons nou presteert, weg er mee'.

 

Ik zei net: 15 jaar van 1970 tot 1985. Want als je naar de vrijgemaakte kerkgeschiedenis kijkt dan zie je dat de synode van 1981 de laatste is geweest die nog hele sterke stellingen lanceerde. Bijvoorbeeld: collega Oude Testament prof. Oosterhoff in Apeldoorn werd met zijn christelijke gereformeerde kerken veroordeeld omdat hij de schriftkritiek aanhing, om het maar even kort te zeggen. Dat is in 1981 geweest.

 

In de jaren 2, 3, 4, 5, '86 zie een soort beweging van verandering ontstaan waarbij m.n. prof. Douma en prof. Trimp leiding hebben gegeven, en iemand als prof. Kamphuis sr. nogal wat op de rem ging staan.

En andere interessante ontwikkeling is ook dat jonge mensen in de jaren '70 aan de slag gingen in een beweging 'Evangelisatie en Recreatie', E&R heette dat. Waar mensen uit onze kerken, jonge mensen, eigenlijk op dat moment, als je er op terugkijkt, een soort aanvulling op het klassieke vrijgemaakte kerkzijn creëerden door te zeggen: wij moeten ook naar buiten.

En als je dan in 1987 ziet dat de kerkleer van ds. Johan Hoorn wordt veroordeeld, dan zie je heel snel na 1987 een stuk openbreken van de vrijgemaakte traditie, mee ook onder invloed van wat bij ons in de cultuur in de jaren '60 is gebeurd. Laten we dat niet vergeten. We stonden ook in de cultuur van de jaren '60. Jaren waarin, laat me zeggen, heel veel gezag onderuit gehaald werd en tegelijkertijd in het onderwijs een beweging gemaakt werd waarbij niet alleen sommigen naar de middelbare school mochten gaan om een hogere opleiding te krijgen maar zoveel mogelijk jongeren moesten allemaal de kans krijgen om naar het voortgezet onderwijs te gaan. En om vandaar ook als het kon naar de universiteit door te stromen. Het aantal hoog opgeleide mensen is in de jaren '70 en 1980 en de eerste helft van de jaren '90 explosief gestegen bij ons. Meer openheid, meer kritische vragen dus ook.

 

Ik ben in een pastorie geboren en opgegroeid vanaf 1950. En ik heb dus heel wat gezien van het domineesleven en van het gemeentelijke leven. En als ik dan kijk, dan denk ik, ja, een dominee anno 1995, laat staan een dominee anno 2014, kan bij ons helemaal niet meer dezelfde positie innemen die mijn vader innam in Zalk of in Zuidlaren of in Ommen of in Hattem. Daar begon het, denk ik, al beetje te wiebelen hè. Dat zijn gewoon factoren die wij in onze cultuur hebben meegemaakt.

En als je nu kijkt hoe de theologische universiteit daarin een positie heeft gehad dan moet je zeggen mensen als Douma en Trimp in alle voorzichtigheid leiding hebben gegeven. Met een geweldige gereformeerde onderbouwing, om zo te zeggen, van klassiek gereformeerde theologie, dat is volstrekt duidelijk. Tegelijkertijd hebben ze ook stukje beweging opgang gebracht van openheid die samen met andere dingen er toe geleid heeft dat wij vanaf 1990 weer contact zochten met de christelijke gereformeerden. Dat wij minder kritisch stonden tegenover de hervormde kerk. En dat wij in 1993 vrouwenkiesrecht hebben ingevoerd om maar iets te noemen. Dat zeg ik nu er even bij. Ik was de enige adviseur in 1993 die gezegd heeft: dit moeten jullie niet doen. Ik heb daar nog steeds geen spijt van. Dus dat kan ook, in de vrijgemaakte kerken.

 

Het is dus niet zo dat bij ons in de vrijgemaakte kerken het koekoek-een-zang is hè. En vanaf 1990: kom op jongens, allemaal de brede weg naar een eigen liberale kerk. Maar we willen met z'n allen nog steeds voortdurend klassiek-gereformeerd zijn. Maar we staan wel in een omgeving en we hebben 120.000 kerkmensen. Ik denk dat er enig verschil is tussen het leiding geven aan 120.000 of het leiding geven aan 18 of 20.000. Ik herken hier dus in de omvang van de Canadian Reformed Churches een bepaalde luxe waarvan ik denk: als me dat in Kampen gegeven was dat wij met 5, 6, 7 hoogleraren voortdurend input konden geven voor het kerkelijk leven van zo'n aantal gemeentes dan zouden er de zaak er bij ons er ook wel wat anders uitzien.

 

Wat ik ook heel duidelijk merk dat is, dat het gezag dat mensen hebben natuurlijk een van de grote vragen is. Men zegt dan tegen ons: geeft Kampen geen leiding dan? Ik wil daar twee dingen op zeggen.

