Ethiek

Ethiek

Nieuwe artikelen
Signalen



Aanmelden GRATIS nieuwsbrief

Naam:
E-mail:



printen

mailen

De TUK profileert zich in de praktijk


L. Heres Hzn

10-03-12

 

Mij is gevraagd om iets te schrijven over het congres over homoseksualiteit dat op 20 januari aan de Theologische Universiteit Kampen (TUK) werd gehouden. Nu is over dit onderwerp de laatste tijd al het nodige geschreven. Onafhankelijk van het congres in Kampen, hield de christelijke gereformeerde ds. J.M.J. Kieviet een lezing over homoseksualiteit. Het verslag van die lezing is gepubliceerd door het Reformatorisch Dagblad.[1] Op de website gereformeerdekerkblijven.nl schreef dr. H.J.C.C.J. Wilschut een kritisch artikel naar aanleiding van het RD-verslag over het congres.[2] Ik sluit me graag aan bij de gereformeerde woorden die beide predikanten hebben gesproken en geschreven.

 

De achtergrond van de discussie

 

In de bijdragen van ds. Kieviet en dr. Wilschut worden belangrijke dingen gezegd. Het valt op hoezeer beide verhalen parallel lopen. Beiden noemen het Schriftgezag en beiden noemen de kerkelijke tucht. Dat geeft iets aan van de omvang van deze discussie. Het is niet maar een debat over een onderwerp. Het is ook niet maar een kerkelijk geschilpunt. Deze discussie over dit specifieke onderwerp illustreert een veel diepere omwenteling in het denken binnen alle orthodoxe kerkgemeenschappen. Het spant erom. Kunnen we dat nog volhouden: 'orthodox', 'recht in de leer', 'recht in het geloof'? Wordt dat nog bepaald door de Schrift? En worden de leden van de kerk nog naar dat geloof toegetrokken? In dit artikel wil ik voor de helderheid eerst de verhalen van ds. Kieviet en dr. Wilschut samenvatten. Daarna wil ik vanuit de opmerkingen van beide predikanten de consequenties van het TUK-congres wat verder uitwerken. Wat zegt dit over het functioneren van het Schriftgezag in Kampen? Wat zijn de gevolgen voor het persoonlijke geloofsleven als dit doorwerkt in de omgang met de kerkelijke tucht? En wat zijn de consequenties voor het kerkelijke leven?

 

Samenvatting RD-artikel over de lezing van ds. Kieviet

 

Ds. Kieviet vraagt aandacht voor de gevoelens van homofielen. Daarbij noemt hij ook het onrecht dat in het verleden juist in de kerk aan hen is gedaan. Wanneer we over homoseksualiteit praten is voorzichtigheid en terughoudendheid geboden. Hij noemt homoseksuele gerichtheid geen persoonlijke schuld, maar een gemeenschappelijke. Dat is vanwege de zonde. En dan moet zonde ook als zonde benoemd blijven worden. Want de teksten uit de Schrift veroordelen het homoseksuele handelen. Zelfs moderne theologen erkennen dat.

En toch zijn de grote protestantse kerken overstag gegaan. Kieviet vraagt zich af of de orthodox christelijke kerken bezig zijn dezelfde weg te gaan als de andere kerken. Het kantelpunt ligt volgens hem in de visie op de Schrift. Wie de Bijbel aanvaardt als het Woord van God kan niet heen om afwijzing van homoseksualiteit.

Kieviet brengt ook de kerkelijke tucht ter sprake. Bij het volharden in de zondige homoseksuele praxis is het nemen van tuchtmaatregelen noodzakelijk. De kerkelijke tucht is niet gericht op verwijdering, maar geldt als een oproep tot terugkeer naar het heilzame gebod van de Heere.

 

Samenvatting artikel van dr. Wilschut

 

Dr. Wilschut vermeldt met dankbaarheid dat dr. M. van Loon en prof. dr. A.L.Th. de Bruijne de homoseksuele relatie afwijzen als zonde (Van Loon) en als in strijd met de Schrift (De Bruijne). Tegelijk proeft hij bij beiden vooral moeite en negatieve gedachten over de Bijbelse norm. Daarom haalt Wilschut weer voor het voetlicht dat de weg die God wijst en voorschrijft de goede weg is. Het is toch liefde om elkaar op de grens van Gods gebod te wijzen?[3]

Vervolgens bespreekt hij De Bruijnes gedachten over een richtlijn voor praktisch handelen. Wat heeft de Bijbelse norm te zeggen over onze praktijk? En dan moet enerzijds recht gedaan worden aan het Bijbelse spreken over homoseksuele relaties, maar anderzijds ook rekening gehouden worden met de westerse cultuur. Volgens De Bruijne kan het gebeuren dat je voorlopig en tijdelijk berust in een homoseksuele relatie of een eenmaal gesloten homohuwelijk. Wilschut schrijft hierover: “Voor mijn besef gaat hier de praktijk het principiële verhaal voor een deel neutraliseren. Zo kun je stoere woorden spreken. Maar die in de praktijk onderuit halen. De redenering is trouwens toepasbaar op alle geboden van God. Ik acht dit een manier van redeneren, die ten diepste het Schriftgezag raakt.”

