Printen

Kerkdienst en Preek

 

N. van Dijk

05-10-13

 

De mening over  kerk en (tweede) kerkdienst is de laatste tijd veranderd in de vrijgemaakt gereformeerde kerken. Zo was in ‘De Reformatie’ onlangs een bijdrage te lezen van de eindredacteur over ‘lange preken’. Hierin werd gewezen op de noodzaak van levenslang Bijbelonderwijs voor een christen en de zondagse verkondiging van het evangelie. Maar de vorm waarin dat nu gebeurt kan veranderen.

 

“Paulus paste zijn manier van leven en verkondigen aan aan de cultuur en de omgeving waarin hij zich op dat moment bevond. Zou de huidige preekvorm het overleven als wij voor de 21ste eeuwer een 21ste eeuwer werden om hem te winnen voor het evangelie? Om gered te worden is niet het luisteren naar preken noodzakelijk, alleen geloof in Jezus Christus, de gekruisigde. Ja, waar geloof leidt tot dankbare gehoorzaamheid, en daar kun je trouwe kerkgang zeker onder scharen, maar een christen die moeite heeft met de gangbare inrichting van het kerkelijk leven en zich daar maar moeilijk aan kan conformeren, is geen halve christen. Je bent niet pas gearriveerd in Gods koninkrijk als je gedrag aan bepaalde maatstaven voldoet. Die maatstaven hanteerden de Farizeeën ook, en zij waren ver van het koninkrijk verwijderd”.

 

In een ander nummer van hetzelfde tijdschrift zegt een schrijfster zich in een kerkdienst in haar gemeente belemmerd te voelen door de gang van een traditionele gereformeerde dienst: de vaste plaats van de gebeden, de Geneefse psalmen, het avondmaalsformulier. Tot ze ineens gegrepen werd door een avondmaalslied van Sela. “Gods kracht maakt mij vrij. Gods genade maakt mij vrij. Van menselijke instituten en liturgieën. En nog het meest ven mezelf”.

 

In het Nederlands Dagblad van 1 juli schrijft Henk Medema n.a.v. een conferentie van het Nederlands Christelijk Forum. Het beeld dat bij Medema oprijst is dat de Heilige Geest niet meer werkt vanuit oude kerkverbanden, maar Zich beweegt in nieuwe netwerken. Eenheid in de eenentwintigste  eeuw ziet er anders uit dan in de twintigste.

 

“Het is dezelfde eenheid, het lichaam van Christus, de éne woonplaats van God in de Geest. Maar die Geest werkt nu net even anders dan in de vorige eeuw. Het is niet langer een kwestie van kerkmuren zien, er verdrietig van worden, er dan nieuwsgierig overheen kijken, het is meer. De Heilige Geest werkt niet meer vanuit de oude verbanden, maar beweegt zich in de nieuwe netwerken. Door de digitale netwerken ontmoeten we elkaar ‘virtueel’. In de ‘digitale kerken’ wordt de toegang tot de plekken waar God aanwezig is en werkt laagdrempelig, dit heeft zijn uitstraling in de ‘gewone’ wereld. Er is online evangelieverkondiging. Ten tweede juist ook persoonlijke ontmoeting, gewoon door samen aan tafel te zitten en met elkaar te delen in de gewone dingen van het leven, en ook in de dingen van God. Dan hebben we het niet over de vergadertafel, maar over de ontbijt-, lunch- of dinertafel, of een wankel tafeltje in een bruine kroeg – het kan zomaar bijna een avondmaalstafel worden. Ten derde zou ik willen noemen de onbemuurde netwerken, waarin je met buren, collega’s, enz. van alles en nog wat samen doet, of je nu gelooft of niet, en wat je ook gelooft, zonder de angst die we vroeger hadden voor de ongelovige mensen van de wereld. Deze ‘doealoog’ werkt, op een ongekende manier”.

 

In ‘De Reformatie’ van 17 mei benadrukt ds. J. Oldenhuis de kern van de prediking. Vaak gaat het over God die ons altijd liefheeft en ons altijd opvangt, die er is voor ieder en alles goedmaakt. Hij citeert dan uit het in 2012 verschenen boekje van drs. H. de Jong over de kern van het christelijk geloof: Vergeving (zie ook het artikel van 1 juni 2013 Verbond (3) op deze site). Oldenhuis constateert dat de ramen van het gesloten vrijgemaakte kerkhuis zijn open gewaaid,

 

 

“de wind waait er dwars door heen. Maar we moeten wel weten wat per se vast moet blijven zitten. Dat is de verkondiging van een boodschap: de boodschap van de Bijbel, van God die zijn Zoon inzette voor zondaren die vergeving nodig hebben. Dat is een geweldige boodschap die niet ‘naar het vlees’ is, maar wel het enige echte evangelie dat redding brengt. Het doorgeven van deze boodschap is het enige bestaansrecht van een kerk of een kerkje. Zullen de kerken er weer vol van worden? ‘De kloof met de wereld wordt er diep, zeer diep van’. Tegen Jezus zeiden de mensen: uw woorden zijn hard, wie kan daar naar luisteren En ze liepen bij Hem weg. En toen zei Hij: wat ik gezegd heb, is Geest en leven”.