Aan de ene kant, onderschat u niet de situatie in Nederland. Dat u zou denken dat als er in Kampen een paar stevige dingen gezegd worden dat dan de kerk zomaar meegaat. Dat is de ene kant van de zaak.

De andere kant van de zaak is, als je op een plek in Kampen werkt, word je dus veel meer dan anderen gedwongen om argumentatieve verantwoording te geven bij veel dingen. We moeten in Kampen meer dan gemiddeld ingaan juist op kritisch vragen van de mensen. En dan ben je er dus niet met te herhalen wat in de klassiek-gereformeerde theologie vaststaat maar je gaat meer aandacht besteden aan omstreden kwesties, aan kennis waarbij je grenzen opzoekt. Dat kan er dus toe leiden, zeker ook in het beeld naar buiten toe, alsof er in Kampen alleen maar vragen worden gesteld. Ik kan me volkomen voorstellen dat als u Nederlandse media hoort of af en toe zelf eens een keer met Nederlandse mensen spreekt, dat u het gevoel hebt, ze hebben er alleen nog maar vragen, en antwoorden hebben ze niet meer. Dat is heel gevaarlijk hè, om te denken in vragen en antwoorden. Toch? Dat is een versimpeling. Je geloof is toch niet een kwestie van antwoorden? Er zijn vragen en geen antwoord. Je geloof is dat je je overgeeft, zoals dat ook in de conferentie aan de orde geweest. Dat je je toevertrouwt aan de Here. Níet dat je op allerlei vragen weet hoe het zit en weet hoe het moet. Ook in de vrijgemaakte kerken heb je op dit moment nog die behoorlijk sterke stroom aanwezig, en dan bedoel ik helemaal niet wat men noemt conservatieve mensen, maar gewoon in het algemeen. Het is voor een mens prettig om te weten hoe het zit en hoe het moet. En dikwijls kan hij zijn eigen hart daarvan dus buiten houden, denk ik. Dan heb je een set van dogma's en een set van morele regels en daar hou je je aan en dan kan er niks mis gaan.

Het is heel belangrijk om te weten dat wij dus in de gereformeerde kerken in Nederland als wij als docenten in Kampen daar een rol in willen spelen, daar zijn we ook voor aangesteld, dat we dan juist op lastige kwesties moeten ingaan. Maar ik hoop niet dat u denkt dat wij alleen maar lastige kwesties kennen en dat dus geloof nauwelijks meer wat voorstelt. En als wij soms een andere indruk geven, bevraag ons er op en ik zou haast zeggen, heb enig medelijden met ons. Nou ja, medelijden is niet het goede woord, maar u snapt wat ik bedoel.

 

Tegelijk, ik weet nog niet zo zeker of de items die bijvoorbeeld uit Canada kritisch in de richting van Nederland worden gestuurd, of dat wel altijd de items zijn die voor de Nederlandse kerken de echte problemen zijn. Je kunt het natuurlijk toespitsen op het schriftgezag, maar dat is een container. Wie zegt het is met de vrijgemaakte kerken in Nederland niet meer in orde op het punt van HET schriftgezag die gebruikt een containerbegrip en dat wordt nu dan vaak opgehangen aan twee of drie items. Ik zou u wel willen vragen om daar voorzichtig mee te zijn. Als ik zie welke items er in het gesprek worden ingebracht: hoe ga je om met homoseksuele leden van de kerk, mag de vrouw in het ambt. In welk ambt dan precies, één van de ambten. Dat is ook al weer zo'n bulkbegrip. DE vrouw in HET ambt. We moeten veel onderscheidenlijker spreken, zoals dat wat ouderwets heet.

 

Maar goed, vergeet u alstublieft niet dat het heel gauw zo kan zijn dat het over zakelijke onderwerpen, over discussieontwerpen, debatkwesties gaat, terwijl de grote kwestie die voor de kerken in Nederland er veel meer toe doet is, hoe zeer de kerk in Nederland doortrokken is van de cultuur waarin alle vrijgemaakten in Nederland leven. En als u hier in Canada er in slaagt in uw cultuur te blijven, dat is dan mooi. Maar ik denk dat een van de grote moeiten van de kerk is om zich tot de cultuur te verhouden. En die cultuur is, wat mij betreft, niet iets buiten ons maar dat is net zo dicht in ons als taal heb ik deze week zitten denken. Ik maak nu die taalproblemen mee. Als wij alle Canadezen deze week gevraagd hadden om een vraag aan onze mensen in het Nederlands te stellen, wat zou menigeen zich ongemakkelijk gevoeld hebben. Net zo goed als je vanuit twee verschillende talen elkaar niet zo gauw en goed begrijpt en aanvoelt waar de ander zit, is het ook met die culturen zo. De Nederlandse cultuur is, denk ik, in allerlei opzichten hetzelfde als hier in Canada maar er zijn ook aanzienlijke verschillen en die verschillen maken, denk ik, dat wij soms net zijn als twee volken die verschillende talen spreken. En als we dan met elkaar in aanraking komen dan is dat lastig. En vooral als er dan geen concrete gezichten bij horen. Dan denk je: och hadden ze daar niet meer van kunnen zeggen, zeg maar. Omdat je elkaars taal niet voldoende verstaat. Een van de dingen die we zouden moeten doen in de toekomst is dus, en daar is deze avond ook voor, naar u te luisteren en op sommige dingen antwoord te geven. Een van dingen die we moeten doen is, denk ik, gewoon meer persoonlijk en goed met elkaar in gesprek gaan.