Tenslotte schrijft Wilschut over de gevolgen voor de kerkelijke tucht. Hij is ervan geschrokken dat De Bruijne vraagtekens heeft gezet achter tuchtoefening als zodanig. Niemand is ermee gediend wanneer een zonde getolereerd wordt, die de Here ten scherpste verbiedt. Maar, en daar is de tucht voor, je zet alles op alles om tot bekering te bewegen, met het oog op behoud. Wilschut: “Ik ben overtuigd van de goede bedoelingen van De Bruijne, wanneer hij pleit voor een langer traject met minder focus op de kerkelijke tucht. Ik vind zijn uitspraken echter op z’n minst te onbeschermd. En consequent doorgedacht gevaarlijk.”

 

De visie op de Schrift als kantelpunt

 

Het aangaan van een homoseksuele relatie is in strijd met de Schrift. De teksten uit de Schrift bieden eenvoudig geen ruimte. Dat is helemaal niet in discussie. Niet bij De Bruijne. Zelfs niet bij moderne theologen.

Maar wie denkt dat daarmee de discussie kan worden afgesloten, vergist zich. Wanneer je vandaag de homoseksuele relatie van een broeder of zuster zou afwijzen, eenvoudig omdat de Schrift dat ook doet, ga je volgens De Bruijne veel te snel. Het kan namelijk ook gebeuren dat je voorlopig of tijdelijk berust in zo'n relatie.

Het kan kennelijk zo zijn dat de Schrift een homoseksuele relatie radicaal afwijst, terwijl zo'n relatie in de praktijk mag blijven bestaan. Hoe kan dat? De Schrift zegt 'nee!', terwijl de toepassing in de praktijk voorlopig ook 'ja' kan zijn. Er moet in de praktijk dan iets zijn wat je het recht geeft om tegen de Schrift in te gaan. Dat raakt inderdaad het gezag van de Schrift.

Dat laatste zou ik alleen maar willen onderstrepen. Wanneer een gezaghebber bevelen geeft, terwijl zijn onderdanen er ook voor mogen kiezen om die bevelen in de praktijk niet uit te voeren, stelt dat gezag niet bijster veel voor. Op de weg die De Bruijne wil gaan, zullen we moeten berusten in een situatie die de Schrift zonde noemt. Berusten in zonde. Maar hoe kan dat nadat Gods Zoon de zonde heeft veroordeeld in het vlees (Rom. 8:3) en wij de Geest ontvangen hebben om niet naar het vlees, maar naar de Geest te leven (Rom. 8:4,13)?

Het gaat in deze discussie over kernzaken. Het gaat erom of we de strijd tegen de zonde nog werkelijk aangaan. Het gaat erom of we de zonde nog als zonde blijven benoemen. Want dat gebeurt niet meer als je zegt: de Bijbel noemt het zonde, maar in deze praktische situatie willen we er niet zo mee omgaan.

Feitelijk wordt de Schrift dan monddood gemaakt. Wat de Schrift zegt, is niet helemaal hetzelfde als wat God vandaag in onze situatie tegen ons zegt. Ds. Kieviet heeft terecht gezegd: “Wie de Bijbel aanvaardt als het Woord van God kan niet heen om afwijzing van homoseksualiteit”. Het gaat erom of we de Bijbel aanvaarden als Gods Woord. Spreekt God nog tot ons door de Bijbel, ook in onze situatie van vandaag? Of moeten wij daarvoor ook zelf nog een 'geestelijke' bijdrage leveren, omdat Paulus ook nog niet kon weten hoe onze culturele situatie zou zijn?

Wanneer deze vragen anders beantwoord worden, zitten we op het kantelpunt dat de overgang van orthodox naar niet meer orthodox markeert. Een kantelpunt is best een goed gekozen beeld. Op het moment dat een voorwerp kantelt, staat het nog in een wankel evenwicht. Het lijkt alsof het goede evenwicht bewaard wordt. Maar niets is minder waar. Want het is juist dat kantelmoment dat de val inluidt. Op het kantelpunt wordt de cruciale zet gegeven. De gevolgen zijn pas later zichtbaar.