 

In een in 2006 uitgekomen brochure van drs. H. de Jong ‘ de zondagse preek, spitsuur van de Heilige Geest’ is hij ook al van mening dat de zucht om verstaanbaar te zijn in een geseculariseerde wereld de verkondiging te veel is gaan beheersen. In een recensie van het Friesch Dagblad destijds was o.a te lezen:

Wie vraagt waar de prediking inhoudelijk over moet gaan, krijgt van De Jong een duidelijk antwoord. ‘Evangelieprediking moet het, wil ze iets voorstellen, over onze doemwaardigheid voor God hebben en dat daarop Jezus’ zoenoffer het goddelijke antwoord is. Om aan de vergeving die daardoor is vrijgekomen, deel te hebben, is geloof nodig. Bij weigering van dat geloof blijven ons de zonden toegerekend. Dat is de niet-vrijblijvende evangelieboodschap die zowel voor de brenger als voor de ontvanger ervan een harde noot te kraken geeft.’ Met andere woorden: prediking is ‘bediening en verzoening’ of zij is de naam prediking nauwelijks waard.
Is De Jongs visie te somber? Hijzelf gelooft van niet: ‘Ik zie grote kansen voor de gemeente om zout der aarde en licht der wereld te zijn.’ Maar: dan moeten we niet in ‘aanpassingen en verdunningen’ blijven steken."

N.a.v. De zondagse preek: spitsuur van de heilige Geest. Lezing door ds H. de Jong gehouden op een predikantenconferentie van de Nederlands Gereformeerde Kerken.

En ook Dr. A.N Hendriks heeft veel geschreven over het karakter en het waarom van de prediking. Prediking is de bediening van het Woord van God aan de gemeente van Christus. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de prediking onder invloed van de zgn. liturgische beweging al meer een ondergeschikte plaats in het geheel van de kerkdienst. Met de schriftkritische visie kwam een zekere herwaardering voor de prediking.

 

“In deze gedachtegang ziet men voor de prediking een geweldige taak: zij haalt de Schrift uit de boeien van tijdgebondenheid en joods-christelijke interpretatie, zij maakt het Woord actueel”.

 

Hendriks vindt dat deze visie tekort doet aan Gods Woord,

 

“in de preek wordt de Schrift niet actueel en levend gemáákt, de Schrift is actueel, is boodschap, is vermaning en vertroosting (2 Tim. 3: 16). Toen God zijn Woord aan de profeten gaf, had Hij ook ons, mensen van deze eeuw, op het oog. Daarom zegt de apostel Petrus dat de profeten ons dienden (1 Per. 1: 12). En de schrijver van de brief aan de Hebreeën zegt: ‘Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard…’(Hebr. 4: 12). De predikant heeft dan ook niet meer te doen dan het Woord Gods te bedienen. Het levende Woord  van God wordt de gemeente aangereikt”. (Uit: Om de bediening van de Geest, 1983).

 

Paulus gebruikt in 2 Cor. 5 de uitdrukkingen ‘verzoening’  en ‘bediening’ afwisselend. De in Christus geschiede verzoening wordt in de prediking aan de gemeente bediend. De Heidelbergse Catechismus typeert de prediking als de bediening van de sleutelmacht (zondag 31). En ook Calvijn benadrukt: God draagt het heil naar ons toe in en door de prediking. “Heel de toeëigening van Christus en het heil in Hem volbrengt de Heilige Geest uitsluitend en alleen door de prediking”. Hendriks benadrukt dat in de prediking Gods beloften moeten worden verkondigd, maar ook over Gods verbondswraak zal gesproken moeten worden. “De predikant moet het Woord van God  onverkort bedienen, het moet ‘gezonde’ prediking zijn, conform de prediking van de apostelen en van Christus zelf”. Deze prediking moet bediend worden aan de gemeente die leeft in een bepaalde tijd en onder bepaalde omstandigheden met de daarbij behorende verzoekingen. Hierop zal de prediking moeten aansluiten. Hendriks houdt dan ook een pleidooi voor de catechismuspreek omdat de preek ook een onderwijzend karakter moet dragen, “de  gemeente moet steeds dieper ingeleid worden in de godsvrucht en steeds scherper de consequenties van het evangelie voor het dagelijks leven gaan verstaan”.

 

Genoeg redenen dus om vast te houden aan het belang van de verkondiging en werk te maken van catechismusprediking, waar de tweede kerkdienst zo geschikt voor is. Bij alle 'voortschrijdend' inzicht en gedachten over nieuwe manieren van kerk-zijn kunnen we m.i. niet heen om wat eeuwenlang zo’n grote rijkdom was voor de gelovigen. Het naar de achtergrond schuiven van de verkondiging zal nog meer relativering geven van de waarheid van wat God in Zijn Woord tot ons wil zeggen.