Printen

Toespraak tot de ICRC over GKv lidmaatschap

 

Redactie een in waarheid

23-09-17

 

We ontvingen een kopie van een diep bewogen toespraak die ds. R. Sikkema, emerituspredikant van de United Reformed Churches in North America (URCNA) [update 23-09-17: eerder abusivelijk hier als predikant van de CGK vermeld] 17-06-17 hield op de International Council of Reformed Churches (ICRC). Hij sprak over het lidmaatschap van de GKv van deze conferentie n.a.v. het besluit alle ambten met onmiddellijke ingang open te stellen voor vrouwen. We publiceren hier een vertaling ervan in extenso.


 

Toespraak ds. R. Sikkema op de ICRC

 

Geliefde broeders in de Heere,

 

Laat ik beginnen met te zeggen dat het mij geen genoegen doet deze woorden tot u te spreken. Ja, eigenlijk doe ik het met een bezwaard en belast hart.

Broeders, er zijn een paar punten die ik wil benadrukken:

 

1

Voorzitter, ik wil duidelijk en oprecht zeggen dat ik ten gunste van punt twee van het OPC voorstel spreek. Het punt dat vraagt, dat we “Ingevolge Artikel IV.4 van de Constitutie van de ICRC het lidmaatschap van de GKv van de ICRC met onmiddellijke ingang schorsen.” Dit betekent, voorzitter, dat ik (impliciet) spreek tègen het amendement dat door de CGK-Nederland is ingediend.

 

Graag zet ik mijn redenen hier uiteen.

 

Voorzitter, er is gezegd dat het OPC voorstel, namelijk dat de ICRC “het lidmaatschap van de GKv van de ICRC met onmiddellijke ingang schorst” een handelen is met onnodige en ongepaste haast. Per slot van rekening, zo wordt gezegd, namen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt (GKv) deze maatregel pas ongeveer twee weken geleden. Zeker (zo wordt gezegd), zeker, we moeten hun meer tijd geven om over de implicaties van die actie, of dat besluit, na te denken!

Voorzitter, dat is zowel een verkeerde “manier van spreken”, als een heel misleidende “manier van spreken”. Ik licht dit graag toe.

 

- A

Het is een verkeerde “manier van spreken”, voorzitter, omdat het voorbij gaat aan het feit dat deze zaak al verschillende keren op de Agenda van de GKv stond – ik schat tenminste al tien jaar, mogelijk nog langer. Al die tijd hebben veel kerken, leden van de ICRC, geprobeerd de GKv over precies deze zaak aan te spreken, inclusief de URCNA – om er bij hen op aan te dringen, ja, hen te smeken niet te doen wat zij nu metterdaad hebben gedaan!

Die lid-kerken van de ICRC, voorzitter, hebben grondige Schriftgetrouwe “argumenten” naar voren gebracht – waarin zij uiteenzetten waarom zo'n actie in strijd met de Schriftuurlijke openbaring zou zijn, ja, daarmee in strijd is. Voor de notulen merk ik op dat dat Rapport (waaraan de Gkv-afgevaardigden naar de ICRC zelf refereren als “Het definitieve rapport van de deputaten Man/Vrouw en Ambt – Samen dienen”), al gedateerd is op 11 januari 2016. Dat gaf aan ieder van de geïnteresseerde kerken de mogelijkheid om precies kennis te nemen van wat aan de Gkv-synode werd voorgesteld – welke synode haar zittingen afsloot in juni 2017 – bijna anderhalf jaar later!

Zoals u weet heeft de OPC publiek verklaard (en precies uitgelegd) dat zij haar analyse van en antwoord op dat Rapport – en de handelingen van de GKv, genomen in het verlengde ervan - schreef, nadat zo'n handeling plaats vond; niet ervoor! Het kan daarom niet op een integere wijze worden verdedigd dat er niet genoeg tijd is geweest om precies te weten wat door de GKv werd voorgesteld.

[Hoewel het waar is dat “verzoeken tot revisie van het besluit kunnen worden ingediend”, is het ook een feit dat de kerken met onmiddellijke ingang kunnen voortgaan aan het besluit “als genomen” uitvoering te geven. Het is tenslotte zo dat momenteel dát besluit “de officiële positie” van de GKv is voor wat betreft de bevestiging van vrouwen in de ambten.]