 

Kerkelijke tucht: genade in de praktijk

 

Wanneer zonde niet meer als zonde wordt behandeld, is de zonde in de praktijk geaccepteerd. Maar dan is ook de genade geen genade meer. Jezus Christus is immers gekomen om de zondaar te rechtvaardigen? Hij kwam niet om de zonde een voorlopige plek te geven, maar om die te veroordelen. Een zondaar is gerechtvaardigd als hij zijn zonden erkent en schuld belijdt: “Heer, wees mij, zondaar, genadig!”. Zo wordt de zonde weg gedaan, maar de zondaar behouden.

Daarom is het genade wanneer in de kerk de zonde bij de naam genoemd wordt en dat degenen die het betreft op hun zonde worden aangesproken. Een kind van God zal dan niet in zijn zonde berusten, maar ermee naar de troon van de genade gaan. Hij zal door de werking van de Heilige Geest de innerlijke strijd aangaan en aangezet worden tot bekering.

Zonde bewerkt verwijdering tussen de Heere en de mens. De kerkelijke tucht zet de aanval in op de zonde. Daarom is de tucht het tegenovergestelde van verwijdering. Christus trekt de zondaar met de koorden van zijn liefde naar Zich toe.

De tucht zet de aanval niet in op de zondaar. Het is nodig om veel geduld te hebben. De liefde kwetst geen gevoelens, ook geen homofiele gevoelens. De norm mag niet vanuit de hoogte worden gesteld, zonder mee te leven in de moeilijke situatie en de worsteling van de betrokkene. Als Christus trekt, is er geen sprake van goedkope liefde. Hij heeft Zelf de zondaren opgezocht en geleden onder onze zonden. In onze plaats de schuld betaald, opdat wij met onze zonden naar Hem toe zouden gaan.

Vraagtekens plaatsen achter de kerkelijke tuchtoefening als zodanig is gevaarlijk, om het met de woorden van dr. Wilschut te zeggen. Het is eigenlijk niet minder dan een voorstel om de koorden van Christus' liefde door te knippen. Om niet terug te keren tot het heilzame gebod van de Heere. De zonde, die in de praktijk geen zonde meer genoemd wordt, krijgt dan helemaal geen voorlopige en tijdelijke plek in de kerk. Wanneer de strijd gestaakt wordt, krijgt de zonde een vaste plaats. Aan de zondaar wordt de weg tot behoud niet meer gewezen. Want hij beseft niet meer waarom Christus de enig nodige is voor ieder mens.[4]

 

Stoere woorden en de praktijk

 

De TUK houdt een congres over homoseksualiteit. Een belangrijke uitkomst van dat congres is: “Een homoseksuele relatie is in strijd met de Schrift”. Dat zijn stoere woorden. Je zou kunnen denken: “Gelukkig, in Kampen houden ze nog vast aan de Bijbel. Tegen alle maatschappelijke ontwikkelingen in zelfs”.

Helaas is die gedachte weinig realistisch. Als je nu zou zeggen: “In Kampen zijn ze in staat om de Bijbel te lezen”, akkoord. Dat mag je wel verwachten ook. Maar dat is nog niet hetzelfde als vasthouden aan de Bijbel. Het is zeker nergens op gegrond dat Kampen tegen alle maatschappelijke ontwikkelingen in gaat.

Vasthouden aan de Bijbel is iets dat vandaag moet gebeuren. In de cultuur waarin wij leven. En in het geloof dat de Bijbel vandaag tot ons spreekt. Bij de voortgang van de tijd verandert Gods Woord niet. Het Woord wordt juist vervuld in de tijd. Dat betekent dat stoere woorden ook in de praktijk van onze situatie recht overeind gehouden moeten worden. En niet onderuit worden gehaald. Laten we zeggen dat ze door Kampen op zijn minst aan het kantelen worden gebracht. Het evenwicht dat door zo'n homoseksualiteitscongres wordt gepresenteerd tussen Schriftgetrouwheid en praktijk is slechts schijn. Want de uitwerking is: Minder focus op tucht, minder focus op zonde en genade, minder focus op bekering, meer ruimte voor het loslaten van de Bijbel.

Omdat het gaat over de toepassing van de Bijbel in het algemeen, zegt Wilschut terecht dat de redenering toepasbaar is op alle geboden van God. Je zou de redenering als volgt onder woorden kunnen brengen: “Het resultaat van de exegese (uitleg, wat staat er) is niet hetzelfde als het resultaat van de hermeneutiek (betekenis, wat wordt er bedoeld)”.

