Printen

Heilige Gezangen – 3

 

F. Hoogland

20-10-18

 

De vorige bijdrage sloten we af met de constatering dat het toch wel heel bijzonder is dat de tamelijk onvolledige en beperkte bundel ‘Enige Gezangen’ zich zo lang heeft kunnen handhaven. Kun je daaruit concluderen dat er een grote waardering voor is geweest?

 

Waardering

 

In de waardering van 'Enige Gezangen' zijn volgens Van der Knijff twee lijnen te onderscheiden. Er is een visie die deze collectie gezangen beschouwt als een bres in de 'verdedigingsmuur' rond de psalmen: het feit dat ‘Dordt’ (de Synode van Dordrecht) naast de psalmen toch ook ruimte biedt aan enige gezangen wordt gezien als een opening om op zoek te gaan naar méér gezangen. En dan gaat het niet alleen om andere berijmde Schriftgedeelten maar ook om meer ‘vrije liederen’ en andere niet Schriftgebonden gezangen.

 

In de andere lijn wordt de collectie ‘Enige Gezangen’ gezien als een bastion. De psalmen en ‘Enige Gezangen’ vormen daarbij een historisch gegroeide canon die zorgvuldig bewaakt moet worden en beslist geen aanleiding mag geven tot acceptatie van andere niet-Schriftgebonden gezangen.

In orthodoxe kring werd de waardering voor de bundel vooral volgens die tweede lijn geuit; een uitbreiding van het liederenrepertoire werd dan ook zeker niet gewenst. Van der Knijff concludeert: “de drie lofzangen, de Tien Geboden, het Gebed des Heren en de geloofsberijming(en) zijn een erfenis die men koestert, maar die geen uitbreiding behoeft”.

Interessant is ook de opmerking van de schrijver: internationaal gezien wordt deze bundel als een unieke collectie beschouwd. In het buitenland is er geen equivalent van bekend.

 

Het slot van de conclusie in hoofdstuk VII nemen we letterlijk over.

 

“In de waardering van de ‘Enige Gezangen’ blijkt de herkomst van de individuele liederen geen enkele rol meer te spelen. Bij de psalmen wordt keer op keer benadrukt dat ze ons met het Genève van Calvijn verbinden. Maar dat een aantal gezangen van Luthersen huize is en een van de liederen zelfs een voor-reformatorische herkomst heeft, lijkt niemand te deren. Sterker nog: juist Luthers Gebed des Heren en de oud-kerkelijke Avondzang behoren tot de meest geliefde gezangen van de collectie. Goed beschouwd komt in deze unieke collectie ‘Enige Gezangen’ van de bevindelijk gereformeerden daarom een kleine kerkliedoecumene tot uitdrukking: enerzijds vertegenwoordigen de gezangen diverse liedtradities uit vele eeuwen; anderzijds heeft de collectie heden ten dage binnen de gereformeerde gezindte bij alle kerkelijke verdeeldheid een samenbindende functie.” 

 

Wonderlijk

 

In  de slotbeschouwing van het boek wordt nog een ander aspect door de schrijver aangeroerd. Daar gaat het over het wonderlijke verschijnsel dat orthodox-gereformeerden, die alleen psalmen zingen - liederen die dus door de Bijbel zelf zijn aangereikt en door de Heilige Geest geïnspireerd - tóch een collectie gezangen in hun kerkboek hadden staan, die zomaar on-Bijbelse voorstellingen of ketterse ideeën zou kunnen oproepen. De schrijver vroeg zich af waarom voortdurend gezangen met argusogen werden bekeken terwijl juist deze ‘Enige Gezangen’ blijkbaar wel door de beugel konden. Terwijl er een waas van onduidelijkheid rondom deze bundel hing: niemand wist immers precies waar ze vandaan kwamen en hoe ze in het psalmboek terecht zijn gekomen. Daarom was Van der Knijffs grondige onderzoek zo gewenst. Wij mogen dankbaar met de schrijver concluderen ‘dat de mist rondom deze bundel nu voor een groot deel is opgetrokken’ . Dat is de niet geringe betekenis van het boek: de schrijver komt dank en waardering toe voor zijn titanenwerk.

 

Hoe verder?

 

Maar het roept wel de vraag op: hoe nu verder?

Kunnen we tot in lengte van jaren maar doorgaan met het gebruik van deze toch uiteindelijk enigszins krakkemikkige gezangenbundel? 

Wat zou het geweldig zijn als er eens een nieuwe gezangenbundel zou komen, die datgene uit de bundel ‘Enige Gezangen’ wat van blijvende waarde is combineert met een zorgvuldige maar tegelijk ook bescheiden keuze van betekenisvolle liederen uit het zo ruim voorhanden kerkliedrepertoire van de kerk van alle eeuwen. Natuurlijk moeten we daarbij de in het verleden gemaakte grote fouten vermijden. En het spreekt vanzelf dat de Psalmen steeds de  hoofdmoot moeten blijven vormen van de lofzang die we gaande mogen houden. Maar een kwalitatief verantwoorde gezangenbundel zou toch een zeer welkome aanvulling zijn.

Er is zoveel moois dat we nu laten liggen.