 

- B

Het is ook een misleidende “manier van spreken”, voorzitter, omdat het uitgaat van de aanname dat de GKv nu als het ware overvallen wordt – alsof zij onmogelijk kon hebben geweten dat iets als geconfronteerd worden met “schorsing van het ICRC lidmaatschap” hun eventueel zou kunnen overkomen.

Ik geloof, voorzitter, dat de Nederlanders hierin heel gewiekst wilden zijn. Zij wisten (ja, zij weten heel goed) wat “de Constitutie van de ICRC” in Artikel IV.4 heeft vastgelegd, het was geen geheim voor hen dat “de ICRC Constitutie” de onmiddellijke “lidmaatschapsschorsing” vereist van enige kerk die besluit zich niet te willen houden aan wat duidelijk in de Constitutie is vastgelegd. Maar de GKv synode meende (toen zij hun besluit namen om alle kerkelijke ambten voor vrouwen open te stellen), zij meende dat zij “onder en boven de wet” waren, ja, het recht daartoe hadden. (Deze Nederlandse uitdrukking, voorzitter, wordt door de Nederlanders gebruikt om iemand te typeren die gelooft dat hij niet gehouden kan worden aan de wet, aan wat de Regels van de Procedure zeggen, of, in dit geval, aan wat de Constitutie duidelijk heeft vastgelegd). Zo'n persoon wil het recht zichzelf tot wet te zijn!

 

Ik wil u broeders herinneren aan wat ds. Dr. Melle Oosterhuis ter verdediging van de GKv actie afgelopen donderdag heeft gezegd. U zult zich herinneren dat hij in gloedvolle woorden sprak over het Sola Scriptura – zoals door de kerken van de Reformatie werd omarmd. In die context wees hij erop dat op een Document als “de Constitutie van de ICRC” onmogelijk een beroep kan worden gedaan, alsof het op de een of andere manier gezag over en boven het gezag van de Schrift zou hebben.

 

Voorzitter, sta me toe in die context als volgt op drie dingen te wijzen:

Ten eerste: dat commentaar laat er geen twijfel over bestaan dat hij (o ja, dat de BBK, en dat de Synode van de GKv) precies wist wat er in de Constitutie van de ICRC staat! Bovendien zou een jurist zeggen: “'Onwetendheid van de wet' is geen verdediging”.

Ten tweede: Maar wat nog belangrijker is dat de kerk in een “kerkelijke context” – en dat weet de GKv zeker - de kerkelijke, dat is de kerkordelijke weg dient te volgen als gemeend wordt (door die kerk of door dat kerkverband) dat een overeengekomen document een dwaling of onjuistheid bevat.

Voorzitter, zij weten heel goed dat, als en wanneer dat het geval is, je niet eerst handelt in strijd met het desbetreffende Document – in de hoop later de lid-kerken te overtuigen van de beweerde Bijbelse juistheid van je actie. In plaats daarvan moet je een Voorstel doen, waarin je de reden(en) uiteenzet om de woorden van het betreffende document (in dit geval Artikel VI.4 van de Constitutie) te wijzigen. Daarna, indien (en wanneer) je de leden van de juistheid van je voorstel hebt kunnen overtuigen, dan (en zò) zal het Artikel waar het om gaat worden gewijzigd – als voorgesteld. Maar indien het Voorstel met verzoek tot verandering wordt afgewezen, zie, dan blijft dat artikel “zoals het is”.

En, voorzitter, indien een Kerk daarna niettemin in strijd met het overeengekomen Document handelt, dan mag van zo'n handeling inderdaad als van “een arrogant handelen” worden gesproken van de kant van de overtredende kerk: “we weten beter dan elk van alle andere ICRC lid-kerken wat de Bijbel zegt” - in dit geval dus over de zaak van de vrouw in het ambt. Dat is ernstig!

Ten derde: Het feit is, voorzitter, ja, het onweerlegbare feit is: de ICRC lid-kerken zijn overeengekomen dat het Bijbels juist is wat de Constitutie in Artikel IV.4 zegt. En het is een feit dat de GKv het ééns was (maar niet langer ís!) met die confessionele verklaring.

Door zo haar verwerping van dat Artikel te verklaren, heeft de GKv zichzelf (u hoort het goed: de GKv heeft zichzelf) buiten het lidmaatschap van de ICRC geplaatst.