Dat is bijvoorbeeld ook toepasbaar op de vraag of vrouwen ambtsdrager mogen worden. Voor dit onderwerp is het zogenaamde VOP-rapport uit de NGK verhelderend. Ik citeer uit het tweede advies aan de Landelijke Vergadering van de NGK: “De omvangrijke exegetische studie van onze commissie heeft haar tot de conclusie gebracht, dat er geen overtuigend sluitende exegetische basis is gevonden voor een standpunt vóór of tégen de vrouw in het ambt. Deze conclusie verlegt het zwaartepunt in de bezinning van de exegetische naar de hermeneutische argumenten.”[5] Het gaat mij nu niet om de exegetische argumenten zelf, maar om het verschil tussen exegese en hermeneutiek. Volgens dit rapport is het, op basis van wat er in de Bijbel staat, niet mogelijk om vrouwen toe te laten tot het ambt. Máár op basis van hermeneutische argumenten kan ditzelfde rapport “... tot maar één conclusie komen: De ambten van ouderling en predikant kunnen ook voor zusters worden opengesteld”[6].

In deze redenering wordt eerst onderscheid gemaakt tussen wat de bijbelschrijvers zeggen (exegese) en wat ze bedoelen (hermeneutiek). Het eerste is tijdgebonden, terwijl het tweede óns vooral iets te zeggen heeft. Vervolgens moeten we die bedoeling voor onze tijd zien te vinden door rekening te houden met de westerse cultuur. De westerse cultuur heeft een duidelijke inbreng. Je kunt dan ook wel nagaan op welke terreinen de discussies gaan ontstaan. Dat zijn de terreinen waar de westerse cultuur haaks op de Bijbel staat: homoseksualiteit, de positie van de vrouw, het huwelijk, tucht als zodanig, scheppingsgeloof, gereformeerde opvoeding, etc.. Het gevolg is helemaal niet dat de kerk tegen de maatschappelijke ontwikkelingen ingaat. Ze gaat daar juist in mee. Maar dan is de kerk geen zoutend zout meer. Als dat gebeurt, houdt de kerk op kerk te zijn.[7]

 

Rol van de TUK

 

De TUK bezint zich op homoseksualiteit. Maar het gaat eigenlijk een laag dieper. De TUK bezint zich op het functioneren van de Schrift in de praktijk. Dat raakt het gezag van de Schrift. Zeg maar gerust: dat gaat over het gezag van de Schrift. Dat raakt behalve alle geboden van God ook de daden van God, zoals die via de bijbelse geschiedschrijving aan ons worden bekendgemaakt.

Wanneer er binnen de kerken een predikant zou zijn die de Schrift wat anders laat bedoelen dan wat de Schrift zegt, dan moet je daar iets mee. Ds. J.G. Geelkerken, wiens opvatting in 1926 door de synode van Assen werd veroordeeld, was zo'n predikant.[8] Het is niet verantwoord om je wekelijks met zulke preken te voeden. Zeker niet als je kinderen hebt die nog gevormd moeten worden. Wanneer er binnen de kerken een predikantsopleiding zou zijn die de Schrift wat anders laat bedoelen dan wat de Schrift zegt, dan moet je daar zeker iets mee.

Dr. J. Douma heeft nog niet zo lang geleden geschreven dat Assen-1926 door de TUK nog wel wordt onderschreven, maar hij zette vraagtekens achter het functioneren van Assen-1926 aan de TUK. Volgens Douma vraagt Assen-1926, dat tot nu toe niet herroepen is in de GKv, om een keuze.  Hij vroeg de TUK: “Waar staat Kampen als faculteit?” en “Geef rekenschap van uw standpunt!”.[9] Douma wacht tot op de dag van vandaag op een helder antwoord.

Weliswaar beantwoordt de TUK de vraag van Douma niet op een directe manier, maar dat wil niet zeggen dat de TUK zich niet duidelijk profileert. In bezinningscongressen, zoals die van 20 januari, wordt duidelijk waar Kampen staat. De TUK geeft de cruciale zet voor de overgang van recht in de leer naar niet meer recht in de leer. Er is weldegelijk een keuze gemaakt.