 

En de gevaren van het vrijgemaakte kerkelijke leven, nou ja, daar spreken wij ook over. Collega De Bruijne schrijft daarover. Ik schrijf zelf niet veel maar ik houd wel regelmatig lezingen om daar te spreken over deze dingen. En dan worden over de ontwikkelingen in de vrijgemaakte kerken, moet ik eerlijk zeggen, daar spreek ik zelf in de gemeenten heel kritisch over. Maar dan gaat het niet over zaken als schriftgezag of vrouw in het ambt of zoiets, maar dan gaat het over… Laat ik een voorbeeld noemen: of bij ons niet God in de schaduw van de mens komt te staan in de cultuur zoals die in Nederland is. Dat de mens gigantisch belangrijk is. En wat die mens wil en voelt en denkt. En wat die mens voor ideeën heeft. In Nederland heerst een cultuur waarbij we voor heel veel individuele mensen allemaal persoonlijk op maat moeten argumenteren waarom dit en waarom dat, en hoe dit en hoe dat. De gevoelens van mensen in zo'n cultuur als wij hebben, zijn heel belangrijk. Daar moet je iets mee. Daar moet je op inhaken en tegelijkertijd ben ik daar heel kritisch over. Want het betekent voordat je het weet, dat de mens heel big en God Degene is die aan de rand van ons leven onze moeilijke vragen moeten beantwoorden. Ik zelf wel eens: het gemiddelde Nederlandse kerklid heeft op dit moment wel erg veel lef ook, en dan hebben we het helemaal niet over Kamper theologen maar gewoon over gemeenteleden, jonge mensen met heel veel lef om hun eigen lijn te trekken, om hun eigen weg te gaan. Om God kritische vragen te stellen.

Ik ben zelf vader van zeven kinderen. Ik kan me nog als de dag van gisteren herinneren dat aan tafel een van onze jongens 1Kor.11 had gelezen, aan het einde van de bijbellezing als 11-jarige eenvoudig zei: daar geloof ik niks van. Dat hoefde ík thuis niet te lappen, ik kwam zelfs niet op het idee. En dat ik het niet hoefde te lappen is dan één, maar daar hadden we geen idee van. Dat is het verschil. Jonge mensen spreken vandaag in de Nederlandse cultuur veel gemakkelijker over hun eigen lijn, of de lijn zoals die eigenlijk doorgang moet vinden. Dat moet dan op de een of andere manier dan maar passen met wie God is. Je kunt zeggen: foei, foei, wat een ongehoorzaamheid, ja, nou ja, dat zal dan wel, maar dat is wel de wereld om hen heen. Maar we zullen ook in zo'n cultuur moeten zoeken naar goede antwoorden. Nou, laat ik het daar maar even bij laten voor dit moment.

 

Ik denk dat u wel allerlei vragen zult hebben over concrete punten. Maar veel belangrijker is die algemene achtergrond: laten we elkaar ook zien en ontmoeten en proberen elkaars hart te zoeken en proberen naar elkaars gebed te luisteren en te luisteren naar elkaars intenties. Dan kunnen de resultaten soms wel in onze ogen fout zijn maar intenties zijn toch wel belangrijk? Zegt het avondmaalsformulier niet dat wij wel menige zonde in ons leven hebben en gebrek, maar nochtans desniettegenstaande dat, wij begeren naar al Gods geboden te leven. Ik hoop dat u zult onthouden dat wij in Kampen begeren naar Gods Woord te leven. U kunt er allerlei kritiek op hebben maar er is een hartelijke begeerte om in Kampen te theologiseren als echte gereformeerde theologen bij het Woord van God. En in de vrijgemaakte kerken is zoals het altijd geweest is, een mengeling van geloof en ongeloof, en kleingeloof, hoe je het maar noemen wil. In onze kerken is van alles en nog wat aan de hand. Maar beslissend is toch altijd weer of je elkaar kunt aanspreken op die intentie dat je voor God wilt leven, gehoorzaam, trouw, liefdevol en in alles van wat God van ons vraagt.
Dit is wat mij betreft een eerste introductie. Ik zie uw vragen graag tegemoet.

 

Wordt vervolgd