 

2

Daarmee zal ik kort naar het tweede punt gaan dat ik graag wil noemen.

Er wordt gezegd, voorzitter, (of als een onweerlegbaar feit voorgesteld – zoals bijvoorbeeld door de CGK-Nederland) dat de ICRC het lidmaatschap van de ICRC zal heroverwegen....” wanneer zij feitelijk nog niet zijn “geschorst”. Echter zo'n amendement legt de bal bij de GKv om te handelen inzake haar eigen lidmaatschap van de ICRC. Daardoor, voorzitter, stelt de GKv de ICRC in staat en/of staat het de ICRC toe haar verantwoordelijkheid uit te stellen of buiten werking te stellen om te handelen als een lid-kerk duidelijk breekt met de ICRC Constitutie.

Broeders, dat kan niet! Zoals het geldt voor de ouders thuis (en voor de ouders in de gemeente), zo geldt het ook voor de ICRC als een Conferentie van Kerken, dit: we moeten tucht durven oefenen! Zoals u goed weet, is zó het duidelijke onderwijs van het Woord van onze God. Alleen zó kunnen we “vredestichters” zijn en geen “vredebrekers”.

 

Laat me hier nog aan toevoegen, niet alleen dat “die bal” bij ons, de ICRC, ligt om duidelijk te communiceren en in niet mis te verstane taal aan te geven wat onze “Constitutie” vereist, namelijk: dat we oprecht handelen met wat we in en door “de Constitutie” zeggen, namelijk dat de ICRC onmiddellijk moet “schorsen” ieder en allen die afscheid hebben genomen van de overeengekomen “Constitutie”. Maar óók, voorzitter, zeggen we tegelijk duidelijk en oprecht aan ieder en allen dat de ICRC klaar staat en verlangend is om in de broederschap van de ICRC weer welkom te heten ieder en allen die oprecht berouw hebben van de handeling die zij hebben begaan en die tot hun schorsing heeft geleid.

 

Zoals enigen van u misschien wel weten heeft de Heere aan mij en mijn vrouw in ons 61-jarig huwelijk 7 kinderen toevertrouwd, en hebben wij 37 kleinkinderen en 89 achterkleinkinderen gekregen. Dat is een geweldige zegen, zeker, maar ook een enorme verantwoordelijkheid! Ik heb tegen hen gezegd, en zeg dat nog steeds: “we en jullie moeten tucht durven oefenen!” Dat is een enorme verantwoordelijkheid – die bij tijden een hartverscheurende verantwoordelijkheid kan zijn. Maar het is ook een verantwoordelijkheid die, indien in trouwe gehoorzaamheid aan Gods Woord toegepast, zeker door de Heere zal worden gezegend! Zo is Zijn beloftewoord voor de ouders; zo is Zijn beloftewoord ook voor de Kerk – en ook voor de ICRC vandaag!

 

Broeders, wij als lidkerken van de ICRC, die diepe pijn voelen om onze vertrekkende broeders van de GKv, mogen bidden om de zegen van de Heere op onze “tuchthandeling”, die vereist is omdat we trouw willen zijn aan het beloftewoord dat we tot elkaar hebben gesproken. Nu moeten we handelen en de GKv onmiddellijk schorsen! Ja, we mogen vragen of de Heere het besluit dat we nu moeten nemen in trouw aan hetgeen we de GKv hebben gezegd, wil zegenen om hen zo tot berouw te brengen.

 

Zó, hierin en hierdoor, voorzitter, zal de ICRC doelbewust aan de GKv onze oprechte hoop en gebed overbrengen, namelijk dat zij terugkeren tot de basis van de ICRC – en daardoor terugkeren tot een vreugdevolle, betekenisvolle en zegenrijke broederschap en samenwerken in Kerk en Koninkrijk van de Heere. Moge onze trouwe God dat geven, om Jezus wil.

Dat is, broeders, mijn gebed.

 

Ik sluit af, voorzitter, met erop aan te dringen dat wij (unaniem) stemmen voor het OPC voorstel, namelijk dat we

 

“Ingevolge Artikel IV.4 van de Constitutie van de ICRC, het lidmaatschap van de GKv van de ICRC met onmiddellijke ingang schorsen”.

 

Dank u!