Nu vervult de TUK binnen de GKv meer rollen dan alleen die van predikantsopleiding. Ze heeft ook een belangrijke adviserende functie. Hoogleraren aan de TUK zijn vanwege hun expertise externe adviseurs van deputaatschappen en synodes. Zo hebben zij een royale invloed op de kerkelijke besluitvorming. Maar de TUK vervult ook een sleutelpositie bij de permanente educatie voor predikanten (PEP), waar dit homoseksualiteitscongres een onderdeel van is. De drie aandachtsgebieden van de PEP-cursussen zijn: actuele theologie, cultuur en context, competenties. Daarmee zitten we midden in deze materie. Uitgangspunt bij de PEP is dat het niet alleen een recht is, maar ook een plicht. Daarom achtte het deputaatschap Dienst en Recht het gewenst dat de synode van Harderwijk 2011 zou uitspreken dat kerkenraden in de beroepsbrief, resp. in de afspraken betreffende de predikantstaak, opnemen dat de predikant verplicht is jaarlijks aan bijscholing te doen.[10] De synode heeft kerkenraden opgeroepen om daar gevolg aan te geven. En wie de voorstellen voor de nieuwe Werkorde doorbladert, ziet dat de TUK zich daar stevig in genesteld heeft, terwijl het gezag van de plaatselijke kerkenraad juist minder goed uit de verf komt dan in de Dordtse kerkorde. Zo sluit het net van de TUK zich om de GKv en worden deze kerken steeds verder afhankelijk gemaakt van de adviserende en vormende rol van de universiteit.

 

In dit verband komt regelmatig de vraag op of en wanneer gebroken moet worden met de GKv. Ik heb de indruk dat die vraag iets statisch in zich heeft en dat het daarom een enigszins verlammende en verwarrende werking heeft. Gaat het er niet vooral om te breken met de ongerechtigheid? Het lijkt mij haast noodzakelijk voor hen die niet zover zijn om afscheid te nemen van de GKv, dat zij zich openlijk onafhankelijk van de TUK opstellen. Waarom zou je bijvoorbeeld theologiestudenten niet aanmoedigen om, in plaats van in Kampen te gaan studeren, zich te oriënteren op betere en meer betrouwbare opleidingen? Denk aan je toekomst. Waarom zou je je predikant laten verplichten om aan bijscholing te doen wanneer het eigenlijk de bedoeling is dat dat vooral aan de TUK gebeurt? Weiger om week in week uit jezelf en je kinderen bloot te stellen aan vrome kletsverhalen, terwijl je de verkondiging van het Woord zo vreselijk hard nodig hebt in deze tijd. Adviseer dat ook maar openlijk. Weiger gewoon in alle opzichten om uitvoering te geven aan slechte adviezen en besluiten en geef daar rekenschap van. Dan wordt in die dynamiek vanzelf de weg wel duidelijk. Dan kan het gebeuren dat je opeens geconfronteerd wordt met een breuk die je zelf niet eens had gewild. Het is in ieder geval goed om te beseffen dat de voortgang van het kerkelijke leven niet verbonden is met de GKv, maar alleen afhankelijk is van onze Heere Jezus Christus.

 

 



[1]        'Ds.  Kievit (CGK): Bijbel duidelijk over homoseksualiteit', op: http://www.refdag.nl/kerkplein/kerknieuws/ds_kieviet_cgk_bijbel_duidelijk_over_homoseksualiteit_1_615871, bekeken op 14 februari 2012

[2]        H.J.C.C.J. Wilschut, 'Congres over homoseksualiteit', op: http://www.gereformeerdekerkblijven.nl/wp/?page_id=504, bekeken op 14 februari 2012.

[3]        Zie ook J.R. Visser, 'Helaas', op: http://www.gereformeerdekerkblijven.nl/wp/?page_id=6, bekeken op 18 februari 2012

[4]        Zie J.R. Visser, 'Christus' kerk en de sleutel van de tucht' in: L. Heres e.a., Lees maar. Uitdagingen voor gereformeerde theologie vandaag. Bijdragen over bijbellezen en christelijk leven, (2011), 161ev.

[5]        Vrouwelijke ouderlingen en predikanten? Rapport van de Commissie Vrouwelijke Ouderlingen en Predikanten

         ingesteld door de Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken Doorn 1998, (2003), 114.

[6]        Vrouwelijke ouderlingen, 109

[7]        In het boek 'Lees maar' wordt dieper ingegaan op de vragen rond hermeneutiek en kerkelijke tucht.

[8]        Bij Geelkerken stond de klaarblijkelijke bedoeling van de Schrift op het spel, omdat hij de bedoeling losmaakte van de bijbeltekst.

[9]        J. Douma, 'Het verstaan van de Schriften', op http://www.gereformeerdekerkblijven.nl/wp/?page_id=392, bekeken op 16 februari 2012

[10]      Rapport deputaten Dienst en Recht, 7